Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0007

    Zaak C-7/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākās tiesas Senāts (Republiek Letland) op 4 januari 2012 — Nadežda Riežniece/Latvijas Republikas Zemkopības ministrija en Lauku atbalsta dienests

    PB C 65 van 3.3.2012, p. 9–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.3.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 65/9


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākās tiesas Senāts (Republiek Letland) op 4 januari 2012 — Nadežda Riežniece/Latvijas Republikas Zemkopības ministrija en Lauku atbalsta dienests

    (Zaak C-7/12)

    2012/C 65/17

    Procestaal: Lets

    Verwijzende rechter

    Augstākās tiesas Senāts

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Nadežda Riežniece

    Verwerende partijen: Latvijas Republikas Zemkopības ministrija en Lauku atbalsta dienests

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moeten richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (1), en de raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof (2), aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de werkgever een maatregel neemt (met name de beoordeling van een werknemer tijdens diens afwezigheid) die tot gevolg heeft dat een vrouw met ouderschapsverlof haar betrekking kan verliezen bij haar terugkeer naar het werk?

    2)

    Luidt het antwoord op de vorige vraag anders indien een dergelijke maatregel van de werkgever is ingegeven door de omstandigheid dat ten gevolge van de economische recessie waarin de Staat verkeert, bij alle overheidsdiensten naar het optimale aantal ambtenaren is gezocht en functies zijn opgeheven?

    3)

    Levert de beoordeling van het werk en de prestaties van verzoekster, waarbij wordt uitgegaan van de laatste vóór het ouderschapsverlof verrichte jaarlijkse beoordeling van haar werkzaamheden als ambtenaar en haar resultaten, een indirecte discriminatie op wanneer deze beoordeling wordt vergeleken met de aan de hand van nieuwe criteria verrichte beoordeling van het werk en de prestaties van andere ambtenaren die in actieve dienst zijn gebleven (zodat zij bovendien hun prestaties konden verbeteren)?


    (1)  PB L 269, blz. 15.

    (2)  PB L 145, blz. 4.


    Top