Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001AE0524

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1254/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees"

    PB C 193 van 10.7.2001, p. 39–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001AE0524

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1254/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees"

    Publicatieblad Nr. C 193 van 10/07/2001 blz. 0039 - 0041


    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1254/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees"

    (2001/C 193/10)

    De Raad heeft op 26 februari 2001 overeenkomstig art. 37 van het EG-Verdrag besloten het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    Het bureau van het Economisch en Sociaal Comité heeft op 27 februari 2001 de afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu" met de voorbereidende werkzaamheden belast.

    Het ESC heeft gezien het spoedeisende karakter van de werkzaamheden tijdens zijn 381e zitting van 25 en 26 april 2001 (vergadering van 25 april) de heer Kienle als algemeen rapporteur aangewezen en het volgende advies uitgebracht, dat met 26 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen is goedgekeurd.

    1. Achtergrond

    1.1. Door de nieuwe gevallen van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) is het vertrouwen van de consument in rundvlees tot een dieptepunt gedaald en wordt de hele rundveehouderij in haar voortbestaan bedreigd.

    1.2. Alleen met de brede aanpak die inmiddels in gang is gezet - verbod op het gebruik van vleesbeendermeel, BSE-tests en het niet langer gebruiken van risicomateriaal - kan het vertrouwen van de consument hersteld worden. Tijdens de BSE-hoorzitting die op 9 maart 2001 onder auspiciën van het ESC is gehouden, benadrukte EU-commissaris van gezondheids- en consumentenbescherming Byrne, dat er geen maatregelen zijn die in zijn ogen voor een nog betere bescherming kunnen zorgen.

    1.3. In veel lidstaten is de rundvleesconsumptie zeer sterk gedaald. Bovendien zijn belangrijke exportmarkten verloren gegaan. Hierdoor zijn de producentenprijzen ingestort. Tot overmaat van ramp zijn de interne markt en de export ook nog eens getroffen door de snel om zich heen grijpende MKZ-epidemie.

    1.4. De rundveehouderij is in veel regio's, vooral ook in bergstreken en andere in geografisch opzicht ongunstig gelegen gebieden, van enorm belang voor economie en landschap. De door de crisis getroffen veehouders zijn bang dat hun bedrijf niet langer levensvatbaar is en zitten nu veelal bij de pakken neer.

    2. Samenvatting van het Commissievoorstel

    2.1. De voorstellen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1254/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees vormen een belangrijk onderdeel van het "7-punten-plan" ter bestrijding van de rundvleescrisis dat EU-landbouwcommissaris Fischler op 13 februari 2001 heeft gepresenteerd.

    2.2. Het ESC stelt een apart advies op over het voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1251/1999, waarbij bedrijven die een biologische productiemethode toepassen de mogelijkheid krijgen om op braakgelegde gronden bepaalde voederleguminosen te verbouwen.

    2.3. Het ESC en het Europees Parlement zijn echter niet geraadpleegd over het voorstel van de Commissie om via een speciale aankoopregeling vlees van runderen van meer dan 30 maanden uit de markt te nemen en aldus de druk op de markt op korte termijn te verlagen. Het besluit over dit programma is door het comité van beheer voor de rundvleessector van de Commissie genomen.

    2.4. De hier ter beoordeling aan het ESC voorgelegde voorstellen van de Commissie luiden als volgt:

    - door een lager veebezettingsgetal moet worden gezorgd voor een extensieve veehouderij;

    - door een bovengrens van 90 premiegerechtigde dieren per bedrijf moet worden toegewerkt naar extensieve veehouderij;

    - rundveehouders die op hun bedrijf mannelijke runderen houden, kan op hun verzoek een speciale premie worden verleend;

    - de bepalingen voor de zoogkoeienpremie moeten worden gewijzigd;

    - de bovengrens voor interventieaankopen mag overschreden worden.

    3. Algemene opmerkingen

    3.1. Het ESC is het met de Commissie eens dat de door de BSE-crisis ernstig verstoorde rundvleesmarkt noopt tot noodmaatregelen. Het staat achter maatregelen om de marktverstoringen op korte termijn aan te pakken en ervoor te zorgen dat de markten op de middellange termijn weer tot rust komen. Nationale ondersteuningsmaatregelen mogen niet opnieuw tot concurrentievervalsing leiden en al helemaal geen tendensen in de hand werken om het GLB te renationaliseren.

    3.2. Door middel van eerdere hervormingen van het landbouwbeleid heeft de EU al geprobeerd om een meer marktgerichte bedrijfsvoering ingang te doen vinden en om er met behulp van stimuleringsmaatregelen voor te zorgen dat er een meer extensieve rundveehouderij van de grond komt. Bovendien was er vorig jaar tot aan de uitbraak van de huidige BSE-crisis sprake van een evenwichtige rundvleessector zonder interventieaankopen waarin de veehouders redelijke winsten behaalden. Daarom gaat het niet aan om de besluiten van Agenda 2000 over de GMO rundvlees nu weer volledig ter discussie te stellen, te meer daar er van de zesjarige looptijd van deze Agenda nog maar één jaar verstreken is en er in 2002 en 2003 zogenoemde "mid-term reviews" gepland zijn waarbij ook de besluiten over de GMO rundvlees tegen het licht zullen worden gehouden. Met een mix van korte-, middellange- en langetermijnmaatregelen zou het wel eens moeilijk kunnen worden om de crisis snel de baas te worden. Dit blijkt ook uit de eerste discussies van de Landbouwraad en het Speciaal Comité Landbouw, waarbij de meningen sterk uiteenliepen en er geen uitzicht op consensus bleek te zijn.

    3.3. Zowel kleine als grote bedrijven worden, ongeacht hun teeltmethoden, door de BSE-crisis in hun voortbestaan bedreigd. Daarom mogen de voorstellen niet tot een verder inkomensdaling voor bepaalde landbouwbedrijven en regio's leiden. Ook moet voorkomen worden dat de inspanningen van de EU door meer import van vlees - met mogelijk minder strenge gezondheidsnormen en controles - worden omzeild.

    3.4. Het ESC mist in de voorstellen stimuleringsmaatregelen om het rundvleesaanbod door middel van een geringer geslacht gewicht te beperken. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de premies aan een maximaal toegestaan gewicht of leeftijd te koppelen, een methode die bij kalveren goede resultaten oplevert. Ook zou het vetmesten van kalveren bevorderd kunnen worden om zo het aantal zware dieren dat wordt vetgemest te verminderen.

    3.5. Gezien de dramatische situatie waarin de rundvleessector verkeert en die door de MKZ-epidemie nog is verergerd, dient de EU de nood van de betrokken bedrijven overal op dezelfde wijze met openbare middelen te lenigen. Het mag niet zo zijn dat veehouders en vleesverwerkende bedrijven tijdens de huidige crisis als enige opdraaien voor de hoge extra kosten die de maatregelen tegen BSE voor hen met zich meebrengen. Afgezien daarvan moeten nieuwe concurrentiedistorsies worden vermeden. Om de ernstige crisis de baas te worden of de gevolgen ervan te temperen mag van de EU een buitengewone financiële inspanning verwacht worden.

    3.6. Hoewel het ESC niet is geraadpleegd over de speciale aanvullende aankoopregeling die deel uitmaakt van bovengenoemd "7-punten-plan", staat het wel achter dit voorstel omdat het de druk op de markt in belangrijke mate kan verminderen. Een groot deel van de bevolking heeft ethische bezwaren tegen de vernietiging van voedingsmiddelen. De lidstaten zouden daarom de mogelijkheid moeten krijgen om op BSE getest en van de nodige etiketten voorzien vlees van meer dan 30 maanden oude runderen op eigen kosten op te slaan of voor humanitaire leveringen ter beschikking te stellen.

    3.7. Naast de maatregelen aan de aanbodzijde doet de Commissie er goed aan meer en offensievere maatregelen aan de vraagzijde te nemen. De uitgebreide maatregelen ter bescherming van de consument zouden ondersteund moeten worden door een krachtige voorlichtingscampagne waarbij rundvlees als waardevolle voeding wordt aangeprezen en het belang van de rundvleesproductie voor het platteland en de voedingsmiddelensector wordt onderstreept. Voor de financiering van zo'n campagne dient vooral geput te worden uit de middelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2826/2000 ter bevordering van de afzet van landbouwproducten.

    4. Bijzondere opmerkingen

    4.1. Bepaalde regio's en bedrijven zouden de dupe kunnen worden van de voorstellen om het veebezettingsgetal nog verder omlaag te brengen en een bovengrens van 90 premiegerechtigde dieren in te voeren, terwijl niet te verwachten is dat de druk op de markt hierdoor op de korte termijn afneemt. Tijdens de discussie hierover moeten dan ook alle aspecten aan de orde komen, waarbij de mid-term reviews een belangrijke rol spelen.

    4.2. De invoering van referentiehoeveelheden voor afzonderlijke veehouders in verband met de speciale premie voor mannelijke runderen zou de marktordening op haar kop zetten. Op de korte termijn is het maar de vraag of deze maatregel enig effect op de marktwerking heeft. Bovendien gaat een en ander gepaard met veel extra en langdurige administratieve rompslomp, en dat staat haaks op de vereenvoudiging van het GLB die de Commissie nastreeft. Ook zouden landbouwers zich hierdoor moeilijker aan de marktontwikkelingen kunnen aanpassen.

    4.3. De voorgestelde wijziging van de bepalingen voor de zoogkoeienpremie mag niet tot een eenzijdige belasting van kleine landbouwbedrijven leiden.

    4.4. Het ESC waarschuwt voor een terugkeer van de permanente interventieregeling voor rundvlees, maar vindt gezien de extreme marktsituatie van het moment wel dat het in Agenda 2000 vastgelegde interventieplafond van 350000 ton per jaar tijdelijk niet van toepassing zou moeten zijn. Daarbij zou ook moeten worden nagedacht over de interventiebepalingen, vooral met betrekking tot op het geslacht gewicht.

    Brussel, 25 april 2001.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    G. Frerichs

    Top