Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014AE0518

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening, de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten — (COM(2014) 6 final — 2014/0002 (COD))

PB C 424 van 26.11.2014, p. 27–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 424/27


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening, de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten

(COM(2014) 6 final — 2014/0002 (COD))

2014/C 424/04

Rapporteur:

mevrouw Drbalová

Corapporteur:

de heer Pariza Castaños

Het Europees Parlement en de Raad hebben respectievelijk op 3 en 6 februari 2014 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening, de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten

COM(2014) 6 final — 2014/0002 (COD).

De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 mei 2014 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 4 en 5 juni 2014 gehouden 499e zitting (vergadering van 4 juni) het volgende advies uitgebracht, dat met 116 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) staat achter het voorstel van de Europese Commissie om Verordening 492/2011 en Uitvoeringsbesluit 2012/733/EU te vervangen door één instrument dat de transparantie vergroot, adequate automatische afstemming mogelijk maakt, ondersteunende diensten definieert, een systeem voor de uitwisseling van informatie over tekorten en overschotten op de arbeidsmarkt instelt en is gebaseerd op de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling.

1.2

Het EESC beveelt de Commissie aan om in artikel 2 Definities het begrip eerlijke mobiliteit te definiëren in het licht van nieuwe mobiliteitspatronen en de grotere behoefte aan eerlijke mobiliteit. Die definitie moet evenwichtig zijn. De Commissie zou de bestaande formulering uit afdeling 2 van Verordening 492/2011 als uitgangspunt kunnen nemen en daarbij de intentie moeten uitspreken alle steun te zullen geven aan burgers die gebruik willen maken van hun recht om in andere lidstaten te werken na hier weloverwogen voor te hebben gekozen.

1.3

Het EESC begrijpt het streven van de Commissie om op het Eures-portaal een vrijwel volledig aanbod aan vacatures te verschaffen door het transparantiebeginsel uit te breiden tot andere organisaties dan de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) via vrijwillige deelname van Eures-partners aan het Eures-netwerk op basis van gemeenschappelijke minimumcriteria. Het staat hier echter kritisch tegenover als voor particuliere dienstverleners niet gegarandeerd dezelfde kwaliteitseisen gelden als voor ODA's. Hoe dan ook kunnen de lidstaten indien nodig aanvullende criteria invoeren bovenop de in de bijlage vastgestelde, maar die mogen absoluut niet discriminerend zijn. In geen geval mogen deelnemende particuliere dienstverleners hun diensten tegen betaling aanbieden.

1.4

Het EESC moedigt de lidstaten aan stelselmatig basisinformatie over het Eures-netwerk en de ondersteunende diensten daarvan beschikbaar te stellen aan met name grensarbeiders en jongeren, betere voorlichting over de Eures-diensten te geven en ze meer te promoten.

1.5

Het EESC vindt het goed dat nadruk wordt gelegd op uitbouw en ondersteuning van grensoverschrijdende samenwerking. Het is ingenomen met het voorstel voor één centraal aanspreekpunt voor de communicatie met grensarbeiders en werkgevers in grensregio's. Het beveelt aan de rol van de Eures-T-partnerschappen te vergroten.

1.6

Het EESC pleit voor samenhang en synergie met het EU-beleid ter bevordering van mobiliteit, vooral t.a.v. de oprichting van een ODA-netwerk, en met de maatregelen om het vrije verkeer van werknemers en van burgers en hun gezinnen in de EU te stimuleren. Wat de implementatie van de Jeugdgarantie betreft, steunt het EESC het plan om het Eures-netwerk uit te breiden tot die groepen burgers die op zoek zijn naar leerplaatsen, beroepsstages of andere mogelijkheden waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst, zolang zulks in lijn is met de artikelen 45 en 46 VWEU. Dit moet deze burgers in staat stellen in een andere lidstaat te verblijven om er te werken overeenkomstig dezelfde wetten, regels en administratieve bepalingen die gelden voor de onderdanen van die lidstaat.

1.7

Het EESC herhaalt dat, gelet op de grotere reikwijdte van Eures en de nieuwe taken op het vlak van ondersteunende diensten, de nationale coördinatiebureaus genoeg personele en andere middelen moeten krijgen om hun werk te doen en o.a. hun medewerkers goed op te leiden.

1.8

Het EESC roept de lidstaten op gebruik te maken van de technische ondersteuning van de Commissie en de deadlines in acht te nemen voor het opstellen van een initiële inventaris van hun classificatiesystemen. Als dat gebeurt, zal alle classificatie-informatie kunnen worden vergeleken met de Europese classificatie voor vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO).

1.9

Het EESC is verheugd dat de nieuwe financieringsregeling geen belemmering zal vormen voor grensoverschrijdende Eures-partnerschappen. Die zouden geflankeerd moeten blijven worden met horizontale activiteiten in de hele Unie, eventueel aangevuld met nationale middelen of ESF-geld.

1.10

Wat gegevensverzameling en indicatoren betreft, wijst het EESC erop dat voorzichtigheid geboden is bij de wijze waarop in de verordening de rechten en plichten van de lidstaten worden vastgelegd t.a.v. de overdracht van informatie en statistieken over, bijvoorbeeld, mobiele werknemers ingeval geen mechanismen bestaan om bepaalde indicatoren te monitoren. De kwantitatieve indicatoren zouden met kwalitatieve moeten worden aangevuld.

1.11

De sociale partners spelen, als voornaamste belanghebbenden op de arbeidsmarkt, op alle niveaus een cruciale rol. Zij zouden volwaardige samenwerkingspartners moeten worden en in die hoedanigheid bedrijven en werknemers moeten adviseren en ondersteunen en informatie moeten verschaffen over ondernemingskwesties en arbeidsvoorwaarden. De lidstaten zouden regelingen moeten invoeren om de sociale partners in staat te stellen effectief deel te nemen aan de activiteiten van de nationale coördinatiebureaus, met inachtneming van nationale gewoonten en wetgeving.

1.12

Het EESC roept de Commissie op te komen met een gepast wetgevingspakket om de afstemming tussen socialezekerheidsstelsels en de erkenning en overdracht van door werknemers verworven rechten te verbeteren.

1.13

T.a.v. gegevensbescherming doet de Commissie er goed aan de aanbevelingen uit het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) van 3 april 2014 in overweging te nemen.

2.   Inleiding

2.1

De economie van de EU groeit weer en de werkloosheid is sinds midden 2013 niet verder opgelopen. (1) De langdurige werkloosheid stijgt nog steeds als gevolg van de lange duur van de crisis. De jeugdwerkloosheid is alarmerend hoog en ook de armoede onder werkenden neemt toe. (2)

2.2

Deze situatie noopt er dringend toe dat alle mogelijke maatregelen en instrumenten worden ingezet om de Europese arbeidsmarkten opener en dynamischer te maken, vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen en de arbeidsmobiliteit in de EU te vergroten. Met een grotere arbeidsmobiliteit binnen de EU krijgen werknemers meer kans op werk en kunnen werkgevers vacatures beter en sneller invullen. (3)

2.3

De Commissie beloofde in de Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen (4) het Eures-netwerk te hervormen, teneinde de mogelijkheden ervan voor het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod en het plaatsen van werkzoekenden te verbeteren in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie (m.i.v. het initiatief „Je eerste Eures-baan”).

2.4

De hervorming van Eures werd ook genoemd in het verslag over het EU-burgerschap (5) en houdt verband met andere Commissie-initiatieven ter bevordering van het vrije verkeer van werknemers in de EU (6), met de oprichting van een Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) (7), de implementatie van een pakket werkgelegenheidsmaatregelen (8) en met alle instrumenten om jongeren aan een baan te helpen (9).

2.5

Voor het EESC moeten het bevorderen van het vrije verkeer van werknemers op basis van de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling (10) en het uit de weg ruimen van nog bestaande mobiliteitsbelemmeringen (11) prioriteiten van de EU blijven. Het heeft al meermaals aanbevolen om van Eures een echt instrument voor het afstemmen van vraag en aanbod op de Europese arbeidsmarkt te maken. (12)

3.   Samenvatting van het voorstel

3.1

Het Eures-netwerk is in 2012 bij een door de Commissie op eigen initiatief genomen besluit (13) enigszins gewijzigd. Hoofdstuk II van Verordening 492/2011 echter — het Europees wetgevingskader voor het nader tot elkaar brengen van de lidstaten op het vlak van arbeidsmobiliteit en de uitwisseling van informatie hierover — is sinds 1992 vrijwel onveranderd gebleven. In het licht van de voorgestelde nieuwe verordening zal het Eures-handvest worden herzien. (14)

3.2

Nieuwe mobiliteitsvormen en veranderingen in de technologie voor het delen van informatie over vacatures, het gebruik van vele en diverse wervingskanalen door werkzoekenden en werkgevers, de steeds belangrijkere rol van arbeidsmarktbemiddelaars, maar ook het groeiende aantal werknemers dat naar het buitenland wil gaan voor een baan: het zijn allemaal factoren die dringend vragen om een alomvattende herziening van het functioneren van Eures.

3.3

De beste manier om dit snel te realiseren en de vastgestelde tekortkomingen weg te werken is met een nieuwe verordening en een apart instrument. De bedoeling is dat Eures een echt instrument wordt voor de plaatsing en aanwerving van werknemers op basis van de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling. Het netwerk zal geleidelijk aan worden uitgebreid met leerplaatsen en stages (het proefproject „Je eerste Eures-baan”).

3.4

De Commissie heeft alvorens in 2012 haar besluit goed te keuren, eerst op basis van een beoordeling van Eures uit 2010 (15) een raadpleging gehouden over de bestaande tekortkomingen en mogelijke toekomstperspectieven van het netwerk. Het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers, dat een actievere rol zou moeten gaan spelen, werd over het voorstel geraadpleegd.

3.5

De evaluatie bracht een aantal fundamentele gebreken van Eures aan het licht. De belangrijkste zijn: 1) een onvolledige pool met werkaanbiedingen en cv's die op EU-niveau toegankelijk zijn voor alle lidstaten; 2) een beperkt afstemmingsvermogen van het Eures-portaal; 3) ongelijke toegang tot Eures-diensten in de EU; 4) een beperkte beschikbaarheid om hulp te bieden bij het afstemmen van vraag en aanbod, werving en plaatsing voor werkzoekenden en werkgevers; en 5) inefficiënte uitwisseling van informatie tussen lidstaten over tekorten en overschotten op de arbeidsmarkt.

3.6

Eures kan in zijn huidige vorm niet langer functioneren. Alle lidstaten hebben zich geschaard achter het idee om Eures te hervormen en een programmacyclus en gemeenschappelijke indicatoren voor Eures-werkzaamheden in te voeren, teneinde meer transparantie te brengen in de prestaties van het netwerk en de uitwisseling van informatie en de coördinatie van activiteiten te verbeteren.

3.7

Basisinformatie over het Eures-netwerk zou in de hele Unie beschikbaar moeten worden gemaakt voor elke werkzoekende of werkgever die op zoek is naar klantdiensten voor werving. Hun zou toegang tot Eures moeten worden geboden en het functioneren van het netwerk zou moeten worden geschraagd door uitwisseling van informatie over tekorten en overschotten op de nationale arbeidsmarkten.

3.8

Doel van het voorstel is te komen tot een situatie waarin op het Eures-portaal een vrijwel volledig aanbod aan vacatures staat waartoe werkzoekenden in heel Europa onmiddellijk toegang hebben. Tegelijkertijd moet er ook een uitgebreide pool van beschikbare cv's op staan waaruit geregistreerde werkgevers kunnen werven.

3.9

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat het Eures-portaal een goede automatische afstemming zal kunnen uitvoeren tussen vacatures en cv's in verschillende lidstaten, met vertalingen in alle EU-talen en met inzicht in de vaardigheden, kwalificaties en werkervaringen die op nationaal en sectoraal niveau zijn verworven.

3.10

Alle werkzaamheden van de Commissie voor het Eures-netwerk waarvoor personele en/of financiële middelen nodig zijn, vallen onder de werkingssfeer van de verordening tot instelling van het Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie („EaSI”) (16) (periode 2014-2020).

4.   Specifieke opmerkingen

4.1   Definities

4.1.1

In het licht van nieuwe mobiliteitspatronen en de grotere behoefte aan eerlijkere mobiliteit zou de Commissie eerlijke mobiliteit adequaat moeten definiëren. Als uitgangspunt zou zij de bestaande formulering uit afdeling 2 van Verordening 492/2011 kunnen nemen en daarbij duidelijk moeten maken dat eerlijke mobiliteit ook het recht omvat om toegang te hebben tot en te profiteren van het volledige vacatureaanbod in de hele EU.

4.1.2

Als het over mobiliteit gaat, zou ook altijd rekening moeten worden gehouden met de beleidsopvattingen en specifieke omstandigheden in elk land, zodat talent zich vrijuit kan bewegen. Overeenkomstig artikel 26 van het voorstel zouden de lidstaten mobiliteitsmaatregelen moeten ontwikkelen als integrerend onderdeel van hun werkgelegenheidsbeleid.

4.2   Transparantie

4.2.1

Het EESC begrijpt het streven van de Commissie om het transparantiebeginsel uit te breiden tot andere entiteiten, maar het staat hier kritisch tegenover als voor ODA's, particuliere arbeidsbureaus en andere organisaties die diensten voor arbeidsvoorziening leveren, niet dezelfde kwaliteitseisen gelden (d.w.z. die welke gelden voor ODA's). Het systeem moet transparant zijn en het beginsel van gelijke behandeling voor kandidaat-organisaties eerbiedigen.

4.2.2

Tegelijkertijd vereist het voorstel dat ODA's en andere Eures-partners op hun beurt zorgen voor betere toegang tot het Eures-portaal op hun eigen portaalsites voor werkzoekenden. In sommige lidstaten is het erg lastig om met een Eures-adviseur in contact te komen. Veel, vooral jonge werkzoekenden stuiten ook op bureaucratische en financiële barrières.

4.2.3

Bovendien blijkt uit recent onderzoek dat in veel landen, met name onder jongeren, nauwelijks bekendheid bestaat over het Eures-netwerk en de diensten ervan. Ook had slechts een derde van de werkgevers van het Eures-netwerk gehoord voordat ze ermee in contact kwamen. De lidstaten zouden over de Eures-diensten betere voorlichting moeten geven en ze meer moeten promoten, om te waarborgen dat mensen weloverwogen kiezen voor een baan in een ander land.

4.2.4

Het EESC is ermee ingenomen dat het Eures-netwerk wordt uitgebreid tot die groepen burgers, met name jongeren, die op zoek zijn naar leerplaatsen, stages of andere mogelijkheden waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst, in lijn met de artikelen 45 en 46 VWEU. Dit moet deze burgers in staat stellen in een andere lidstaat te verblijven om er te werken overeenkomstig dezelfde wetten, regels en administratieve bepalingen die gelden voor de onderdanen van die lidstaat.

4.2.5

Ook vindt het EESC het goed dat nadruk wordt gelegd op ondersteuning van grensoverschrijdende samenwerking. Het is ingenomen met het voorstel voor één centraal aanspreekpunt voor de communicatie met grensarbeiders en werkgevers in grensregio's. Het raadt aan gebruik te maken van de al opgerichte contactpunten voor ondernemingen.

4.2.6

De Eures-T-partnerschappen, waarin ODA's, vakbonden, regionale werkgeversorganisaties en soms lokale en regionale overheden zijn verenigd, zouden moeten worden versterkt en een duidelijke rol moeten krijgen.

4.2.7

Het verband tussen het Eures-netwerk en Solvit, het EU-portaal voor advies en informatie over de interne markt, zou moeten worden verduidelijkt, met name gelet op de bepalingen (in art. 7, lid 4) inzake steunverlening door de nationale coördinatiebureaus bij klachten over Eures-vacatures en -wervingen en de samenwerking met overheidsinstanties zoals arbeidsinspecties.

4.3   Geautomatiseerde afstemming van vraag en aanbod via het gemeenschappelijke IT-platform

4.3.1

Het mechanisme voor de afstemming van vraag en aanbod is al vastgelegd in artikel 13 van Verordening 492/2011 (17), maar momenteel is geen sprake van geautomatiseerde elektronische uitwisseling van cv's en andere informatie over werkzoekenden.

4.3.2

Het EESC weet dat interoperabiliteit vooralsnog geen harmonisatie van nationale classificatiesystemen vereist. Niettemin staat het achter de poging van de Commissie om de lidstaten een initiële inventaris van hun classificatiesystemen te laten opstellen. Dat zal het mogelijk maken alle classificatie-informatie te vergelijken met de Europese classificatie voor vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO), die zal fungeren als het instrument voor geautomatiseerde uitwisseling en volledige interoperabiliteit tussen nationale overheidsdiensten.

4.4   Ondersteunende diensten

4.4.1

Het Eures-netwerk moet de gebruikers ervan (werkzoekenden en werkgevers) een uitgebreid pakket diensten bieden: voorlichting, informatieverspreiding, mechanismen om registratie te vereenvoudigen, bijhouden van cv's en vacatures, geautomatiseerde afstemming, arbeidsbemiddeling, hulp bij aanwerving en verstrekken van contactgegevens van relevante organisaties aan sollicitanten, m.n. vakbonden, tot wie zij zich kunnen wenden als ze eenmaal een baan hebben.

4.4.2

De diensten voor werknemers en werkgevers zouden gratis moeten zijn.

4.4.3

Het EESC juicht toe dat de lidstaten nationale informatie over tekorten en overschotten op de arbeidsmarkt en over beleid op dit terrein systematischer met elkaar moeten delen. Maar de besluiten over dergelijk beleid vallen buiten de werkingssfeer van de verordening.

4.4.4

Het EESC vindt het belangrijk helder de bevoegdheden en verplichtingen af te bakenen van enerzijds het Europees Coördinatiebureau, waarvan het de taak is een coherent kader te scheppen en horizontale ondersteuning te geven, en anderzijds de nationale coördinatiebureaus, ODA's en Eures-partners.

4.4.5

Met de uitbreiding van de bevoegdheden van Eures krijgen de nationale coördinatiebureaus er een reeks nieuwe taken bij, waarvoor ze over genoeg personeel en financiering zouden moeten kunnen beschikken, o.a. om hun medewerkers goed op te leiden. De Commissie zou ervoor moeten zorgen dat ze zoveel mogelijk advies en technische ondersteuning krijgen.

4.4.6

Het zou nuttig zijn als de nationale coördinatiebureaus werkprogramma's zouden opstellen voor de organisaties die bij de werkzaamheden van het Eures-netwerk in hun land betrokken zijn. Die programma's zouden een overzicht moeten geven van de geplande activiteiten, alle daarvoor beschikbaar gestelde personele en financiële middelen en de instrumenten voor monitoring en evaluatie.

4.5   Bescherming van persoonsgegevens

4.5.1

De in de verordening genoemde maatregelen dienen te worden uitgevoerd met inachtneming van de EU-wetgeving inzake bescherming van persoonsgegevens (18). De instemming van werknemers om informatie ter beschikking van het Eures-portaal te stellen, moet uitdrukkelijk, ondubbelzinnig, uit vrije wil, specifiek en met kennis van zaken worden verleend.

4.5.2

Doel is zorg te dragen voor zowel a) doeltreffende naleving van de regels inzake de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen als voor b) het vrije verkeer van persoonsgegevens tussen de lidstaten en de communautaire instellingen en organen of tussen die instellingen en organen onderling, voor met de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden verband houdende doeleinden.

4.5.3

Het EESC wijst op het overleg met de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming over de nieuwe en grotere rol van het Eures-netwerk. De Commissie doet er goed aan de aanbevelingen en conclusies uit het advies van de EDPS van 3 april 2014 (19) in overweging te nemen.

4.6   Veranderingen in ESF-financiering

4.6.1

Het EESC is verheugd dat de nieuwe financieringsregeling geen belemmering zal vormen voor grensoverschrijdende Eures-partnerschappen, die met name voor kwetsbare regio's van groot belang zijn. Deze partnerschappen zouden geflankeerd moeten blijven worden met horizontale activiteiten in de hele Unie, eventueel aangevuld met nationale middelen of ESF-geld.

4.6.2

Binnen het ESF zouden voor Eures duidelijke prioriteiten moeten worden geformuleerd en adequate subsidies moeten worden verstrekt. De procedures voor de aanvraag en toekenning van financiering moeten coherent, transparant en eenvoudig blijven.

4.7   Rol van de sociale partners

4.7.1

De Commissie spreekt over het opnieuw definiëren van de rol van de sociale partners (20). Zij zouden volledig bij de programmering en verslaglegging moeten worden betrokken en voor vergaderingen moeten worden uitgenodigd.

4.7.2

Het EESC benadrukt de fundamentele rol die de sociale partners op alle niveaus spelen: zij doen als hoofdrolspelers op de arbeidsmarkt intensief mee aan de Eures-werkzaamheden om vaardigheden en banen op elkaar af te stemmen. Zij zouden niet tot geassocieerde leden mogen worden gedegradeerd. (21) Met name de nationale coördinatiebureaus zouden meer met sociale partners en beroepsorganisaties moeten gaan samenwerken. Het EESC stelt voor om de Europese en nationale sociale partners op gepaste wijze bij de activiteiten van het Europees Coördinatiebureau en de nationale coördinatiebureaus te betrekken.

4.8   Monitoring en evaluatie van de Eures-activiteiten op werkgelegenheidsgebied

4.8.1

Teneinde ervoor te zorgen dat er voldoende gegevens beschikbaar zijn om te meten welke resultaten met het Eures-netwerk zijn geboekt, zouden gemeenschappelijke indicatoren moeten worden vastgesteld ter ondersteuning van deelnemende organisaties bij de analyse van hun prestaties. Met behulp van deze indicatoren zou tevens de verwezenlijking van de doelstellingen van het Eures-netwerk als geheel moeten worden geëvalueerd. Het is ook belangrijk kwalitatieve indicatoren te hanteren voor het meten van o.a. arbeidskwaliteit, gelijke behandeling en socialezekerheidsrechten. Voorzichtigheid is geboden bij de wijze waarop in de verordening de rechten en plichten van de lidstaten worden vastgelegd t.a.v. de overdracht van informatie en statistieken over, bijvoorbeeld, mobiele werknemers ingeval geen mechanismen bestaan om bepaalde indicatoren te monitoren.

Brussel, 4 juni 2014.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  COM(2013) 801 final.

(2)  COM(2014) 12 final.

(3)  Van alle 241 miljoen Europese arbeidskrachten zijn er slechts 7,5 miljoen (3,1 %) in een andere lidstaat economisch actief.

(4)  COM(2010) 682 final, 23-11-2010.

(5)  COM(2013) 269 final.

(6)  COM(2013) 236 final.

(7)  COM(2013) 430 final.

(8)  COM(2012) 173 final.

(9)  COM(2012) 727 final.

(10)  PB C 341, 21.11.2013, blz. 54-58.

(11)  PB C 228, 22.09.2009, blz. 14.

(12)  PB C 67, 6.3.2014, blz. 116-121; PB C 214, 8.7.2014, blz. 36–39.

(13)  COM(2014) 6 final 2014/0002 (COD).

(14)  SWD(2012) 100 Eures hervormen met het oog op de Europa 2020-doelstellingen, begeleidend document bij COM(2012) 173 final.

(15)  COM(2010) 731 final.

(16)  PB L 347, 20.12.2013, blz. 238.

(17)  „De gespecialiseerde dienst van iedere lidstaat verstrekt de gespecialiseerde diensten van de andere lidstaten en het [...] Europees Coördinatiebureau regelmatig: a) de werkaanbiedingen waaraan door onderdanen van andere lidstaten kan worden voldaan; b) de werkaanbiedingen die aan derde landen gericht worden; c) de aanvragen om werk ingediend door personen die formeel hebben verklaard in een andere lidstaat te willen gaan werken; d) inlichtingen, per streek en per bedrijfstak, betreffende de werkzoekenden die hebben verklaard metterdaad bereid te zijn in een ander land te gaan werken.”

(18)  Verordening (EG) nr. 45/2001, PB L 281, 23.11.1995, blz. blz. 31.

In Richtlijn 95/46/EG is de lidstaten de verplichting opgelegd om in verband met de verwerking van persoonsgegevens de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, en met name hun recht op persoonlijke levenssfeer, te beschermen, teneinde het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Gemeenschap te waarborgen.

(19)  http://edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Opinions/2014/14-04-03_Workers_mobility_EN.pdf

(20)  Zie de notulen van de vergadering van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers van 12 april 2013.

(21)  Gezamenlijke brief van Businesseurope, CEEP, EVV en UEAPME aan commissaris Andor d.d. 19-12-2012.


Top