Wählen Sie die experimentellen Funktionen, die Sie testen möchten.

Dieses Dokument ist ein Auszug aus dem EUR-Lex-Portal.

Dokument 52002AE1356

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt" (COM(2002) 375 def. — 2002/0152 (COD))

    PB C 85 van 8.4.2003, S. 34–35 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002AE1356

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt" (COM(2002) 375 def. — 2002/0152 (COD))

    Publicatieblad Nr. C 085 van 08/04/2003 blz. 0034 - 0035


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt"

    (COM(2002) 375 def. - 2002/0152 (COD))

    (2003/C 85/09)

    De Raad heeft op 24 juli 2002 besloten, overeenkomstig artikel 95 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 29 oktober 2002 goedgekeurd; rapporteur was de heer Donnelly.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 11 en 12 december 2002 gehouden 395e zitting (vergadering van 11 december) het volgende advies uitgebracht, dat met 101 stemmen vóór, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1. Inhoud van het Commissievoorstel

    1.1. Kaderrichtlijn 89/107/EEG inzake levensmiddelenadditieven voorziet in vaststelling van bijzondere richtlijnen om het gebruik van de verschillende categorieën additieven in levensmiddelen te harmoniseren. Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt, bevat een lijst van toegestane zoetstoffen, de levensmiddelen waarin zij mogen worden gebruikt en de gebruiksvoorwaarden.

    1.2. De richtlijn is in juni 1994 vastgesteld en in 1996 voor het eerst gewijzigd. Zij moet nu worden aangepast aan recente technische en wetenschappelijke ontwikkelingen.

    1.3. De belangrijkste voorgestelde wijzigingen zijn:

    1.3.1. Toelating van twee nieuwe zoetstoffen: sucralose en het zout van aspartaam en acesulfaam.

    - Sucralose is een zoetstof die wordt vervaardigd door gecontroleerde chlorering van sucrose en 500-600 maal zo zoet is als suiker. De stof is op dit moment in verscheidene derde landen toegestaan, waaronder Canada, Australië, Japan en de Verenigde Staten van Amerika. Volgens de fabrikant heeft sucralose ten opzichte van andere op dit moment toegestane zoetstoffen een aantal specifieke voordelen. Zo blijkt uit het smaakprofiel de sterke overeenkomst met suiker (met minder bij- en nasmaak als bij intensieve zoetstoffen vaak het geval is) en is de stof stabiel bij verwerking bij hoge temperatuur, zodat de consument de tafelzoetstof thuis voor koken en bakken kan gebruiken. Ook mengt de stof goed met suikers.

    - Het zout van aspartaam en acesulfaam is een zout van twee al toegestane zoetstoffen, namelijk aspartaam en acesulfaam-K. Het wordt uit deze twee stoffen gemaakt door het kaliumion van acesulfaam-K door aspartaam te vervangen. Het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding heeft de veiligheid van de stof beoordeeld en vastgesteld dat het gebruik van de stof geen nieuwe vragen oproept wat betreft de veiligheid. Volgens de fabrikant heeft deze stof een aantal specifieke voordelen; zo kunnen de beide bestanddelen niet van elkaar gescheiden worden, waardoor een constantere productkwaliteit wordt verkregen. Daarom wordt het gebruik van aspartaam-acesulfaamzout voorgesteld voor de levensmiddelencategorieën waarvoor beide producten apart zijn toegelaten.

    1.3.2. Verlaging van de maximale gebruiksdosis voor cyclamaten door het gebruik ervan in bepaalde levensmiddelencategorieën te verbieden of te beperken.

    1.3.3. Machtiging van de Commissie om te besluiten of een stof een zoetstof in de zin van de richtlijn is.

    2. Algemene opmerkingen

    2.1. Het Comité onderschrijft het voorstel van de Commissie, dat onder meer betrekking heeft op de toelating van twee nieuwe zoetstoffen. Aangezien fabrikanten nieuwe zoetstoffen hebben ontwikkeld (die zowel in een behoefte van de consument voorzien, als uit de medische hoek zijn aanbevolen), ligt het, gelet op de beoordelingen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, voor de hand de lijst met zoetstoffen aan te passen.

    2.2. Intensieve zoetstoffen hebben voordelen voor consumenten die hun suiker- of energie-inname willen beperken en voor diabetici. Toelating van een nieuwe intensieve zoetstof heeft als voordeel dat de consumenten en de voedingsindustrie een ruimere keuzemogelijkheid in zoetstoffen krijgen, zodat de inname van de afzonderlijke zoetstoffen daalt.

    2.3. Het Comité bepleit een uniforme communautaire regelgeving inzake het gebruik van levensmiddelenadditieven om de kwaliteit van aanbod en voedselveiligheid te waarborgen.

    3. Specifieke opmerkingen

    3.1. Het Comité is ingenomen met het feit dat de voedingsindustrie door de twee nieuwe levensmiddelenadditieven een ruimere keuze aan caloriearme producten kan vervaardigen en dat de consument tafelzoetstoffen thuis voor koken en bakken kan gebruiken.

    3.2. Het Comité wil gewaarborgd zien dat de wijzigingsvoorstellen betreffende het gebruik van cyclamaten niet leiden tot het overschrijden van de door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding vastgestelde aanvaardbare dagelijkse dosis.

    3.3. Het Comité steunt het besluit om de Commissie te machtigen om te besluiten of een stof een zoetstof in de zin van Richtlijn 94/35/EG is, zoals reeds het geval is voor de overige levensmiddelenadditieven.

    3.4. Het Comité is er een warm voorstander van dat de Commissie nauwlettend toeziet op zoetstoffen en dat de zoetstoffenrichtlijn wordt gebaseerd op een positieve lijst(1). Er zij echter gewezen op een opmerking in het advies over de eerste wijziging van de zoetstoffenrichtlijn(2); het Comité betwijfelt daarin namelijk of het dienstig is de medebeslissingsprocedure te hanteren bij het aanpassen van zowel de lijst met zoetstoffen als de lijst met alle levensmiddelen waarin deze zoetstoffen mogen worden verwerkt, gelet op de tijd en energie die deze aanpak vergt.

    3.5. Het Comité juicht het dan ook toe dat de Commissie momenteel onderzoekt of het mogelijk is de voedingsmiddelenbijlagen te wijzigen door middel van de comitéprocedure, met het oog op de toekomstige herziening van Kaderrichtlijn 89/107/EEG, die gepland is voor het einde van 2002.

    4. Conclusies

    4.1. Het stemt het EESC tevreden dat het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding de twee nieuwe stoffen heeft beoordeeld en heeft vastgesteld dat het gebruik ervan als zoetstof geen vragen oproept wat betreft de veiligheid.

    4.2. Het Comité steunt het voorstel van de Commissie om het gebruik van deze zoetstoffen toe te laten op communautair niveau.

    4.3. Het Comité acht het van groot belang dat de lidstaten en de Commissie het gebruik van zoetstoffen voortdurend bewaken via de Europese Voedselautoriteit om de hoogst mogelijke standaard voor voedselveiligheid te waarborgen.

    Brussel, 11 december 2002.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    R. Briesch

    (1) Volgens het beginsel van een positieve lijst zijn alleen de in (de bijlage bij de) de richtlijn opgenomen zoetstoffen toegelaten.

    (2) PB C 174 van 17.6.1996.

    nach oben