Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014AE0800

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG — (COM(2014) 20 final — 2014/0011 (COD))

    PB C 424 van 26.11.2014, p. 46–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.11.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 424/46


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG

    (COM(2014) 20 final — 2014/0011 (COD))

    2014/C 424/07

    Rapporteur:

    Antonello Pezzini

    Het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie hebben op resp. 6 en 13 februari en 22 januari 2014 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 192 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

    Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG

    COM(2014) 20 final.

    De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 mei 2014 goedgekeurd.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 4 en 5 juni 2014 gehouden 499e zitting (vergadering van 4 juni) onderstaand advies uitgebracht, dat met 167 stemmen vóór en 2 tegen, bij 10 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het EESC beschouwt het systeem van de Europese Unie voor de handel in emissierechten (EU-ETS) als een zeer belangrijk instrument van het klimaat- en energiebeleid van de EU om de uitstoot door de industrie in de EU te verminderen, en dringt er daarom op aan dat dit systeem echt wordt hervormd zodat het mogelijk wordt om de EU-klimaatdoelstellingen voor 2020 en 2030 te halen en tegelijkertijd het concurrentievermogen van onze industrie te behouden en het weglekken van investeringen te voorkomen.

    1.2

    Het EESC staat achter het voorstel om bij het begin van de volgende ETS-periode in 2021 een marktstabiliteitsreserve voor het ETS in te stellen teneinde het hoofd te bieden aan de volatiliteit van de ETS-prijzen na 2020.

    1.3

    De Europese Raad heeft op 21 maart 2014 aangedrongen op maatregelen om de directe en indirecte kosten die uit het EU-klimaatbeleid voortvloeien voor de sectoren die aan wereldwijde concurrentie onderhevig zijn, volledig te compenseren, totdat er een internationaal klimaatakkoord wordt bereikt waarmee de Europese industrie mondiaal op gelijke voet kan concurreren.

    1.4

    Het EESC zou graag zien dat er gezorgd wordt voor:

    vooraf vastgestelde mechanismen voor automatische regulering, waarmee ernstige schokken kunnen worden opvangen en waarbij geen speelruimte is voor eigen beoordeling of inmenging;

    een systeem dat transparant, voorspelbaar en eenvoudig is;

    beheersbare overgangskosten;

    voorspelbare investeringsvooruitzichten;

    de zekerheid dat de langetermijndoelstellingen stabiel zijn;

    gebruik van de opbrengst van de veiling van emissierechten om bedrijven te steunen bij de overgang naar een CO2-arme economie en naar de ontwikkeling en toepassing van schone technologieën;

    adequate maatregelen ter bevordering van innovatie in energie-intensieve productiesectoren;

    een duidelijkere strategie op Europees en mondiaal niveau.

    1.5

    Het systeem voor de handel in emissierechten heeft raakvlakken met Europese en nationale beleidsmaatregelen op andere terreinen, zoals milieu, klimaat, energie en industriële ontwikkeling. Om positieve effecten te bereiken is er volgens het EESC meer beleidscoördinatie nodig. Bij de herziening van het systeem zou daarom moeten worden gezorgd voor meer integratie met andere regelingen die van invloed zijn op de broeikasgassenuitstoot en op de kosten van energie voor industriële gebruikers.

    1.6

    Het EESC herhaalt dat het ETS versterkt moet worden, niet alleen als middel om de kosten te optimaliseren en energie-efficiëntie in alle sectoren te bevorderen, maar ook om de bewustwording van het publiek te vergroten, teneinde:

    voorrang te geven aan goederen en diensten met een kleine koolstofvoetafdruk;

    investeringen in infrastructuur te ondersteunen;

    opleidingen en capaciteitsopbouw in cruciale bedrijfstakken te promoten om de economisch waardevolle productiesector in Europa nieuw leven in te blazen.

    1.7

    Het EESC onderstreept dat de industrie voortdurend naar innovatie streeft om het energieverbruik te verminderen en efficiënter met energie om te gaan. Duidelijk is echter dat het door de verstoring van het evenwicht op de ETS-markt, met buitensporige koolstofprijsdalingen, moeilijk dreigt te worden om duurzame innovatie in wetenschap en technologie kracht bij te zetten.

    1.8

    Het EESC vindt dat met het ETS vanaf 2020-2030 niet alleen moet worden beoogd om de CO2-uitstootreductie voor de betrokken installaties en sectoren op economisch efficiënte wijze te faciliteren via investeringen in koolstofarme technologieën, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntiemaatregelen, maar ook om de toegang tot internationale compensaties te bevorderen teneinde de uitstoot op de mondiale koolstofmarkt te beperken, ook met het oog op het Wereldwijde Klimaatakkoord van 2015 en in samenhang met de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen die in het programma voor de periode na 2015 zijn opgenomen waar het gaat om geïntegreerde benaderingen van ontwikkeling, gelijke kansen, mensenrechten en volledige milieuduurzaamheid.

    1.9

    Het EESC vindt dat de voorgestelde herziening van het ETS vanaf 2021 als integrerend onderdeel van het nieuwe klimaat- en energiebeleidskader voor 2030 nauw gekoppeld moet worden aan het gebruik van het programma Horizon 2020 en de coördinatie van de nationale programma's, om duurzame technologische innovatie te bespoedigen. Zo moet het mogelijk worden om het concurrentievermogen van de industrie in Europa op peil te houden en nieuwe en betere vestigingen van industriële bedrijven aan te moedigen.

    1.10

    Volgens het EESC is er absoluut behoefte aan een stabielere en flexibele koolstofmarkt die toegankelijk is voor alle grote mondiale betrokkenen. Het verzoekt de Commissie, het Parlement en de Raad dan ook om een duidelijk en gecoördineerd kader af te bakenen voor de te nemen maatregelen, zodat werk kan worden gemaakt van het streven naar een duurzame productie-industrie die de concurrentie aankan.

    1.11

    Het EESC onderstreept dat de maatregelen voor een koolstofarme economie banen kunnen opleveren en kunnen bijdragen tot minder uitstoot en een betere luchtkwaliteit. Dit zou in de internationale onderhandelingen moeten worden benadrukt.

    2.   Inleiding

    2.1

    Het EU-systeem voor de handel in emissierechten (EU-ETS) moet een efficiënt instrument zijn om de energiegerelateerde uitstoot in de EU te verminderen. Om kostenefficiënt te zijn moet dit systeem een marktlogica volgen waardoor het de koolstofprijs kan stimuleren maar ook positief kan uitwerken op investeringen in koolstofarme technologie, de ontwikkeling van hernieuwbare energie en de verbetering van de energie-efficiëntie. Dit moet leiden tot een concurrerende productie-economie die in overeenstemming is met de duurzaamheidsdoelstellingen die door alle belangrijke partners in de wereld gedeeld en onderschreven worden.

    2.2

    Volgens het ETS krijgen ondernemingen die hun uitstoot moeten beperken, momenteel emissierechten die overeenkomen met het aantal tonnen CO2 dat ze mogen uitstoten. Ieder jaar worden aan die ondernemingen minder emissierechten toegekend (- 1,74 %). Met ingang van 2021 zou dit percentage op 2,2 % komen te liggen.

    2.3

    Sinds zijn invoering biedt het ETS in Europees verband een referentieprijs voor koolstof, waardoor operationele en strategische investeringsbesluiten dagelijks worden gestuurd. Zo kan worden bijgedragen tot de vermindering van de emissies van alle sectoren van de Europese economie, die verantwoordelijk zijn voor ongeveer de helft van de uitstoot van broeikasgassen (BKG's) in de EU.

    2.4

    Als gevolg echter van de ernstige economische crisis en de daardoor ingezakte bedrijvigheid is het evenwicht tussen de vraag naar en het aanbod van emissierechten structureel verstoord, wat heeft geresulteerd in een overschot van ca. 2 miljard emissierechten. Deze onevenwichtige situatie zou nog wel eens ruim tien jaar kunnen aanhouden.

    2.5

    Door het marktoverschot zijn de prijzen in het ETS van de EU gekelderd van ca. 30 € per ton CO2 naar 13,09 € per ton in 2010 en naar 11,45 € per ton in 2011. Medio 2012 lag de gemiddelde koolstofprijs in de wereld op ca. 5,82 € per ton.

    2.6

    Er zijn diverse initiatieven opgezet in tal van Europese landen. Zo kent Italië zgn. witte en groene certificaten, waarmee beoogd wordt om de koolstofuitstoot te reduceren door resp. energiebesparing en -efficiëntie te stimuleren (witte certificaten) en door koolwaterstoffen als primaire energiebron te vervangen door hernieuwbare energiebronnen (groene certificaten) (1).

    2.7

    Sinds jaar en dag streeft de industrie voortdurend naar innovatie om het energieverbruik te verminderen en efficiënter met energie om te gaan. Duidelijk is echter dat het door de buitensporige koolstofprijsdalingen moeilijk zal worden om duurzame innovatie in wetenschap en technologie kracht bij te zetten.

    2.8

    Volgens de huidige ETS-regels wordt het aanbod aan te veilen emissierechten vastgesteld voor een periode van vele jaren, en is het niet toegestaan wijzigingen aan te brengen om te reageren op grote veranderingen in de vraag naar rechten. Dit leidt tot aanhoudende onevenwichtigheden die negatief uitwerken op innovaties en investeringen in nieuwe, koolstofarme technologieën.

    2.9

    In december 2013 hebben het Europees Parlement en de Raad bij de besprekingen over de aanpassingen van het EU-ETS besloten om de Commissie bij wijze van uitzondering de mogelijkheid te geven de veiling van ten hoogste 900 miljoen emissierechten niet te laten plaatsvinden in de driejarige periode 2014-2016, maar eenmalig uit te stellen tot 2020, teneinde de goede marktwerking te garanderen totdat er structurele langetermijnmaatregelen zijn goedgekeurd.

    2.10

    De EU heeft hiermee op korte termijn vooruitgang geboekt, maar er moet nog heel wat gebeuren om het vraagstuk van het overschot op langere termijn op te lossen.

    2.11

    Door de vorming van een marktstabiliteitsreserve vanaf fase 4, die ingaat in 2021, zou volgens de Commissie aan de bestaande normen moeten kunnen worden voldaan. Zo kan een evenwichtigere markt tot stand worden gebracht waarop de koolstofprijs meer wordt gestuurd door de vermindering van de emissies op middellange termijn, en kunnen energie-intensieve bedrijven stabielere vooruitzichten krijgen. Dit moet investeringen in koolstofarme technologie aanmoedigen.

    2.12

    Met de reserve zou het mogelijk moeten worden om het emissierechtenoverschot dat de voorbije jaren is ontstaan aan te pakken, het systeem weerbaarder te maken tegen ernstige schokken, en de hoeveelheden te veilen emissierechten automatisch te reguleren.

    2.13

    De vorming van een dergelijke reserve — of wellicht beter gezegd het recente besluit om de veiling van 900 miljoen emissierechten uit te stellen tot 2019-2020 (backloading) — wordt door uiteenlopende groepen belanghebbenden gesteund. Volgens de voorgestelde wetgeving is het de bedoeling dat de reserve geheel en al zal functioneren op basis van vooraf vastgestelde regels, die de Commissie en de lidstaten geen beoordelingsspeelruimte laten.

    3.   Samenvatting van de Commissievoorstellen

    3.1

    De Commissie stelt voor om bij het begin van de volgende ETS-periode in 2021 een marktstabiliteitsreserve te vormen. Met deze reserve — gekoppeld aan het recente besluit om de veiling van 900 miljoen emissierechten uit te stellen tot 2019-2020 (backloading) — zou het mogelijk moeten worden om:

    het emissierechtenoverschot aan te pakken dat de voorbije jaren is ontstaan;

    het systeem bestendiger te maken tegen ernstige schokken;

    mechanismen te creëren om de hoeveelheden te veilen emissierechten automatisch te reguleren.

    3.2

    Volgens de voorgestelde wetgeving zullen deze vooraf vastgestelde mechanismen voor automatische regulering de Commissie en de lidstaten geen ruimte laten om ze discretionair toe te passen.

    3.3

    Het voorstel om het ETS met ingang van 2021 te wijzigen maakt integrerend deel uit van het nieuwe klimaat- en energiebeleidskader dat de Commissie voorstelt voor 2030 en dat in een ander EESC-advies aan de orde komt. Dit beleidskader omvat o.m. de volgende elementen: vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (BKG's) met 40 % ten opzichte van 1990; bindende doelstellingen op EU-niveau om het aandeel van hernieuwbare energie op minstens 27 % te brengen; ambitieuzere maatregelen om efficiënter met energie om te gaan; een nieuw governance-systeem; en een reeks nieuwe indicatoren om voor een concurrerend en betrouwbaar energiesysteem te zorgen.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1

    Het Comité is er altijd voorstander van geweest „om meer gebruik te maken van veiling van rechten. Veiling van rechten strookt met het beginsel „de vervuiler betaalt”, voorkomt winstbejag („windfall profits”), geeft prikkels en genereert middelen voor investering in installaties en producten met een lage koolstofuitstoot en bevordert aldus innovatie (2).

    4.2

    Het EESC acht het van cruciaal belang dat er een sterk ETS blijft bestaan als hoeksteen van het klimaat- en energiebeleid van de EU. Het systeem mag er in de praktijk niet toe leiden dat de productiesector inzakt en investeringen weglekken. Daarom is er behoefte aan een hervormd systeem voor het beheer van de koolstofmarkt, als een doeltreffend instrument om de uitstoot door de industrie en de andere betrokken sectoren te verminderen, maar ook om investeringen te bevorderen in innovatieve koolstofarme technologieën die op mondiaal niveau concurrerend zijn.

    4.3

    De thans geldende maatregelen om de industrie in het kader van het EU-ETS te beschermen, komen in 2021 grotendeels te vervallen, en in 2027 zal er een volledig einde komen aan het gratis toewijzen van emissierechten. Komt er voor de sectoren die onder het EU-ETS vallen een nieuwe doelstelling voor 2030 om de CO2-uitstoot te verminderen, dan zou dat voor de industrie in de EU extra kosten met zich mee kunnen brengen.

    4.4

    Bij ontstentenis van een wereldwijd internationaal akkoord over de klimaatverandering waarmee de Europese industrie mondiaal op gelijke voet kan concurreren, is het zaak om het EU-ETS zodanig aan te passen dat de directe en indirecte CO2-uitstootreductiekosten die uit het EU-klimaatbeleid voortvloeien voor de sectoren die aan wereldwijde concurrentie onderhevig zijn, volledig worden gecompenseerd. Deze aanpak sluit aan bij de conclusies van de Europese Raad van 21 maart 2014, waarin wordt verzocht om voor de periode 2020-2030 maatregelen uit te werken om mogelijke koolstoflekken te voorkomen en in te zetten op langetermijnplanningszekerheid voor de investeringen van het bedrijfsleven, teneinde het concurrentievermogen van de energie-intensieve sectoren van de Europese industrie te vrijwaren.

    4.5

    In zijn advies over de Routekaart voor een koolstofarme economie in 2050 (3) heeft het EESC aanbevolen dat de Commissie een uitgebreid nieuw maatregelenpakket voorstelt om de grootschalige nieuwe investeringen aan te zwengelen die voor het bereiken van deze doelstellingen nodig zijn. Daarbij moet het ETS worden versterkt als instrument voor het bepalen van een optimale kostenefficiëntie bij investeringsbeslissingen. Verder moet het pakket maatregelen bevatten om energie-efficiëntie in alle sectoren te bevorderen; consumenten te sensibiliseren en aan te zetten hun koopkracht te gebruiken om goederen en diensten met een kleine koolstofvoetafdruk te bevoordelen; investeringen in noodzakelijke infrastructuur te steunen; en opleidingen en capaciteitsopbouw in cruciale sectoren te bevorderen.

    4.6

    Het EESC vindt ook dat de strategieën en beleidsmaatregelen van de EU op het gebied van milieu, klimaat, energie en industriële ontwikkeling beter op elkaar moeten worden afgestemd om qua synergie-effecten meer zoden aan de dijk te zetten. Als de koolstofkosten louter berekend worden op basis van de waarde van de CO2-rechten op de ETS-markt en geen rekening wordt gehouden met de kosten die verband houden met andere instrumenten, zoals maatregelen om duurzame energie of energie-efficiëntie te stimuleren, dan zou dat wel eens ondoelmatig kunnen uitpakken en tot totaal verkeerde inschattingen kunnen leiden (4).

    4.7

    Het EESC deelt de conclusies van de voorjaarsbijeenkomst 2014 van de Europese Raad over het belang van de industrie op alle gebieden, van energie tot concurrentie en van handel tot opleiding, en onderschrijft met name het beginsel dat een concurrerende industrie „niet los is te zien van een coherent Europees klimaat- en energiebeleid; zo moet onder meer het vraagstuk van de hoge energiekosten worden aangepakt, met name ten behoeve van energie-intensieve sectoren.”

    4.8

    Het ETS zou voor de energiesector en de energie-intensieve sectoren een gemeenschappelijk regelgevingskader moeten bieden waarmee het verlies aan concurrentievermogen wordt aangepakt via flankerende maatregelen om koolstoflekkage tegen te gaan en waarmee vaart wordt gezet achter het doorvoeren van verdere verbeteringen in niet onder het ETS vallende sectoren, die thans meer dan de helft van de CO2-emissies in de EU veroorzaken. Hierbij valt in het bijzonder te denken aan de bouwnijverheid en het vervoer, die op het vlak van energie-efficiëntie heel wat mogelijkheden bieden.

    4.9

    Het EESC dringt er met klem op aan dat er in het kader van de ETS-hervorming krachtige maatregelen worden genomen om het economisch herstel te stimuleren aan de hand van investeringen in sectoren met een hoog potentieel, zoals de infrastructuur, de groene economie en in strategische industriële sectoren, zoals onderzoek en innovatie, en in het bijzonder in de productiesector en het midden- en kleinbedrijf.

    4.10

    Het EESC wil er nogmaals met nadruk op wijzen dat het ETS een doeltreffend marktinstrument zou kunnen zijn om de uitstoot van broeikasgassen op economisch duurzame wijze te verminderen, omdat het voor meer stabiliteit kan zorgen waarbij de discretionaire speelruimte wordt beperkt en flexibiliteit wordt gewaarborgd aan de hand van regels die vooraf zijn vastgesteld op basis van transparante, voorspelbare en eenvoudige criteria, zodat marktdeelnemers in hun gedrag rekening kunnen houden met verwachte aanbodcorrecties.

    4.11

    Om voor een doeltreffend ETS te zorgen is het zaak om:

    de overgangskosten te beperken;

    voorspelbare investeringsvooruitzichten te verschaffen;

    de zekerheid te bieden dat de langetermijndoelstellingen stabiel zijn;

    te garanderen dat de opbrengst van de veiling van emissierechten wordt gebruikt om bedrijven te steunen (5) bij de overgang naar een CO2-arme economie en naar de ontwikkeling en toepassing van schone technologieën.

    4.12

    Met het EU-ETS zou vanaf 2020-2030 beoogd moeten worden om de CO2-uitstootvermindering voor de betrokken installaties en sectoren op economisch efficiënte wijze te faciliteren via investeringen in koolstofarme technologieën, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en krachtige energie-efficiëntiemaatregelen.

    4.13

    De marktprijs van de ETS-rechten moet een waardevol uitgangspunt blijven voor investeringen om de uitstoot terug te dringen.

    4.14

    In het toekomstige ETS moet er ruimte blijven voor internationale compensaties. Hiermee kan de uitstoot immers op geloofwaardige en doeltreffende wijze worden beperkt doordat de kansen op het creëren van een wereldwijde koolstofmarkt worden benut.

    4.15

    Het Clean Development Mechanism (CDM) zou moeten blijven bestaan, maar het dient wel te worden verbeterd en uitgebreid. Daarnaast moeten de verbanden tussen het Europese ETS en de nieuwe systemen die in andere delen van de wereld het licht zien, adequaat worden ondersteund.

    4.16

    Het EESC acht het absoluut zaak dat de EU alles in het werk stelt om een echte internationale koolstofmarkt tot stand te brengen via de uitbreiding van doeltreffende emissiehandelsregelingen die voor alle grote betrokkenen op mondiaal niveau toegankelijk zijn.

    4.17

    Er moeten snel nieuwe mechanismen ontwikkeld en beschikbaar gesteld worden die door de regeringen vrijwillig kunnen worden gebruikt naargelang hun nationale vereisten. Bij de opzet van deze mechanismen moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat de concurrentie tussen regio's bij de mondiale handel in goederen wordt scheefgetrokken.

    4.18

    Het systeem voor de handel in emissierechten heeft namelijk raakvlakken met andere Europese en nationale beleidsmaatregelen, zoals maatregelen ter bevordering van duurzame energie of energie-efficiëntie, die tot marktverstoringen en inefficiënte toestanden kunnen leiden. Bij de herziening van het systeem zou daarom moeten worden gezorgd voor meer integratie met andere regelingen die van invloed zijn op de broeikasgassenuitstoot en op de kosten van energie voor industriële gebruikers.

    4.19

    Unilaterale besluiten leiden voor de bedrijven tot hogere CO2-kosten (met name energiekosten) en brengen het concurrentievermogen van strategische productiesectoren in gevaar, zonder dat er concrete vooruitgang tegenover staat op het vlak van het klimaat. In dit verband is uit recente studies gebleken (6) dat de in de EU bereikte emissiereducties meer dan tenietgedaan worden door de toename van de emissies die zijn „opgenomen” in producten die in de EU worden ingevoerd.

    4.20

    Het is volgens het EESC van kapitaal belang dat er in 2015 wereldwijde klimaatveranderingsafspraken worden gemaakt, ook met de landen die de meeste emissies veroorzaken. Daarnaast is het echter ook zaak om — via het gebruik van Horizon 2020 en het coördineren van nationale investeringen — door te gaan op de weg naar technologische innovatie, teneinde het concurrentievermogen van de productie-industrie in Europa op peil te houden en nieuwe en betere vestigingen van industriële bedrijven aan te moedigen.

    4.20.1

    Om deze doelstelling te halen dient er een voldoende gedetailleerd kader voor gecoördineerde maatregelen te worden afgebakend, zodat werk kan worden gemaakt van het streven naar een duurzame productie-industrie die de wereldwijde concurrentie aankan. Het EESC verzoekt de Commissie, het Parlement en de Raad om dit kader af te bakenen in samenhang met de millenniumdoelstellingen voor duurzame ontwikkeling die deel uitmaken van de VN-agenda voor de periode na 2015.

    4.21

    Het EESC herhaalt: „Er moet lering worden getrokken uit de kwetsbaarheid van het ETS voor mondiale economische ontwikkelingen. Het staat buiten kijf dat wereldwijd overeengekomen klimaatbeleid (of het falen van de pogingen om zo'n beleid tot stand te brengen) bepalend wordt voor de toekomst van het ETS en dat de uitkomst van de onderhandelingen in 2015 in dat opzicht de doorslag zal geven. Zolang er niet meer duidelijkheid komt over het beleid dat wereldwijd wordt gevoerd, kan niet worden begonnen met de drastische maatregelen die nodig zijn om de euvels van het ETS te verhelpen”  (7).

    4.22

    Verder wijst het EESC op het volgende: „Uit de effectbeoordeling voor 2030 blijkt dat het beleid ter vermindering van de koolstofemissies een banengroei [...] kan opleveren, als de veilingopbrengsten worden teruggepompt in de economie en een koolstofprijs voor alle sectoren wordt vastgesteld”  (8). Ook zijn er belangrijke positieve effecten op de uitstootvermindering en de luchtkwaliteit. Het EESC zou dan ook graag zien dat deze factoren in de internationale onderhandelingen in de verf worden gezet.

    Brussel, 4 juni 2014.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  Overeenkomstig Richtlijn 2006/32/EG, op grond waarvan alle lidstaten nationale actieplannen inzake energie-efficiëntie moeten opstellen om het energieverbruik te verminderen en hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen.

    (2)  PB C 27 van 3.2.2009, blz. 66.

    (3)  PB C 376 van 22.12.2011, blz. 110-116.

    (4)  PB C 226 van 16.7.2014, blz. 1.

    (5)  Cfr. „ Comparative Study of Different Measures Funded through the Use of Economic Environmental Instrument ” (EESC 2012).

    (6)  Glen P. Peters, Jan C. Minx, Christopher L. Weber en Ottmar Edenhofer [2010] „Growth in Emission Transfers via International Trade from 1990 to 2008”, PNAS; A. Brinkley, S. Less, „Carbon Omissions”, Policy Exchange, research note (2010).

    (7)  PB C 341 van 21.11.2013, blz. 82.

    (8)  Cfr. SWD(2014) 18 final. Samenvatting van de effectbeoordeling, 22.1.2014.


    Top