Wählen Sie die experimentellen Funktionen, die Sie testen möchten.

Dieses Dokument ist ein Auszug aus dem EUR-Lex-Portal.

Dokument 51994AC1298

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 89/655/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats"

    PB C 397 van 31.12.1994, S. 13–15 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51994AC1298

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 89/655/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats"

    Publicatieblad Nr. C 397 van 31/12/1994 blz. 0013


    Advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 89/655/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats () (94/C 397/05)

    De Raad heeft op 6 april 1994 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 118 A van het EU-Verdrag, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De Afdeling voor sociale aangelegenheden, gezinsvraagstukken, onderwijs en cultuur, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 10 november 1994 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Liverani.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 320e Zitting (vergadering van 23 november 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met meerderheid van stemmen (één stem tegen, één onthouding) is goedgekeurd.

    1. Algemene opmerkingen

    1.1. Het Comité is het eens met de redenen en de doelstellingen van de voorgestelde richtlijn, zoals het feit dat een groot deel van de arbeidsongevallen verband houdt met het gebruik van arbeidsmiddelen, en het voorstel om voor bepaalde uitrustingen nieuwe minimumeisen vast te stellen en de initiële en periodieke keuringen uit te breiden. Het Comité zou tevens willen onderstrepen dat het de bedoeling is, de in eerdere Richtlijnen vastgestelde eisen nader uit te werken; de voorgestelde richtlijn dient niet als vervanging van en prevaleert niet boven de Richtlijnen 89/391/EEG en 89/655/EEG.

    1.2. Het Comité stelt verder vast dat de rechtsgrondslag (art. 118 A) correct is toegepast, dat het nodige overleg heeft plaatsgevonden en dat de in het Raadgevend Comité zetelende deskundigen van de nationale overheden met het voorstel akkoord gaan.

    1.3. Het Comité dringt er evenwel bij de Commissie op aan, het voorstel qua algemene structuur en presentatie te vereenvoudigen, zodat de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met name voor het MKB begrijpelijker en beter toepasbaar worden. Tegen dezelfde achtergrond spreekt het Comité weliswaar zijn steun uit aan de voorgeschreven inspectieprogramma's en de voorstellen inzake opleiding en voorlichting op nationaal niveau, maar verzoekt het de Commissie daarnaast in samenwerking met de lid-staten een soort "intermediairs" te ontwikkelen (individuele personen of instanties die bemiddelen tussen de regelgevende autoriteiten en het MKB, zoals branche- en werkgeversorganisaties, opleidingsinstellingen, banken en verzekeringsbedrijven, leveranciers en hoofdaannemers, enz.).

    1.4. Het Comité stemt in met de in de evaluatie van de gevolgen van het voorstel aangevoerde redenering dat de bestaande richtlijnen moeten worden aangevuld met nieuwe minimumvoorschriften en dat terugdringing van het aantal ongevallen tot een evenredige vermindering van de kosten van de sociale zekerheid en van verzekeringen zal leiden. Volgens het Comité zou de Commissie haar werkwijze echter moeten stroomlijnen, grotere precisie aan de dag moeten leggen en meer van feiten dan van (zij het vrij realistische) veronderstellingen moeten uitgaan.

    1.5. Het Comité erkent dat het moeilijk is, zelfstandigen onder richtlijnen op basis van artikel 118 A te laten vallen. Er zou echter op nationaal niveau voor veiligheidsmaatregelen moeten worden gezorgd t.a.v. arbeidsmiddelen die door zelfstandigen worden gebruikt voor reparatie- en schoonmaakwerkzaamheden bij particulieren, werkzaamheden aan elektrische en gasapparaten, tuinonderhoud enz.

    2. Bijzondere opmerkingen

    2.1.

    Bijlage I

    2.1.1. Het Comité verzoekt de Commissie duidelijk te maken wat bedoeld wordt met "hulpmiddelen ter verbetering van het zicht" [punt 3.2.5 d)]. Hoe wordt bepaald of het zicht verbeterd moet worden ?

    2.1.2. Uit punt 3.2.5 f) van bijlage I blijkt niet duidelijk of met "voorzieningen om de brand te bestrijden" alleen voorzieningen worden bedoeld waarmee brand in het "mobiele arbeidsmiddel met eigen aandrijving" kan worden bestreden, of ook voorzieningen ter bestrijding van een brand die door een dergelijk arbeidsmiddel is veroorzaakt, maar buiten de installatie woedt (d.w.z. dient iedere tankwagen "met eigen aandrijving" uitgerust te zijn als een brandweerauto, voor het geval dat er een ongeval gebeurt) ? Het zou nuttig zijn op dit punt een duidelijkere link te leggen met artikel 8 van de "Kaderrichtlijn" (89/391/EEG) inzake "Eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van werknemers ...".

    2.1.3. Er dient een definitie te worden gegeven van "brandrisico's opleveren".

    2.2.

    Bijlage II

    2.2.1. Punt 1.1 van bijlage II zou als volgt moeten worden geformuleerd :

    "Arbeidsmiddelen en hun onderdelen worden zodanig gestabiliseerd of bevestigd dat risico's voor de veiligheid of gezondheid van werknemers zoveel mogelijk worden geminimaliseerd."

    2.2.2. Punt 1.8 van bijlage II zou als volgt moeten luiden :

    "De arbeidsmiddelen moeten worden aangewend met zodanige beveiligingsvoorzieningen en -middelen dat er geen (of zo weinig mogelijk) risico voor de veiligheid of gezondheid van de werknemer ontstaat."

    2.2.3. De punten 1.12, 1.13 en 1.14 hebben blijkbaar betrekking op maatregelen die normaal gesproken worden genomen om werknemers te beschermen, volgens procedures als het opbergen en kenmerken van elektrische apparatuur of het verstrekken van vergunningen voor werkzaamheden in kleine ruimtes (b.v. schepen). De Commissie zou duidelijk moeten maken of dit inderdaad de bedoeling is.

    2.2.4. In punt 2.1 wordt gesproken over de opleiding van werknemers die mobiele arbeidsmiddelen gebruiken. Het Comité beveelt aan deze scholingen regelmatig, b.v. om de 5 à 7 jaar, te herhalen (opfriscursussen).

    2.2.5. In punt 3.1.1 gaat het over de stabiliteit van arbeidsmiddelen tijdens het gebruik ervan. Er dient duidelijk te worden gezegd dat deze moet worden berekend op basis van gegevens m.b.t. voorzienbare ongunstige omstandigheden, b.v. harde wind.

    2.2.6. In punt 3.1.2 wordt gesproken over het bij wijze van uitzondering gebruiken van arbeidsmiddelen voor het ophijsen (of laten zakken) van werknemers, zelfs al zijn deze arbeidsmiddelen niet bedoeld om personen te verplaatsen; dit mag alleen gebeuren als de bevoegde autoriteiten hiervoor toestemming hebben verleend. Het Comité verzoekt de Commissie na te gaan of het gebruik van dergelijke arbeidsmiddelen voor het ophijsen of laten zakken van personen in noodgevallen zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten zou kunnen worden toegestaan.

    2.3.

    Bijlage IV

    In bijlage IV wordt over "over- en onderdrukkamers" gesproken. In dit verband zou naar de voorgestelde richtlijn inzake drukapparatuur moeten worden verwezen, waarin dergelijke drukkamers worden gedefinieerd, b.v. binnen bepaalde grenzen boven en onder een atmosferische druk van nul.

    2.4.

    Bijlage V

    In punt 2 zou duidelijk moeten blijken dat vrouwen ook "bevoegde personen" kunnen zijn, door in de tekst te spreken over "hij/zij" en "hem/haar" in plaats van "hij" en "hem".

    2.5.

    Bijlage A - Evaluatie van de gevolgen van het voorstel

    In deel 1 "Financiële gevolgen" dient een schatting te worden gegeven van het aantal dodelijke en ernstige ongevallen met arbeidsmiddelen en van de verwachte vermindering van dit aantal als gevolg van de verschillende voorgestelde maatregelen.

    Brussel, 23 november 1994.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    Carlos FERRER

    () PB nr. C 104 van 12. 4. 1994, blz. 4.

    nach oben