Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005AE0245

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2000/819/EG van de Raad betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005) (COM(2004) 781 def. — 2004/0272 (COD))

    PB C 234 van 22.9.2005, p. 14–16 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    22.9.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 234/14


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2000/819/EG van de Raad betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005)

    (COM(2004) 781 def. — 2004/0272 (COD))

    (2005/C 234/03)

    De Raad heeft op 11 januari 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 95 van het EG-Verdrag te raadplegen over voornoemd voorstel.

    De gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie”, die met de voorbereidende werkzaamheden terzake was belast, heeft haar advies op 14 februari 2005 goedgekeurd; rapporteur was de heer PEZZINI.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 415e zitting van 9 maart 2005 met algemene stemmen het volgende advies uitgebracht:

    1.   Voorwoord

    1.1

    Veel EESC-leden uit de in 2004 tot de EU toegetreden lidstaten zijn nog niet erg vertrouwd met het Gemeenschapsbeleid dat de afgelopen decennia is ontwikkeld voor ondernemingen, en het MKB in het bijzonder. In het onderhavige advies, dat zeer eenvoudig is maar van groot belang omdat de Commissievoorstellen verstrekkende gevolgen hebben, worden de fasen van dit beleid nog eens kort uiteengezet.

    2.   Achtergrond

    2.1

    Vanaf de tweede helft van de jaren '80 werd het ondernemingenbeleid door de Commissie beheerd door twee directoraten-generaal, te weten DG Industriebeleid en DG XXIII, dat zich met name bezig hield met de ambachtssector en het MKB. In de jaren '90 heeft DG XXIII, in nauwe samenwerking met de beroepsorganisaties uit de lidstaten, jaarlijks tientallen ontmoetingen georganiseerd om de specifieke behoeften van micro- en kleine bedrijven in kaart te brengen.

    2.2

    In 1994 heeft de Commissie, mede op initiatief van DG XXIII, het Europees Investeringsfonds (EIF) in het leven geroepen, dat de volgende doelstellingen meekreeg:

    1)

    financieren van de netwerken die van essentieel belang zijn voor ondernemingen;

    2)

    ondersteunen van de kredietverlening, met name aan het MKB, via borgstellingsregelingen.

    Tegenwoordig concentreert het EIF zijn activiteiten geheel op de tweede doelstelling.

    2.3

    De uitkomsten van de eerder genoemde ontmoetingen werden in Europees verband uitgebreid besproken tijdens drie grote conferenties, die achtereenvolgens in Avignon (1990), Berlijn (1994) en Milaan (1997) zijn gehouden. Hierbij waren telkens duizenden ondernemers uit de lidstaten aanwezig.

    2.4

    In die tijd werden de programma's voor ondernemingen dus voorgesteld door DG Ondernemingen of DG XXIII; in het laatste geval waren de programma's vooral bestemd voor de ambachtssector en het MKB.

    2.5

    In 1997 werd het derde meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (1997-2000) goedgekeurd, na overleg met de beroepsorganisaties en op grond van een concreet voorstel van DG XXIII.

    2.6

    Op 20 en 21 november 1997 vond de buitengewone Europese Raad van Luxemburg plaats, met slechts één agendapunt: de werkloosheid. Tijdens deze Top werden onder meer drie concrete initiatieven gelanceerd om bedrijven te helpen hun concurrentievermogen op peil te houden, en werd de Commissie opgedragen voorstellen te doen om de economie te versterken en meer banen te scheppen. Dit waren: de EΤF-startersregeling, de JEV (Joint European Venture) en de MKB-garantiefaciliteit.

    2.7

    In 1998 heeft de Commissie, samen met de EIB en het EIF, het „Groei- en werkgelegenheidsinitiatief (1998-2000)” gelanceerd, dat was gebaseerd op „acties” waartoe in Luxemburg was besloten.

    2.8

    In 1999 heeft de Raad, mede naar aanleiding van zijn eerdere besluit tijdens de Top van Cardiff (1998), een verslag gepresenteerd waarin erop werd aangedrongen ook het begrip „duurzame ontwikkeling” in het ondernemingenbeleid te integreren.

    2.9

    In 2000 bevonden de besprekingen over het vierde meerjarenprogramma zich in een vergevorderd stadium, en werden twee teksten goedgekeurd die voor het MKB van fundamenteel belang zouden zijn:

    1)

    het Europees Handvest voor kleine bedrijven, dat tijdens de Europese Raad van Feira werd aangenomen;

    2)

    het Handvest voor het beleid inzake het MKB, op initiatief van en goedgekeurd door de ministers van industrie van de OESO-landen.

    2.10

    In datzelfde jaar heeft de Europese Raad van Lissabon het bekende en gelijknamige proces gelanceerd, gericht op de kennismaatschappij en -economie, waarmee de Commissie en de lidstaten een verbintenis voor een lange periode zijn aangegaan.

    2.11

    Het vierde meerjaarprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005), dat het licht zag in 2000, was een samenvatting van eerdere programma's en ontwikkelingen die in de loop van de jaren '90 hun beslag hadden gekregen.

    3.   Inleiding

    3.1

    Het meerjarenprogramma (ook wel MJP of MAP genoemd, naar het Engelse „Multi annual program”) voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB), is goedgekeurd op 20 december 2000. Het loopt van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 en beschikt over een begroting van 450 miljoen euro.

    3.2

    Met dit programma wordt beoogd het Europese ondernemingsklimaat te verbeteren. Het programma wordt gecoördineerd door DG Ondernemingen en de activiteiten zijn verdeeld over drie pijlers:

    ontwikkelingsmaatregelen voor bedrijven. Concreet houdt dit in: studies en aanbevelingen van de Commissie en de lidstaten, met als doel het ondernemingsklimaat te verbeteren;

    het netwerk van Euro Info Centres (EIC's), die tot taak hebben de verschillende over het Europese grondgebied verspreide infocentra te steunen, zodat bedrijven toegang krijgen tot de communautaire programma's en netwerken;

    financiële instrumenten om het financieringsklimaat voor ondernemingen, en met name voor het MKB, te verbeteren.

    3.3

    Het programma heeft de volgende doelstellingen:

    de groei en het concurrentievermogen van ondernemingen versterken in een geïnternationaliseerde kenniseconomie;

    het ondernemerschap bevorderen;

    het bestuursrechtelijke klimaat voor ondernemingen vereenvoudigen en verbeteren;

    het financiële klimaat voor ondernemingen, en met name voor het MKB, verbeteren;

    de toegang van ondernemingen tot bedrijfsondersteunende diensten en communautaire programma's en netwerken vergemakkelijken en de coördinatie daartussen verbeteren; en

    de uitvoering van het Europees Handvest voor kleine bedrijven op Gemeenschapsniveau ondersteunen.

    3.4

    Het wordt met behulp van drie soorten instrumenten uitgevoerd:

    uitwisseling van ervaringen en vaststelling van goede praktijken tussen de lidstaten;

    exploitatie van een netwerk van Euro Info Centres die diensten en advies over Europese kwesties verlenen aan ondernemingen in alle Europese regio's;

    instelling van een aantal communautaire financiële instrumenten voor het MKB met behulp van het Europees Investeringsfonds (EIF).

    3.5

    Met het oog op het nieuwe programma 2006/2010 heeft de Commissie een reeks evaluaties laten uitvoeren, zowel intern als extern, via onafhankelijke deskundigen. Om zoveel mogelijk suggesties te verzamelen heeft de Commissie een document opgesteld waarin zij uiteenzet hoe de opzet van het nieuwe programma eruit moet komen te zien.

    4.   De inhoud van het voorstel van de Commissie

    4.1

    In één enkel artikel stelt de Commissie voor om Beschikking 2000/819/EG (1) van de Raad te wijzigen door het huidige meerjarenprogramma te verlengen tot 31 december 2006 en het financiële referentiebedrag met 81,5 miljoen euro te verhogen van 450 miljoen euro tot 531,5 miljoen euro.

    5.   De beweegredenen van de Commissie

    5.1

    Uit de publieke raadpleging en de evaluaties van onafhankelijke deskundigen kwam naar voren dat er veel voorstanders waren van een bredere basis voor beleidsanalyse, -ontwikkeling en -coördinatie en voor specifieke maatregelen om ondernemingen te helpen concurreren en innoveren.

    5.2

    Pas in 2003 en 2004 werden de actielijnen van het Europees Handvest voor kleine bedrijven op min of meer heldere wijze overgenomen in de jaarlijkse werkprogramma's van het meerjarenprogramma. Maar er is nog veel werk aan de winkel om de voorstellen van het Handvest concreet uit te voeren.

    5.3

    In het MJP zijn wel degelijk verschillende activiteiten gepland om het ondernemingenbeleid te ondersteunen, maar de stimulansen voor innovatie en samenwerking tussen bedrijven ontbreken.

    5.4

    De geplande activiteiten van het MJP beantwoorden aan de vereisten en behoeften van de ondernemingen uit de EU-15, maar zijn onvoldoende aangepast aan de behoeften van ondernemingen uit de nieuwe lidstaten.

    6.   Opmerkingen van het EESC

    6.1

    Het EESC stemt volledig in met het voorstel en acht het een goede zaak dat de Commissie, mede op grond van eventuele suggesties van het Europees Economisch en Sociaal Comité en andere betrokkenen uit het maatschappelijk middenveld, een „kaderprogramma” ontwerpt dat de volgende punten zal omvatten:

    de vooruitgang die de laatste jaren is geboekt op het vlak van de kenniseconomie;

    stimulansen om bedrijven aan te zetten tot de innovatie die nodig is voor het concurrentievermogen;

    de inhoud van de nieuwe financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013;

    de werkelijke behoeften van bedrijven (met name micro-, kleine en middelgrote bedrijven) in de nieuwe lidstaten van de EU;

    de nuttige en noodzakelijke synergie met de actielijnen van de nieuwe Structuurfondsen en het Cohesiefonds;

    de verwachtingen, met name van de nieuwe lidstaten, over de rol van de Euro Info Centres.

    6.2

    Er loopt momenteel een diepgaand onderzoek naar de inhoud van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, dat eind 2006 zal aflopen. Het huidige MJP besteedt veel aandacht aan de onderzoekthema's — ongetwijfeld van groot belang voor grote ondernemingen — maar heeft weinig aandacht voor innovatie en concurrentievermogen, die van levensbelang zijn voor het MKB. Door hiervoor meer tijd uit te trekken kan voor een nieuwe, dynamische synergie worden gezorgd tussen het volgende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het toekomstige kaderprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap.

    6.3

    Sommige instrumenten van het huidige MJP hebben niet de gewenste resultaten opgeleverd (2), waarschijnlijk omdat zij zijn ontsproten uit de initiatieven die sinds de lancering van de Lissabonstrategie zijn genomen, maar niet zijn toegesneden op de concrete behoeften van micro-, kleine en middelgrote bedrijven.

    7.   Conclusies en voorstellen

    7.1

    De landen die in 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden hebben niet de kans gehad — die de oude lidstaten wel hebben gehad — om intens overleg te plegen en bij te dragen tot de uitwerking van een solide, gemeenschappelijk beleid voor ondernemingen en ondernemerschap.

    7.2

    Het EESC hoopt van harte dat DG Ondernemingen tijdens het lopende jaar (2005) en het jaar waarvoor de verlenging geldt (2006) een reeks ontmoetingen in de nieuwe lidstaten organiseert met vertegenwoordigers van het MKB uit alle landen, teneinde beste praktijken te bespreken en de specifieke problematiek van de nieuwe lidstaten in kaart te brengen. De aldus verkregen elementen zouden dan in het nieuwe kaderprogramma verder moeten worden uitgewerkt.

    7.3

    Het EESC is van mening dat, aan de hand van deze elementen, in de loop van 2006 een vierde Europese conferentie voor micro-, kleine en middelgrote bedrijven zou kunnen worden georganiseerd in een van de onlangs toegetreden lidstaten, om algemene oplossingen te zoeken voor de belangrijkste problemen die de nieuwe lidstaten tegenkomen op het gebied van het ondernemingenbeleid.

    7.4

    De Commissie zou zo spoedig mogelijk met het EESC van gedachten moeten wisselen over de uitkomsten van de externe evaluatie waartoe zij opdracht heeft gegeven, en de resultaten van het lopende meerjarenprogramma moeten analyseren. Het EESC zou nu al een concrete bijdrage kunnen leveren — met de inzet die al zijn werkzaamheden kenmerkt — aangezien veel van zijn leden afkomstig zijn uit het bedrijfsleven.

    7.5

    Op grond van jarenlange discussies, onder meer tijdens de opstelling van adviezen, is het EESC er meer en meer van overtuigd geraakt dat het debat tussen en met rechtstreeks betrokkenen uit het bedrijfsleven (ondernemers en werknemers), noodzakelijk is om het ontwikkelingsbeleid meer waarde en meer concrete inhoud te geven. Bovendien moet worden erkend dat micro- en kleine bedrijven meestal met andere problemen kampen dan grote bedrijven; en als het toch dezelfde problemen zijn, dan vragen zij om andere oplossingen omdat de betreffende middelen, instrumenten en steunmaatregelen niet te vergelijken zijn met die van grote ondernemingen. Bij de zoektocht naar nieuwe ontwikkelingsmiddelen en -instrumenten zou dan ook steeds meer rekening moeten worden gehouden met bovenstaande overwegingen.

    7.6

    Het EESC is al met al ingenomen met de voorgestelde verlenging, maar dringt er bij de Commissie op aan de in dit advies voorgestelde initiatieven te verwezenlijken en hierover verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en het Comité.

    Brussel, 9 maart 2005

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Anne-Marie SIGMUND


    (1)  PB L 333 van 29-12-2000. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 593/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 16-8-2004).

    (2)  Zie in dit verband het teleurstellende resultaat van het JEV-programma en de conclusies in SEC(2004) 1460 van 15-11-2004.


    Top