EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003IE1384

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over "Een voor iedereen toegankelijk en sociaal duurzaam toerisme"

PB C 32 van 5.2.2004, p. 1–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52003IE1384

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over "Een voor iedereen toegankelijk en sociaal duurzaam toerisme"

Publicatieblad Nr. C 032 van 05/02/2004 blz. 0001 - 0014


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over "Een voor iedereen toegankelijk en sociaal duurzaam toerisme"

(2004/C 32/01)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 23 januari 2003 besloten om overeenkomstig art. 29, lid 2, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over "Een voor iedereen toegankelijk en sociaal duurzaam toerisme"

De gespecialiseerde afdeling "Interne markt, productie en consumptie", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 7 oktober 2003 goedgekeurd; rapporteur was de heer Mendoza.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 29 en 30 oktober 2003 gehouden 403e zitting (vergadering van 29 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met 112 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

DEEL I: ALGEMENE ASPECTEN

1. Inleiding

1.1. Toerisme wordt overal ter wereld en met name in de Europese Unie en haar instellingen gezien als een economische activiteit van strategisch belang om een aantal doelstellingen te bereiken die ten grondslag liggen aan de Europese Unie, haar beleid en haar streven om voor onszelf en de komende generaties een beter Europa te creëren. De ontwikkeling van het toerisme heeft in de desbetreffende gebieden rechtstreekse economische, sociale en milieugevolgen en kan en moet daarom een geschikt middel zijn om de levenskwaliteit van de Europese burgers te verbeteren. Wil dit potentieel echter op langere termijn benut worden, dan moet het toerisme voldoen aan duurzaamheidsnormen die door alle betrokkenen - overheids- en particuliere instanties, bedrijfsleven en consumenten - in acht dienen te worden genomen. Dit voorwaardenpakket ligt aan de basis van de nagestreefde nieuwe vormen van in economisch, sociaal en milieu-opzicht duurzaam toerisme.

1.2. Er zij in dit verband gewezen op de breed erkende en bijzondere bijdrage die duurzaam toerisme kan leveren tot het tijdens de Europese Raad van Lissabon vastgestelde strategische doel om van de Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.

1.2.1. Tijdens de Europese Raad van Brussel van 20 en 21 maart 2003 is tegen de achtergrond van verslapping van de economie en stijging van de werkloosheid aangekondigd dat de EU en de lidstaten de daad bij het woord gaan voegen om de gestelde doelen nu ook echt te verwezenlijken: Wij bevestigen onze krachtige persoonlijke inzet voor de tijdige en effectieve uitvoering van hervormingen met betrekking tot de drie pijlers van de strategie van Lissabon - dus op economisch, sociaal en milieugebied.

Deze Europese Raad heeft ook een aantal nieuwe prioriteiten gesteld, die erop neerkomen dat er nieuwe prikkels moeten worden gegeven om de ondernemingszin en innovatie te bevorderen en de interne markt te versterken. Dit is nodig om concurrerender te worden en om het concurrentievermogen - in de economie in het algemeen en in het toerisme in het bijzonder - de centrale plaats te geven die het toekomt.

1.3. Tijdens het Europees Jaar van de gehandicapten 2003 moeten op het vlak van voorlichting, bewustmaking en beheer extra inspanningen worden geleverd om het recht van gehandicapten om van hun vrije tijd te genieten en aan volwaardig toerisme te doen, in de praktijk om te zetten. In dit verband is er een mentaliteitsverandering nodig. In dit advies wil het Europees Economisch en Sociaal Comité deze problematiek bestuderen en een aantal initiatieven voorstellen om zijn steentje bij te dragen tot het welslagen van het Jaar van de gehandicapten en tot een duurzaam en voor iedereen toegankelijk toerisme.

1.4. Er mag niet worden vergeten dat het toerisme als gevolg van een reeks sociale en economische factoren nog altijd niet voor alle burgers van Europa toegankelijk is. Dit is jammer, omdat toerisme in diverse opzichten een gunstige impact heeft op de burgers en op jongeren in het bijzonder. Daarom dienen de instellingen stimulerende maatregelen te treffen met het oog op nieuwe vormen van toerisme die voor iedereen, met name minder koopkrachtigen, toegankelijk zijn. Bij de opbouw van een uitgebreid Europa dat ecologisch duurzaam, economisch concurrerend en sociaal samenhangend is en waarin alle burgers een redelijke levenskwaliteit is gegarandeerd, moet er ter verwezenlijking van deze doelstelling specifiek beleid worden ontwikkeld dat op voldoende financiële middelen kan rekenen.

2. Toerisme in het EU-beleid

2.1. Buiten kijf staat dat de toerismesector op economisch, sociaal en milieuvlak van groot belang is, zowel voor de Europese Unie als voor de rest van de wereld. Landen met een goed uitgebouwde toeristische sector willen de toeristische activiteiten voortzetten, omdat de ervaring leert dat deze bedrijfstak positief kan uitwerken op welvaart, werkgelegenheid en levenskwaliteit. Ook minder ontwikkelde landen zien mogelijkheden in het toerisme, omdat het kan bijdragen tot armoedebestrijding, economische voorspoed, sociale ontwikkeling en convergentie.

2.2. Anderzijds is meer dan eens gebleken dat toerisme de economische, sociale en milieubalans uit evenwicht kan brengen en op lange termijn situaties in de hand kan werken die zijn functie als motor van welvaart en duurzame ontwikkeling in gevaar kunnen brengen.

2.3. Om te illustreren hoe belangrijk het toerisme is voor de economie in de EU, zij hierbij nog eens gewezen op een aantal passages uit de Commissiemededeling "Een gezamenlijke aanpak voor de toekomst van het Europese toerisme"(1) die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten:

"De toeristische beroepsgroep in de Europese Unie telt zo'n twee miljoen bedrijven, hoofdzakelijk kleine en middelgrote ondernemingen, die een bijdrage van ongeveer 5 % aan zowel het BBP als de werkgelegenheid leveren. Dit cijfer varieert van lidstaat tot lidstaat tussen de 3 en 8 %. Het toerisme genereert bovendien een aanzienlijke omzet in andere sectoren, zoals de handel en gespecialiseerde uitrustingen, ter hoogte van ongeveer anderhalf maal de omzet die het toerisme zelf genereert.

Qua omzet vindt meer dan 80 % van het toerisme van de Europeanen om persoonlijke of familiale redenen plaats. De rest is zakelijk toerisme, in de ruime zin van het woord. Dit loopt van land tot land uiteen van nauwelijks 15 % tot meer dan 30 % van de totale omzet, waarbij het grootste aandeel toekomt aan de noordelijke landen. De gezinnen in de Unie reserveren ongeveer een achtste van hun persoonlijke uitgaven voor verbruik in verband met toerisme en dit varieert van land tot land relatief weinig.

Het communautaire toerisme is voornamelijk intern toerisme. 87 % van de geregistreerde toeristische activiteiten wordt toegeschreven aan de eigen burgers en slechts 13 % aan bezoekers uit derde landen. Wat het toerisme van de burgers van de Unie betreft, blijft driekwart op het grondgebied van een van de vijftien lidstaten, terwijl het laatste kwart naar andere delen van Europa en de wereld gaat.

Het toerisme is een van de economische sectoren in Europa met de beste toekomstperspectieven. De vooruitzichten wijzen op een aanhoudende groei van het toerisme in Europa die sterker is dan de gemiddelde economische groei. Dit is onder andere het gevolg van het feit dat meer tijd aan ontspanning wordt besteed, van het sociale belang van toerisme en van de algehele economische groei.

Alleen al op het gebied van het hotel- en restaurantwezen zijn er de afgelopen jaren in Europa jaarlijks zo'n 100000 banen gecreëerd. Met de grootste verscheidenheid en dichtheid van toeristische attracties is Europa de meest bezochte toeristische regio in de wereld. Ondanks een lager groeicijfer dan het wereldwijde gemiddelde, met name dan het cijfer voor sommige opkomende overzeese regio's, zal de omvang van het Europese toerisme in de komende 20 tot 25 jaar waarschijnlijk verdubbelen, met een nettoresultaat, in termen van uitgaven en product, van zo'n 3 % per jaar. De werkgelegenheid zal de komende tien jaar in totaal met ongeveer 15 % toenemen."

2.4. Toerisme is niet rechtstreeks een gemeenschappelijk EU-beleidsterrein. Dat neemt niet weg dat verscheidene Europese instellingen horizontale maatregelen en acties plannen die op het toerisme doorwerken of waarin het toerisme een middel is om bepaalde hoofddoelstellingen van de EU, zoals duurzame ontwikkeling, werkgelegenheid, economische en sociale samenhang, kortom een betere levenskwaliteit voor de Europese burgers, te verwezenlijken.

2.4.1. In het EG-Verdrag zoals dat met het Verdrag van Nice is geconsolideerd, wordt zelfs na herziening en uitbreiding van een aantal protocollen nog steeds maar één keer verwezen naar toerisme, nl. in het eerste deel ("De beginselen"), art. 3, onder u). Daarin staat letterlijk het volgende:

"Teneinde de in artikel 2 genoemde doelstellingen te bereiken, omvat het optreden van de Gemeenschap onder de voorwaarden en volgens het tijdschema waarin dit Verdrag voorziet:

(...)

u) maatregelen op het gebied van energie, civiele bescherming en toerisme."

2.5. In diverse documenten van Commissie en Raad wordt het toerisme weliswaar een belangrijke functie toegekend als schepper van werkgelegenheid, maar wanneer men het Europese beleid in zijn geheel bekijkt, speelt het toerisme nog steeds maar een ondergeschikte rol. Deze moet zo mogelijk worden vergroot en in overeenstemming worden gebracht met het alom onderschreven strategische belang van het toerisme - nu en naar alle waarschijnlijkheid ook in de toekomst. In dit verband gaan er stemmen op die zeggen dat het toerisme bij alle activiteiten van de EU en haar instellingen een grotere rol moet en zal gaan spelen. Meer in concreto wordt er tevens op aangedrongen dat beleidsmaatregelen die van invloed zijn op het toerisme goed op elkaar worden afgestemd. Hiervoor zijn meer en betere gegevens nodig over het toerisme in al zijn facetten en over de wijze waarop het zich verhoudt tot de overige sectoren, zodat nauwkeurig kan worden nagegaan in welke mate toerisme bijdraagt tot de cohesie en de kwaliteit van het bestaan van de Europese burgers, zowel in economisch als sociaal opzicht.

2.6. Eveneens moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de op handen zijnde EU-uitbreiding voor het toerisme in zowel de huidige 15 als de toekomstige 10 lidstaten. De Commissie zou er goed aan doen deze zaak eens grondig te onderzoeken. De uitkomsten en conclusies van dit onderzoek zouden op ruime schaal moeten worden verspreid.

2.7. Voorts moet aandachtig worden bekeken welke rol er voor het toerisme in het Europa van na de Conventie zal zijn weggelegd. Via gerichte initiatieven zou er daadwerkelijk erkenning moeten komen voor het feit dat (het beleid inzake) toerisme van economisch belang is, werkgelegenheid kan scheppen, cultureel verrrijkend kan zijn, voor meer begrip tussen burgers uit alle windstreken kan zorgen, en mede concrete invulling kan geven aan "het Europa van de burgers".

3. Toerisme

3.1. Toerisme is een erg complex fenomeen, omdat de wijze waarop het ontstaat, gestalte krijgt en zich ontwikkelt, door tal van verschillende factoren wordt bepaald. Wij kunnen aan de hand van een aantal van deze factoren de bestaande vormen van toerisme in kaart brengen en de aandacht vestigen op de in de titel van dit advies genoemde "nieuwe vormen" waarmee toerisme sociaal duurzaam en voor iedereen toegankelijk kan worden gemaakt.

3.2. Een aantal factoren die bij het toerisme een rol spelen zijn in het licht van de hierboven genoemde doelstellingen van bijzonder belang en verdienen te worden uitgediept. Willen we een ideale vorm van toerisme bereiken, dan zal met de volgende tien facetten rekening moeten worden gehouden: de toerist, werkgelegenheid, het bedrijfsleven, sociale cohesie, stabiliteit, cultuur en patrimonium, toegankelijkheid voor gehandicapten, milieu, vrede en solidariteit en de rol van de actoren in deze sector.

3.3. Met betrekking tot deze tien facetten en hun onderlinge relaties worden in dit advies allerlei initiatieven voorgesteld, waarvan de tenuitvoerlegging een zaak is van de uiteenlopende betrokkenen. In de geest van de Top van Brussel moeten de beginselen van duurzame ontwikkeling nu echt in de praktijk worden gebracht. Wellicht kan het toerisme hierbij, wegens zijn strategische belang voor de Europese economie, baanbrekend werk verrichten. De in het tweede deel van dit advies voorgestelde initiatieven zijn dusdanig breed van opzet dat ze deze verwachting rechtvaardigen.

4. Toerisme en duurzaamheid

4.1. Bijna dertig jaar nadat de uitdrukking "duurzame ontwikkeling" voor het eerst werd gebruikt om een gewenst ontwikkelingsmodel te omschrijven, wordt ze nog steeds gebezigd als toetssteen voor elke vorm van menselijke activiteit, of het nu gaat om economie (relatie grondstof/product), sociaal leven (relatie persoon/groep) of milieu (relatie mens/natuur).

4.1.1. Sinds de Top van Rio (1992) wordt de term "duurzame ontwikkeling" door de hele internationale gemeenschap aanvaard, al blijft er een zekere ambiguïteit bestaan ten aanzien van de conceptuele formulering, zodat dit beginsel op enigszins uiteenlopende wijze kan worden ingevuld. Volgens de klassieke definitie van de commissie Brundtland moet duurzame ontwikkeling gezien worden als een ontwikkelingsmodel dat voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen.

4.2. De weg naar duurzaamheid is moeizaam en vergt een afweging van de doelstellingen die een samenleving voor ogen heeft, van economie versus ecologie, van de behoeften van vandaag versus die van morgen, van het lokale versus het globale. Wanneer men het over duurzaamheid heeft, gaat het dus niet alleen om het vinden van technische oplossingen, maar ook om waarden, prioriteiten, manieren om problemen aan te pakken, een nieuwe visie op het beleid van overheden en bedrijven, kortom, om een nieuw uitgangspunt voor menselijk handelen waarmee een evenwicht wordt gevonden tussen verschillende belangen.

4.3. Het concept duurzaamheid is ook door EU-instellingen overgenomen. Zo is duurzame ontwikkeling sinds het Verdrag van Amsterdam, dat in 1999 in werking is getreden, een van de hoofdtaken van de Europese Gemeenschap. In art. 2 van het Verdrag staat dat de Unie zich o.a. het volgende ten doel stelt: "bevordering van economische en sociale vooruitgang alsmede een hoog werkgelegenheidsniveau en totstandbrenging van evenwichtige en duurzame ontwikkeling, met name door (...) de versterking van de economische en sociale samenhang".

4.3.1. Er bestaat brede overeenstemming over dat aan duurzame ontwikkeling twee basisideeën ten grondslag liggen:

- ontwikkeling kent een economische, een sociaal-culturele en een milieudimensie. Ontwikkeling kan pas duurzaam zijn als er een evenwicht wordt bereikt tussen de verschillende factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van het bestaan;

- de huidige generatie is de volgende generaties verplicht om voldoende sociale, ecologische en economische hulpbronnen na te laten zodat ook zij tenminste dezelfde levenskwaliteit kunnen hebben als wij.

4.3.2. Economische, sociale en milieu-aspecten kunnen niet los van elkaar worden gezien. Hun grenzen en onderlinge verhoudingen, daar gaat het bij duurzame ontwikkeling om.

4.4. Deze noodzakelijke driepijlerbenadering komt het beste tot uiting in de toerismesector. Deze sector moet het in de eerste plaats hebben van "aantrekkelijkheid", een totaalconcept met de volgende, voor de toerist essentiële, kwaliteitsbepalende ingrediënten: natuur, variatie in omgeving en landschap, biodiversiteit, kortom: respect voor het milieu.

4.4.1. Het grote belang van de economische factor in het toerisme staat buiten kijf. Hierboven is er al op gewezen dat de toerisme-industrie een bron van welvaart en werkgelegenheid is in de hele wereld, en vooral ook in Europa, in het bijzonder in de landen aan de Middellandse Zee. Duurzaamheid in dit verband vergt een strategische langetermijnvisie; bij het plannen van het toerisme moet worden uitgegaan van een duurzaam, d.w.z op lange termijn concurrerend product dat het milieu ontziet, maar dat tevens het hele jaar door voor stabiele en kwalitatief goede arbeidsplaatsen kan zorgen.

4.4.2. Wat de sociale factor betreft, zij opgemerkt dat het toerisme bij uitstek een dienstverlenende sector is. Het in deze bedrijfstak werkzame personeel kan en mag zich niet beperken tot het aanbieden van een standaardproduct, maar moet in staat worden gesteld om sociale, culturele en intermenselijke waarden over te dragen en zo de aandacht te vestigen op de raakpunten tussen de volkeren op het vlak van tradities, cultuur, waarden en ervaringen. Het toerisme kan en moet een waardevol hulpmiddel zijn bij het voltooien van de interne markt van de Europese Unie. Het is zaak om ook in de toeristische sector actief toe te werken naar volledige totstandbrenging van de interne dienstenmarkt. Er moet zo snel mogelijk voor een volledig vrij personenverkeer op het gebied van toerisme wordt gezorgd.

4.4.3. Duurzaamheid op sociaal gebied betekent ook dat werk moet worden gemaakt van het opheffen, verminderen of tenminste compenseren van de nadelen die het werken in het toerisme met zich meebrengt voor de familie en de omgeving van hen die in de branche actief zijn. Hun dagelijkse, wekelijkse of jaarlijkse werkrooster leidt dikwijls tot moeilijk te voorkomen wrijvingen in gezinsverband en kennissenkring. Dit is ongunstig voor de opvoeding van kinderen, het combineren van werk- en gezinsleven en het vermogen om relaties en sociale contacten te onderhouden.

4.4.4. Toerisme is een perfect middel om andere volkeren te leren kennen en er banden mee te smeden. Alleen als men de ander kent, kan men hem begrijpen en waarderen en kan er kennis, ervaring en cultuur worden uitgewisseld. Iedere reis biedt de toerist de kans om emoties en ervaringen te voelen waardoor de afstand tot andere volkeren en andere levenswijzen wordt verkleind en waardoor hij zich in menselijk opzicht kan verrijken. Ook kan reizen de verdraagzaamheid en solidariteit ten goede komen.

4.4.5. Met dit advies wordt beoogd te bewerkstelligen of er althans toe bij te dragen dat het toerisme nu en in de toekomst de hierboven beschreven basisfunctie, nl. kennis nemen van en communiceren met andere culturen, kan vervullen, en dat het voor iedereen, ongeacht fysieke vermogens, leeftijd, inkomen, etnische afkomst, godsdienst of welke andere factor dan ook, toegankelijk is.

4.5. Duurzaamheid/duurzame ontwikkeling is een doelstelling die de EU en haar instellingen in het beleid moeten integreren en die aan de basis van nieuwe initiatieven moet liggen; dit concept dient dan ook de rode draad te zijn in dit advies over nieuwe, voor iedereen toegankelijke en sociaal duurzame vormen van toerisme.

DEEL II: VOORSTELLEN

5. Tien facetten van een duurzaam toerisme - Honderd initiatieven voor actie

5.1. Toerisme en toeristen

Vanzelfsprekend moet bij iedere economische of sociale activiteit de mens centraal staan. Het toerisme is zowel een economische als een sociale activiteit (persoonlijke contacten - individueel of in groepsverband - tussen mensen van verschillende volkeren). Daarom moet het allereerst voldoen aan de behoeften die mensen - als individuen, als onderdanen van een land, als Europese burgers en ten slotte als wereldburgers - hebben.

Als consument moet de toerist kunnen rekenen op de levering van bepaalde diensten. Tegelijkertijd dient hijzelf actief te verzoeken om een toeristisch product dat geleverd wordt onder voorwaarden die de duurzaamheid en toegankelijkheid van het toerisme niet in de weg staan.

In het streven naar een toerisme dat aan al deze eisen tegemoet komt, kunnen verschillende initiatieven worden ontplooid:

5.1.1. De toerist moet op een verantwoordelijke manier aan toerisme doen. Het gaat hierbij om een toerisme dat vanuit sociaal en milieu-oogpunt verantwoord is in alle onderdelen van de toerismesector: vervoer, ontvangst ter plekke, vertier, verblijf, contact met de natuur, met de plaatselijke cultuur, met het patrimonium en in het bijzonder met de mensen op de plaats van bestemming, zowel degenen die in het toerisme werkzaam zijn als de burgers in het algemeen.

5.1.2. Bij het toerisme betrokken instellingen en actoren moeten vakantiespreiding stimuleren, teneinde de impact van het toerisme zo beperkt mogelijk te houden en toe te werken naar een toerisme dat niet louter een seizoensaangelegenheid is.

5.1.3. Bevorderd moet worden dat er in de herkomstlanden van de toeristen, tijdens de reis en op de plaats van bestemming permanent op grote schaal maatregelen worden getroffen om toeristen over duurzaam consumptiegedrag en de praktische toepassing ervan te informeren en de bewustwording te vergroten.

5.1.4. Het reizen met alle mogelijke energie-efficiënte vervoersmiddelen moet worden gestimuleerd, teneinde het gebruik van hulpbronnen zo beperkt mogelijk te houden.

5.1.5. Er moet meer werk worden gemaakt van milieugedragscodes om de consument voor te lichten over en aan te zetten tot duurzamer vormen van toerisme.

5.1.6. Gestimuleerd moet worden dat de branche toeristische producten ontwikkelt waarbij hulpbronnen worden benut zonder dat deze uitgeput raken en waarbij niet te veel afval wordt geproduceerd.

5.1.7. De toerismebranche moet gericht zijn op duurzame kwaliteit, d.w.z. dat er met inachtneming van de duurzaamheidsvereisten aan de wensen van de klant wordt voldaan. Daarbij dient er op Europees, nationaal en regionaal niveau voor doorzichtige prijzen en diensten gezorgd te worden door de indicatoren voor de kwaliteit van diensten en voorzieningen te harmoniseren.

5.1.8. Er moet worden gestreefd naar de uitwerking en verspreiding van duurzame modellen van rechten en plichten van toeristen, in de sector werkzame personen en instanties. Bijzondere aandacht moet daarbij uitgaan naar veiligheid, één van de voornaamste zorgen van toeristen.

5.1.9. Toeristen en in de bedrijfstak werkzame personen moeten de beginselen uit de door de Wereldtoerisme-organisatie opgestelde gedragscode inzake toerisme in acht nemen. Speciale vermelding hierbij verdient de bestrijding van sekstoerisme, dat eigenlijk niets met toerisme in de echte zin van het woord van doen heeft.

5.1.10. Het toerisme moet in de verf worden gezet als een positieve en noodzakelijke basisactiviteit voor iedereen, en als middel om culturen nader tot elkaar te brengen en concrete invulling te geven aan het Europese burgerschap zonder grenzen. Zo kan het toerisme een factor worden in de algemene ontwikkeling en culturele vorming van de toerist, waarbij gezorgd moet worden voor een evenwicht tussen zijn verantwoordelijkheid en zijn rechten als consument. Europa dient in de rest van de wereld te worden aangeprezen als een toeristische bestemming die duurzaamheid en toegankelijkheid hoog in het vaandel voert.

5.2. Toerisme en werkgelegenheid

Uit diverse belangrijke studies blijkt dat het toerisme heden ten dage een enorme impact op de werkgelegenheid heeft en nog veel meer banen kan creëren. Om dit op een sociaal en economisch duurzame manier te doen verlopen, moet evenwel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Aangezien het toerisme in de kern een economische activiteit is die om persoonlijke dienstverlening draait, kunnen er met iedere nieuwe toeristische activiteit nieuwe arbeidsplaatsen worden geschapen, maar een duurzaam kwaliteitstoerisme is alleen mogelijk als de gecreëerde banen kwalitatief goed zijn.

In het streven naar een toerisme dat in de toeristische bedrijven en gebieden meer en betere banen schept, kunnen verschillende initiatieven worden ontplooid:

5.2.1. Er moeten programma's voor levenslang leren ten behoeve van in het toerisme werkzame personen worden opgesteld. Deze programma's moeten hun aanpassingsvermogen, inzetbaarheid en carrièremogelijkheden ten goede komen.

5.2.2. Kwalificaties, specialisaties en vaardigheden moeten aan de moderne eisen worden aangepast, teneinde te reageren op de belangrijke wijzigingen in de organisatie en het management van het toerisme. Nieuwe beroepsprofielen zijn nodig om aan de vraag naar nieuwe, duurzamere en voor iedereen toegankelijke vormen van toerisme te voldoen. Er moeten meer banen komen op het snijvlak van milieu en toerisme, die integrerend deel uitmaken van de werkgelegenheid van de toekomst.

5.2.3. Het hele jaar door moet een gediversifieerd gamma toeristische producten worden aangeboden, zodat het toerisme en bijgevolg ook de werkgelegenheid minder van één seizoen afhankelijk worden. Prioriteit moet uitgaan naar het bevorderen van het toerisme in achteroprakende regio's en wegkwijnende industrie- of mijnbouwregio's en naar het creëren van mogelijkheden voor plattelandstoerisme in gebieden die te maken hebben gehad met belangrijke wijzigingen in de landbouw of met de gevolgen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, zodat voor alternatieve werkgelegenheid en behoud van de sociale cohesie kan worden gezorgd.

5.2.4. In cao's en wetgeving moet erkenning komen voor de rechten en sociale voorzieningen van seizoens- en deeltijdwerkers, ook op het gebied van pensioenen. Het Europees Parlement en de sociale partners wordt verzocht te ijveren voor maatregelen waarmee er in de praktijk in heel Europa voor gezorgd wordt dat vast personeel dat niet continu werkt, qua arbeidsvoorwaarden en socialezekerheidsrechten niet wordt benadeeld ten opzichte van gewone werknemers met een vaste aanstelling.

5.2.5. Op het vlak van kwalificaties dienen flexibiliteit en wederzijdse erkenning bevorderd te worden, met het oog op stabiele werkgelegenheid het hele jaar door.

5.2.6. In het kader van cao-onderhandelingen moet worden nagegaan of het mogelijk is een systeem in te voeren waarbij het hele jaar door socialezekerheidspremies worden afgedragen terwijl er alleen in de meest toeristische maanden van het jaar wordt gewerkt.

5.2.7. Bevorderd moet worden dat werknemers actief betrokken worden bij kwaliteitsverbeterings- en kwaliteitscertificeringsprocessen. Correcte arbeidsvoorwaarden zijn immers wezenlijke onderdelen van de algemene kwaliteit van het product en het bedrijf.

5.2.8. Werknemers moeten betere toegang krijgen tot informatie over werk, banenkansen, beroepsoriëntatie en werkgelegenheidsmaatregelen, bij voorkeur via informatie- en communicatietechnologie (ICT).

5.2.9. Het moet gemakkelijker worden gemaakt om beroeps- en gezinsleven te combineren, met name in toeristische gebieden met een weinig gevarieerd arbeidsaanbod. Maatregelen zijn vooral nodig op het gebied van kinderopvang, huisvesting en infrastructuur.

5.2.10. Wat arbeidsrechten en lonen betreft, moet discriminatie op grond van geslacht, leeftijd, etnische afkomst of godsdienst worden bestreden. Wereldwijd is het tegen de achtergrond van de internationale dimensie van het toerisme noodzakelijk dat alle landen Overeenkomst nr. 172 van de Internationale Arbeidsorganisatie en Aanbeveling 179 betreffende internationale arbeidsnormen voor het hotel- en restaurantwezen (1991) als minimumgarantie onderschrijven.

5.3. Toerisme en bedrijfsleven: concurrentiekracht en maatschappelijk verantwoord ondernemen

Welbeschouwd is toerisme een complexe economische activiteit waarin allerlei diensten en bedrijfstakken een rol spelen. De sector wordt geregeerd door de regels van de markt, in die zin dat bedrijven proberen een concurrerend product aan te bieden en winst te maken, wat uiteindelijk uitmondt in werkgelegenheid en levenskwaliteit voor de burgers in hun hoedanigheid van consumenten en werknemers in de sector. Wil deze economische sector duurzaam zijn, zijn eigen voortbestaan verzekeren en tevens bijdragen tot duurzame ontwikkeling op lange termijn, dan moeten een aantal voorwaarden worden vervuld. In dit verband zijn onderstaande initiatieven denkbaar:

5.3.1. Voor een betere benutting van het potentieel van de sector moet de vraag naar toeristische producten beter in kaart worden gebracht, zodat er inkomsten gegenereerd kunnen worden via nieuwe producten en bestemmingen die stroken met de duurzaamheidsbeginselen.

5.3.2. Continu overleg in de toerismesector moet worden bevorderd. Overheid, werkgeversorganisaties, vakbonden en burgers moeten een consensus proberen te vinden in het streven naar een goed en duurzaam toeristisch product.

5.3.3. Ter bevordering van de waardering en het maatschappelijk draagvlak voor toeristische activiteiten, moeten de bedrijven uit de sector rekening houden met de lokale omgeving, cultuur, sociale gebruiken en milieusituatie. De bedrijfstak moet worden aangezet tot maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) om duurzaam toerisme mogelijk te maken.

5.3.4. Er moeten instrumenten komen om de oprichting van bedrijven, met name MKB's, te steunen. Te denken valt aan instrumenten op het gebied van opleiding, onderzoek, kennisoverdracht en bedrijfssamenwerking.

5.3.5. De ontwikkeling van toeristische producten en diensten die op alle punten aan strenge kwaliteitsnormen voldoen - met de kwaliteit van het milieu als essentieel onderdeel van de kwaliteitscertificering - moet worden gestimuleerd.

5.3.6. De ontwikkeling en diversifiëring van toeristische producten en diensten in het laagseizoen moet worden gestimuleerd ten opzichte van producten en diensten die aan het piekseizoen zijn gebonden of het hele jaar door worden aangeboden.

5.3.7. De concurrentiekracht van de bedrijven moet worden opgevoerd door de invoering van managementtechnieken, modernisering en informatie- en communicatietechnologie (ICT) binnen de bedrijven en in de contacten met de klanten, leveranciers en werknemers.

5.3.8. Bedrijven uit de sector moeten geholpen worden zich te verweren tegen niet-geoorloofde of illegale vormen van toerisme die niet in dezelfde mate bijdragen tot een betere samenleving, geen kwaliteitscontroles kennen en de consumentenrechten niet eerbiedigen.

5.3.9. Prioriteit moet worden gegeven aan vormen van toerisme die gebaseerd zijn op een economische activiteit, omdat deze meer toegevoegde waarde creëren en het milieu minder belasten dan vormen van verblijfstoerisme waarbij de toerist eigenaar is van grond en gebouwen en hij hiervan over het gehele jaar gemeten maar weinig gebruikmaakt. Toerisme is in wezen een economische activiteit die het hele jaar door en ook op lange termijn, en dus niet alleen gedurende korte perioden per jaar, rendabel en concurrerend moet zijn.

5.3.10. Onderzoek naar, voorlichting over en promotie van toeristische producten en diensten moet plaatsvinden via publiek-private partnerschappen, met gebruikmaking van ICT en elektronische handel. De overheid moet diensten aanbieden voor gemeenschappelijk gebruik door bedrijven (databanken, informatie- en reclamenetwerken, ...).

5.4. Toerisme en sociale cohesie: impact van toerisme op het sociale evenwicht

De ervaring leert dat toerisme een belangrijke rol kan spelen bij het nader tot elkaar brengen van volkeren en het aanzwengelen van de sociaal-economische ontwikkeling van toeristische gebieden. Vaak echter heeft toerisme ook gevolgen voor de maatschappelijke verhoudingen ter plaatse en gaat het ten koste van het bestaande sociale evenwicht als er meer toeristen instromen dan de lokale bevolking aan hoofden telt; hierdoor dreigen de producten, ook de toeristische producten, een eenheidsworst te worden en dreigt de lokale cultuur het onderspit te delven. Een sociaal duurzaam toerisme daarentegen betekent dat het toeristische potentieel wordt benut zonder dat dit de sociale verhoudingen en de eigen cultuur in gevaar brengt.

Om de voorwaarden te scheppen voor een toerisme dat duurzaam is vanuit het oogpunt van de sociale cohesie van de toeristische gebieden en hun bevolking, kunnen de volgende initiatieven worden ontplooid:

5.4.1. De overheden moeten in overleg met de betrokkenen uit de sector vaststellen binnen welke parameters sprake is van een duurzame absorptie- en groeicapaciteit in de toeristische bestemmingen, niet alleen vanuit milieu-oogpunt, maar ook in verband met het evenwicht binnen de plaatselijke bevolking.

5.4.2. Vormen van toerisme die bijdragen tot het behoud van lokale gewoonten moeten worden bevorderd; worden dergelijke plaatselijke gebruiken in de verf gezet als onderdeel van de eigen identiteit, dan kunnen zij uitgroeien tot een origineel en voor toeristen aantrekkelijk lokaal product.

5.4.3. De plaatselijke bevolking mag niet passief aan de zijlijn blijven staan, maar moet actief bij de planning en het beheer van het toerisme worden betrokken. Het toerisme kan een belangrijke rol spelen in de plattelandsontwikkeling in de EU, met name in de nieuwe lidstaten.

5.4.4. Voor een minimale negatieve en maximale positieve impact moet gestreefd worden naar een zo breed mogelijk draagvlak bij de bevolking in de toeristische bestemmingen.

5.4.5. Met het oog op de ontwikkeling van de mensen ter plaatse - zowel degenen die in de toerismesector actief zijn, als de rest - moet de plaatselijke bevolking toegang hebben tot een behoorlijk niveau van gezondheidszorg, onderwijs en sanitaire en andere openbare voorzieningen. Overheid en bedrijfsleven moeten er met name voor zorgen dat werknemers in de toerismesector toegang hebben tot waardige huisvesting, hetgeen een grondrecht is.

5.4.6. Op het gebied van de maatschappelijke integratie van de lokale bevolking zijn meer maatregelen nodig, gericht op gelijke kansen, opleiding en werkgelegenheid. Alleen zo kan worden voorkomen dat er een breuk ontstaat tussen economisch welzijn en sociale cohesie.

5.4.7. Er moeten maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat ook personen in de toerismebranche een gezinsleven kunnen leiden. Dit wordt vaak bemoeilijkt door de werktijden in de sector, die niet zijn afgestemd op het ritme van schoolgaande kinderen.

5.4.8. Gestimuleerd moet worden dat jongeren kiezen voor een opleiding die op lange termijn perspectief biedt en niet langer voortijdig van school gaan omdat zij snel en gemakkelijk geld kunnen verdienen met ongeschoold werk in het toerisme. Het werk dat zij aangeboden krijgen mag niet ten koste gaan van hun (beroeps)opleiding.

5.4.9. Het verenigingsleven en de gemeenschapszin van de lokale bevolking in toeristische gebieden moeten worden aangemoedigd, omdat dit de sociale samenhang ten goede komt.

5.4.10. Alle vormen van criminaliteit rond het toerisme moeten worden bestreden. In het bijzonder moet worden tegengegaan dat het toerisme besmet wordt door seksueel misbruik, met name van kinderen. In diverse landen gaat achter vermeende toeristische activiteiten seksuele uitbuiting schuil.

5.5. Toerisme en stabiliteit: vermindering van de seizoensafhankelijkheid

Seizoenstoerisme wordt wel eens het grote onopgeloste probleem van het toerisme genoemd, omdat het ernstige verstoringen met zich meebrengt voor de sector, daar het aanwezige potentieel niet het hele jaar door wordt benut. Dit heeft grote gevolgen voor de bedrijven, degenen die in het toerisme werkzaam zijn, de toeristische gebieden en uiteindelijk ook voor het dikwijls benadrukte vermogen van het toerisme om welvaart en welzijn te genereren.

Seizoenstoerisme impliceert bovenal dat productiemiddelen (voorzieningen, gebouwen, infrastructuur) en menselijk kapitaal gedurende langere perioden onbenut blijven. Vanzelfsprekend leveren deze hulpbronnen niets op als de activiteit stilligt; de arbeidskrachten moeten voor deze maanden ander werk zoeken, of zich tot de werkloosheidsinstanties wenden.

Deze perioden van inactiviteit kunnen van kortere of langere duur zijn, en zich in de zomer of juist in de winter concentreren. Over het hele jaar gemeten echter gaat er vrijwel altijd een schadelijk effect van uit. Een goede arbeidsplaats is een stabiele arbeidsplaats, en deze stabiliteit is hoe dan ook steevast in het gedrang. In sommige gevallen leidt de seizoensafhankelijkheid er ook toe dat de inkomsten en de concurrentiepositie van bedrijven in gevaar komen; het lagere omzetcijfer vormt dan een ernstige bedreiging voor het duurzame karakter van de werkgelegenheid en van de sector als geheel.

Daar de seizoensafhankelijkheid vooral te maken heeft met klimaatfactoren, is het niet makkelijk om dit probleem volledig op te lossen. Dat neemt niet weg dat er tal van initiatieven mogelijk zijn om de negatieve gevolgen van de seizoensafhankelijkheid te helpen verzachten:

5.5.1. Vakantiespreiding dient te worden gestimuleerd, omdat het hiermee mogelijk wordt het hele jaar uiteenlopende toeristische activiteiten aan te bieden.

5.5.2. Aangemoedigd moet worden dat er met overheidssteun speciale aanbiedingen worden uitgewerkt voor niet-werkenden, bij voorkeur in toeristisch rustigere maanden. Het bestaande gamma formules voor sociaal toerisme die in diverse lidstaten bestaan, moet worden uitgebreid. Bovendien moet worden bevorderd dat het sociaal toerisme in de gehele Europese Unie ingang vindt, zowel wat doelstellingen en activiteiten als gebruikers betreft.

5.5.3. Waar mogelijk moeten er meer toeristische producten worden ontwikkeld die er speciaal op gericht zijn het hoogseizoen te ontlasten en een tegenwicht te bieden voor weinig gediversifieerde activiteiten.

5.5.4. De economie van toeristische gebieden moet worden gediversifieerd door het seizoenstoerisme te laten samengaan met andere, niet-toeristische activiteiten, teneinde de negatieve impact te beperken en risico's zoveel mogelijk te spreiden.

5.5.5. Internationale studentenuitwisseling moet het hele jaar door als cultureel, educatief toerisme worden gepromoot, ook om te stimuleren dat er betere, hechte banden tussen de landen ontstaan. Tegelijkertijd krijgen studenten hiermee de kans om de vreemde taal vloeiend te leren spreken en de plaatselijke cultuur te leren kennen.

5.5.6. Alle EU-lidstaten moeten formules voor sociaal toerisme invoeren, die voor alle burgers betaalbaar zijn. Deze kunnen immers gunstig zijn voor het welzijn van de gebruikers, het scheppen van banen gedurende het gehele jaar, en de rentabiliteit van de bedrijven.

5.5.7. De Europese Commissie zou intensiever moeten nagaan in hoeverre er op Europees niveau kan worden samengewerkt inzake programma's voor sociaal toerisme waarmee via culturele en sociale uitwisseling concrete invulling wordt gegeven aan het Europees burgerschap. Tevens moet worden bekeken in hoeverre deze programma's op elkaar kunnen worden afgestemd.

5.5.8. Bij het plannen van nieuwe toeristische activiteiten moet gegarandeerd worden dat de belasting voor het milieu binnen de perken blijft en dat zij gepaard gaan met duurzame sociale voordelen.

5.5.9. Via publiek-private partnerschappen moet er meer werk worden gemaakt van betrokkenheid bij het beheer van nieuwe producten om de seizoensafhankelijkheid te verminderen, teneinde de economische, sociale en milieusituatie in de toeristische gebieden evenwichtiger te maken.

5.5.10. Grensoverschrijdende uitwisseling van ervaringen op dit terrein moet worden bevorderd. In dit verband moet informatie worden verspreid over navolgenswaardige methoden en moet worden onderzocht hoe deze ook in andere landen kunnen worden toegepast.

5.6. Toerisme, cultuur en patrimonium

De rijkdom van de cultuur en het erfgoed van de Europese landen en steden is de voornaamste troefkaart waarmee de bedrijfstak toeristen en reizigers aantrekt. De diversiteit aan gebruiken en tradities van de diverse volkeren in Europa is een immateriële, maar zeer reële bron van rijkdom, die met behulp van het toerisme behouden kan blijven en in de verf kan worden gezet. Sommige van deze niet-tastbare culturele waarden (ambachten, muziek, orale tradities, gewoonten, talen, dansen, rituelen, feesten, traditionele geneeswijzen en geneesmiddelen, gastronomie, enz.) zouden geïntegreerd kunnen worden in nieuwe vormen van sociaal duurzaam toerisme. Ook sportevenementen vormen een geschikte aanleiding voor toeristische bezoeken en voor de uitwisseling van verschillende waarden tussen volkeren. Wat de relatie tussen toerisme en cultuur/patrimonium betreft, zijn er twee mogelijkheden: de benutting van de diverse cultuur- en patrimoniumelementen leidt ofwel tot de instandhouding en verfraaiing van deze elementen (cultureel duurzaam toerisme), ofwel tot de aantasting ervan doordat er onverantwoord mee wordt omgesprongen (niet-duurzaam toerisme). Ter stimulering van een cultureel duurzaam toerisme kunnen verschillende initiatieven worden ontplooid:

5.6.1. In de relatie toerisme/cultuur/patrimonium moet de absorptiecapaciteit als een wezenlijke variabele worden beschouwd, wil men streven naar een duurzaam en toegankelijk toerisme waar de impact van toeristische activiteiten in functie van de maatschappelijke randvoorwaarden kan worden gecorrigeerd.

5.6.2. De lokale cultuur en levenswijze moeten als wezenlijke bestanddelen van het leven in de toeristische gebieden worden gerespecteerd. Voorkomen moet worden dat lokale gebruiken onder invloed van een grote instroom van toeristen plaats moeten maken voor uitheemse gewoonten.

5.6.3. De waarde van het culturele en artistieke erfgoed van de toeristische gebieden moet worden beklemtoond middels restauratie- en onderhoudswerkzaamheden.

5.6.4. Het inzetten van het erfgoed als troefkaart moet worden bevorderd om een gevarieerder toeristisch product te kunnen aanbieden.

5.6.5. Om behoud van cultuur en patrimonium mogelijk te maken, moet ervoor worden gezorgd dat er voldoende geld van de toerismesector naar de bevoegde lokale overheidsinstanties vloeit.

5.6.6. Authentieke lokale ambachten moeten worden gestimuleerd, aangezien ze een onderdeel van het cultureel erfgoed vormen, de economie een impuls geven en het toerisme een meerwaarde verschaffen.

5.6.7. Het onderzoek naar de cultuurgeschiedenis en het erfgoed van toeristische gebieden moet worden opgevoerd om het geschiedkundig inzicht te verbeteren en de waardering te verhogen.

5.6.8. Transnationale culturele uitwisseling moet worden bevorderd via het opzetten van interculturele netwerken die de Europese burgers doen inzien hoe veelzijdig en waardevol Europa is. Vooral de uitwisseling van jongeren moet worden aangemoedigd, door middel van Europese programma's als Erasmus, Socrates, e.d. Daarnaast dient het vreemdetalenonderwijs in de lidstaten te worden bevorderd door middel van internationale uitwisseling van docenten, zodat leerlingen les kunnen krijgen van "native speakers". Dit kan de leerlingen helpen hun mondelinge taalvaardigheid te verbeteren. Bovendien kunnen "native speakers" leerlingen uit de eerste hand inwijden in het cultureel erfgoed van hun land.

5.6.9. In het horeca-aanbod moet meer nadruk worden gelegd op de lokale gastronomie, die immers deel uitmaakt van de basiscultuur van een volk en hemelsbreed verschilt van de internationaal oprukkende culinaire eenheidsworst.

5.6.10. Burgers, werkgeversorganisaties, vakbonden en instellingen kunnen samen tot het beheer van het cultureel erfgoed bijdragen via sociale participatie, partnerschap en sponsoring.

5.7. Toegang van gehandicapten tot toerisme

Toerisme is uitgegroeid tot een uitermate belangrijk maatschappelijk verschijnsel dat in de hele wereld, en met name in Europa, miljoenen mensen op de been brengt. Het vormt een ongekende bron van rijkdom en economische voorspoed en is daarnaast van cruciaal belang omdat het burgers van verschillende landen in staat stelt elkaar te leren kennen, met elkaar te communiceren, onderlinge betrekkingen aan te knopen en elkaar te leren respecteren.

Zo gezien is toerisme een sociaal goed van de hoogste orde. Het moet daarom toegankelijk zijn voor alle burgers, ongeacht hun persoonlijke, sociale of economische situatie of welke andere omstandigheid dan ook. Ongeveer 10 % van alle inwoners van de EU heeft een handicap. Dankzij hun voortschrijdende economische en maatschappelijke integratie nemen ook zij steeds vaker aan toeristische activiteiten deel. Dit neemt niet weg dat zij hierbij nog altijd geconfronteerd worden met allerlei hindernissen, die een normale toegang tot toeristische producten en diensten voor hen bemoeilijken.

Het verkleinen of uit de weg ruimen van deze obstakels voor gehandicapten is niet alleen noodzakelijk vanuit het oogpunt van gelijke rechten en kansen en het non-discriminatiebeleid dat de EU en de lidstaten voorstaan, maar is ook een doeltreffend middel om nieuwe groepen burgers te betrekken bij toeristische activiteiten. Dit kan bevorderlijk zijn voor de groei van een economische sector die vooral in de Zuid-Europese landen rechtstreeks bijdraagt tot welvaart en werkgelegenheid.

Tegen deze achtergrond hebben Europese gehandicaptenorganisaties interessante criteria inzake toerisme voor gehandicapten vastgesteld. De lijst met deze criteria heeft iets weg van de Tien Geboden en geeft aan welke wensen en verlangens op het gebied van toerisme er bij de gehandicapten leven. Aan deze uitgangspunten kan concrete invulling worden gegeven via de volgende initiatieven:

5.7.1. Er moet voor gezorgd worden dat gehandicapten, met name degenen met een verminderde mobiliteit en beperkte communicatiemogelijkheden, in de praktijk normaal toegang kunnen hebben tot het hele gamma toeristische producten en diensten.

5.7.2. Communicatie- of mobiliteitsproblemen van gehandicapten mogen er nooit de oorzaak van zijn dat de toegang van deze mensen tot toeristische producten en diensten wordt verboden, beperkt of aan voorwaarden gekoppeld.

5.7.3. De verschillende bestuursniveaus (lokaal, regionaal, nationaal en Europees) moeten erop toezien dat de uniforme wettelijke en technische normen die borg staan voor de vrije toegang van gehandicapten tot toeristische producten en diensten, worden nageleefd.

5.7.4. De overheden moeten, binnen de grenzen van hun bevoegdheden, programma's en maatregelen uitwerken die de toegankelijkheid van het toerisme vergroten en die gericht zijn op het uit de weg ruimen van alle factoren welke een veilige en vlotte toegang van gehandicapten tot adequate toeristische voorzieningen verhinderen of bemoeilijken.

5.7.5. Toerisme voor iedereen toegankelijk maken is niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid, maar ook van de particuliere sector (touroperators, reisbureaus, vervoersmaatschappijen, bedrijven die logies ter beschikking stellen, verantwoordelijken van toeristische attracties, enz.).

5.7.6. Een van overheidswege opgelegde verplichting mag niet als enige factor aan de basis liggen van de toegankelijkheid van toeristische producten en diensten. Wel moet de overheid garanderen dat gehandicapten daadwerkelijk ten volle van het bestaande toeristische aanbod gebruik kunnen maken. Ook de reissector zelf moet inzien dat een voor iedereen toegankelijk toerisme niet alleen een maatschappelijke verantwoordelijkheid is, maar ook commerciële mogelijkheden en concurrentievoordelen biedt.

5.7.7. Particuliere bedrijven en overheidsdiensten die in het toerisme actief zijn, moeten er bij het aanbieden van voordeeltarieven en de aanbesteding van toeristische producten en diensten rekening mee houden dat gehandicapten, en met name gehandicapten die bij toerisme of vrijetijdsbesteding afhankelijk zijn van de hulp of steun van een derde persoon, objectief gezien in een nadelige positie verkeren.

5.7.8. Toegankelijkheid voor gehandicapten moet één van de criteria zijn bij de toekenning van kwaliteitslabels aan toeristische etablissementen en attracties. Hierbij kan gedacht worden aan symbolen als "sterren" voor hotels en "vorken" voor restaurants.

5.7.9. In toeristische informatie moet verplicht worden aangegeven hoe het met de toegankelijkheid van de toeristische producten en diensten is gesteld, zodat gehandicapten vooraf exact kunnen weten op welke mogelijkheden terzake ze kunnen rekenen.

5.7.10. Het verzoek dat de gehandicaptenbeweging aan de Europese, nationale, regionale en lokale overheden en particuliere bedrijven uit de Europese toerismesector heeft gedaan om de handen ineen te slaan teneinde van Europa, centrum van het wereldtoerisme, een voor iedereen toegankelijke ruimte zonder barrières te maken, moet onder de aandacht gebracht en ingewilligd worden.

Wordt er werk gemaakt van deze beginselen en initiatieven, dan wordt het pad geëffend om gehandicapten - en ook veel ouderen - van toeristische voorzieningen, producten en diensten te laten genieten, daar waar die mogelijkheid tot op heden beperkt is. Met deze maatregelen wordt discriminatie tegengegaan, komt een voor iedereen toegankelijk toerisme binnen bereik, krijgt het toerismeaanbod een bepaalde meerwaarde, kan eindelijk worden voldaan aan de wensen van burgers die als consumenten van toeristische producten niet altijd voor vol zijn aangezien, en kan de markt meer klanten bedienen, hetgeen de welvaart en vooruitgang ten goede zal komen.

Gehandicapten hebben niet alleen te maken met fysieke barrières, voortvloeiende uit de aanleg of bouw van infrastructuur, maar zeer dikwijls ook met psychologische barrières, doordat een flink deel van de bevolking niet weet waar zij precies behoefte aan hebben. Dit leidt wel eens tot kunstmatig en onaangepast gedrag. Daarom wordt voorgesteld om als bijdrage tot het Europees Jaar van de Gehandicapten 2003 een grootschalige Europese bewustwordingscampagne te voeren teneinde de burgers en allen die in het toerisme werkzaam zijn, te wijzen op de noodzaak van maatregelen en initiatieven terzake en op de rol die zij geacht worden te spelen.

5.8. Toerisme en milieu

Tot voor kort werden toerisme en milieu gezien als twee dingen die met elkaar op gespannen voet staan. Hierbij werd als volgt geredeneerd: wil toerisme geld opleveren, dan gaat dat ten koste van het milieu en worden waardevolle gebieden, liefst aan de kust of in de bergen, bebouwd zonder rekening te houden met factoren als biodiversiteit, bestaande rijkdommen, omvang en absorptiecapaciteit. Het was een lastig dilemma, dat evenwel onoordeelkundig was geformuleerd omdat er zaken tegen over elkaar werden geplaatst die niet noodzakelijkerwijs met elkaar in tegenspraak zijn. De uitkomst was echter heel duidelijk: we kiezen voor groei en voor het scheppen van welvaart, ook al schaadt dat het milieu. En dit terwijl het toerisme juist gegrondvest is op de aantrekkingskracht van de natuur, die dan wel behouden moet worden. Hoogstwaarschijnlijk is hierbij een verschil in termijnvisie in het spel: de één kijkt naar de winst die op korte termijn gerealiseerd kan worden, de ander streeft naar winst die gebaseerd is op het vermogen om duurzaam te concurreren. Ook op dit punt hebben wij een aantal voorstellen voor initiatieven waarmee de voorwaarden kunnen worden geschapen voor een vanuit milieu-oogpunt duurzaam toerisme:

5.8.1. Het aantal toeristen en de gebruikte vervoersmiddelen moeten op elkaar worden afgestemd om het energieverbruik door de toerismesector, en met name vervoersbedrijven, zo beperkt mogelijk te houden.

5.8.2. Bij de planning van nieuwe toeristische attracties moet nauwkeurig worden gekeken naar de duurzaamheidseisen, d.w.z. dat zij op een geschikte plaats worden gevestigd en dat spaarzaam wordt omgesprongen met water en (hernieuwbare bronnen van) energie. Om een en ander in goede banen te leiden en de impact te beperken, moet worden uitgegaan van bestemmingsplannen.

5.8.3. Er moet voortdurend in de gaten worden gehouden hoeveel personen een gebied maximaal aankan en binnen welke grenzen duurzame groei mogelijk is. Via inspecties dient te worden afgedwongen dat de geldende voorschriften in acht worden genomen.

5.8.4. Gezorgd moet worden voor instandhouding van het landschap, de biodiversiteit, het natuurlijk patrimonium op het land en op zee, en in het bijzonder van kust- en berggebieden, die zeer kwetsbaar zijn en door bebouwing dreigen te worden aangetast. De nieuwe vormen van plattelands- en ecotoerisme moeten het evenwicht ten goede komen.

5.8.5. In bedrijven en instellingen moeten geavanceerde milieubeheerssystemen worden ingevoerd waarmee een zorgvuldig gebruik van water en energie en een adequaat afvalbeheer mogelijk worden gemaakt en waarbij via publiek-private partnerschappen wordt samengewerkt.

5.8.6. Duurzame mobiliteit in toeristische gebieden moet worden bevorderd door mensen ertoe aan te zetten de benenwagen of het openbaar vervoer te nemen.

5.8.7. Het milieubewustzijn bij plaatselijke bewoners en toeristen moet worden aangemoedigd en er moeten milieugedragscodes worden opgesteld die duurzame ontwikkeling in de hand werken. De uit de Earth Summit (Rio de Janeiro, 1992) voortvloeiende Lokale Agenda 21 bevat beleidsrichtsnoeren die dorpen en steden in staat moeten stellen om de 21e eeuw met bepaalde garanties tegemoet te treden. Deze Lokale Agenda 21 vormt een goed middel om tot een geïntegreerde langetermijnplanning te komen, een evenwicht te vinden tussen botsende economische, sociale en milieubelangen, en de burgers bij op duurzaamheid gerichte actieplannen te betrekken.

5.8.8. Er moet meer werk worden gemaakt van normatieve, stimulerings- en financiële instrumenten in de vorm van milieuheffingen, die een krachtige bijdrage kunnen leveren tot beleidsmaatregelen om duurzaamheid te stimuleren.

5.8.9. Bezoekers en bewoners moeten worden aangezet tot milieubewust koopgedrag.

5.8.10. Er moet meer werk worden gemaakt van milieuaudits en van algemeen geaccepteerde milieukeurmerken om de aandacht te vestigen op zaken die het milieu gunstig beïnvloeden. Bevorderd moet worden dat er een gemeenschappelijk Europees milieukeurmerk wordt ingevoerd en dat de op 14 april 2003 vastgestelde milieucriteria voor toeristische accomodatie algemeen ingang vinden.

5.9. Toerisme, vrede en solidariteit

Toerisme en oorlog zijn als water en vuur. Oorlog betekent dat een land door een ander land met geweld wordt binnengevallen, dat natuur en erfgoed worden vernield en dat mensen worden vernederd en vermoord. Toerisme daarentegen impliceert verwelkoming, uitwisseling, waardering voor de plaatselijke cultuur, milieubehoud, welvaart en uiteindelijk vriendschap en vrede tussen mensen. Een uitdrukking zegt dat men niet kan houden van iets wat men niet kent. Toerisme brengt personen tot elkaar, zorgt voor inzicht in andere culturen en draagt aldus bij tot harmonie en vrede tussen landen, culturen, godsdiensten en individuen. Buiten kijf staat dat al deze zaken gebaat zijn bij democratie en politieke en sociaal-economische stabiliteit, zowel in de herkomstlanden van de toeristen als in de bestemmingslanden.

Begrip tussen volkeren en bevordering van ethische waarden liggen ten grondslag aan een duurzaam en verantwoord toerisme. Wanneer men elkaar door het toerisme leert kennen, kan dat derhalve tot solidariteit tussen de volkeren leiden.

Wil een duurzaam en voor iedereen toegankelijk toerisme daadwerkelijk ten dienste staan van vrede en solidariteit, dan dienen de volgende initiatieven te worden ontplooid:

5.9.1. Toeristische activiteiten moeten in overeenstemming zijn met de wetten, gebruiken en cultuur van het betrokken bestemmingsland en als bron van verrijking worden beschouwd.

5.9.2. De autoriteiten moeten waken over de veiligheid van de toeristen en hun bezittingen. Informatie over mogelijke geweldsdaden moet serieus worden genomen, zodat deze kunnen worden voorkomen.

5.9.3. De toerist moet gestimuleerd worden om op een respectvolle manier van het cultureel en natuurlijk erfgoed te genieten en dit patrimonium als een bron van individuele en collectieve verrijking te beschouwen

5.9.4. Elke vorm van seksuele agressie en uitbuiting en aantasting van de menselijke waardigheid, in het bijzonder als er kinderen bij betrokken zijn, staat haaks op het wezenlijke doel van toerisme en dient te worden bestreden.

5.9.5. Reisbureaus moeten hun klanten objectieve en correcte informatie over het bestemmingsland verschaffen.

5.9.6. Aangezien elk mens recht heeft op toerisme - uiting van het recht op rust, vrije tijd en levenslang leren - moet ervoor worden gezorgd dat iedereen dit recht daadwerkelijk kan uitoefenen.

5.9.7. Uit solidariteit zouden toeristische landen ervaringen over het plannen van toerisme moeten uitwisselen, zodat de één kan leren van de fouten van de ander en voorkomen kan worden dat niet-duurzaam gebleken ontwikkelingsmodellen opnieuw worden toegepast.

5.9.8. In breder perspectief kan het bevorderen van toerisme een geschikte manier zijn om bij te dragen tot de bestrijding van armoede, de ontwikkeling en het welzijn in tal van landen.

5.9.9. Duurzame ontwikkeling is geen haalbare kaart zonder vrede. Daarom moet de reiswereld er actief naar streven dat in de hele wereld de voorwaarden worden geschapen voor gelijkheid, rechtvaardigheid, democratie en welzijn, zodat vrede mogelijk wordt.

5.9.10. Toerisme moet gestimuleerd worden als middel waarmee volkeren elkaar kunnen leren kennen en waarmee vreedzame betrekkingen tussen naties mogelijk worden. Initiatieven waarmee de rol van het toerisme bij de totstandbrenging van wereldvrede op symbolische wijze wordt erkend, zoals het initiatief "Toeristen voor vrede", moeten op steun kunnen rekenen.

5.10. Toerisme en de actoren van de sector

In de toerismebranche zijn tal van uiteenlopende actoren werkzaam. Bij de noodzakelijke uitwerking van nieuwe vormen van duurzaam toerisme heeft ieder zijn eigen taak:

5.10.1. De bevoegde politieke beleidsmakers en instellingen moeten een passend kader vaststellen waarbinnen nieuwe vormen van duurzaam toerisme ontwikkeld en bevorderd kunnen worden via alle middelen die de overheid ter beschikking staan. Strategisch is ervoor gekozen om in het beleid prioriteit te verlenen aan een duurzaam toerisme dat voor iedereen toegankelijk is. Dit rechtvaardigt de verwachting dat toerisme in de toekomst horizontaal door alle Europese beleidsterreinen zal lopen en dat er op de gemeenschappelijke beleidsterreinen rekening mee zal worden gehouden. Om de duurzaamheids- en toegankelijkheidsdoelstellingen in het toerismebeleid te kunnen verwezenlijken, moeten goede en relevante gegevens beschikbaar zijn, bv. in de vorm van satellietrekeningen.

5.10.2. Dicht bij de burger staande lokale en regionale overheden van de toeristische landen spelen een bijzondere rol, omdat zij voor de ruimtelijke ordening van hun grondgebied verantwoordelijk zijn, de belangen van toeristen en de plaatselijke bevolking met elkaar in overeenstemming helpen brengen, en de economie, in dit geval de toerismebranche, aansturen. Zij spelen bij duurzaam toerisme een zeer belangrijke rol; doorgaans hebben zij op dit gebied directe of indirecte bevoegdheden.

5.10.3. Om deze belangrijke rol op het vlak van duurzame ontwikkeling te kunnen vervullen, moeten op regionaal en lokaal niveau financiële instrumenten worden gecreëerd waarmee de overeengekomen beleidsmaatregelen en -strategieën in praktijk kunnen worden gebracht.

5.10.4. De sociale partners (vakbonden en werkgeversverenigingen) moeten bij de verdediging van de belangen van hun achterban tevens meewerken aan het uitstippelen van op duurzaam toerisme gerichte beleidslijnen, strategieën en gedragscodes. Daarom zou gestimuleerd moeten worden dat zij meedoen aan en medeverantwoordelijkheid dragen voor het opzetten, uitvoeren en evalueren van toerismeprojecten.

5.10.5. De kwaliteit van de reis wordt in hoge mate bepaald door de aanbieders van toeristische producten die in samenspraak met de klant en op basis van een contract het eindproduct afleveren.

5.10.6. Aanbieders van toeristische producten en hun mogelijke klanten worden met elkaar in contact gebracht via reisagenten, die als tussenpersonen fungeren. Deze kunnen in belangrijke mate tot duurzaam toerisme bijdragen, omdat zij informatie over bestemmingen verschaffen en de klanten tot een verantwoorde keus kunnen aanzetten.

5.10.7. Universiteiten en onderzoeksinstellingen brengen kennis, beheersinstrumenten en informatie voort en dragen gegevens aan die voor de duurzaamheid van de sector van vitaal belang zijn.

5.10.8. Een hoofdrol bij duurzaam toerisme is weggelegd voor de consumenten: zij kunnen zich in hun gedrag laten leiden door het streven naar duurzaamheid en voor bestemmingen of producten kiezen die de duurzaamheidstoets kunnen doorstaan.

5.10.9. De plaatselijke bevolking die als gastheer optreedt, is onmisbaar als verlener van toeristische diensten. Zij dient de klant tevreden te stellen, zodat er een bepaalde binding met de bestemming in kwestie kan ontstaan.

5.10.10. Alle bovengenoemde actoren moeten inzien dat het in verband met het beoogde duurzame en voor iedereen toegankelijke toerisme noodzakelijk is om samen te werken, overleg te plegen en consensus na te streven. Daarom moeten er vanaf het hoogste (Europa) tot het laagste (lokale overheden) niveau instrumenten voor participatie en dialoog worden gecreëerd: discussiefora, Raden, stichtingen, enz.

In dit licht zij met name gewezen op het geslaagde "European Tourism Forum" dat door de Europese Commissie is georganiseerd en op de samenwerking tussen het EESC en andere internationale instellingen, zoals de Wereldtoerisme-organisatie en het Internationale Bureau voor Sociaal Toerisme (BITS). Hiermee kan worden bijgedragen tot het denkproces over manieren om een duurzaam en voor iedereen toegankelijk toerisme dichterbij te brengen.

DEEL III: ACHTERGRONDDOCUMENTEN

De rol van de Europese Unie op het gebied van toerisme - Groenboek van de Commissie(2)

Conclusies van de Raad "Werkgelegenheid en toerisme" van 26 november 1997

Het Europese toerisme - nieuwe partnerschappen voor werkgelegenheid. Conclusies en aanbevelingen van de vergadering van de Groep op hoog niveau inzake toerisme en werkgelegenheid van 15 oktober 1998

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Het werkgelegenheidsscheppend potentieel van het toerisme versterken(3)

Follow-up van de conclusies en aanbevelingen van de Groep op hoog niveau inzake toerisme en werkgelegenheid van 23 juni 1999 (1999/C178/03)

Conclusies van de Raad "Werkgelegenheid en toerisme" van 21 juni 1999

Conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 28 maart 2001 - Communautaire maatregelen die van invloed zijn op het toerisme(4)

Conclusies en actieplan van de buitengewone Europese Raad van 21 september 2001

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - In navolging op de Europese Raad van 21 september: de situatie in de Europese toeristische sector(5)

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een gezamenlijke aanpak voor de toekomst van het Europese toerisme(6)

Conclusies van de Raad "Interne markt, consumentenbeleid en toerisme" van 26 november 2001

Resolutie van de Raad over de toekomst van het Europese toerisme (2002/C135/01)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over "De maatschappelijke integratie van gehandicapten" (2002/C241/17)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over "Toerisme en werkgelegenheid"(7)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 18 september 2002 over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een gezamenlijke aanpak voor de toekomst van het Europese toerisme"(8)

Advies van het Comité van de Regio's van 10 oktober 2002 over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een gezamenlijke aanpak voor de toekomst van het Europese toerisme". Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 13 november 2001 - Een gezamenlijke aanpak voor de toekomst van het Europese toerisme

Resolutie van het Europees Parlement van 14 mei 2002 over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een gezamenlijke aanpak voor de toekomst van het Europese toerisme"

Agenda 21 - Sustainability in the European tourism sector - Background document - European Tourism Forum (10 december 2002)

Beschikking van de Commissie van 14 april 2003 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (2003/287/EG)

Samenwerkingsovereenkomst "Toerisme voor allen", gesloten tussen het Spaanse ministerie van Economische zaken en het Spaanse Comité van vertegenwoordigers van mindervaliden

Gedragscode voor toerisme van de Wereldtoerisme-organisatie

Resoluties over duurzaam toerismebeleid van het Internationale Verbond van werknemers in de voedingsindustrie, landbouw, horeca, tabaksindustrie en aanverwante sectoren (UTIA-IUF) en van de Europese Federatie van vakbonden uit voedingsindustrie, landbouw, horeca en toerisme (EFFAT)

UNESCO: Action Plan on Cultural Policies for Development. The Intergovernmental Conference on Cultural Policies for Development (Stockholm 1998).

Brussel, 29 oktober 2003.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. Briesch

(1) COM(2001) 665 def. van 13.11.2001.

(2) COM(95) 97 def.

(3) COM(1999) 205 def.

(4) COM(2001) 171 def.

(5) COM(2001) 668 def.

(6) COM(2001) 665 def.

(7) PB C 75 van 15.3.2000, blz. 37.

(8) PB C 61 van 14.3.2003.

Top