EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0684

Zaak C-684/13: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Vestre Landsret — Denemarken) — Johannes Demmer/Fødevareministeriets Klagecenter [Prejudiciële verwijzing — Landbouw — Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Bedrijfstoeslagregeling — Verordening (EG) nr. 1782/2003 — Artikel 44, lid 2 — Verordening (EG) nr. 73/2009 — Artikel 34, lid 2, onder a) — Begrip „subsidiabele hectare” — Oppervlakten langs landingsbanen, taxibanen en noodstopbanen — Gebruik voor landbouwdoeleinden — Toelaatbaarheid — Terugvordering van ten onrechte toegewezen steun]

PB C 294 van 7.9.2015, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/5


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Vestre Landsret — Denemarken) — Johannes Demmer/Fødevareministeriets Klagecenter

(Zaak C-684/13) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Landbouw - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Bedrijfstoeslagregeling - Verordening (EG) nr. 1782/2003 - Artikel 44, lid 2 - Verordening (EG) nr. 73/2009 - Artikel 34, lid 2, onder a) - Begrip „subsidiabele hectare” - Oppervlakten langs landingsbanen, taxibanen en noodstopbanen - Gebruik voor landbouwdoeleinden - Toelaatbaarheid - Terugvordering van ten onrechte toegewezen steun])

(2015/C 294/06)

Procestaal: Deens

Verwijzende rechter

Vestre Landsret

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Johannes Demmer

Verwerende partij: Fødevareministeriets Klagecenter

Dictum

1)

Artikel 44, lid 2, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, en artikel 34, lid 2, onder a), van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening nr. 1782/2003, moeten aldus worden uitgelegd dat een landbouwgrond die bestaat uit de aan bijzondere regels en beperkingen onderworpen veiligheidszones die op een luchthaven aan de landingsbanen, taxibanen en noodstopbanen liggen, een subsidiabele oppervlakte vormt op voorwaarde dat de landbouwer die deze oppervlakte gebruikt, bij het gebruik ervan beschikt over voldoende autonomie tot uitoefening van zijn landbouwactiviteit en deze activiteit op die oppervlakte kan uitoefenen ondanks de beperkingen die voortvloeien uit de uitoefening van een niet-landbouwactiviteit op deze oppervlakte.

2)

Artikel 137 van verordening nr. 73/2009 moet aldus worden uitgelegd dat een landbouwer aan wie vóór 1 januari 2010 is meegedeeld dat hem ten onterechte toeslagrechten zijn toegewezen, deze rechten niet op basis van dit artikel kan regulariseren.

Artikel 73, lid 4, van verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening nr. 1782/2003, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2184/2005 van de Commissie van 23 december 2005, moet aldus worden uitgelegd dat van een landbouwer moet worden verwacht dat hij redelijkerwijs kon ontdekken dat oppervlakten niet subsidiabel zijn voor het gebruik waarvan hij bij de uitoefening van zijn landbouwactiviteit geen armslag heeft en/of waarop hij deze activiteit niet kan uitoefenen wegens beperkingen die voortvloeien uit de uitoefening van een niet-landbouwactiviteit op deze oppervlakten. Tot beoordeling of deze landbouwer de fout redelijkerwijs kon ontdekken, dient te worden uitgegaan van het tijdstip van de steunbetaling. Elk van de betrokken jaren moet volgens artikel 73, lid 4, van die verordening nr. 796/2004 afzonderlijk worden beoordeeld.

Artikel 73, lid 5, van verordening nr. 796/2004, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2184/2005, moet aldus worden uitgelegd dat een landbouwer in omstandigheden als in het hoofdgeding moet worden geacht te goeder trouw te zijn indien hij oprecht ervan overtuigd was dat de betrokken oppervlakten subsidiabel waren. Voor de toepassing van artikel 73, lid 5, van verordening nr. 796/2004 moet de goede trouw van deze landbouwer afzonderlijk voor elk van de betrokken jaren worden beoordeeld en moet deze goede trouw standhouden tot het einde van het vierde jaar na de datum van de steunbetaling.


(1)  PB C 85 van 22.3.2014.


Top