Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AE1370

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — productiviteit: de sleutel tot het concurrentievermogen van de Europese economieën en ondernemingen" (COM(2002) 262 def.)

    PB C 85 van 8.4.2003, p. 95–100 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002AE1370

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — productiviteit: de sleutel tot het concurrentievermogen van de Europese economieën en ondernemingen" (COM(2002) 262 def.)

    Publicatieblad Nr. C 085 van 08/04/2003 blz. 0095 - 0100


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - productiviteit: de sleutel tot het concurrentievermogen van de Europese economieën en ondernemingen"

    (COM(2002) 262 def.)

    (2003/C 85/22)

    De Commissie heeft op 24 mei 2002 besloten om, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

    De gespecialiseerde afdeling "Interne markt, productie en consumptie" die met de voorbereiding van desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 27 november 2002 goedgekeurd. Rapporteurs waren de heer Morgan en vervolgens mevrouw Sirkeinen. Co-rapporteur was de heer Ehnmark.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 395e zitting van 11 en 12 december 2002 (vergadering van 11 december) het volgende advies uitgebracht, dat met 71 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1. Samenvatting

    1.1. De Commissie gaat in haar mededeling(1) in op de resultaten van de strategie van Lissabon en daarbij blijkt dat de productiviteitsgroei in de EU laag is en in vergelijking met die in de VS afneemt. Het Comité beseft dat de productiviteitsgroei in de Unie over een aantal jaren vergelijkbaar met die in de VS zal moeten zijn om van de EU 's werelds meest competitieve regio te maken. Het is een goede zaak dat de productiviteitsdoelstellingen in de mededeling in een bredere context worden geplaatst en aan de specifieke uitdagingen van duurzame ontwikkeling worden gekoppeld.

    1.2. Productiviteit en verwante fenomenen kunnen niet exact en zeker niet met volledige zekerheid worden gemeten en verklaard. Met name productiviteit wordt beïnvloed door talloze factoren terwijl het verband met productiviteitsgroei complex kan zijn. In de strategie van Lissabon wordt rekening gehouden met veel belangrijke factoren maar het Comité wenst de discussie uit te breiden tot enkele andere punten die eveneens van invloed zijn op productiviteit.

    1.3. Het Comité heeft een aantal essentiële maatregelen voorgesteld om de productiviteitsgroei in de EU aan te wakkeren en benadrukt dat deze optimaal moeten worden uitgewerkt. Daarbij dient evenwel aandacht te blijven bestaan voor de drie pijlers van economische groei en het Europees sociaal en cultureel erfgoed. De maatregelen in kwestie kunnen in de volgende vijf clusters worden onderverdeeld:

    - O& O en innovatie;

    - invoering van nieuwe technologie, met name ICT (informatie- en communicatietechnologie);

    - opleiding van arbeidskrachten;

    - management en organisatie van de werkplek;

    - aangelegenheden in verband met markten.

    1.4. Productiviteit en de groei ervan vloeien voornamelijk voort uit besluiten van en ontwikkelingen binnen individuele ondernemingen. De desbetreffende activiteiten moeten op alle mogelijke manieren en op alle niveaus (individu, bedrijf, lokale, nationale en Europese overheid) worden gestimuleerd. Vooral gezonde mededinging op de markten vormt een noodzakelijke voorwaarde voor forse productiviteitsgroei.

    1.5. Het Comité richt in dit advies een aantal aanbevelingen tot de EU-beleidsmakers en de sociale partners. De belangrijkste stap in de richting van meer productiviteit binnen de Unie is de integrale tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon. Verder beveelt het aan dat:

    - de Commissie de in haar mededeling uitgevoerde analyse verder uitwerkt en de productiviteitsontwikkelingen in haar jaarlijkse follow-up verslag van Lissabon evalueert;

    - zij met spoed de effecten van de uitbreiding op de productiviteit binnen de Unie onderzoekt en methoden invoert voor het verspreiden van informatie over goede praktijkvoorbeelden in verband met productiviteit;

    - de lidstaten het proces van Luxemburg met behulp van actief arbeidsmarktbeleid intensiveren;

    - de sociale partners op de relevante niveaus beleid ontwikkelen en afspraken maken om de productiviteit te stimuleren en tot vervolgregelingen te komen voor onderwijs en opleiding;

    - de EU-instellingen werken aan vereenvoudiging van de regelgeving. Dit laatste is cruciaal voor productiviteitsgroei.

    1.6. Gegeven het belang van productiviteit voor concurrentievermogen, economische groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling in het algemeen zal het Comité er in zijn toekomstige werkzaamheden niet speciaal aandacht aan besteden. Daarbij wil het om het jaar een conferentie organiseren om de met de strategie van Lissabon geboekte vooruitgang, ook op productiviteitsterrein, te beoordelen.

    2. De rol van productiviteit in het perspectief van de strategie van Lissabon

    2.1. De strategie van Lissabon bevat een zeer ambitieuze doelstelling voor de ontwikkeling van de EU op economisch, industrieel, sociaal en milieugebied. De kern van de boodschap, dat de Unie ernaar streeft het meest competitieve gebied ter wereld te worden, sprak tot de verbeelding. Helaas moet reeds na twee jaar worden geconstateerd dat het proces niet zo spoedig verloopt als was gehoopt. In een aantal opzichten zijn de maatregelen die nodig zijn om de doelstellingen van Lissabon te bereiken nog lang niet voldoende uitgewerkt en ten uitvoer gelegd.

    2.2. De doelstellingen zijn relatief, d.w.z. zij zijn afgeleid voor een vergelijking met het concurrentievermogen van derde landen. Dit betekent dat ontwikkelingen in die landen mede bepalend zijn voor de beoordeling van de maatregelen die genomen moeten worden om van de Unie tegen 2010 's werelds meest competitief gebied te maken.

    2.3. Competitiviteit betekent met name productiviteit, maar het zijn twee verschillende zaken. Productiviteit is duidelijk gedefinieerd terwijl competitiviteit een veel breder en voor interpretatie vatbaar begrip is. Competitiviteit kan worden gezien als een combinatie van competitieve prijzen die wordt verkregen door productiviteitsgroei en andere competitiviteitfactoren dan kosten. Productiviteitsstijging is het resultaat van meer output van geïnvesteerde arbeid, kapitaal en andere bronnen. Zoals de Commissie opmerkt, hangt economische groei af van de accumulatie van menselijk en fysiek kapitaal, de toename van het aantal actieven en de efficiëntie waarmee wordt gewerkt.

    2.4. Gedurende de jaren '90 kwam de productiviteitskwestie steeds meer in het centrum van de belangstelling te staan naar aanleiding van de verrassend sterke productiviteitsgroei in de Verenigde Staten. Binnen één decennium lijkt het groeipercentage in de VS toegenomen te zijn terwijl het EU-percentage sinds 1995 daalde vanaf een reeds lager liggend uitgangsniveau. Uit recente statistieken (november 2002) blijkt dat zelfs gedurende de huidige periode van economische verslapping de productiviteit per uur in de VS is blijven toenemen. Hieruit blijkt maar al te duidelijk dat de Unie, wil zij tegen 2010 's werelds meest competitief gebied worden, gelijkwaardige of, indien mogelijk, hogere cijfers zal moeten halen. Dat is inderdaad een grote uitdaging.

    2.5. Bovendien wordt de EU momenteel niet alleen met een lage productiviteitsgroei geconfronteerd, maar ook wordt er te weinig gewerkt. Verder noopt de vergrijzingsproblematiek nog sterker tot substantiële productiviteitsstijging om economische groei en duurzame maatschappelijke welvaart veilig te stellen.

    2.6. Aan de andere kant kan en mag productiviteit niet uitsluitend worden gezien in het licht van de bijdrage ervan tot de totale economische groei en het concurrentievermogen. De Commissie wijst er in haar mededeling met klem op dat productiviteitsgroei in een breder verband moet worden geplaatst. Deze groei draagt in eerste plaats bij tot de ontwikkeling van een Europese samenleving die wordt gekenmerkt door hoge economische groei, duurzame welvaart voor iedereen, een hoge participatiegraad en vergevorderde milieubescherming.

    2.7. De Commissie verdient een compliment door in te gaan op de kern van het productiviteitsvraagstuk en productiviteit tegelijkertijd in een breder verband te plaatsen. Het feit dat in de mededeling aanbevelingen van nauwkeurigere aard ontbreken, doet daar niets aan af.

    2.8. Productiviteitsaangelegenheden kwamen niet specifiek aan de orde in de strategie van Lissabon, maar waren ingebed in de algemene context van competitiviteit. Toch omvat de strategie de meeste productiviteitsgroeibepalende factoren en strategische maatregelen dienaangaande.

    2.9. De integrale tenuitvoerlegging van deze strategie is een eerste vereiste voor voldoende en duurzame productiviteitsstijging, economische groei en meer en kwalitatief hoogwaardigere arbeidsplaatsen.

    3. Productiviteit meten: een zaak van onzekerheden

    3.1. Er zijn een aantal wetenschappelijke studies verricht naar methoden om productiviteit te meten. Daarbij wordt economische output afgezet tegen de input van verschillende factoren: arbeid, kapitaal en andere bronnen. De cijfers betreffende de productiviteit van arbeid en kapitaal liggen in de VS beduidend hoger dan hier. Daar staat tegenover dat de Unie het wel eens beter zou kunnen doen met betrekking tot essentiële indicatoren voor duurzame ontwikkeling, milieuvriendelijk produceren of efficiënt gebruik van hulpbronnen.

    3.2. Productiviteitsstijging kan per arbeidskracht worden gemeten, zoals in de EU, of per uur, zoals in de VS. Deze methodes leiden tot uiteenlopende resultaten. Wat het BBP per actieve betreft, liggen de cijfers voor de VS zelfs aanzienlijk hoger dan die voor de lidstaten. In de VS worden per jaar namelijk veel meer uren gedraaid (TUC-statistieken voor 1997-2002). Het meten van productiviteit aan de hand van slechts één productiefactor, meestal arbeid, voor slechts één sector of onderneming, geeft geen volledig beeld en die informatie moet ook nog eens juist worden geïnterpreteerd. Het is echter essentieel om over betrouwbare gegevens te beschikken.

    3.3. Verder wordt bij de berekening van het BBP geen rekening gehouden met schade aan natuurlijke hulpbronnen of vervuiling, behalve wanneer herstel met kosten gepaard gaat. Sommige landen, bijv. Finland, nemen het gebruik van natuurlijke hulpbronnen in hun nationale rekeningen op in termen van volume. Er bestaan echter geen internationaal overeengekomen methodes om de waarde van deze bronnen te bepalen.

    3.4. Zoals de Commissie terecht opmerkt, spelen er daarnaast problemen bij het meten van de productiviteit van zowel particuliere als overheidsdiensten. Dit is van groot belang omdat het aandeel van diensten in de economieën groot en groeiende is. Verder moet in dit verband meer aandacht worden besteed aan de efficiency van de publieke sector als geheel.

    3.5. De gebruikelijke methoden voor het meten van productiviteit geven geen duidelijk beeld van de invloed van verschillende factoren op de stijging ervan. Deze factoren zijn talrijk, hun relatie met de stijging kan ingewikkeld zijn en zelfs na diepgaande studie is het onmogelijk het verband op eenvoudige wijze uit te leggen.

    3.6. In de VS waren productiviteitsstudies vooral geconcentreerd op de redenen voor de zeer snelle stijging gedurende de tweede helft van de jaren '90. Men bleek het eens te zijn over een aantal belangrijke oorzaken en misschien is de voornaamste daarvan wel de grootschalige invoering van ICT-technologie en de daarmee gepaard gaande massale opleiding van de arbeidskrachten in de toepassingen ervan. Sommige waarnemers wezen erop dat zelfs meer dan 25 % van de productiviteitsgroei in de VS hierdoor kan worden verklaard(2).

    3.7. Andere sleutelfactoren zijn de invoering van hoogwaardige technologieën in meer algemene zin, de beschikbaarheid van risicokapitaal, de forse ondersteuning voor ondernemerschap en innovatie, goede managementtechnieken en, eveneens in algemene zin, de opleiding van arbeidskrachten.

    4. Sleutelfactoren voor productiviteit vanuit EU-gezichtspunt

    4.1. Productiviteit wordt beïnvloed door talloze factoren die qua belangen variëren. In dit advies kan alleen worden ingegaan op de factoren die het Comité als de belangrijkste beschouwt.

    4.2. Productiviteitsgroei is het resultaat van praktische besluiten en handelingen in bedrijven en andere arbeidsorganisaties. Deze zijn onvervangbaar, maar wel kan overheidsbeleid meer mogelijkheden en een draagvlak voor productiviteitsstijging creëren. Voor dergelijk beleid en bijbehorende besluiten zijn verschillende bestuursniveaus bevoegd, gedeeltelijk de Unie, gedeeltelijk de lidstaten of regio's en soms de sociale partners. Veel van deze niveaus maken deel uit van de strategie van Lissabon. Begrotingsperikelen, zoals betreffende de financiering van O& O, kunnen mogelijkheden voor productiviteitsbeleid limiteren.

    4.3. De Commissie behandelt in haar mededeling een beperkt aantal factoren, met name ICT, innovatie en ondernemerschap, ontwikkeling van menselijke hulpbronnen en, tot op zekere hoogte, O& O. Dat is logisch, maar betekent wel dat de discussie wellicht te beperkt zou kunnen blijven.

    4.4. Onderwerpen als het investeringsniveau, de organisatie van de werkplek, participatiebeleid, creatie van innovatiestimulerende arbeidsmilieus, nieuwe vormen van samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen en nieuwe manieren om risicokapitaal beschikbaar te stellen, zouden deel uit moeten maken van een bredere benadering van de productiviteitsgroei in de Unie.

    4.5. Het Comité beveelt aan dat er beleid moet komen voor een hogere productiviteitsstijging in de EU dat deze aspecten omvat.

    5. De productiviteit in de EU verhogen

    5.1. In het navolgende wil het Comité een aantal cruciale beleidsmaatregelen ter verhoging van de productiviteit voorstellen. Deze maatregelen moeten worden uitgewerkt met het oog op optimale productiviteitsstijging, waarbij echter ook rekening moet worden gehouden met de drie pijlers van het beleid voor duurzame ontwikkeling, alsmede met het economische en sociale erfgoed van de Unie. Aan de andere kant draagt een toenemende productiviteit, zowel direct als indirect, bij tot duurzame ontwikkeling.

    5.2. De maatregelen zijn onder te verdelen in vijf clusters: O& O en innovatie; invoering van nieuwe technologie, met name ICT; opleiding van arbeidskrachten; management en organisatie van de werkplek; aangelegenheden in verband met markten. Deze clusters zijn onderling nauw verweven.

    5.3. O& O en innovatie

    5.3.1. Via samenwerking tussen het bedrijfsleven en de publieke sector moet er een O& O-beleid voor de lange termijn worden ontworpen, waarbij de ontwikkeling van breedschalige toepassing wordt ondersteund. De kennis van onderzoekers kan worden gebruikt bij het ontwerpen van efficiënt beleid en maatregelen voor meer productiviteit.

    5.3.2. Er kunnen goede resultaten worden geboekt door onderzoek nauw op praktische behoeften af te stemmen. Een voorbeeld hiervan is het Finse productiviteitsprogramma met 13 projecten die zijn ontwikkeld door samenwerking tussen het bedrijfsleven, de publieke sector en onderzoekers. Daarbij wordt gewerkt aan praktische instrumenten voor projecten ten behoeve van productiviteitsgroei, zoals analysemethoden, indicatoren, onderwijsmateriaal en loonmodellen.

    5.3.3. Er dient verder een innovatievriendelijk klimaat op de werkplek te worden gecreëerd: er bestaan grote mogelijkheden om in het werk van alledag aan innovatie te doen, die is gebaseerd op het voortdurend aanbrengen van verbeteringen en participatie door de werknemers. Ook dienen in het arbeidsmilieu innovaties te worden aangebracht.

    5.3.4. Het is niet gemakkelijk, "centres of excellence" op te richten. Lukt dat echter wel, dan trekken deze centra gekwalificeerde mensen en high-tech-ondernemers aan. Op die manier genereren zij een effectieve wisselwerking tussen innovatie en productiviteit. Verder moet de EU trachten meer hoogopgeleiden uit derde landen aan te trekken via bijv. uitwisselingsprogramma's.

    5.3.5. De Commissie wijst op het Raadsbesluit waarin wordt aanbevolen om substantieel meer middelen voor O& O beschikbaar te stellen, met name in de particuliere sector. Het Comité kan zich in dit besluit vinden en benadrukt dat de nationale regeringen, zelfs in tijden van budgettaire krapte, hun bijdrage met betrekking tot deze langetermijntoezegging moeten leveren. Het kaderprogramma voor O& O moet in dit verband goed worden gecentreerd op ontwikkeling van competitieve nieuwe technologie.

    5.3.6. Het huidige beleid voor opleiding van nieuwe onderzoekers lijkt volstrekt ontoereikend te zijn in vergelijking met hetgeen nodig is voor de integrale tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon. Nieuwe initiatieven zijn geboden om ervoor te zorgen dat er zowel in de publieke als in de particuliere sector voldoende onderzoekers beschikbaar zijn.

    5.4. Invoering van nieuwe technologie

    5.4.1. De introductie van moderne productietechnologieën moet zowel in de particuliere als in de publieke sector worden gestimuleerd. Volgens de Commissie en verscheidene andere bronnen biedt nieuwe technologie, met name ICT, een groot potentieel voor productiviteitsgroei in alle sectoren. Deze kwestie moet dan ook diepgaand verder worden bestudeerd.

    5.4.2. Invoering van nieuwe technologie vereist doorgaans dat vaardigheden worden aangepast en werk op een andere manier wordt georganiseerd, hetgeen soms met banenverlies gepaard kan gaan. Tegelijkertijd kunnen echter elders nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Middels langetermijnbeleid moet ervoor worden gezorgd dat de werknemers deze veranderingen accepteren en bereid zijn zich aan te passen. Dit beleid moet zijn gericht op werknemersparticipatie, veiligheidsnetwerken, interne opleiding, actief arbeidsmarktbeleid, etc.

    5.4.3. Het initiatief e-Europe moet volledig ten uitvoer worden gelegd, met inbegrip van acties ten behoeve van meer brandbreedte, "e-Governement", telecommunicatie-infrastructuur en veiligheid.

    5.4.4. Het MKB ondervindt vaak moeilijkheden bij het vinden van financiering voor de invoering van nieuwe technologie. Er moeten adequate adviesmogelijkheden voor de sector komen, en, indien noodzakelijk, ondersteuning ter vergemakkelijking van het gebruik van innovatieve financiële methoden.

    5.5. Opleiding van arbeidskrachten

    5.5.1. Opleiding is een van de fundamentele onderdelen van ieder beleid ten behoeve van productiviteit en omvat een aantal maatregelen:

    5.5.2. Onderwijs en opleiding in ICT-technologie

    - Er moeten ruime mogelijkheden worden geboden voor levenslang onderwijs en opleiding; onder meer moet de mogelijkheid worden onderzocht om dit fiscaal te stimuleren door reserves ten behoeve van toekomstige opleiding aftrekbaar te maken;

    - Ook moeten volwassenen die oorspronkelijk onvoldoende onderwijs en opleiding hebben genoten bijscholingsfaciliteiten worden geboden.

    - Daarnaast dient er ondersteuning te komen voor actieve participatie van universiteiten, hogescholen en technische instellingen bij de vervolgopleiding van werknemers.

    5.5.3. Ook dienen er ondernemerschapsgerichte opleidingsfaciliteiten te worden ingevoerd voor studenten aan hogere onderwijsinstellingen en VWO-leerlingen.

    5.6. Management en de organisatie van de werkplek

    5.6.1. De belangrijkste uitdaging voor managers van bedrijven en andere organisaties die aan productiviteitsgroei werken is te zorgen voor aanpassingsvermogen van de organisatie en op de werkplek.

    5.6.2. De productiviteitsgroei op de werkplek kan op verschillende wijzen worden gestimuleerd, zoals door afspraken over productiviteit tussen werkgever en werknemers.

    5.6.3. Ook moet de impact van meer aandacht voor productiviteit op de werkplek worden bestudeerd en dienen, indien noodzakelijk, instrumenten te worden ontwikkeld om negatieve effecten tegen te gaan.

    5.6.4. Tripartiete overeenkomsten kunnen met name op het gebied van onderwijs en opleiding een belangrijke rol spelen. Overheden zullen actief aan ondersteuningsmechanismen moeten werken, bijv. fiscale en andere prikkels.

    5.6.5. Verder moeten er gekwalificeerde opleidingsmogelijkheden worden uitgewerkt in het voeren van productiviteitsbeleid, met name voor MKB-managers.

    5.7. Marktaangelegenheden

    5.7.1. De arbeidsmarkten dienen goed, d.w.z. zonder belemmeringen voor de mobiliteit van de arbeidskrachten te functioneren. Betere regelingen voor de erkenning van beroepskwalificaties binnen de EU zijn in dit verband cruciaal.

    5.7.2. Op basis van in de VS en elders opgedane ervaringen zien velen een flexibele arbeidsmarkt als een belangrijke factor voor meer productiviteit. Anderen benadrukken dat werkzekerheid niet alleen past in het Europees sociaal model, maar ook ten goede komt aan de productiviteit, omdat kennis in de bedrijven wordt geaccumuleerd.

    5.7.3. Verschaft de markt te weinig prikkels, dan moet op nationaal en/of EU-niveau steun kunnen worden verleend. Hierbij valt te denken aan het ondersteunen van O& O en aan het verschaffen van risicokapitaal. Er dient een efficiënte manier te worden gevonden om dergelijke fondsen ter beschikking te stellen van starters en het MKB. Publieke middelen zouden, eventueel samen met particuliere gelden, bij voorkeur door particuliere kanalen moeten worden gesluisd, alwaar de nodige kennis en deskundigheid aanwezig is.

    5.7.4. Faire mededinging op de markten vormt een noodzakelijke voorwaarde voor een bevredigende productiviteitsstijging. Op de schouders van de Commissie rust de zware taak om in de gehele EU efficiënt mededingingsbeleid te handhaven en te stimuleren.

    5.7.5. Het vormen van bedrijvennetwerken moet worden aangemoedigd. De ervaringen van veel regio's, bijv. Noord-Italië, hebben geleerd dat specialisatie en netwerken de productiviteit in hoge mate ten goede kunnen komen.

    5.7.6. Mogelijkheden om de productiviteit in de dienstensector, zowel in het particuliere als in het overheidssegment, te verhogen, moeten worden bestudeerd en beleid dienaangaande dient te worden ontwikkeld. Het is van doorslaggevend belang dat de dienstenmarkten overeenkomstig de strategie van Lissabon worden voltooid. Meer mededinging bij de verlening van openbare diensten zal de productiviteit zeer waarschijnlijk doen stijgen. Verder moeten gelijke toegang tot en hoge kwaliteit, beschikbaarheid en betaalbaarheid van diensten worden gewaarborgd.

    6. Aanbevelingen voor EU-beleid

    6.1. De belangrijkste factoren voor de productiviteitsgroei binnen de Unie zijn gemakkelijk te identificeren. Een aantal ervan zijn reeds onderdeel van de strategie van Lissabon. Het werkelijke probleem bestaat eruit, synergie-effecten op te wekken en tot een hoge productiviteitsgroei op de lange termijn te komen. Hoofdrolspelers hierbij zijn de ondernemingen en hun werknemers, die door overheidsbeleid dienen te worden ondersteund. Het Comité doet in dit verband de volgende aanbevelingen aan de officiële beleidsmakers van de Unie en de sociale partners op de relevante niveaus.

    6.2. De integrale tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon vormt de belangrijkste stap in de richting van meer productiviteitsgroei binnen de EU.

    6.3. De Commissie dient op basis van onderhavige mededeling en het daaropvolgende commentaar verder te werken aan methoden voor analyse, benchmarking en rapportage met betrekking tot productiviteitsontwikkelingen teneinde maatregelen voor productiviteitsgroei te stimuleren. Ook zou daarbij de efficiency van de publieke sector moeten worden onderzocht.

    6.4. Voorts dient zij nadere bestudering van de verschillende factoren en mechanismen die de productiviteitsgroei bepalen te initiëren of te ondersteunen. Hierbij moet met name worden gedacht aan milieuvriendelijk produceren en de rol van ICT en van andere kwalitatieve productiviteitsfactoren. Verder dient studie te worden verricht naar en moeten methodes gevonden worden voor het verdisconteren in de nationale rekeningen van vervuiling en aantasting van natuurlijke hulpbronnen.

    6.5. Zowel productiviteit als duurzame ontwikkeling dienen integraal onderdeel uit te maken van de jaarlijkse follow-up van de gehele strategie van Lissabon.

    6.6. Het Comité heeft reeds duidelijke en gedetailleerde aanbevelingen gedaan ten behoeve van de vereenvoudiging van de EU-wetgeving. Meer vereenvoudiging en, meer in het algemeen, good governance zijn doorgaans cruciaal voor meer productiviteit in alle economische sectoren.

    6.7. De Commissie wordt dringend verzocht om onderzoek te doen naar de effecten van de toetreding op de productiviteitsgroei in de Unie van na de uitbreiding. De productiviteitsontwikkelingen in de kandidaat-lidstaten herbergen risico's maar lijken tegelijkertijd grote mogelijkheden voor groei te bieden. Belangrijk is het moment waarop deze landen zullen toetreden.

    6.8. Daarnaast is het wenselijk dat zij een methode ontwikkelt voor de vergaring en verspreiding van goede praktijkvoorbeelden van beleid voor meer productiviteitsgroei.

    6.9. Het is belangrijk voort te gaan met het proces van Luxemburg voor actief arbeidsmarktbeleid.

    6.10. Voor de sociale partners op lokaal en nationaal niveau is een belangrijke rol weggelegd bij de planning, uitvoering en algemene ondersteuning van beleid voor meer productiviteit.

    6.11. Verder dienen zij na te denken over afspraken of zelfs overeenkomsten om de productiviteit te stimuleren. Het Comité heeft kennis genomen van het in het kader van de sociale dialoog overeengekomen werkprogramma en is ingenomen met de daaruit voortvloeiende mogelijkheden voor de sociale partners om uitvoerig aandacht te besteden aan kwesties betreffende productiviteitsgroei en hun gevolgen voor de Europese samenlevingen.

    6.12. Van groot belang is de concrete follow up van de gemeenschappelijke standpunten die de sociale partners op Europees niveau over levenslang leren door de werknemers hebben ingenomen.

    6.13. Het Comité zal:

    - speciale aandacht besteden aan productiviteitsontwikkelingen wanneer het advies zal uitbrengen over het ten behoeve van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad uit te brengen voortgangsverslag betreffende de strategie van Lissabon;

    - om het jaar een conferentie over deze strategie organiseren;

    - indien noodzakelijk, initiatiefadviezen over productiviteit uitbrengen.

    Brussel, 11 december 2002.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    R. Briesch

    (1) COM(2002) 262 def.

    (2) "Economic report" van de president van de VS (januari 2001).

    Top