This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2004/106/55
Case C-120/04: Referencefor a preliminary ruling from the Oberlandesgericht Düsseldorf of 17 February2004 in proceedings between MEDION AG and THOMSON multimedia SalesGermany & Austria GmbH
Zaak C-120/04: Verzoek van het Oberlandesgericht Düsseldorf van 17 februari 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Medion AG en Thomson multimedia Sales Germany & Austria GmbH
Zaak C-120/04: Verzoek van het Oberlandesgericht Düsseldorf van 17 februari 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Medion AG en Thomson multimedia Sales Germany & Austria GmbH
PB C 106 van 30.4.2004, p. 31–31
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
30.4.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 106/31 |
Verzoek van het Oberlandesgericht Düsseldorf van 17 februari 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Medion AG en Thomson multimedia Sales Germany & Austria GmbH
(Zaak C-120/04)
(2004/C 106/55)
Het Oberlandesgericht Düsseldorf heeft bij beschikking van 17 februari 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 5 maart 2004, in het geding tussen Medion AG en Thomson multimedia Sales Germany & Austria GmbH, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vraag:
Moet artikel 5, lid 1, sub b, van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (1), hierna: „merkenrichtlijn” aldus worden uitgelegd dat wanneer verschillende tekens worden gebruikt voor identieke waren of diensten, bij het publiek ook verwarring kan ontstaan wanneer een ouder woordmerk met normale onderscheidingskracht aldus is opgenomen in een nieuwer, samengesteld woordteken van een derde of zijn door woordelementen bepaald woord/beeldteken, dat het oudere merk wordt voorafgegaan door de firmanaam van de derde en het oudere merk weliswaar niet op zichzelf de totaalindruk van het samengestelde teken kenmerkt, maar in het samengestelde teken toch een zelfstandige kenmerkende plaats behoudt?
(1) PB L 40, blz. 1.