This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014IE5752
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘Smart islands’ (own-initiative opinion)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „slimme eilanden” (initiatiefadvies)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „slimme eilanden” (initiatiefadvies)
PB C 268 van 14.8.2015, p. 8–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
14.8.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 268/8 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „slimme eilanden”
(initiatiefadvies)
(2015/C 268/02)
Rapporteur: |
Anna Maria DARMANIN |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna „het EESC” genoemd) heeft op 10 juli 2014 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over
„Slimme eilanden”
(initiatiefadvies).
De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur, Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 4 maart 2015.
Het EESC heeft tijdens zijn op 18 en 19 maart 2015 gehouden 506e zitting (vergadering van 19 maart 2015) onderstaand advies uitgebracht, dat met 147 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Aanbevelingen
1.1. |
Eilanden hebben unieke kenmerken die heel eigen moeilijkheden met zich brengen, maar ook kunnen worden omgevormd tot kansen als een slim beleid en een beleid voor duurzame ontwikkeling worden gevoerd. Dan worden die kenmerken, dankzij duurzame groei en betere banen, concurrentievoordelen voor eilanden. |
1.2. |
Bij de uitwerking en toepassing van dit slimme beleid en beleid voor duurzame ontwikkeling moeten de specifieke kenmerken van eilanden ook worden meegewogen, waarbij vooral wordt gedacht aan de kwetsbaarheid van eilanden voor de gevolgen van klimaatveranderingen. Daarom moet het nodige worden gedaan om ervoor te zorgen dat maatregelen om eilanden aan de klimaatverandering aan te passen, algemeen worden toegepast. Zo kunnen eilanden in alle sectoren van hun economie weerstand opbouwen en hun veerkracht vergroten als het gaat om de klimaatverandering. |
1.3. |
Slim beleid voor slimme eilanden zou o.a. inhouden dat een „eilandtoets” wordt gehouden, ofwel dat EU-beleid stelselmatig aan de gevolgen ervan voor eilanden wordt getoetst en dat er aandacht is voor de insulaire dimensie van beleid. Het EESC doet een beroep op de Commissie om die „eilandtoets” door alle directoraten-generaal te laten uitvoeren. |
1.4. |
Daarnaast doet het EESC — met het oog op beleid ten gunste van slimme eilanden — voor een hele reeks onderwerpen aanbevelingen die in de hiernavolgende paragrafen 4 t.e.m. 11 uitgebreid worden toegelicht en omschreven. Die aanbevelingen hebben betrekking op:
|
1.4.1. |
Er wordt van uitgegaan dat deze aanbevelingen in eerste instantie en naargelang de respectieve — al dan niet gedeelde — bevoegdheden en verantwoordelijkheden door lokale, regionale of nationale overheden of de EU zullen worden opgevolgd. Onderlinge samenwerking tussen die bestuursniveaus is nadrukkelijk geboden. |
2. Toepassingsgebied
2.1. |
In dit advies gaat het EESC voor het begrip „eilanden” uit van de definitie van de Verenigde Naties. Alleen beperkt het EESC het toepassingsgebied ervan enerzijds tot eilanden die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte (EER), maar breidt het dit toepassingsgebied anderzijds uit tot kleine en middelgrote eilanden die als zodanig een land vormen en een lidstaat van de EER zijn. Daarbij wordt specifiek gedacht aan Malta, Cyprus en IJsland. |
2.2. |
Het EESC doelt met „slimme eilanden” op eilandgebieden waar naar een duurzame ontwikkeling van de lokale economie en een hoge levenskwaliteit wordt gestreefd (door uit te blinken op tal van gebieden die voor duurzaamheid van belang zijn, zoals de economie, de mobiliteit, de energievoorziening, het milieu, ICT, het waterbeheer, het onderwijs en het menselijk kapitaal) en waar blijk wordt gegeven van uitmuntendheid in bestuur. |
3. Inleiding
3.1. |
Europese eilanden vertonen soms nadelen in vergelijking met het vasteland die zijn terug te voeren op hun isolement en afgelegenheid. Hun ligging brengt echter ook grote voordelen met zich mee. Momenteel hebben eilanden een enorm potentieel voor groei en ontwikkeling, niet alleen voor zichzelf maar ook voor heel Europa. Daarom pleit het EESC voor slim beleid en slimme ontwikkelingsinitiatieven, zowel in EU-verband als op het niveau van de lidstaten en de regio’s, waarin niet wordt voorbijgegaan aan de specifieke kenmerken van eilanden. De verantwoordelijkheid voor slim beleid op eilanden moet dan wel worden gedeeld door alle voornoemde bestuursniveaus; hoe dan ook moet die verantwoordelijkheid niet bij één enkele categorie worden gelegd. Gezien die gedeelde verantwoordelijkheid (maar ook om andere redenen) pleit het EESC voor de oprichting van een deskundigengroep voor eilanden die beleid aan de toepasbaarheid daarvan op eilanden en de gevolgen ervan voor eilanden moet toetsen. Ook beveelt het aan om een open platform voor eilanden op te zetten dat als forum fungeert voor de coördinatie en acties tussen eilanden die nodig zijn om de „slimme-eilanden”-doelstellingen te verwezenlijken. |
3.2. |
De specifieke kenmerken van eilanden leiden vaak tot welbepaalde sociale fenomenen zoals ontvolking (eilandbewoners trekken naar het vasteland omdat er daar meer kansen zouden zijn), moeilijkheden met betrekking tot het vervoer en soms ook marginalisering. Dat neemt niet weg dat sommige eilanden erin zijn geslaagd om hun handicaps tot hun voordeel aan te wenden; deze eilanden hebben zichzelf door de ontwikkeling van nichemarkten in een speciale positie geplaatst. |
3.3. |
In het licht van de specifieke kenmerken van eilanden zou in EU-beleid een zogenoemde „eilandtoets” moeten worden opgenomen, wat zou betekenen dat EU-beleid stelselmatig aan de gevolgen ervan voor eilanden wordt getoetst en dat er aandacht is voor de insulaire dimensie van beleid. Het EESC doet een beroep op de Commissie om die eilandtoets door alle directoraten-generaal te laten uitvoeren. |
4. Digitale weerbaarheid
4.1. |
Het internet is een gebied waarop Europa ontegenzeggelijk groeimogelijkheden heeft. Daarom is één van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie dat alle Europeanen vóór 2020 toegang krijgen tot breedband en dat de helft van alle burgers vóór 2015 aankopen doet op het internet. |
4.2. |
In het licht van dit algemene doel (ervoor zorgen dat aansluiting op het internet vóór 2020 wijdverspreid is) is duidelijk geworden dat er infrastructurele problemen zijn en dat sommige gebieden achteroplopen. Dit geldt o.a. voor sommige eilanden. Zo zijn er eilanden waar het internet nog maar nauwelijks is doorgedrongen en waar burgers weinig toegang hebben tot het internet. Vaak gaat het daarbij om de meest afgelegen eilanden. |
4.3. |
De doelstelling van de Europa 2020-strategie om er al in 2013 voor te zorgen dat het internet het hele grondgebied van Europa bestrijkt, is niet gehaald op sommige eilanden. Het probleem is daar vooral dat de nodige infrastructuur ontbreekt. |
4.4. |
Digitale weerbaarheid is een manier voor eilanden om uit het door hun ligging veroorzaakte isolement te geraken: niet alleen ontstaan daardoor mogelijkheden voor elektronische handel (wat weer leidt tot ondernemerschap, werkgelegenheid en midden- en kleinbedrijf), maar kunnen de eilandbewoners daardoor ook meer profijt trekken van de interne markt. |
4.5. |
Volgens het EESC zouden de EU en de lidstaten dan ook specifieke maatregelen moeten nemen om:
|
5. Duurzame energie
5.1. |
Europa heeft voor 2020, 2030 en 2050 streefcijfers vastgelegd voor meer energieduurzaamheid en minder afhankelijkheid voor zijn energievoorziening van fossiele brandstoffen. Sommige van de eilanden in de EU zijn voor al hun energiebehoeften niet alleen afhankelijk van fossiele brandstoffen, maar zijn ook nog voor de verscheping daarvan aangewezen op een beperkt aantal specifieke vervoerswijzen. |
5.2. |
Vandaar dat het voor eilanden extra belangrijk is om meer duurzame energie te gebruiken. Eilanden bevinden zich van nature in gunstige omstandigheden om optimaal gebruik te maken van zee-, wind- en zonne-energie. |
5.3. |
Er zijn al methoden die goed hebben gewerkt; daaruit blijkt dat eilanden het potentieel hebben om zichzelf te bedruipen als het gaat om duurzame energie. Het midden in Denemarken gelegen eiland Samsø is al vanaf 1997 bekend als het „duurzame-energie-eiland” omdat het erin is geslaagd om met behulp van elf op het eiland opgestelde windmolens in tien jaar tijd zelfvoorzienend te worden betreffende hernieuwbare energie. Ook het Canarische eiland El Hierro is in 2014, met behulp van windmolens en waterkracht, zelfvoorzienend geworden wat betreft hernieuwbare energie. |
5.4. |
Europese eilanden kunnen veel voordeel halen uit hernieuwbare energie. Hernieuwbare energie vermindert de ecologische voetafdruk, maar is ook een bron van groei en werkgelegenheid; dit geldt voor de sector zelf, maar ook voor eilanden. Een voorbeeld van zo een eiland is Samsø dat door zijn pogingen om zichzelf van energie te voorzien, een trekpleister voor toeristen is geworden. |
5.5. |
Daarom moet zowel door de EU als door de lidstaten op de volgende gebieden actie worden ondernomen:
Als die actie wordt ondernomen, moet er ook aandacht zijn voor de specifieke omstandigheden die heersen op eilanden in de diverse zeeën en oceanen. |
6. Vervoer en mobiliteit in steden op eilanden
6.1. |
Vervoer is voor eilandbewoners een lastige aangelegenheid omdat zij — ingesloten door de zee — daarvoor op veerboten en luchtvaart zijn aangewezen. Ook voor hun invoer en uitvoer van goederen zijn eilandbewoners sterk afhankelijk van vervoer over zee. Daarom komen veerdiensten meestal in aanmerking voor overheidssteun of worden zij gesubsidieerd zodat eilandbewoners deels van de kosten daarvan worden ontheven. Veel vervoersondernemingen gebruiken nog altijd brandstoffen van inferieure kwaliteit, wat een gevaar vormt voor de werknemers in het zeevervoer, de plaatselijke bevolking en voor toeristen. |
6.2. |
Mobiliteit in steden komt meestal neer op een wijdverspreid gebruik van motorvoertuigen. Toch wordt in steden ook steeds vaker gebruikgemaakt van duurzamere vervoerswijzen. Zo zijn er op de Eolische eilanden voertuigen ingezet die maar weinig uitstoten. Er zijn op eilanden meer mogelijkheden voor de invoering, c.q. de uitbreiding van het gebruik van hybride en elektrische auto’s. |
6.3. |
Het EESC adviseert om op de volgende gebieden actie te ondernemen:
|
7. Maritiem beleid
7.1. |
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de mogelijkheden van de blauwe economie. Maritieme vraagstukken zijn van groot belang voor eilanden; die zijn immers volledig ingesloten door de zee. |
7.2. |
Eilanden kunnen specifieke voordelen halen uit het maritieme beleid van de EU. |
7.3. |
Het EESC herhaalt zijn oproep voor adviezen betreffende het belang van EU-eilanden voor de maritieme tradities en kennis van de zeevaart. EU-eilanden hebben een comparatief voordeel als leveranciers van zeelui die over generatielange maritieme kennis beschikken die niet verloren mag gaan. In een tijd van forse werkloosheid aan de wal lijdt de scheepvaartsector in de EU echter aan een welbekend gebrek aan Europese zeelui die als officieren op de EU-vloot werk zouden kunnen vinden. |
7.4. |
Het EESC adviseert om op de volgende gebieden actie te ondernemen:
|
8. Goederen en diensten van eilanden
8.1. |
Het tempo waarin eilanden zich overal in Europa hebben ontwikkeld, loopt uiteen. Er zijn eilanden die nog in het MIRAB-stadium (migratie, geldtransfers, steun en bureaucratie) zitten (cf. Bertram and Watters, 1985); andere zijn SITEs (kleine eilanden met een toerisme-economie) (cf. McElroy, 2006) en weer andere zijn inmiddels in het PROFIT-stadium (mensen, natuurlijke rijkdommen, overzeese situatie, financiële middelen, vervoer) aanbeland (cf. Baldacchino, 2006). |
8.2. |
Sprekende voorbeelden van eilanden die succesvol te werk gaan in het PROFIT-stadium zijn:
|
8.3. |
Eilanden worden concurrentiekrachtiger naarmate zij erin slagen om nichemarkten op te sporen en daarin uit te blinken. |
8.4. |
Daarom adviseert het EESC het volgende:
|
9. Eilandtoerisme
9.1. |
Eilanden hebben heel vaak een economie waarin toerisme een rol speelt (SITE-model). Toerisme is dus van belang, maar mag niet worden gezien als de enige of voornaamste bron van inkomsten van eilanden; er moet ook voldoende aandacht zijn voor industrie in het algemeen. |
9.2. |
Nichetoerisme biedt eilanden een duidelijk concurrentievoordeel in vergelijking met toegankelijkere gebieden op Europa’s vasteland. Toch behoeft nichetoerisme niet altijd duurder toerisme te betekenen. Daarom is toegankelijkheid van eilanden de voorwaarde waaraan beslist moet worden voldaan voor financiële en fysieke toegankelijkheid en vervoer, waarbij wel het milieu moet worden beschermd. |
9.3. |
Het EESC adviseert dan ook het volgende:
|
10. Waterbeheer
10.1. |
De problemen waarop eilanden bij het waterbeheer stuiten, zijn onderling vergelijkbaar: waterschaarste, verslechterde waterkwaliteit, ongeschikte omgang met water (zoals overbenutting) en een toegenomen vraag als gevolg van toerisme. |
10.2. |
In waterbeleid wordt over het algemeen geen rekening gehouden met de extra dimensie die vulkaaneilanden aan waterbeheer toevoegen, nl. dat waterbronnen ook voor gezondheidsdoeleinden kunnen worden gebruikt. |
10.3. |
Daarom adviseert het EESC om in waterbeheerbeleid speciale aandacht aan de specifieke kenmerken van eilanden te besteden omdat de eisen waaraan moet worden voldaan vaak meer in de richting gaan van:
|
11. Onderwijs, opleiding en levenslang leren
11.1. |
Onderwijs wordt vaak gezien als een onontbeerlijke voorwaarde voor een betere levensstandaard. Die stelling gaat zelfs nog meer op voor eilanden. Instellingen van de tertiaire sector op eilanden zijn vaak uitblinkers op specifieke gebieden (ook weer in het kader van een nichebenadering), maar algemeen voortgezet onderwijs zou ook toegankelijk moeten zijn voor eilandbewoners. |
11.2. |
Daarom moet nog meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van de digitale wereld zodat eilandbewoners net zo gemakkelijk toegang krijgen tot leren en onderwijs als de bewoners van Europa’s vasteland. Een duidelijk voorbeeld van de mogelijkheden van de digitale wereld vormen de Cycladen, waar uitvoerig gebruik wordt gemaakt van teleconferenties voor opleidingsdoeleinden. |
11.3. |
Eilandbewoners worden met nog meer ontvolking geconfronteerd vanwege bedrijfsverplaatsingen. Vandaar dat levenslang leren ook een beleidsmaatregel of een methode kan en moet zijn om breed inzetbare werknemers die wel graag zouden willen blijven, voor het eiland te behouden. |
11.4. |
Het EESC acht het dan ook raadzaam dat beleid:
|
Brussel, 19 maart 2015.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Henri MALOSSE