Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994AC1401

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG en tot vaststelling van werkingssfeer van artikel 14, lid 1, sub d), daarvan met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen"

    PB C 397 van 31.12.1994, p. 50–51 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51994AC1401

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG en tot vaststelling van werkingssfeer van artikel 14, lid 1, sub d), daarvan met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen"

    Publicatieblad Nr. C 397 van 31/12/1994 blz. 0050


    Advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG en tot vaststelling van de werkingssfeer van artikel 14, lid 1, sub d), daarvan met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen () (94/C 397/18)

    De Raad heeft op 12 oktober 1994 besloten, overeenkomstig de bepalingen van art. 99 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De Afdeling voor economische, financiële en monetaire vraagstukken, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 december 1994 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Janssen.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 321e Zitting (vergadering van 21 december 1994), het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

    1. Inhoud en achtergrond van de richtlijn

    1.1. Door de desbetreffende EG-richtlijnen (77/388 en 83/181) zijn vrijstellingen van BTW voor de definitieve invoer van bepaalde goederen gekoppeld aan de regeling inzake vrijstellingen op het gebied van douanerechten. Wetgevingstechnisch gebeurde dit door de bijna volledige overname van de douanetekst in de richtlijn m.b.t. BTW.

    Deze koppeling is om de volgende redenen verantwoord :

    - fiscale verplichtingen vanuit internationale verdragen;

    - douanediensten werden door de meeste lid-staten belast met de praktische regelingen van de vrijstellingen.

    Met het openstellen van de binnengrenzen sinds 1 januari 1993 is deze koppeling nog meer aangewezen : met de afschaffing van de controles en formaliteiten aan de binnengrenzen worden de begrippen invoer en uitvoer enkel nog gebruikt in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en derde landen.

    1.2. Logischerwijze impliceert deze koppeling echter dat wijzigingen in de Verordening inzake douanevrijstellingen doorgetrokken zouden moeten worden naar de richtlijn inzake BTW-vrijstellingen.

    In juni van dit jaar heeft de Commissie een voorstel geformuleerd ter vervanging van de Verordening "douanevrijstellingen" (94/212 def.). Dit voorstel werd dan ook aangevuld met een voorstel om Richtlijn 83/181/EEG inzake BTW-vrijstellingen te vervangen. De Raad verzocht het Comité om over dit laatste voorstel advies uit te brengen.

    1.3. De wijziging van de verordening inzake "douanevrijstellingen" werd ingegeven vanuit de volgende motieven :

    - codificatie van teksten : de originele Verordening is immers reeds van toepassing sinds 1984 en in de laatste tien jaar zesmaal gewijzigd;

    - actualisering van begrippen : diverse bedragen van vrijstellingen werden aangepast aan de inflatie en verhoogd tot een meer realistisch cijfer;

    - vereenvoudiging : vrijstellingen voor zendingen tussen particulieren en voor reizigers zijn nu in één enkel hoofdstuk opgenomen;

    - onrealistische of moeilijk controleerbare voorwaarden werden geherformuleerd.

    In essentie komt het voorstel erop neer om een "oude" wetgeving te consolideren, te actualiseren en te vereenvoudigen, zonder dat inhoudelijk ingrijpende wijzigingen worden aangebracht.

    1.4. In het thans voorliggende voorstel tot wijziging van de richtlijn op het gebied van BTW-vrijstelling wordt deze nieuwe "douanetekst" overgenomen.

    Daarenboven voorziet men volgende specifieke regelingen :

    - De Commissie kiest voor een andere wetgevingstechnische benadering : waar voorheen de tekst inzake douanevrijstellingen gecopieerd werd, gebruikt men nu de techniek van verwijzing.

    - Tevens worden de richtlijnen voor vrijstelling van goederen die deel uitmaken van de bagage van reizigers en voor kleine zendingen van particulieren overbodig en afgeschaft. Deze vrijstelling is nu opgenomen in de douaneverordening en geldt via de techniek van verwijzing ook op het gebied van de belastingen.

    - Douane- en BTW-vrijstellingen weken op bepaalde punten af van elkaar. Deze verschillen blijven behouden en worden opgenomen in een bijlage aan de richtlijn. Deze bijlage voorziet in de volgende uitzonderingsbepalingen :

    sommige goederen die een douanevrijstelling kunnen genieten, blijven onderhevig aan BTW (bijv. wetenschappelijke instrumenten, gebruikte huishoudelijke voorwerpen voor een tweede woning);

    bepaalde goederen die vrij van douanerechten zijn, kunnen door de lid-staten onderworpen worden aan BTW (bijv. goederen met een te verwaarlozen waarde die via postorderverkoop worden ingevoerd);

    andere goederen genieten slechts BTW-vrijstelling indien aan bijkomende voorwaarden is voldaan (bijv. voorwerpen bestemd voor gehandicapten zijn vrijgesteld van BTW op voorwaarde dat de voorwerpen worden ingevoerd door gehandicapteninstellingen en deze gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de gever werden gezonden);

    bepaalde BTW-vrijstellingen kunnen door de lid-staten gehandhaafd blijven (bijv. in het kader van grensovereenkomsten met aangrenzende landen).

    2. Opmerkingen van het Comité

    2.1. Hoewel het Comité niet formeel is geraadpleegd over het voorstel van Verordening inzake de douanevrijstellingen, heeft het bij de bespreking van de BTW-Richtlijn in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de samenhang tussen de richtlijn en de verordening. Hierbij kon men rekenen op de toelichtingen die door de diensten van de Commissie werden verstrekt.

    2.2. De andere wetgevingstechnische benadering die nu gebruikt wordt en waarbij men voor de regeling inzake BTW-vrijstellingen verwijst naar de douaneverordening zonder het geheel van detailregelingen expliciet over te nemen, is ongetwijfeld een praktische vereenvoudiging, die het Comité ondersteunt. Eventuele toekomstige wijzigingen in de douanevrijstelling zullen nu automatische weerslag hebben op de BTW-vrijstellingen.

    2.3. Wel wenst het Comité te waarschuwen voor ongewilde financiële effecten op de overheidsinkomsten wanneer de douanevrijstellingen zouden worden uitgebreid zonder rekening te houden met de automatische impact op de BTW-vrijstellingen. Het is de taak van de Commissie om hier voor de nodige coördinatie te zorgen tussen de douanevrijstellingen enerzijds en de BTW-vrijstellingen anderzijds.

    Het Comité vestigt eveneens de aandacht op het feit dat vereenvoudiging niet altijd hetzelfde is als transparantie of duidelijkheid. Voor sommige betrokkenen (burgers, consumenten, kleine en middelgrote ondernemingen) zou de gebruikte "techniek van verwijzing" enige interpretatieproblemen kunnen opleveren.

    Het Comité wenst de aandacht van Commissie en Raad te vestigen op het feit dat een aantal regels en uitzonderingen, voorzien in de bijlage K, essentieel zijn voor de concurrentieverhoudingen op de interne markt. Meer bepaald moet men de situatie vermijden waarbij de invoer van bepaalde goederen vanuit derde landen een vrijstelling zou genieten, terwijl een Europese producent van deze goederen wèl onder het BTW-stelsel zou vallen. Dit zou ofwel gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van Europese producenten, ofwel aanleiding geven tot mogelijke delokalisaties, ofwel leiden tot een verlegging van het handelsverkeer met gevolgen voor de inkomsten van de overheid. In dit laatste geval voeren Europese producenten eerst uit om het produkt daarna terug in de Gemeenschap in te voeren, maar ditmaal zonder BTW.

    Brussel, 21 december 1994.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    Carlos FERRER

    () PB nr. C 282 van 8. 10. 1994, blz. 3.

    Top