Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE0856

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk” (COM(2017) 11 final — 2017/0004 (COD))

PB C 288 van 31.8.2017, p. 56–61 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/56


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk”

(COM(2017) 11 final — 2017/0004 (COD))

(2017/C 288/07)

Rapporteur:

Marjolijn BULK

Raadpleging

Europees Parlement: 19.1.2017

Raad, 16.2.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Besluit van de voltallige vergadering

24.1.2017

 

 

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap (SOC)

Goedkeuring door de afdeling

3.5.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

31.5.2017

Zitting nr.

526

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

149/0/3

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is verheugd over de start van het herzieningsproces van de richtlijn carcinogene agentia en is bereid bij te dragen aan dit belangrijke debat.

1.2.

Het EESC verzoekt de Commissie om te beoordelen wat het effect is van een mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende carcinogene en mutagene agentia (CMD) tot reprotoxische stoffen.

1.3.

Het Comité beveelt ten zeerste aan om bij de herzieningen van de CMD en bij de voor 2018 geplande wijzigingsvoorstellen meer aandacht te besteden aan beroepsmatige blootstelling aan carcinogene stoffen bij vrouwen.

1.4.

Het EESC meent dat het belangrijk is dat de Commissie, in overleg met de sociale partners, de lidstaten en andere belanghebbenden, in de CMD verbeteringen aanbrengt in een gemeenschappelijke methodologie voor de goedkeuring van bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

1.5.

Bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling moeten worden vastgesteld op basis van wetenschappelijk en statistisch bewijsmateriaal; daarbij moeten verschillende factoren in overweging worden genomen, zoals de haalbaarheid en de mogelijkheid om blootstellingsniveaus te meten. In Nederland en Duitsland wordt een op risicoanalyse gebaseerde aanpak gehanteerd, die bijdraagt aan de vaststelling van bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling door het risiconiveau in aanmerking te nemen als de belangrijkste factor van een sociaal compromis.

1.6.

Het EESC acht het noodzakelijk om, in het kader van nationale socialezekerheidsstelsels of gezondheidszorgstelsels, programma's op te zetten voor levenslange medische controle voor alle personen die zijn blootgesteld aan carcinogene agentia op de werkplek.

1.7.

Om werknemers beter te beschermen tegen carcinogene, mutagene en reprotoxische agentia op de werkplek moeten de lidstaten ervoor zorgen dat arbeidsinspectiediensten over voldoende financiële en personele middelen beschikken om hun taken uit te voeren.

1.8.

Het EESC schaart zich achter het gemeenschappelijke standpunt van de Europese sociale partners en beveelt aan dat er een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling wordt goedgekeurd voor formaldehyde.

1.9.

Het EESC raadt de Commissie aan om bij de vaststelling van een wettelijke definitie van dieseluitlaatgassen rekening te houden met de bevindingen van het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling (Scoel) op dit vlak.

2.   Achtergrond van het voorstel

2.1.

Kanker is de belangrijkste doodsoorzaak als gevolg van arbeidsomstandigheden. In 2013 stierven in de EU naar schatting 1,314 miljoen mensen aan kanker. In meer dan 100 000 gevallen ging het daarbij om beroepsgebonden kanker. Kanker is de belangrijkste oorzaak van arbeidsgerelateerde sterfgevallen in de EU. Ongeveer twintig miljoen werknemers in de EU worden op het werk blootgesteld aan carcinogene agentia. In een in 2015 gepubliceerde studie van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (1) worden de jaarlijkse kosten van deze beroepsgerelateerde kankers geraamd op 334 miljard EUR.

2.2.

Beroepsgerelateerde kanker wordt behandeld in een aantal richtlijnen in het kader van wetgeving op het gebied van werknemersbescherming. De algemene verplichtingen van de kaderrichtlijn (2) van 1989 zijn van toepassing op alle risico's en hierin worden algemene maatregelen vastgesteld die op de werkvloer moeten worden uitgevoerd. De richtlijn inzake chemische agentia (3) is van toepassing op alle gevaarlijke chemische stoffen. In de richtlijn asbest (4) wordt rekening gehouden met een aantal specifieke behoeften voor de preventie van asbestgerelateerde ziekten. Het belangrijkste specifieke wetgevingsdocument is de richtlijn carcinogene agentia die in 1990 is vastgesteld.

2.3.

In de CMD worden algemene minimumvereisten vastgesteld. Werkgevers moeten de risico's in kaart brengen en beoordelen, en moeten voorkomen dat werknemers hieraan worden blootgesteld. Vervanging door een niet of minder gevaarlijk procedé of chemisch agens is vereist wanneer dit technisch mogelijk is. Indien het technisch niet mogelijk is carcinogene chemische agentia te vervangen, moeten zij voor zover dat technisch uitvoerbaar is in een gesloten systeem worden geproduceerd en gebruikt, om blootstelling te voorkomen. Wanneer dit technisch niet mogelijk is, moet de blootstelling van de werknemers tot een zo laag mogelijk niveau worden beperkt als technisch uitvoerbaar is.

2.4.

Naast deze algemene minimumvoorschriften worden in de CMD grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan specifieke carcinogene of mutagene agentia vastgelegd als belangrijk bestanddeel van het mechanisme voor de bescherming van werknemers. Concrete grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voor specifieke chemische agentia worden vastgelegd in bijlage III van de CMD. Tot nu toe zijn er in deze bijlage slechts voor drie stoffen of processen bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vastgesteld. Deze grenswaarden hebben betrekking op slechts een klein percentage werknemers dat wordt blootgesteld aan carcinogene, mutagene en reprotoxische agentia.

2.5.

De Europese Commissie heeft in 2016 aangekondigd dat de CMD in drie fasen wordt herzien. In mei van dat jaar keurde zij een eerste voorstel goed. Dit voorstel wordt nu besproken in het Europees Parlement en in de Raad van Ministers. Een tweede voorstel werd goedgekeurd in januari 2017 en een derde voorstel is gepland voor 2018.

2.6.

De herziening van de CMD is een permanent proces. Met het eerste voorstel werden twee bestaande bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling herzien en elf nieuwe vastgesteld. In zijn verslag-Ulvskog (5) sprak het Europees Parlement zijn steun uit voor het herzieningsproces van de CMD en vroeg het, onder meer, om de werkingssfeer uit te breiden tot reprotoxische stoffen, om voor zes stoffen strengere grenswaarden in te voeren en om de door de Commissie voorgestelde grenswaarde vast te leggen als een overgangswaarde om zo werkgevers meer tijd te geven voor de uitvoering. Het Europees Parlement hamerde ook op het feit dat de herzieningen van bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG in 2017 en 2018 zich moet uitstrekken tot, maar niet beperkt mag zijn tot stoffen, mengsels of procedés zoals dieseluitlaatgassen, formaldehyde, cadmium en zijn verbindingen, beryllium en zijn verbindingen, nikkelverbindingen, arseen en zijn verbindingen en acrylonitril. Een zeer grote meerderheid van de politieke fracties steunde het door het Europees Parlement voorgestelde compromis.

2.7.

Het belangrijkste doel van het tweede voorstel is de vaststelling van vijf nieuwe bindende grenswaarden. Hoewel complexe mengsels van PAK's (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) en gebruikte motorolie zijn opgenomen in de bijlage die het toepassingsgebied van de richtlijn afbakent, zijn er voor deze twee carcinogene agentia geen grenswaarden vastgesteld. Op basis van haar eigen analyse besliste de Commissie dat er op dit moment geen actie dient te worden ondernomen voor vijf carcinogene agentia (6).

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het toepassingsgebied van de CMD is momenteel beperkt tot carcinogene en mutagene agentia; een mogelijke uitbreiding tot reprotoxische stoffen moet worden overwogen. Volgens het EU-OSHA kunnen de gevolgen van beroepsmatige blootstelling op het voortplantingsstelsel van mannen en vrouwen leiden tot schommelingen in de geslachtshormoonspiegel, een afnemend libido en afnemende potentie, menstruatiestoornissen, voortijdige menopauze, latere menarche, stoornissen in de eierstokken, verslechtering van de zaadkwaliteit, en verminderde vruchtbaarheid bij mannen en vrouwen. Blootstelling aan toxinen kan leiden tot directe schade bij de vorming van sperma en eicellen. Blootstelling van de moeder tijdens de zwangerschap kan de ontwikkeling van de foetus verstoren (…). De blootstelling aan toxinen kan vele gevolgen hebben, bijvoorbeeld de dood van de foetus, intra-uteriene groeistoornis, te vroege geboorte, afwijkingen bij de geboorte, overlijden na de geboorte, cognitieveontwikkelingsstoornissen, veranderingen in immunologische gevoeligheid of kanker tijdens de jeugd. De blootstelling van de moeder aan chemische stoffen op de werkvloer kan leiden tot besmetting van de moedermelk. Sommige chemische stoffen met invloed op de hormonen, zogeheten hormoonontregelaars, kunnen de functie van het endocrien systeem wijzigen en daarmee negatieve effecten op het voortplantingsstelsel veroorzaken, bijvoorbeeld slechte zaadkwaliteit en beschadigd reproductief weefsel bij mannen, en een aantal gynaecologische medische aandoeningen bij vrouwen.

3.1.1.

Op grond van de REACH-verordening en meerdere specifieke wetgevingshandelingen (betreffende cosmetische producten, biociden en pesticiden), worden carcinogene, mutagene en reprotoxische agentia behandeld in een overkoepelende groep van zeer zorgwekkende stoffen. Ze delen enkele gemeenschappelijke kenmerken, waaronder hun acute gevolgen voor de gezondheid, de moeilijkheid van de risicoperceptie (aangezien de gevolgen van de blootstelling zich vaak pas voordoen na een lange latentieperiode), de moeilijkheid van het risicobeheer en problemen die verband houden met „cocktaileffecten” (blootstelling aan twee of meer verschillende stoffen of procedés). In de nationale wetgeving van enkele lidstaten is een dergelijke aanpak ingevoerd met steun van de sociale partners op nationaal niveau. Het EESC verzoekt de Commissie om na te gaan wat het effect is van een mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende carcinogene en mutagene agentia (CMD) tot reprotoxische stoffen.

3.2.

In de EU-strategie tegen beroepsgerelateerde kanker moet meer aandacht zijn voor vrouwen.

3.2.1.

Het patroon van de blootstelling en het patroon van de locatie van de kanker kan bij mannen en vrouwen verschillen. Zo is borstkanker bij mannen erg zeldzaam, terwijl dit bij vrouwen de meest voorkomende kanker is. Er zijn allerlei soorten beroepsmatige blootstelling die mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van borstkanker.

3.2.2.

Het Comité dringt er bij de Commissie op aan dat zij bij de herziening van de richtlijn en bij de wijzigingen in 2018 systematischer rekening houdt met de beroepsmatige blootstelling aan carcinogene agentia bij vrouwen. Vele soorten werk waar veel vrouwen actief zijn (gezondheidszorg, schoonmaak, kapperszaken enz.), brengen blootstelling aan carcinogene agentia mee, wat vaak wordt verwaarloosd. Er moeten criteria worden vastgesteld voor het in kaart brengen en classificeren van hormoonontregelende stoffen die bijdragen aan bepaalde vormen van kanker. Bij blootstelling aan cytostatische producten (bv. chemotherapeutica) bij werknemers in de gezondheidszorg moet de preventie worden versterkt. Hoewel ioniserende straling geen deel uitmaakt van het toepassingsgebied van dit advies dringt het EESC er met klem op aan dat andere richtlijnen, en met name Richtlijn 2013/59/Euratom, worden versterkt.

3.3.

Er bestaat brede overeenstemming onder belanghebbenden over de rol en het belang van bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling. Bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling zijn belangrijk omdat zij het risico helpen verlagen, zelfs wanneer er geen veilig niveau van blootstelling is. Zij moeten op een adequaat niveau worden vastgesteld, rekening houdend met het wetenschappelijke bewijs en haalbaarheidsaspecten.

3.3.1.

Er bestaat in de EU echter geen uniforme methodologie voor het berekenen van bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling. Momenteel behandelt de Commissie dit „geval per geval”. Qua transparantie en samenhang valt er nog het een en ander te verbeteren. Sommige bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling zijn goed, terwijl andere geen toereikende bescherming bieden. Het EESC is van mening dat wanneer het gaat over gezondheid en mensenlevens, de ambities groot genoeg moeten zijn om de uitdaging het hoofd te bieden.

3.3.2.

Wat ook speelt, is dat de lidstaten verschillende benaderingen hanteren. Sommige lidstaten hebben bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vastgesteld voor meer dan honderd verschillende carcinogene, mutagene en reprotoxische agentia. Andere lidstaten hebben dit slechts voor minder dan tien agentia gedaan. Het niveau van deze grenswaarden kan van land tot land aanzienlijk verschillen. Dit maakt het moeilijk voor ondernemingen die in verschillende landen met variabele normen werkzaam zijn en kan in sommige gevallen leiden tot oneerlijke mededinging.

3.3.3.

Het EESC meent dan ook dat het belangrijk is dat de Commissie in de richtlijn carcinogene en mutagene agentia een gemeenschappelijke methodologie definieert voor het vaststellen van bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling. Een dergelijk proces moet worden uitgevoerd met uitvoerige raadpleging van de sociale partners, de lidstaten en andere belanghebbenden, met inbegrip van ngo’s. Nationale ervaringen helpen bij het definiëren van goede praktijken. Volgens het EESC verdienen twee elementen in het bijzonder de aandacht:

3.3.3.1.

Ten eerste de consistentie van de bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, om een situatie te vermijden waarin werknemers die worden blootgesteld aan bepaalde stoffen een veel groter risico op kanker lopen dan werknemers die aan andere stoffen worden blootgesteld. In Duitsland en Nederland bestaat er onder de sociale partners steun voor een op risico gebaseerde aanpak. Dit draagt bij aan de vastlegging van bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling door het risiconiveau in aanmerking te nemen als de belangrijkste factor van een sociaal compromis.

3.3.3.2.

Ten tweede moeten de grenswaarden worden vastgelegd op basis van wetenschappelijk bewijs. Er moeten verschillende factoren bij in overweging worden genomen, zoals de haalbaarheid en de mogelijkheid om blootstellingsniveaus te meten. Om werkgevers te helpen bij het vaststellen van prioriteiten voor hun preventiemaatregelen moeten de grenswaarden expliciet verwijzen naar het risiconiveau dat met het blootstellingsniveau in verband wordt gebracht.

3.4.

In de meeste gevallen is er een lange incubatieperiode tussen blootstelling en kanker. Het EESC vindt het dan ook noodzakelijk dat blootgestelde werknemers of werknemers die een blootstellingsrisico lopen, worden beschermd door alle blootgestelde werknemers in het kader van socialezekerheidsstelsels of nationale gezondheidszorgstelsels levenslange medische controles aan te bieden.

3.5.

Het EESC beveelt aan om meer inspanningen te richten op het gebied van wetenschappelijke en statistische studies. Beroepsgerelateerde kanker kan ook worden veroorzaakt door stress of door factoren die met de organisatie van het werk te maken hebben, bijv. ploegenarbeid enz. Er is behoefte aan meer aandacht en meer middelen voor onderzoek naar de gevolgen en de mogelijke synergie van gecombineerde blootstelling aan verschillende factoren, zoals chemische stoffen en biologische of fysische agentia, chemische stoffen en factoren van organisatorische aard enz.

3.6.

Het EESC beklemtoont dat een betere controle op de tenuitvoerlegging en toepassing van de CMD een van de belangrijkste taken is op het gebied van de bescherming van werknemers tegen carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen op de werkplek. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de arbeidsinspectiediensten beschikken over toereikende financiële en menselijke middelen om hun taken uit te voeren en moeten tegelijkertijd bedrijven, en dan met name kleine en middelgrote ondernemingen, helpen om aan deze nieuwe bepalingen te voldoen. Zij moeten hun samenwerking met het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk, dat verschillende instrumenten heeft ontwikkeld die de kwaliteit van preventie op het werk kunnen verbeteren, intensiveren. Een van die instrumenten is online interactive risk assessment (OIRA), een internetplatform dat op eenvoudige en gestandaardiseerde wijze in alle talen risicobeoordelingsinstrumenten voor specifieke sectoren helpt ontwikkelen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

In het tweede CMD-voorstel worden bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ingevoerd voor vijf aanvullende carcinogene agentia.

4.1.1.

Epichloorhydrine (ECH) is een carcinogeen zonder drempelwaarde. Het aantal mensen dat in de EU aan deze stof is blootgesteld is momenteel 43 813. De Commissie stelt een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 1,9 mg/m3 voor. Vijftien lidstaten zullen een grenswaarde moeten invoeren (zeven lidstaten) of hun grenswaarde moeten bijstellen (acht lidstaten) om ze op 1,9 mg/m3 te brengen. Naar schatting zou ongeveer 69 % van de blootgestelde werknemers in deze vijftien lidstaten werken, wat betekent dat zij baat zouden hebben bij de betere rechtsbescherming die het gevolg is van de invoering van deze grenswaarde. Het EESC is van mening dat de voorgestelde grenswaarde zou bijdragen aan een vermindering van het aantal gevallen van beroepsgerelateerde kanker.

4.1.2.

Ethyleendibromide (EDB) is een genotoxisch carcinogeen zonder drempelwaarde. Naar schatting worden minder dan 8 000 werknemers in de EU mogelijk blootgesteld aan 1,2-dibroomethaan. De Commissie stelt een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 0,8 mg/m3 (0,1 ppm) voor. Twintig lidstaten zullen een grenswaarde moeten invoeren (elf lidstaten) of hun grenswaarde moeten bijstellen (negen lidstaten) om ze op 0,8 mg/m3 te brengen. Naar schatting zou 81 % van de blootgestelde werknemers in een van deze twintig lidstaten werken, wat betekent dat zij baat zouden hebben bij de betere rechtsbescherming die het gevolg is van de invoering van deze grenswaarde. De bijkomende kosten voor bedrijven (waaronder micro- en kleine ondernemingen) zijn naar schatting erg laag. Het EESC is van mening dat de voorgestelde grenswaarde zou bijdragen aan een vermindering van het aantal gevallen van beroepsgerelateerde kanker.

4.1.3.

Ethyleendichloride (EDC) wordt ingedeeld bij de carcinogene agentia 1B volgens CLP. Minder dan 3 000 werknemers worden er in Europa mogelijk aan blootgesteld (7). De Commissie stelt een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 8,2 mg/m3 of 2 ppm voor. Drieëntwintig lidstaten zullen een grenswaarde moeten invoeren (vijf lidstaten) of hun grenswaarde moeten bijstellen (achttien lidstaten) om ze op 2 ppm te brengen, dus naar verwachting zal een groot deel van de blootgestelde werknemers baat hebben bij betere rechtsbescherming. Het EESC is van mening dat de voorgestelde grenswaarde zou bijdragen aan een vermindering van het aantal gevallen van beroepsgerelateerde kanker.

4.1.4.

4,4'-methyleendianiline (MDA) is een genotoxisch carcinogeen. Naar schatting worden in de chemische industrie ongeveer 70 tot 140 mensen blootgesteld aan MDA in de lucht. Het aantal mensen dat via de huid wordt blootgesteld ligt aanzienlijk hoger: ramingen variëren van 390 000 tot 3,9 miljoen werknemers (8). De Commissie stelt een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 0,08 mg/m3 voor. Drieëntwintig lidstaten zullen een grenswaarde moeten invoeren (twaalf lidstaten) of hun grenswaarde moeten bijstellen (elf lidstaten) om ze op 0,08 mg/m3 te brengen. Het EESC is van mening dat de voorgestelde grenswaarde zou bijdragen aan een vermindering van het aantal gevallen van beroepsgerelateerde kanker.

4.1.5.

Trichloorethyleen (TCE) wordt geïdentificeerd als een carcinogeen van groep 2A door het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek (International Agency for Research on Cancer — IARC) en als een carcinogeen van categorie 1B onder de CLP-verordening in de EU. Naar schatting worden ongeveer 74 000 werknemers in de EU mogelijk blootgesteld aan TCE. De Commissie stelt een combinatie voor van een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 54,7 mg/m3 of 10 ppm en een grenswaarde voor kortstondige blootstelling van 164,1 mg/m3 of 30 ppm. Van de tweeëntwintig lidstaten die reeds beschikken over een nationale grenswaarde voor TCE, hebben er zestien ook een grenswaarde voor kortstondige blootstelling vastgelegd. Zeventien lidstaten zullen een grenswaarde moeten invoeren (zes lidstaten) of hun grenswaarde moeten bijstellen (elf lidstaten) om ze op 54,7 mg/m3 te brengen (10 ppm). Naar schatting zou bijna 74 % van de blootgestelde werknemers in deze zeventien lidstaten werken, wat betekent dat zij baat zouden hebben bij de betere rechtsbescherming die het gevolg is van de invoering van deze grenswaarde. Het EESC merkt op dat in een aantal lidstaten een lagere grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan trichloorethyleen werd ingevoerd en dat dit wordt ondersteund door werkgeversorganisaties en vakbonden. Op EU-niveau moet een lagere grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling worden overwogen om het aantal gevallen van beroepsgerelateerde kanker terug te dringen.

4.2.

Hoewel complexe mengsels van PAK's (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) en gebruikte motorolie zijn opgenomen in de bijlage die het toepassingsgebied van de richtlijn definieert, zijn er voor deze twee carcinogene agentia geen grenswaarden vastgesteld.

4.2.1.

Complexe mengsels van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) met benzo(a)pyreen als indicator. PAK's zijn een brede klasse van organische verbindingen. Het EESC is van mening dat de voorgestelde grenswaarde zou bijdragen aan een vermindering van het aantal gevallen van beroepsgerelateerde kanker.

4.2.2.

Minerale oliën in de vorm van gebruikte motoroliën. Blootstelling aan minerale oliën in de vorm van gebruikte motoroliën kan mogelijk leiden tot de ontwikkeling van huidkanker. Het aantal blootgestelde werknemers wordt geraamd op 1 miljoen, voornamelijk mensen die werken aan het onderhoud en het herstel van motorvoertuigen. Het EESC is van mening dat de voorgestelde grenswaarde zou bijdragen aan een vermindering van het aantal gevallen van beroepsgerelateerde kanker.

5.   Aanvullende stoffen of processen

5.1.

Formaldehyde (FA). De Commissie heeft geen bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling voorgesteld voor formaldehyde (FA). In 2009 concludeerde het IARC dat er voldoende bewijs was van een causaal verband tussen formaldehyde en myeloïde leukemie bij de mens. De beschikbare informatie over FA is toereikend om een gezondheidskundige grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling af te leiden, evenals een acht uur tijdgewogen gemiddelde en een grenswaarde voor kortstondige blootstelling. Op basis van de beschikbare gegevens leidt het Scoel een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling af van 0,3 ppm (acht uur tijdgewogen gemiddelde) met een grenswaarde voor kortstondige blootstelling van 0,6 ppm. Naar aanleiding hiervan besloot het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (ACSHW) om deze grenswaarde eveneens aan te bevelen aan de Commissie. In 2016 vroegen de Europese sociale partners de Commissie om de door het Scoel voorgestelde gezondheidskundige waarden op te nemen als grenswaarde voor deze chemische agens (9). Het EESC steunt dit gemeenschappelijke standpunt en is van mening dat er een bindende grenswaarde moet worden vastgesteld.

5.2.

Dieseluitlaatgassen. Het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek (IARC) heeft in 2012 alle uitstoot van dieseluitlaatgassen ingedeeld als carcinogene agentia van klasse I (aantoonbaar kankerverwekkend voor mensen). Volgens de Commissie worden meer dan drie miljoen werknemers in de Europese Unie op het werk blootgesteld aan dieseluitlaatgassen. In 2010 werden in totaal twaalf miljoen mensen tijdens ten minste een deel van hun loopbaan blootgesteld aan deze gassen. Dit aantal zal tegen 2060 mogelijk toenemen tot twintig miljoen. De Commissie vermeldt in haar effectbeoordeling dat het gebrek aan wetgeving die blootstelling aan dieseluitlaatgassen op het werk verbiedt tussen 2010 en 2069 in de EU zal leiden tot 230 000 doden.

5.2.1.

Het belangrijkste argument van de Commissie om dieseluitlaatgassen uit te sluiten van bijlage I en bijlage III bij de richtlijn carcinogene en mutagene agentia, is dat het moeilijk is om een juridische definitie te vinden om onderscheid te maken tussen nieuwe en oude motoren. Het EESC is van mening dat het doel van de richtlijn carcinogene en mutagene agentia niet het definiëren van technische normen voor motoren is, maar het vaststellen van een juridische definitie van dieseluitlaatgassen als carcinogeen proces overeenkomstig wetenschappelijk bewijs en de evaluatie van het IARC. Werknemers worden op de werkvloer mogelijk blootgesteld aan dieseluitlaatgassen uit verschillende motoren die voldoen aan verschillende blootstellingsnormen. Andere factoren spelen een belangrijke rol bij de karakterisering van de blootstelling: verbrandingstemperaturen en onderhoud en schoonmaak van de motoren. Er zou een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling kunnen worden vastgesteld die rekening houdt met de luchtconcentratie van elementair koolstof. Het EESC is van mening dat de volgende bevinding van het Scoel in aanmerking dient te worden genomen: hoewel toxicologische gegevens een drempelwaarde ondersteunen (mogelijk 0,02 mg DEP/m3 of lager, wat overeenkomt met 0,015 mg EC/m3), suggereren epidemiologische gegevens dat er reeds bij en onder deze blootstellingsniveaus een aanzienlijk risico op kanker bestaat. Op basis van de momenteel beschikbare gegevens en analyses is het dan ook niet mogelijk om een limiet voor beroepsmatige blootstelling vast te leggen die toereikende bescherming zou bieden voor werknemers. De verzameling en de beoordeling van zowel toxicologische als menselijke epidemiologische gegevens worden echter voortgezet (10).

Brussel, 31 mei 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Work related cancer in the European Union. Size, impact and options for further prevention, 2015.

(2)  Richtlijn 89/391/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

(3)  Richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).

(4)  Richtlijn 2009/148/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk (PB L 330 van 16.12.2009, blz. 28).

(5)  Verslag-Ulvskog

(6)  Beryllium en anorganische berylliumverbindingen, hexachloorbenzeen (HCB), dieseluitlaatgassen (DEE), gassen en stof van rubberverwerking (RPDF) en 4,4'-methyleen-bis-(2-chlooraniline) (MOCA).

(7)  Gegevens van 2009.

(8)  Institute of Medecine (IOM, nieuwe naam sinds 2016: HDM) Onderzoeksproject P937/9 over 4,4'-methyleendianiline, mei 2011.

(9)  EPF, EVV, EAMA, ETRMA, Formacare en EPRA vragen om formaldehyde op te nemen in bijlage III van Richtlijn 2004/37/EG inzake carcinogene en mutagene agentia, 15 juli 2016.

(10)  Advies van het Scoel, nr. 403, 2016.


Top