EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0316

Zaak T-316/15: Beroep ingesteld op 11 juni 2015 — Republiek Polen/Commissie

PB C 294 van 7.9.2015, p. 75–76 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/75


Beroep ingesteld op 11 juni 2015 — Republiek Polen/Commissie

(Zaak T-316/15)

(2015/C 294/90)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit van de Europese Commissie van 31 maart 2015 [bekendgemaakt onder nummer C(2015) 2230] betreffende de weigering van een financiële bijdrage uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ten behoeve van het grootschalige project „Opbouw van innovatieve diensten in het gemeenschappelijke dienstencentrum van IBM in Wrocław” als onderdeel van het operationeel programma „Innovatieve economie”, dat valt onder het structuurfonds in het kader van de doelstelling „Convergentie in Polen”, nietig verklaren, en

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: onjuiste uitlegging van artikel 3, lid 2, onder a), van verordening (EG) nr. 1080/2006 (1) door te overwegen dat de investeringen voor de opbouw van gemeenschappelijke dienstencentra, met name het in dienst nemen van IT-specialisten, voor de ontwikkeling van innovatieve diensten geen „productieve investeringen die bijdragen tot de ontwikkeling en het behoud van duurzame werkgelegenheid” zijn en daarom niet uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling kunnen worden gecofinancierd.

2.

Tweede middel: onjuiste uitlegging van de toekenningsvoorwaarden voor cofinanciering uit middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling door te overwegen dat slechts investeringen kunnen worden gecofinancierd die een „bijzonder innovatiepotentieel” hebben en onjuiste beoordeling van het project door te overwegen dat door het gebrek aan innovatiekracht niet was gegarandeerd dat het in overeenstemming was met de prioritaire as van het vierde operationeel programma „Innovatieve economie”.

3.

Derde middel: onjuiste beoordeling van het project door vast te stellen dat niet was gemotiveerd waarom een publieke bijdrage zou moeten worden toegekend en onjuiste uitlegging van de toekenningsvoorwaarden voor cofinanciering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling door te overwegen dat de uitbetaling van gelden onder de in het project gestelde voorwaarden in strijd is met het toekennen van cofinanciering.

4.

Vierde middel: schending van het beginsel van loyale samenwerking en van artikel 41, lid 2, van verordening (EG) nr. 1083/2006 door een aanzienlijke overschrijding van de termijn voor het keuren van het project, door een in de loop van die keuring gewijzigd standpunt met betrekking tot de mogelijkheid om investeringen in de dienstensector te financieren en door het buiten beschouwing laten van verklaringen van de Poolse overheid over de innovatiekracht van het project.


(1)  Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1783/1999 (PB L 210, blz. 1).


Top