This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32005L0033
Directive 2005/33/EC of the European Parliament and of the Council of 6 July 2005 amending Directive 1999/32/EC
Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft
Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft
PB L 191 van 22.7.2005, p. 59–69
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 09/06/2016; stilzwijgende opheffing door 32016L0802
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 31999L0032 | wijziging | artikel 6.2 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | wijziging | artikel 2 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | vervanging | artikel 9 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | aanvulling | artikel 2 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | wijziging | artikel 4.1 | 01/01/2010 | |
Modifies | 31999L0032 | vervanging | artikel 7 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | toevoeging | artikel 4 BI | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | toevoeging | artikel 4 QT | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | afschaffing | artikel 4.3 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | afschaffing | artikel 4.4 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | toevoeging | bijlage | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | vervanging | artikel 1.2 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | vervanging | artikel 3 | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | toevoeging | artikel 4 TR | 11/08/2005 | |
Modifies | 31999L0032 | toevoeging | artikel 6.1 BI | 11/08/2005 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Implicitly repealed by | 32016L0802 | 10/06/2016 |
22.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 191/59 |
RICHTLIJN 2005/33/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 juli 2005
tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het milieubeleid van de Gemeenschap, zoals het in de actieprogramma's voor het milieu en met name het bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) aangenomen zesde Europese milieuactieprogramma is geformuleerd op basis van artikel 174 van het Verdrag, wordt gestreefd naar een luchtkwaliteitsniveau waarbij er geen sprake is van onaanvaardbare effecten op en risico's voor de gezondheid van de mens en het milieu. |
(2) |
In Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (5) wordt het maximaal toegestane zwavelgehalte van in de Gemeenschap gebruikte zware stookolie, gasolie en gasolie voor de zeescheepvaart vastgesteld. |
(3) |
Krachtens Richtlijn 1999/32/EG dient de Commissie na te gaan welke maatregelen genomen kunnen worden voor het verminderen van de bijdrage van de verbranding van andere scheepsbrandstoffen dan gasolie voor de zeescheepvaart tot de verzuring en zo nodig een voorstel in te dienen. |
(4) |
De emissie door de scheepvaart ten gevolge van de verbranding van scheepsbrandstoffen met een hoog zwavelgehalte draagt bij tot de luchtverontreiniging in de vorm van zwaveldioxide en zwevende deeltjes, die schadelijk is voor de gezondheid van de mens, schade toebrengt aan het milieu, publieke en particuliere onroerende goederen en cultureel erfgoed en bijdraagt tot de verzuring. |
(5) |
De mens en de natuur in kustgebieden en in de nabijheid van havens worden bijzonder getroffen door de verontreiniging veroorzaakt door schepen met brandstoffen met een hoog zwavelgehalte. Tegen deze achtergrond zijn derhalve speciale maatregelen noodzakelijk. |
(6) |
De maatregelen in deze richtlijn vormen een aanvulling op de nationale maatregelen waarmee de lidstaten aan de in Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) bepaalde drempelwaarden voor de emissie van vervuilende stoffen in de atmosfeer trachten te voldoen. |
(7) |
Verlaging van het zwavelgehalte van brandstoffen heeft bepaalde voordelen voor schepen vanwege de exploitatievoordelen en lagere onderhoudskosten en is gunstig voor een doelmatig gebruik van bepaalde emissiereductietechnologieën zoals selectieve katalytische reductie. |
(8) |
Krachtens het Verdrag moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's van de Gemeenschap, te weten de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. |
(9) |
In 1997 is tijdens een diplomatieke conferentie een protocol aangenomen tot wijziging van het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van de verontreiniging door schepen, zoals gewijzigd bij het protocol van 1978 (hierna „Marpol” genoemd). Door dat protocol wordt aan Marpol een bijlage VI toegevoegd met voorschriften inzake de preventie van luchtverontreiniging door schepen. Het protocol van 1997 en dus ook bijlage VI bij Marpol, treden op 19 mei 2005 in werking. |
(10) |
Bijlage VI bij Marpol regelt de aanwijzing van bepaalde gebieden als gebieden waar de emissie van zwaveloxiden wordt beheerst (hierna „gebieden met SOx-emissiebeheersing” genoemd). De Oostzee is reeds aangewezen als een dergelijk gebied. Besprekingen binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) hebben geleid tot een beginselakkoord omtrent het aanwijzen van de Noordzee, inclusief het Kanaal, als beheersgebied voor SOx-emissie na de inwerkingtreding van bijlage VI. |
(11) |
Gezien het globale karakter van de zeescheepvaart dient al het mogelijke te worden gedaan om internationale oplossingen te vinden. Zowel de Commissie als de lidstaten dienen zich in het kader van de IMO te beijveren voor een wereldwijde verlaging van het maximaal toegestane zwavelgehalte in scheepsbrandstoffen, o.a. door na te gaan wat de voordelen zijn als nieuwe zeegebieden overeenkomstig bijlage VI bij Marpol worden aangemerkt als beheersgebieden voor SOx-emissie. |
(12) |
Om de doelstellingen van deze richtlijn te bereiken moet worden toegezien op de naleving van de verplichtingen inzake het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen. Effectieve bemonstering en afschrikkende sancties in de hele Gemeenschap zijn nodig om een geloofwaardige uitvoering van deze richtlijn te verzekeren. De lidstaten moeten handhavend optreden ten aanzien van schepen die onder hun vlag varen en schepen van alle vlaggen zolang deze zich in hun havens bevinden. Ook dienen de lidstaten nauw samen te werken om overeenkomstig het internationale zeerecht handhavend op te treden ten aanzien van andere schepen. |
(13) |
Teneinde de scheepvaartsector genoeg tijd te geven voor de technische aanpassing met het oog op de maximale waarde van 0,1 gewichtsprocent voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die worden gebruikt door binnenschepen en schepen die in communautaire havens liggen, moet de datum van toepassing voor deze eis 1 januari 2010 zijn. Aangezien die datum technische problemen kan opleveren voor Griekenland is voor een aantal specifieke schepen die binnen het grondgebied van de Helleense Republiek varen een tijdelijke ontheffing op zijn plaats. |
(14) |
Deze richtlijn is te beschouwen als een eerste stap in een doorlopend proces van vermindering van de emissies op zee en biedt uitzicht op verdere emissieverlaging via lagere grenswaarden voor het zwavelgehalte van brandstoffen en emissiereductietechnieken, alsmede op de ontwikkeling van economische instrumenten als stimulans voor het realiseren van aanzienlijke emissieverminderingen. |
(15) |
Het is van essentieel belang dat de standpunten van de lidstaten in de IMO-besprekingen meer gewicht krijgen, met name om bij de herziening van bijlage VI bij Marpol te pleiten voor ambitieuzere maatregelen in verband met lagere drempelwaarden inzake het zwavelgehalte van door schepen gebruikte zware stookolie, en voor het gebruik van gelijkwaardige maatregelen voor het terugdringen van de uitstoot. |
(16) |
De algemene vergadering van de IMO heeft in resolutie A.926(22) de regeringen, met name de regeringen in regio's waar beheersgebieden voor SOx-emissie zijn aangewezen, opgeroepen ervoor te zorgen dat er laagzwavelige zware stookolie verkrijgbaar is in de gebieden die onder hun rechtsmacht vallen, en de oliesector en de scheepvaart te verzoeken de beschikbaarheid van laagzwavelige zware stookolie te verbeteren en het gebruik ervan te vergemakkelijken. De lidstaten dienen passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de lokale brandstofleveranciers scheepsbrandstoffen die aan de voorschriften voldoen, in voldoende mate beschikbaar stellen om in de vraag te voorzien. |
(17) |
De IMO heeft richtsnoeren vastgesteld voor de bemonstering van stookolie aan de hand waarvan zal worden bepaald of deze in overeenstemming zijn met bijlage VI bij Marpol, en zal binnenkort richtsnoeren ontwikkelen voor systemen voor de reiniging van uitlaatgassen en andere technologische methoden om de SOx-emissie in beheersgebieden voor SOx-emissie te beperken. |
(18) |
Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (7) omvat een nieuwe formulering van Richtlijn 88/609/EEG van de Raad (8). Richtlijn 1999/32/EG dient dienovereenkomstig te worden herzien, zoals bepaald in artikel 3, lid 4, ervan. |
(19) |
Het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad (9) ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen moet de Commissie in verband met de goedkeuring van emissiereductietechnologieën bijstaan. |
(20) |
Emissiereductietechnologieën die geen nadelige effecten hebben voor ecosystemen en met gebruikmaking van adequate goedkeurings- en controlemechanismen zijn ontwikkeld, kunnen een even grote of zelfs een grotere emissiereductie opleveren dan het gebruik van brandstof met een laag zwavelgehalte. Het is van essentieel belang dat er gunstige omstandigheden zijn om nieuwe emissiereductietechnologieën te promoten. |
(21) |
Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid zal de Commissie en de lidstaten, zo nodig, bijstaan bij de bewaking van de toepassing van deze richtlijn. |
(22) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10). |
(23) |
Richtlijn 1999/32/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 1999/32/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In artikel 1 wordt lid 2 vervangen door:
|
2. |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Maximumzwavelgehalte van zware stookolie 1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat met ingang van 1 januari 2003 op hun grondgebied geen zware stookolie wordt gebruikt met een zwavelgehalte van meer dan 1 massaprocent.
3. De bepalingen van lid 2 worden bezien en, zo nodig, herzien in het kader van toekomstige herzieningen van Richtlijn 2001/80/EG.” |
4. |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
5. |
Na artikel 4 worden de volgende artikelen ingevoegd: „Artikel 4 bis Maximumzwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die in beheersgebieden voor SOx-emissie en door passagiersschepen op geregelde diensten naar of vanuit havens in de Gemeenschap worden gebruikt 1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat scheepsbrandstoffen niet worden gebruikt in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing die binnen beheersgebieden voor SOx-emissie vallen, indien het zwavelgehalte van die brandstoffen meer is dan 1,5 massaprocent. Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten de Gemeenschap zijn begonnen, 2. De toepassingsdata voor lid 1 zijn:
3. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van lid 1, ten minste ten aanzien van:
De lidstaten kunnen ook aanvullende handhavingsmaatregelen nemen ten aanzien van andere schepen overeenkomstig het internationaal zeerecht. 4. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat met ingang van de in lid 2, onder a), bedoelde datum scheepsbrandstoffen in hun territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing niet worden gebruikt door passagiersschepen op geregelde diensten naar of vanuit havens in de Gemeenschap indien het zwavelgehalte van deze brandstoffen meer is dan 1,5 massaprocent. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van dit voorschrift, ten minste ten aanzien van schepen die onder hun vlag varen en schepen van alle vlaggen zolang deze zich in hun havens bevinden. 5. Met ingang van de in lid 2, onder a), bedoelde datum, stellen de lidstaten als voorwaarde voor schepen om een haven in de Gemeenschap binnen te lopen, dat het scheepslogboek correct is bijgehouden en dat ook de overschakelingen op andere brandstof daarin worden vermeld. 6. Met ingang van de in lid 2, onder a) bedoelde datum en overeenkomstig voorschrift 18 van bijlage VI bij Marpol
7. Met ingang van de in lid 2, onder a), bedoelde datum, zorgen de lidstaten ervoor dat op hun grondgebied geen dieselolie voor de scheepvaart in de handel wordt gebracht met een zwavelgehalte van meer dan 1,5 massaprocent. 8. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de toepassingsdata vermeld in lid 2, onder b), en maakt die data bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 4 ter Maximumzwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die door binnenschepen en schepen op hun ligplaats in havens van de Gemeenschap worden gebruikt 1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat met ingang van 1 januari 2010 de volgende schepen geen scheepsbrandstoffen gebruiken met een zwavelgehalte van meer dan 0,1 massaprocent:
2. Lid 1 is niet van toepassing:
3. Met ingang van 1 januari 2010 zorgen de lidstaten ervoor dat op hun grondgebied geen gasolie voor de zeescheepvaart in de handel wordt gebracht waarvan het zwavelgehalte meer is dan 0,1 massaprocent. Artikel 4 quater Proefnemingen met en gebruik van nieuwe emissiereductietechnologieën 1. De lidstaten kunnen, eventueel in samenwerking met andere lidstaten, hun goedkeuring hechten aan proefnemingen met scheepsemissiereductietechnologieën op schepen die onder hun vlag varen, of in zeegebieden die onder hun jurisdictie vallen. Tijdens deze proefnemingen is het gebruik van scheepsbrandstoffen die voldoen aan de eisen van de artikelen 4 bis en 4 ter niet verplicht, op voorwaarde dat:
2. Emissiereductietechnologieën voor schepen die onder de vlag van een lidstaat varen, worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) (13), met inachtneming van
3. Overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2, worden er criteria opgesteld voor het gebruik van emissiereductietechnologieën door schepen van alle vlaggen in omsloten havens, havenbekkens en riviermondingen in de Gemeenschap. De Commissie deelt deze criteria mee aan de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). 4. Bij wijze van alternatief voor het gebruik van laagzwavelige scheepsbrandstoffen die voldoen aan de eisen van de artikelen 4 bis en 4 ter, mogen de lidstaten schepen toestaan een goedgekeurde emissiereductietechnologie te gebruiken, op voorwaarde dat deze schepen
|
6) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
7. |
Artikel 7 wordt vervangen door: „Artikel 7 Rapportage en herziening 1. Op basis van de resultaten van de overeenkomstig artikel 6 verrichte monsterneming, analyse en inspectie dienen de lidstaten uiterlijk op 30 juni van elk jaar bij de Commissie een kort verslag in over het zwavelgehalte van de binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallende vloeibare brandstoffen die gedurende het voorgaande kalenderjaar op hun grondgebied zijn gebruikt. Dit verslag vermeldt het totale aantal geteste monsters naar brandstoftype, alsmede de gebruikte hoeveelheden van de desbetreffende brandstoffen en het berekende gemiddelde zwavelgehalte. De lidstaten brengen ook verslag uit over het aantal uitgevoerde inspecties aan boord van schepen, en registreren het gemiddelde zwavelgehalte van de op hun grondgebied gebruikte scheepsbrandstoffen die op 11 augustus 2005 niet onder deze richtlijn vallen. 2. Op basis van onder meer
dient de Commissie uiterlijk in 2008 een rapport in bij het Europees Parlement en de Raad. De Commissie kan dat rapport aanvullen met voorstellen tot wijziging van deze richtlijn, met name wat betreft:
De Commissie neemt met name voorstellen in overweging voor:
3. Vóór 31 december 2005 brengt de Commissie verslag uit over het mogelijke gebruik van economische instrumenten, met inbegrip van mechanismen zoals gedifferentieerde bijdragen en kilometerheffingen, verhandelbare emissierechten en compensaties. De Commissie kan overwegen in het kader van de herziening in 2008 voorstellen inzake economische instrumenten als alternatieve of aanvullende maatregelen in te dienen, mits de voordelen voor het milieu en de gezondheid duidelijk aantoonbaar zijn. 4. Wijzigingen die nodig zijn om in artikel 2, punten 1, 2, 3, 3a, 3b), en 4), of in artikel 6, lid 2, technische aanpassingen aan te brengen in het licht van de vooruitgang van wetenschap en techniek, worden vastgesteld volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure. Deze aanpassingen mogen niet leiden tot directe wijzigingen van de werkingssfeer van deze richtlijn of de grenswaarden voor het zwavelgehalte van brandstoffen van deze richtlijn.”. |
8. |
Artikel 9 wordt vervangen door: „Artikel 9 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad (14) van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.”. |
9. |
De tekst in de bijlage bij deze richtlijn wordt toegevoegd. |
Artikel 2
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 11 augustus 2006 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 6 juli 2005.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
J. STRAW
(1) PB C 45 E van 25.2.2003, blz. 277.
(2) PB C 208 van 3.9.2003, blz. 27.
(3) Advies van het Europees Parlement van 4 juni 2003 (PB C 68 E van 18.3.2004, blz. 311), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 december 2004 (PB C 63 E van 15.3.2005, blz. 26) en standpunt van het Europees Parlement van 13 april 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), besluit van de Raad van 23 mei 2005.
(4) PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
(5) PB L 121 van 11.5.1999, blz. 13. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(6) PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23-9-2003, blz. 703).
(7) PB L 309 van 27.11.2001, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(8) PB L 336 van 7.12.1988, blz. 1.
(9) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 415/2004 van de Commissie (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 10).
(10) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(11) PB L 301 van 28.10.1982, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.”;
(12) PB L 309 van 27.11.2001, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(13) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 415/2004 van de Commissie (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 10).
(14) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
BIJLAGE
„BIJLAGE
GRIEKSE SCHEPEN
NAAM VAN HET SCHIP |
JAAR VAN OPLEVERING |
IMO-NUMMER |
ARIADNE PALACE |
2002 |
9221310 |
IKARUS PALACE |
1997 |
9144811 |
KNOSSOS PALACE |
2001 |
9204063 |
OLYMPIA PALACE |
2001 |
9220330 |
PASIPHAE PALACE |
1997 |
9161948 |
FESTOS PALACE |
2001 |
9204568 |
EUROPA PALACE |
2002 |
9220342 |
BLUE STAR I |
2000 |
9197105 |
BLUE STAR II |
2000 |
9207584 |
BLUE STAR ITHAKI |
1999 |
9203916 |
BLUE STAR NAXOS |
2002 |
9241786 |
BLUE STAR PAROS |
2002 |
9241774 |
HELLENIC SPIRIT |
2001 |
9216030 |
OLYMPIC CHAMPION |
2000 |
9216028 |
LEFKA ORI |
1991 |
9035876 |
SOPHOKLIS VENIZELOS |
1990 |
8916607” |