This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011AE0060
Opinion of the European Economic and Social Committee on the Green Paper from the Commission on policy options for progress towards a European contract law for consumers and businesses COM(2010) 348 final
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Groenboek van de Commissie over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen (COM(2010) 348 definitief)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Groenboek van de Commissie over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen (COM(2010) 348 definitief)
PB C 84 van 17.3.2011, p. 1–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
17.3.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 84/1 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Groenboek van de Commissie over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen
(COM(2010) 348 definitief)
2011/C 84/01
Rapporteur: de heer PEZZINI
De Europese Commissie heeft op 1 juli 2010 besloten om, overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het
Groenboek van de Commissie over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen
COM(2010) 348 final.
De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 17 december 2010 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 19 en 20 januari gehouden 468e zitting (vergadering van 19 januari) onderstaand advies uitgebracht, dat met 148 stemmen vóór en 5 stemmen tegen, bij 8 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) onderschrijft het standpunt van de Commissie dat ook op het gebied van het contractenrecht verder werk moet worden gemaakt van de voltooiing van de Europese interne markt. Ook onderkent het EESC het belang van de werkzaamheden die academici m.b.t. het gemeenschappelijk referentiekader hebben verricht en waarvan ook in de praktijk profijt moet kunnen worden getrokken.
1.2 Van de verschillende opties die de Commissie voorstelt, verkiest het EESC een gecombineerde oplossing waarbij wordt gestreefd naar zowel een beperking van de kosten als voldoende rechtszekerheid. Een en ander kan daarbij de vorm aannemen van:
— |
een „pakket instrumenten” dat als gemeenschappelijk referentiekader kan dienen en de partijen wordt aangeboden voor het opstellen van transnationale contracten, en dat gepaard gaat met |
— |
een optioneel regelgevingsstelsel, met clausules die voor de partijen het gunstigst uitvallen. Van dit „nieuw facultatief geavanceerd stelsel” zou in het kader van transnationale contractuele betrekkingen gebruik kunnen worden gemaakt als alternatief voor de nationale regelingen, op voorwaarde dat zowel het „pakket” als de regelgeving in alle communautaire talen beschikbaar zijn en dat zij rechtszekerheid bieden op grond van bepalingen die burgers en ondernemingen de meest geavanceerde bescherming bieden. Dergelijke regelgeving laat onverlet dat lidstaten stringentere beschermingsmaatregelen voor consumenten kunnen handhaven of invoeren. |
1.3 Deze doelstellingen moeten stapsgewijs worden verwezenlijkt. Eerst moet worden gedacht aan transnationale verkoopovereenkomsten (B2B) die als proefprojecten kunnen dienen en nuttig kunnen zijn om na te gaan hoe verschillende regelingen naast elkaar kunnen bestaan en concreet worden toegepast.
1.4 Het door het gemeenschappelijk referentiekader geboden instrumentarium zou volgens het EESC kunnen bijdragen aan de algehele samenhang van het Europese contractenrecht, aan de beperking van de handelsbelemmeringen en aan de bevordering van de concurrentie op de interne markt.
1.5 Tegelijk met dit „nieuw optioneel geavanceerd stelsel” dat via een communautaire verordening in het Europese recht en de nationale rechtsstelsels zou worden opgenomen, zou aan de partijen die er voor transnationale handelstransacties gebruik van maken, moeten worden gegarandeerd dat het algemeen geldig en duidelijk van toepassing is en rechtszekerheid biedt.
1.6 Onder het toepassingsgebied van de twee nieuwe instrumenten - het „gemeenschappelijk instrumentarium” en het „nieuwe optionele geavanceerde regelgevingsstelsel”- zouden transnationale overeenkomsten voor de verkoop van goederen (B2B) vallen. Contracten, met name op het gebied van het arbeids- en het socialezekerheidsrecht, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de nieuwe instrumenten.
1.7 Het EESC pleit voor vrijheid bij het sluiten van contracten en het onderhandelen over contractvoorwaarden. Voor B2C-contracten (Business to Consumer) en voor het MKB moet het hoogste beschermingsniveau evenals voldoende rechtszekerheid en consumentenbescherming worden gegarandeerd.
1.8 Wanneer deze twee nieuwe instrumenten reeds een aantal jaren in gebruik zullen zijn, moet de Commissie, vooraleer dit gebruik ook tot andere dan transnationale overeenkomsten voor de verkoop van goederen uit te breiden, de impact ervan op de interne markt beoordelen en de verworven meerwaarde op Europees vlak evalueren, rekening houdend met de kosten en voordelen voor de economische actoren en de consumenten.
1.9 Volgens het EESC is het van cruciaal belang dat de Commissie zo spoedig mogelijk de belemmeringen in kaart brengt m.b.t. transactiekosten en rechtsonzekerheid, die verhinderen dat met name kleine en middelgrote bedrijven (die 99 % van alle ondernemingen in de EU uitmaken) en consumenten ten volle profijt trekken van de voordelen en mogelijkheden van de interne markt.
1.10 Het EESC verzoekt de Commissie een effectbeoordeling te maken van de beschikbare middelen op de interne markt en de Europese meerwaarde te evalueren van dit nieuwe wetgevingssysteem, rekening houdend met de kosten en voordelen voor de economische actoren en de consumenten.
1.11 Het EESC zou ook graag zien dat de Commissie zonder dralen een initiatief lanceert met het oog op zowel theoretische als praktische opleiding in en voorlichting over de nieuw gecreëerde juridische instrumenten. De doelgroep voor dit initiatief zouden juristen en academici alsook de eindgebruikers van de nieuwe instrumenten moeten zijn.
1.12 Het EESC zou, zoals ook met het Europees Parlement gebeurt, als waarnemer graag méér betrokken worden bij de werkzaamheden van de deskundigengroepen die door de Commissie worden ingesteld. Doel is dieper te kunnen ingaan op de ontwikkeling van de initiatieven, met name t.a.v. het gemeenschappelijk referentiekader voor het Europese contractenrecht en de follow-up van de resultaten van de thans lopende openbare raadpleging.
2. Inleiding
2.1 De interne markt stoelt op een groot aantal contracten die onder verschillende nationale regelingen ressorteren. Het uiteenlopende karakter van deze nationale regelingen kan evenwel:
— |
leiden tot extra transactiekosten; |
— |
voor ondernemingen een bron van rechtsonzekerheid vormen; |
— |
het vertrouwen van consumenten in de interne markt ondermijnen; |
— |
handelsbelemmeringen creëren. |
2.1.1 Met het Lissabonverdrag kan gemakkelijker op Europees niveau worden opgetreden op het gebied van juridische samenwerking en consumentenbescherming in civiele zaken, en wel dankzij:
— |
de artt. 12, 38, 164 en 168 van het Verdrag; voorts wordt in art. 169, lid 4, verzekerd dat de nationale wetgeving geldt indien deze gunstiger uitvalt voor de consument; |
— |
de veralgemening van de toepassing van de communautaire methode (1); |
— |
de goedkeuring bij gekwalificeerde meerderheid van de door de Commissie ingediende voorstellen; |
— |
de versterking van de rol van het Europees Parlement; |
— |
de grotere democratische betrokkenheid van de nationale parlementen; |
— |
een beter wettigheidstoezicht door het Europese Hof van Justitie. |
2.1.2 Overeenkomstig het Programma van Stockholm - Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger kan de Unie gemeenschappelijke minimumnormen vaststellen om de wederzijdse erkenning van arresten en rechterlijke uitspraken te vergemakkelijken en de samenwerking van de gerechtelijke politie in strafzaken te vergroten.
2.1.3 Ondernemingen en burgers stuiten, ondanks de juridische onderbouwing van de interne markt, dagelijks op obstakels die transnationale activiteiten blijven belemmeren. Het is voor hen duidelijk dat de onderlinge verbinding van netwerken te wensen overlaat en dat de internemarktregels nog steeds op uiteenlopende wijze worden toegepast.
2.1.4 Volgens de Commissie (2) moeten maatregelen worden genomen om de knelpunten op de interne markt weg te nemen door:
— |
„de agenda voor „slimme regelgeving” door te zetten en onder meer te overwegen om vaker te kiezen voor verordeningen dan voor richtlijnen; |
— |
het eenvoudiger en goedkoper te maken voor bedrijven en consumenten om overeenkomsten te sluiten met partners in andere EU-landen, met name door te zorgen voor geharmoniseerde oplossingen voor consumentencontracten en EU-modelcontractbepalingen; |
— |
het eenvoudiger, doeltreffender en goedkoper te maken voor bedrijven en consumenten om de naleving van contracten af te dwingen en gerechtelijke beslissingen en stukken in andere EU-lidstaten te laten erkennen.” |
2.1.5 Overigens is de instelling van een optioneel instrument voor contractenrecht een van de sleutelacties waarin de op 19 mei 2010 door de Europese Commissie gepresenteerde Europese digitale agenda voorziet.
2.1.6 Reeds in 2001 heeft de Commissie een discussie over het Europees contractenrecht gelanceerd waarbij het Europees Parlement, de Raad en de diverse belanghebbende partijen (ondernemingen, juristen, academici en consumentenverenigingen) betrokken waren.
2.1.7 Het Europees Parlement heeft een aantal resoluties over de mogelijke harmonisatie van het materiële privaatrecht aangenomen. In 1989 en 1994 heeft het de wens geuit dat er een begin zou worden gemaakt met de werkzaamheden voor de opstelling van een gemeenschappelijk Europees Wetboek van privaatrecht.
2.1.8 Het Europees Parlement beklemtoonde dat harmonisatie van bepaalde sectoren van het privaatrecht van essentieel belang is voor de voltooiing van de interne markt en dat de eenmaking van grote onderdelen van het privaatrecht in de vorm van een Europees Wetboek van privaatrecht de meest doeltreffende vorm van harmonisatie is.
2.1.9 Het EESC heeft in zijn advies van 2002 reeds het volgende standpunt verdedigd: „Het Comité denkt dat het uitwerken van een uniform, algemeen geldend Europees verbintenissenrecht, bijvoorbeeld in de vorm van een verordening, de beste manier is om tegenstrijdigheden te vermijden. Dit zou wel eens extra tijd en nadere studie kunnen vergen. Wel zou de operatie moeten worden gebaseerd op de reeds genoemde werkzaamheden van verschillende commissies en instellingen, alsmede op de bestaande internationale regels en praktijken. (3)”
2.1.10 In 2010 beklemtoonde het EESC in een daarbij aansluitend advies: „Het netwerk voor gemeenschappelijke beginselen van Europees verbintenissenrecht (CoPECL-netwerk) heeft onlangs een ontwerp voor een gemeenschappelijk referentiekader opgesteld en aan de Europese Commissie gepresenteerd. Met deze regels heeft de Europese wetgever een model dat hij kan gebruiken bij de invoering van een optioneel instrument zoals bepleit door commissaris Reding. (4)”
2.1.11 Zo ook heeft het EESC onderstreept dat „het gemeenschappelijk referentiekader, dat betrekking heeft op het algemene verbintenissenrecht, in feite niet ontworpen is als optioneel instrument. De auteurs van het gemeenschappelijk referentiekader geven echter in hun inleiding aan dat het kader kan worden gebruikt „als basis voor een of meerdere optionele instrumenten””. Volgens het EESC „kan dit voorstel ook restrictief worden uitgevoerd door de algemene bepalingen van het gemeenschappelijk referentiekader op te nemen in een optioneel instrument dat alleen van toepassing is op specifieke onderdelen van het verbintenissenrecht. Zo worden lacunes in de regelgeving, die onvermijdelijk zouden ontstaan indien alleen bepalingen met betrekking tot specifieke soorten overeenkomsten zouden worden opgenomen, voorkomen.”
3. Het nieuwe Groenboek van de Commissie
3.1 In haar groenboek stelt de Commissie verschillende benaderingen voor met het oog op een grotere samenhang van het contractenrecht. Strategische opties zijn in deze context o.m.:
— |
de publicatie op het internet van (niet bindende) modelcontractbepalingen die binnen de Europese eengemaakte markt toegepast zouden kunnen worden; |
— |
een (al dan niet bindend) „instrumentarium” waarvan de wetgevers van de EU gebruik kunnen maken bij het opstellen van nieuwe wetgeving, ter verzekering van betere en meer samenhangende regelgeving; |
— |
een aanbeveling m.b.t. het contractenrecht waarbij de lidstaten worden opgeroepen het Europese contractenrecht in hun verschillende nationale rechtsstelsels op te nemen, enigszins naar het model van de Verenigde Staten, waar op één na alle 50 staten vrijwillig een Uniform Commercial Code (uniform handelswetboek) hebben aangenomen; |
— |
een optioneel Europees contractenrecht of „28e regeling” die van toepassing zou zijn op contractuele betrekkingen en waarvoor consumenten en ondernemingen vrij zouden kunnen kiezen. Deze facultatieve regelgeving zou een alternatief bieden voor de bestaande nationale regelingen en zou in alle talen beschikbaar zijn. Ze zou alleen op transnationale contracten van toepassing kunnen zijn of ook tot nationale contracten uitgebreid kunnen worden. Een en ander zou een hoog niveau van consumentenbescherming waarborgen en rechtszekerheid bieden voor de gehele levenscyclus van het contract; |
— |
harmonisatie van de nationale regelingen inzake contractenrecht via een EU-richtlijn; |
— |
volledige harmonisatie van de nationale regelingen inzake contractenrecht via een EU-verordening; |
— |
vaststelling van een echt Europees burgerlijk wetboek, ter vervanging van alle nationale regelingen inzake contractenrecht. |
3.2 Het Europees Parlement heeft in een resolutie van 25 november 2009 steun gegeven aan het voorstel voor een Europees contractenrecht. Ook Mario Monti, voormalig eurocommissaris voor interne markt en concurrentie, heeft in zijn verslag over de interne markt van 9 mei 2010 gewezen op de mogelijke voordelen van een facultatieve „28e regeling” voor consumenten en bedrijven (5).
3.3 Op 7 september 2010 heeft de Commissie een eerste vergadering over het Europees contractenrecht gehouden, waaraan vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, consumenten en juristen hebben deelgenomen.
3.4 De Commissie heeft tevens een deskundigengroep opgericht, waarin ook het EP met waarnemers vertegenwoordigd is, teneinde het zogenoemde „Ontwerp van het gemeenschappelijk referentiekader” (6) – een eerste ontwerp van Europees contractenrecht dat de laatste jaren in het kader van 6e EU-kaderprogramma OTO&D ontwikkeld is – in praktijk te brengen.
3.5 De Commissie heeft een openbare raadpleging over het strategisch document gelanceerd, die eind januari 2011 zal worden afgerond.
4. Algemene opmerkingen
4.1 De eengemaakte EU-markt is gebaseerd op het contractenrecht. Het EESC maakt zich grote zorgen over het feit dat, ondanks de inspanningen ter voltooiing van de interne markt, met name kleine en middelgrote ondernemingen het moeilijk hebben om in het buitenland een afzetmarkt te vinden omdat zij zich in elk van de 27 lidstaten moeten aanpassen aan weer ander contractenrecht. Slechts 8 % van de consumenten doet online aankopen in een andere lidstaat.
4.2 De verschillen tussen de nationale regelingen ter zake leiden thans tot extra transactiekosten voor de ondernemingen. Met name kleine ondernemingen slagen er niet in te profiteren van de schaalvoordelen die de eengemaakte Europese markt biedt. Consumenten ondervinden de gevolgen daarvan omdat het keuzeaanbod kleiner wordt en de prijzen stijgen naarmate het transnationaal handelsverkeer vermindert.
4.3 Voorts loopt er in 61 % van de gevallen iets fout met transnationale verkoop omdat handelaars weigeren in de lidstaat van de consument te leveren. Een en ander is hoofdzakelijk te wijten aan de belemmerende regelgeving en de onzekerheid van de toepasselijke voorschriften.
4.4 Om dergelijke problemen op te lossen en het potentieel van de Europese interne markt te vergroten, moet ondernemingen, en met name kleinere ondernemingen, meer rechtszekerheid worden geboden en moeten de regels voor de consumenten vereenvoudigd worden en een hoger beschermingsniveau bieden.
4.5 Het EESC is van mening dat de Commissie op dit gebied meer inspanningen moet leveren en verder moet gaan dan de maatregelen inzake justitiële samenwerking in civiele zaken, die weliswaar noodzakelijk zijn maar niet volstaan voor een goede werking van de interne markt.
4.6 Zoals door de Commissie wordt voorgesteld, is een discussie geboden waarbij rekening wordt gehouden met de ervaringen die in het kader van de Europese interne markt zijn opgedaan. Deze markt wordt gekenmerkt door een veelheid aan contracten die gebaseerd zijn op uiteenlopende nationale regelingen en voor extra transactiekosten zorgen, die volgens recente studies gemiddeld ca. vijftienduizend euro belopen (7).
4.7 Consumenten en ondernemingen stuiten op niet onaanzienlijke belemmeringen als zij voordeel willen trekken van de interne markt. De transactiekosten (om de contractuele bepalingen en de commerciële maatregelen aan te passen of de voorschriften te laten vertalen) en de rechtsonzekerheid bemoeilijken de groei van kleine en middelgrote ondernemingen op de eengemaakte markt en brengen een goede consumentenbescherming in het gedrang.
4.8 Samenhang binnen het contractenrecht zou bijzonder nuttig kunnen zijn; een en ander zou kunnen worden verwezenlijkt via een optioneel contractenrecht (ook „28e regeling” genoemd). In tal van documenten beginnen Commissie en EP te verwijzen naar de mogelijkheid om gebruik te maken van deze zogenoemde „28e regeling”, vooral wanneer het gaat om belangrijke gebieden waarop de gewenste volledige harmonisatie nauwelijks haalbaar, laat staan gemakkelijk zou zijn.
4.8.1 Behalve in het initiatiefadvies van het EESC over „De Europese verzekeringsovereenkomst” (8) en in de recente publicatie van de „beginselen van het Europees verzekeringsovereenkomstenrecht (PEICL)” door de projectgroep Restatement of European Insurance Contract Law (herdefiniëring van het Europees verzekeringsrecht) is slechts in een paar gevallen door de Europese wetgever voor een dergelijke aanpak gekozen, nl. op het gebied van het vennootschapsrecht, intellectuele-eigendomsrechten en internationaal recht.
4.9 De invoering van gestandaardiseerde contractvoorwaarden zou alle partijen ten goede komen mits:
— |
voorzien wordt in maximale garanties om de zwakkere contractpartijen te beschermen en bij de opstelling ervan wordt uitgegaan van een zo hoog mogelijk beschermingsniveau; |
— |
de actieve deelname van de sociale partners en alle vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld – met name verenigingen van consumenten en van het MKB - aan de onderhandelingen over gestandaardiseerde contractvoorwaarden wordt verzekerd; |
— |
de contractvoorwaarden overeenstemmen met de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen en de richtlijn over de inachtneming van de betalingstermijnen bij handelstransacties, waarmee ten volle uitvoering wordt gegeven aan de Small Business Act; |
— |
toch de nodige contractuele vrijheid wordt gegarandeerd, bijv. door middel van aanbevolen standaardcontracten; |
— |
de toegang tot de rechter niet wordt beperkt; |
— |
de gestandaardiseerde contractvoorwaarden op gezette tijden worden gemonitored en herbekeken. |
4.10 Volgens het EESC moet stapsgewijs te werk worden gegaan en begonnen worden met transnationale verkoopscontracten voor goederen van commerciële aard. Dergelijke proefprojecten zijn nuttig om na te gaan hoe regelingen naast elkaar kunnen bestaan en door de betrokken partijen effectief worden toegepast alsook om de impact ervan doeltreffend te kunnen inschatten.
4.11 Van bijzonder belang zijn de verschillende definities van materieel recht m.b.t.:
— |
rechtspersonen |
— |
consumenten en beroepsbeoefenaars |
— |
oneerlijke bedingen |
— |
verplichting tot het vooraf verschaffen van contractuele informatie over goederen en diensten |
— |
verplichting tot het verschaffen van informatie ingeval een contract wordt gesloten met een contractpartij in een benadeelde positie |
— |
verhaalmiddelen bij niet-naleving van de verplichting tot informatieverschaffing |
— |
levering – tijdstip van levering – koppeling met de risico-overgang |
— |
termijnen en voorwaarden voor het beoordelen van de naleving, en rangorde van de verhaalmiddelen in geval van niet-naleving |
— |
situaties van mogelijk verbreken van het contract |
— |
het in kennis stellen van de verkoper van gebreken die door de koper zijn/hadden moeten worden ontdekt |
— |
herroepingsrecht: toepassingsgebied; uitoefening van het herroepingsrecht; bedenktijd en tijdslimieten van de herroeping |
— |
het begrip „objectieve aansprakelijkheid” |
— |
inlassing van de begrippen „gederfde winst” („lucrum cessans”) en „reële schade” („damnum emergens”) |
— |
aansprakelijkheid van producenten en bewijslast |
— |
elektronische handel (e-commerce). |
4.12 Het EESC zou een combinatie van maatregelen van regelgevende en niet-regelgevende aard kunnen voorstellen, nl.:
— |
meer samenhang van het communautaire acquis op het gebied van het contractenrecht; |
— |
bevordering van de uitwerking van gestandaardiseerde contractuele bepalingen die in de hele Unie van toepassing zijn; |
— |
verder nagaan of de problemen i.v.m. het Europese contractenrecht geen specifieke oplossingen vergen die niet-sectorgebonden zijn. |
4.13 Een Europees contractenrecht op vrijwillige basis zou volgens het EESC samen met en naast de nationale contractenrechtsstelsels moeten kunnen bestaan en gestandaardiseerde bepalingen en voorwaarden kunnen garanderen, terwijl ook optioneel gebruik zou kunnen worden gemaakt van de „28e regeling”.
4.14 De toepassing van het Verbintenissenverdrag van Rome (9) stuit in ieder geval op tal van uitdagingen, daar zij nieuwe problemen (zoals de e-contractpartij en de invloed daarvan op de voor contracten geldende voorschriften) en nieuwe juridische vragen doet rijzen.
4.15 Wat het toepassingsgebied van het „gemeenschappelijk instrument” van Europees vrijwillig contractenrecht en het „nieuwe optionele geavanceerde regelgevingsstelsel” betreft, is het volgens het EESC zaak te beginnen met een proefproject op commercieel vlak dat beperkt zou zijn tot transnationale contracten voor de verkoop van goederen.
4.16 Het EESC is van mening dat er een grotere samenhang tussen horizontale en verticale regelgeving moet worden gewaarborgd en dat daarbij met name moet worden gestreefd naar transparantie, duidelijkheid en eenvoud, niet alleen voor degenen die de rechtsregels moeten gaan toepassen en in staat moeten zijn om de nieuwe richtsnoeren in praktijk te brengen, maar vooral ook voor kleine ondernemingen en de doorsneeconsument, voor wie complexe en onduidelijke regelgeving meteen ook hogere kosten en tijdverlies met zich meebrengt.
Brussel, 19 januari 2011
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) Die methode is gebaseerd op het idee dat de belangen van de burgers beter worden behartigd wanneer de EU-instellingen hun rol in het besluitvormingsproces, met respect voor het subsidiariteitsbeginsel, ten volle vervullen.
(2) EUROPA 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei - COM(2010) 2020 final.
(3) PB C 241 van 07.10.2002, blz. 1.
(4) PB C 21 van 21.1.2011, blz. 26.
(5) PB C 21 van 21.1.2011, blz. 26.
(6) Het gemeenschappelijk referentiekader is een langetermijnproject dat beoogt de EU-wetgevingsinstanties (Commissie, Raad en Europees Parlement) een instrument of een leidraad ter beschikking te stellen om de bestaande wetgeving te herzien en toekomstige wetgeving op het gebied van contractenrecht uit te stippelen. Een dergelijk instrument zou basisbeginselen, definities van sleutelbegrippen en modelbepalingen inzake contractenrecht kunnen omvatten. In het kader van het 6e kaderprogramma heeft DG Onderzoek op het gebied van sociale en humane wetenschappen een topnetwerk inzake uniforme beginselen van Europees contractenrecht (Common Principles of European Contract Law - CoPECL) tot stand gebracht, waaraan wordt meegewerkt door ruim 150 onderzoekers van verschillende instellingen en organisaties die in alle EU-lidstaten op het gebied van Europees privaatrecht werkzaam zijn. Het eindresultaat van de werkzaamheden die door dit netwerk van 2005 tot 2009 zijn verricht, is uiteengezet in het document „Ontwerp van het gemeenschappelijk referentiekader”.
(7) htpp://www.europe.org.
(8) PB C 157 van 28.06.05, blz. 1.
(9) Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome, 19 juni 1980.