Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0539

    Zaak C-539/13: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 februari 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Verenigd Koninkrijk) — Merck Canada Inc., Merck Sharp & Dohme Ltd/Sigma Pharmaceuticals plc (Prejudiciële verwijzing — Akte van toetreding tot de Europese Unie van 2003 — Bijlage IV — Hoofdstuk 2 — Specifiek mechanisme — Invoer van een geoctrooieerd geneesmiddel — Verplichte voorafgaande kennisgeving)

    PB C 118 van 13.4.2015, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.4.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 118/8


    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 februari 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Verenigd Koninkrijk) — Merck Canada Inc., Merck Sharp & Dohme Ltd/Sigma Pharmaceuticals plc

    (Zaak C-539/13) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Akte van toetreding tot de Europese Unie van 2003 - Bijlage IV - Hoofdstuk 2 - Specifiek mechanisme - Invoer van een geoctrooieerd geneesmiddel - Verplichte voorafgaande kennisgeving))

    (2015/C 118/10)

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    Court of Appeal

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Merck Canada Inc., Merck Sharp & Dohme Ltd

    Verwerende partij: Sigma Pharmaceuticals plc

    Dictum

    1)

    De tweede alinea van het specifiek mechanisme in hoofdstuk 2 van bijlage IV bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, moet aldus worden uitgelegd dat zij de houder van een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat of zijn begunstigde niet verplicht zijn voornemen om zich tegen een voorgenomen invoer te verzetten, kenbaar te maken voordat hij zich op zijn rechten krachtens de eerste alinea van dat mechanisme beroept. Indien die houder of zijn begunstigde er echter van afziet om een dergelijk voornemen kenbaar te maken binnen de in de tweede alinea van dat mechanisme neergelegde wachttermijn van een maand, kan de persoon die het geneesmiddel wil invoeren, bij de bevoegde autoriteiten rechtmatig een vergunning voor de invoer van dat product aanvragen en het, in voorkomend geval, invoeren en op de markt brengen. Dit specifiek mechanisme verhindert die houder of zijn begunstigde dus om zich op zijn rechten krachtens de eerste alinea van dat mechanisme te beroepen ten aanzien van geneesmiddelen die zijn ingevoerd en op de markt gebracht voordat dat voornemen kenbaar is gemaakt.

    2)

    De tweede alinea van dit specifiek mechanisme moet aldus worden uitgelegd dat de kennisgeving moet worden gericht aan de houder van het octrooi of het aanvullend beschermingscertificaat of zijn begunstigde, waarmee elke persoon wordt bedoeld die wettig over de aan de houder van het octrooi of het aanvullend beschermingscertificaat verleende rechten beschikt.

    3)

    De tweede alinea van dit specifiek mechanisme moet aldus worden uitgelegd dat zij de persoon die het betrokken geneesmiddel wil invoeren of op de markt brengen niet verplicht zelf kennis te geven, mits hij in die kennisgeving duidelijk kan worden geïdentificeerd.


    (1)  PB C 9 van 11.1.2014.


    Top