This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/106/146
Case T-76/04: Actionbrought on 17 February 2004 by Bactria Industriehygiene-ServiceVerwaltungs GmbH against the Commission of the European Communities
Zaak T-76/04: Beroep, op 17 februari 2004 ingesteld door Bactria Industriehygiene-Service Verwaltungs GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-76/04: Beroep, op 17 februari 2004 ingesteld door Bactria Industriehygiene-Service Verwaltungs GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
PB C 106 van 30.4.2004, p. 74–74
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
|
30.4.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 106/74 |
Beroep, op 17 februari 2004 ingesteld door Bactria Industriehygiene-Service Verwaltungs GmbH tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
(Zaak T-76/04)
(2004/C 106/146)
Procestaal: Engels
Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 17 februari 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Bactria Industriehygiene-Service Verwaltungs GmbH, gevestigd te Kirchheimboladen (Duitsland), vertegenwoordigd door K. Van Maldegem en C. Mereu, advocaten.
Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:
|
— |
nietig te verklaren de artikelen 3 (en bijlage II), 4, lid 2, 5, lid 3, 10, lid 2, tweede alinea, 11, lid 3, 13 en 14, lid 2, van verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van verordening (EG) nr. 1896/2000; |
|
— |
de artikelen 9, sub a, 10, lid 3, 11 en 16, lid 1, van richtlijn 98/8/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden, onwettig en jegens verzoekster niet-toepasselijk te verklaren; |
|
— |
artikel 6, lid 2, van verordening (EG) nr. 1896/2000 van de Commissie van 7 september 2000 inzake de eerste fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende biociden bedoelde programma, onwettig en jegens verzoekster niet-toepasselijk te verklaren; |
|
— |
verweerster te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan verzoekster, voorhands begroot op 1 euro, voor de schade als gevolg van de vaststelling en inwerkingtreding van de bestreden maatregel, vermeerderd met rente, in afwachting van de exacte berekening en bepaling van het exacte bedrag; |
|
— |
verweerster te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoeksters middelen en argumenten komen overeen met die in zaak T-75/04.