Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE0805

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de aanpassing aan het nieuwe wetgevingskader — Tenuitvoerlegging van het goederenpakket) (COM(2011) 764 final — 2011/0358 (COD)), (COM(2011) 765 final — 2011/0351 (COD)), (COM(2011) 766 final — 2011/0352 (COD)), (COM(2011) 768 final — 2011/0350 (COD)), (COM(2011) 769 final — 2011/0353 (COD)), (COM(2011) 770 final — 2011/0354 (COD)), (COM(2011) 771 final — 2011/0349 (COD)), (COM(2011) 772 final — 2011/0356 (COD)), (COM(2011) 773 final — 2011/0357 (COD))

PB C 181 van 21.6.2012, p. 105–110 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 181/105


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de aanpassing aan het nieuwe wetgevingskader — Tenuitvoerlegging van het goederenpakket)

(COM(2011) 764 final — 2011/0358 (COD))

(COM(2011) 765 final — 2011/0351 (COD))

(COM(2011) 766 final — 2011/0352 (COD))

(COM(2011) 768 final — 2011/0350 (COD))

(COM(2011) 769 final — 2011/0353 (COD))

(COM(2011) 770 final — 2011/0354 (COD))

(COM(2011) 771 final — 2011/0349 (COD))

(COM(2011) 772 final — 2011/0356 (COD))

(COM(2011) 773 final — 2011/0357 (COD))

2012/C 181/19

Afdelingsrapporteur: Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER

Het Europees Parlement en de Raad hebben op resp. 30 november en 20 december 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Aanpassing aan het nieuwe wetgevingskader (Tenuitvoerlegging van het goederenpakket)

COM(2011) 764 final — 2011/0358 (COD)

COM(2011) 765 final — 2011/0351 (COD)

COM(2011) 766 final — 2011/0352 (COD)

COM(2011) 768 final — 2011/0350 (COD)

COM(2011) 769 final — 2011/0353 (COD)

COM(2011) 770 final — 2011/0354 (COD)

COM(2011) 771 final — 2011/0349 (COD)

COM(2011) 772 final — 2011/0356 (COD)

COM(2011) 773 final — 2011/0357 (COD).

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 maart 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 maart 2012 gehouden 479e zitting (vergadering van 28 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met 115 stemmen vóór en 4 stemmen tegen, bij 10 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het Comité is ingenomen met de door de Europese Commissie goedgekeurde voorstellen om wijzigingen aan te brengen in tien Richtlijnen over technische harmonisatie die verband houden met de tenuitvoerlegging van het zogenaamde „goederenpakket”, gewoon door ze aan te passen aan Besluit nr. 768/2008/EG (betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten) (1).

1.2   Voortaan zou verduidelijkt moeten worden in welke sancties de regelgeving van de lidstaten zeker dient te voorzien en wat het minimumniveau van deze sancties dient te zijn: uit de betrokken bepalingen kan alleen worden opgemaakt dat nationale overheden de taak hebben voor deze overtredingen sanctieregelingen vast te stellen, niet ze te klasseren of te voorzien in andere strafbepalingen, die supranationaal worden vastgelegd.

1.3   De Commissie zou rekening moeten houden met de opmerkingen die het EESC heeft geformuleerd met betrekking tot de behoefte aan meer gecoördineerd en versterkt markttoezicht (zie het EESC-advies van 13 december 2007 inzake het horizontaal juridisch kader (2)).

1.4   De rechtsbescherming binnen de EU-markt zou moeten evolueren in de richting van een nieuw systeem waarin de oorsprong en traceerbaarheid van producten kunnen worden vastgesteld, zodat consumenten beter worden geïnformeerd.

2.   Inleiding

2.1   Het vrij verkeer van goederen, een van de vier basisvrijheden waarop de eengemaakte markt is gebaseerd, wordt uitdrukkelijk erkend in de Verdragen (art. 28 seq. VWEU). Er bestaat ook uitgebreide rechtspraak van het Hof van Justitie over, die zich bij het communautaire acquis heeft gevoegd.

2.1.1   De goedkeuring van de „nieuwe aanpak”-wetgevingstechniek in 1985, waarbij wettelijke eisen worden beperkt tot het essentiële en gedetailleerde technische punten in geharmoniseerde Europese normen worden behandeld, heeft bijgedragen tot de bespoediging van het harmonisatieproces en het voor hele industriesectoren mogelijk gemaakt van het vrije verkeer te profiteren.

2.1.2   In het afgeleide recht werd de bedoelde „globale aanpak” ingevoerd bij Besluit nr. 90/683/EEG (3) van de Raad, nadien vervangen door Besluit nr. 93/465/EEG (4) van de Raad, waarbij algemene richtsnoeren en gedetailleerde procedures voor conformiteitsbeoordeling werden vastgelegd die in de richtlijnen van de nieuwe aanpak moeten worden gebruikt.

2.2   In juli 2008 hebben het Europees Parlement en de Raad een nieuw wetgevingskader vastgesteld om de verhandeling van goederen op de eengemaakte markt beter te laten werken: daartoe hebben zij Verordening (EG) nr. 765/2008 (5) inzake accreditatie en markttoezicht en Besluit nr. 768/2008/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten goedgekeurd.

2.2.1   Het doel van het pakket van 2008 was het vrije verkeer van veilige goederen te bevorderen door de consumentenbescherming en de doeltreffendheid van de EU-wetgeving inzake productveiligheid te versterken en te zorgen voor gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle marktspelers. Wat het vrije verkeer van goederen betreft, dient het nieuwe horizontale juridische kader van 2008 te worden aangevuld met wetgeving inzake normalisering van producten.

2.2.2   Deze rechtsinstrumenten gaan veel verder dan een eenvoudige herziening van de nieuwe aanpak en bieden eigenlijk een nieuw wettelijk kader voor de geharmoniseerde sectoren, aangezien ze elkaar aanvullen, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en nauw verband houden met sectorale wetgeving, die ze ondersteunen en aanvullen.

2.3   Verordening (EG) nr. 765/2008 voorziet in strengere eisen voor accreditatie en markttoezicht, zodat niet-conforme producten gemakkelijk kunnen worden opgespoord en uit de handel worden genomen. Het voornaamste doel ervan is het waarborgen van het vrij verkeer van geharmoniseerde producten door middel van:

meer Europese samenwerking, zodat accreditatie daadwerkelijk kan fungeren als het hoogste controleniveau binnen een goed werkende EU-wetgeving;

een kader voor de erkenning van de bestaande organisatie „Europese samenwerking voor accreditatie” (EA), waarmee de weg wordt vrijgemaakt voor een grondige collegiale toetsing door de nationale accreditatie-instanties;

een Europees kader voor markttoezicht en controle op in de EU verhandelde producten, dat onder meer voorziet in nauwere samenwerking tussen de binnenlandse instanties en de douane, en in informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de nationale overheden indien producten in meer dan één lidstaat op de markt worden gebracht;

heldere en gestandaardiseerde voorschriften voor alle wetgevingssectoren, een versterking van de rechtsorde, meer samenhang in de maatregelen, minder zware eisen vóór het in de handel brengen van producten en minder lasten op het vlak van conformiteitsbeoordeling.

2.4   Besluit nr. 768/2008/EG is een handeling sui generis, waaruit blijkt dat de EU-wetgever zich ertoe heeft verbonden de inhoud ervan zo systematisch mogelijk toe te passen op alle productwetgeving uit verleden, heden en toekomst en zo de tenuitvoerlegging door alle betrokkenen te vergemakkelijken.

2.4.1   In het Besluit wordt een algemeen horizontaal coherentiekader vastgesteld voor de wetgeving inzake het vrij verkeer van goederen. Dit kader omvat:

geharmoniseerde definities, gemeenschappelijke verplichtingen voor marktdeelnemers, criteria voor de selectie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, criteria voor de nationale aanmeldende autoriteiten en voorschriften voor de aanmeldingsprocedure;

voorschriften voor de selectie van conformiteitsbeoordelingsprocedures en een reeks geharmoniseerde procedures ter voorkoming van hinderlijke overlappingen;

één enkele definitie van CE-markering (met de bijhorende verantwoordelijkheden en bescherming);

een informatie- en markttoezichtprocedure, als verlengstuk van het productveiligheidssysteem;

geharmoniseerde bepalingen voor de toekomstige vrijwaringsmechanismen, als aanvulling op die voor het markttoezicht.

2.5   In zijn advies over de betrokken voorstellen stelde het Comité:

dat het belangrijk is dat het principe van vrij verkeer van goederen volledig wordt nageleefd, zodat producten die in één lidstaat legaal op de markt zijn gebracht, zonder problemen in de hele Unie kunnen worden verhandeld;

dat het vrije verkeer van goederen van essentieel belang is voor het concurrentievermogen en de sociaaleconomische ontwikkeling van de Europese eengemaakte markt en dat consumenten, burgers en bedrijven er alle belang bij hebben dat de voorwaarden voor het in de handel brengen van veilige kwaliteitsproducten worden aangescherpt en gemoderniseerd.

De Commissievoorstellen konden dus rekenen op de instemming van het EESC, dat ook een reeks opmerkingen en suggesties inzake beide instrumenten formuleerde.

2.6   Verordening (EG) nr. 765/2008 is op 1 januari 2010 in werking getreden: de bepalingen ervan zijn sinds die datum rechtstreeks van toepassing en worden door de nationale autoriteiten ten uitvoer gelegd, waarbij de Commissie voor een gecoördineerde aanpak zorgt.

2.7   Besluit nr. 768/2008/EG richt zich tot de EU-instellingen en is een rechtshandeling die geen bindende kracht heeft t.a.v. bedrijven, natuurlijke personen of lidstaten. Bedoeling ervan is een horizontaal kader te bieden voor de gemeenschappelijke bepalingen binnen de wetgeving inzake technische harmonisatie. Deze standaardbepalingen zouden in nieuwe of herziene wetgeving moeten worden geïntegreerd.

3.   Belemmeringen voor het vrij verkeer van goederen

3.1   Het doel van beide instrumenten was een aantal problemen aan te pakken die waren vastgesteld in verschillende industriesectoren waarop de Europese wetgeving inzake technische harmonisatie – die gemeenschappelijke voorschriften voor de verhandeling van producten vaststelt – van toepassing is.

3.2   De belangrijkste doelstelling is de veiligheid van de bevolking te verzekeren en ervoor te zorgen dat er minder producten op de markt worden gebracht die niet aan de vereisten van de EU-wetgeving beantwoorden. Daarnaast zijn de instrumenten erop gericht de werking van de beproevings- en certificeringsinstellingen te verbeteren. Bovendien zou de volledige productregelgeving dankzij dit nieuwe horizontaal kader aan samenhang moeten winnen en eenvoudiger toepasbaar zijn.

3.3   Moeilijkheden bij de inachtneming van de bestaande vereisten

3.3.1   Een belangrijk aantal op de markt gebrachte producten beantwoordt niet aan de gedetailleerde vereisten van de richtlijnen. Sommige bedrijven vermelden de CE-conformiteitsmarkering gewoonweg op producten die niet aan de vereiste voorwaarden voldoen.

3.3.2   Niet alle importeurs en verdelers voeren de noodzakelijke controles uit om na te gaan of alle producten aan de regelgeving beantwoorden. Voor de markttoezichtautoriteiten is het meestal moeilijk uit te maken door welke economische subjecten de betrokken producten op de markt worden gebracht, zeker als het om marktspelers uit derde landen gaat.

3.4   Ook de lidstaten leggen importeurs en verdelers verschillende verplichtingen op om te garanderen dat producten aan hun eisen voldoen. Bovendien treden nationale overheden niet altijd op dezelfde manier op tegen producten die de regelgeving niet respecteren.

3.5   Moeilijkheden inzake de werking van sommige geaccrediteerde instellingen

3.5.1   In een aantal Richtlijnen wordt bepaald dat de certificering van producten dient te gebeuren door „geaccrediteerde instellingen”, die verantwoordelijk zijn voor het testen, inspecteren en certificeren van producten. Hoewel de meeste geaccrediteerde instellingen op een zorgvuldige en verantwoordelijke manier te werk gaan, zijn er in een aantal gevallen twijfels gerezen over de bekwaamheid van de instellingen en de geloofwaardigheid van hun certificeringen.

3.5.2   De certificering door de geaccrediteerde instellingen wordt niet door alle lidstaten op dezelfde manier of met dezelfde nauwkeurigheid geëvalueerd en gecontroleerd. Er rijzen met name vragen met betrekking tot de bekwaamheid van dochterondernemingen en onderaannemers die niet in de EU gevestigd zijn.

3.6   Concrete inconsistenties in de bestaande wetgeving

3.6.1   De richtlijnen over het vrij verkeer van goederen zijn vaak op een risicoanalyse gebaseerd, terwijl er op eenzelfde product soms ook verschillende richtlijnen toepasselijk kunnen zijn. Voor de producenten betekent dit dat het product aan alle vereisten moet beantwoorden.

3.6.2   Als verschillende richtlijnen op eenzelfde product van toepassing zijn, kan dit de conformiteitsbeoordeling bemoeilijken, vooral wanneer de richtlijnen voorzien in het gebruik van eenzelfde „module” waarvan de tekst telkens anders is.

4.   Het Commissievoorstel

4.1   Na goedkeuring van het nieuwe kader in juli 2008 hebben de diensten van de Commissie de productwetgeving doorgenomen om vast te stellen welke instrumenten om sectorspecifieke redenen in de daaropvolgende jaren moesten worden herzien.

4.2   Het nieuwe Commissievoorstel is erop gericht de bestaande „nieuwe-aanpakwetgeving” voor bepaalde sectoren te herzien in het licht van de nieuwe normen die zijn vastgelegd bij Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad. Daartoe moeten de volgende tien Richtlijnen op het Besluit worden afgestemd:

Richtlijn 2006/95/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen;

Richtlijn 2009/105/EG inzake drukvaten van eenvoudige vorm;

Richtlijn 2009/23/EG betreffende niet-automatische weegwerktuigen;

Richtlijn 93/15/EEG betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik;

Richtlijn 94/9/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen;

Richtlijn 95/16/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende liften;

Richtlijn 97/23/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur;

Richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten;

Richtlijn 2004/108/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot intrekking van Richtlijn 89/336/EEG;

Richtlijn 2007/23/EG betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen.

4.2.1   Het belangrijkste gemeenschappelijke kenmerk van deze Richtlijnen is dat ze een soortgelijke structuur hebben: definities, essentiële gezondheids- en veiligheidseisen, vermelding van geharmoniseerde Europese normen, eisen voor fabrikanten, traceerbaarsheidseisen en conformiteitsbeoordelingseisen en vrijwaringsmechanismen.

4.2.2   De desbetreffende sectoren zijn zeer belangrijke industriesectoren die met hevige internationale concurrentie te kampen hebben en derhalve zullen kunnen profiteren van vereenvoudiging en gewaarborgde gelijke marktvoorwaarden binnen de EU.

4.2.3   De Commissie stelt nu echter ook voor om de aanpassing aan Besluit nr. 768/2008/EG door te voeren in een reeks Richtlijnen waarvan de herziening nog niet was gepland, maar waaraan bepalingen inzake markttoezicht en andere sectoroverschrijdende kwesties ten goede zouden komen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan zuiver sectorale overwegingen.

4.2.4   De wijzigingen die dit pakket in de Richtlijnen beoogt aan te brengen betreffen enkel het opnemen van de horizontale bepalingen van het Besluit, in een eenmalig vereenvoudigd proces en zonder sectorale kwesties te herzien, zodat de onmiddellijke voordelen van het nieuw wetgevingskader in zoveel mogelijk sectoren van kracht worden. De wijzigingen zijn, wat hun inhoud betreft, strikt beperkt tot een aanpassing van definities, traceerbaarheidseisen, verplichtingen van marktdeelnemers, criteria en procedures voor de selectie van conformiteitsbeoordelingsinstanties en conformiteitsbeoordelingseisen.

4.2.5   Om juridisch zo duidelijk mogelijk te zijn, heeft de Commissie voor een herschikking gekozen, de wetgevingstechniek die „bestaat in de aanneming van een nieuw besluit, waarbij de materiële wijzigingen van een vorig besluit en de ongewijzigde bepalingen van dat besluit in één enkele tekst worden samengebracht. Het vorige besluit wordt door het nieuwe besluit vervangen en ingetrokken.” Bovendien moet er een aanpassing doorgevoerd worden aan de terminologie en de bepalingen van het Verdrag van Lissabon.

4.3   Volgens de Commissie kan de aanpassing van de tien Richtlijnen als volgt worden samengevat.

4.3.1

Maatregelen om het probleem van de niet-conformiteit aan te pakken:

verplichtingen van importeurs en distributeurs;

verplichtingen van fabrikanten;

traceerbaarheidseisen;

reorganisatie van de vrijwaringsprocedure (markttoezicht).

4.3.2

Maatregelen om de kwaliteit van de werkzaamheden van de aangemelde instanties te waarborgen:

verscherping van de aanmeldingseisen voor aangemelde instanties;

herziene aanmeldingsprocedure;

eisen voor aanmeldende autoriteiten;

informatieplicht.

4.3.3

Maatregelen om de richtlijnen onderling meer samenhang te geven:

op één lijn brengen van vaak gebruikte definities en terminologie;

op één lijn brengen van de teksten van de conformiteitsbeoordelingsprocedures.

4.3.4

Kwesties inzake de uitvoering van het EU-normalisatiebeleid, dat een domino-effect kan hebben op de uitvoering van de hier opgenomen Richtlijnen, zullen daarentegen in een afzonderlijk wetgevingsinitiatief worden behandeld.

5.   Algemene opmerkingen

5.1   Het Comité is ingenomen met de door de Europese Commissie goedgekeurde voorstellen om wijzigingen aan te brengen in tien Richtlijnen over technische harmonisatie die verband houden met de tenuitvoerlegging van het zogenaamde „goederenpakket”, gewoon door ze aan te passen aan Besluit nr. 768/2008/EG (betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten).

5.2   Besluit nr. 768/2008/EG en de gelijktijdig goedgekeurde Verordening (EG) nr. 765/2008 (inzake accreditatie en markttoezicht) bieden richtsnoeren voor een verbeterde werking van de eengemaakte markt. Via beide handelingen wordt immers een meer samenhangende aanpak vastgesteld voor het beleid inzake technische harmonisatie op het vlak van productveiligheid, evenals een doeltreffendere regeling voor het toezicht op de in de handel gebrachte goederen (afkomstig uit de EU of uit derde landen). Daarnaast wordt ook de bescherming van de consument binnen de eengemaakte markt versterkt.

5.2.1   Aangezien Besluit nr. 768/2008/EG op zich geen juridisch bindende kracht heeft t.o.v. derden (wat de wettigheidstoetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie echter niet uitsluit), is het een handeling sui generis waarin een institutionele verbintenis tot uitdrukking wordt gebracht: door een deel van de bepalingen van het Besluit op de betrokken Richtlijnen toe te passen kan het mechanisme voor markttoezicht efficiënter worden gemaakt zonder dat elke Richtlijn daartoe afzonderlijk dient te worden gewijzigd.

5.2.2   De rechtsgevolgen van de betrokken bepalingen zullen dan ook op een flexibelere en eenvoudigere manier kunnen worden verduidelijkt, gebruik makend van de wetgevingstechniek van de herschikking, terwijl de Richtlijnen ook aangepast worden aan de terminologie en een aantal bepalingen van het Verdrag van Lissabon.

5.3   Het Comité wijst er ook op dat via de betrokken wijzigingen van de regelgeving ook wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van andere belangrijke beleidsdoelstellingen van de EU, zoals de versteviging van de concurrentiepositie van Europese bedrijven, de versterking van de strategieën van marktspelers in de getroffen sectoren en meer garanties op een hoog beschermingsniveau voor de consumenten.

6.   Specifieke opmerkingen

6.1   In het licht van de door de Commissie gekozen wetgevingstechniek en van de gedeelde bevoegdheid inzake de werking van de eengemaakte markt (art. 4, lid 2, onder a) en art. 114 VWEU) is het nodig enkele opmerkingen te formuleren m.b.t. de in een aantal bepalingen van Besluit nr. 768/2008/EG gebruikte terminologie, de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en de rol van de maatschappelijke organisaties bij de toekomstige tenuitvoerlegging van de tien Richtlijnen.

6.2   De terminologie van het Besluit is niet concreet genoeg als de begrippen „algemene beginselen” (art. 1 van het Besluit en art. R11 van bijlage I) en „gemeenschappelijke beginselen” (overweging 5 en 6 van het Besluit) door elkaar worden gebruikt zonder dat in de tekst van het Besluit of van de gewijzigde Richtlijnen wordt verduidelijkt wat beide termen precies betekenen en waarin ze eventueel verschillen. Daarnaast wordt ook het begrip „algemeen belang” (overweging 8 en art. 3 van het Besluit, alsook art. R31 en R33 van bijlage I) gebruikt zonder te preciseren wat het inhoudt voor de toepassing van de betrokken bepalingen.

De flexibiliteit van deze techniek om richtlijnen te wijzigen is een goede zaak, maar zou niet mogen verhinderen dat de concepten die voor haar tenuitvoerlegging vereist zijn, nauwkeurig en gedetailleerd worden gedefinieerd.

6.3   Een van de voordelen van de toekomstige inwerkingtreding van de Richtlijnen zal de versterking zijn van de mechanismen voor toezicht en aangifte (door de marktspelers zelf) van onregelmatigheden of illegale praktijken. Toch zou er verduidelijkt moeten worden in welke sancties de regelgeving van de lidstaten zeker dient te voorzien en wat het minimumniveau van deze sancties dient te zijn: uit de betrokken bepalingen kan alleen worden opgemaakt dat nationale overheden de taak hebben voor deze overtredingen sanctieregelingen vast te stellen (zie overweging 24 van het Commissievoorstel COM(2011) 773 final).

6.3.1   Binnen een rechtskader dat vanuit normatief en administratief oogpunt gefragmenteerd is, wat op dit terrein zowel in de lidstaten als op EU-niveau het geval is, bestaat er een ernstig risico op inefficiëntie bij de verwezenlijking van de betrokken doelstellingen, tenzij de verplichtingen in kwestie duidelijker op supranationaal niveau worden vastgelegd.

6.3.2   Het Comité vraagt de Commissie een oplossing te formuleren voor dit probleem, waaronder de werking van de eengemaakte markt momenteel gebukt gaat. Daarnaast zou het graag zien dat de Commissie op dit vlak, net als m.b.t. tot andere Europese beleidsterreinen, verdere voorstellen doet.

6.4   De wijzigingen van de regelgeving leiden niet tot een versterking of valorisatie van de rol van consumentenorganisaties op het vlak van toezicht, informatieverstrekking en aangifte. Paradoxaal genoeg worden deze activiteiten voornamelijk overgelaten aan de marktspelers.

6.5   Het zal heel moeilijk zijn om de opdracht te verwezenlijken die in het VEU en het VWEU is vastgelegd inzake de versterking van de horizontale subsidiariteit (en dus ook van het beginsel van de participerende democratie en de rol van de maatschappelijke organisaties) als er de consumentenorganisaties maar in één bepaling van het Besluit (overweging 35) een – passieve – functie wordt toegewezen (door de Commissie geïnformeerd worden over de voorlichtingscampagnes over de CE-markering). Consumentenorganisaties zouden dezelfde rol moeten kunnen spelen als producenten.

6.6   Binnen het huidige markeringssysteem wordt niet gegarandeerd dat producten een kwaliteits- en veiligheidsborgingsproces hebben doorlopen, waardoor de verwachtingen van de consumenten niet worden ingelost. De Commissie, de producenten en de consumenten zouden moeten onderzoeken of het mogelijk is in de toekomst een nieuw markeringssysteem inzake productkwaliteit tot stand te brengen, waarin de oorsprong van producten wordt vastgesteld en hun traceerbaarheid wordt verzekerd, zodat consumenten beter worden geïnformeerd.

Brussel, 28 maart 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82. EESC-advies: PB C 120 van 16.5.2008, blz. 1.

(2)  PB C 120, 16.5.2008, blz. 1

(3)  PB C 380, 31.12.1990, blz. 13

(4)  PB C 220, 30.8.1993, blz. 23

(5)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30. EESC-advies: PB C 120 van 16.5.2008, blz. 1.


Top