EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31966L0403

Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen

/* GECODIFICEERDE VERSIE CF 374Y0608(04) */

PB 125 van 11.7.1966, p. 2320–2326 (DE, FR, IT, NL)
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1965-1966 blz. 154 - 160

Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/08/2002; opgeheven door 32002L0056

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1966/403/oj

31966L0403

Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen /* GECODIFICEERDE VERSIE CF 374Y0608(04) */

Publicatieblad Nr. 125 van 11/07/1966 blz. 2320 - 2326
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0135
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0154
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 2 blz. 0014
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0196
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0196
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0153
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0153


++++

( 1 ) PB no . 109 van 9 . 7 . 1964 , blz . 1770/64 .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 14 juni 1966

betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen

( 66/403/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 en op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat de voortbrenging van aardappelen een belangrijke plaats inneemt in de landbouw van de Europese Economische Gemeenschap ;

Overwegende dat de bevredigende resultaten van de aardappelteelt grotendeels afhangen van het gebruik van geschikte pootaardappelen ; dat hiertoe sommige Lid-Staten sedert enige tijd het in de handel brengen van pootaardappelen hebben beperkt tot pootgoed van zeer goede kwaliteit ; dat zij hierbij gebruik hebben gemaakt van het resultaat van stelselmatige kweekarbeid die gedurende verscheidene tientallen jaren werd verricht en die heeft geleid tot voldoende bestendige en homogene aardappelrassen , van wier eigenschappen aanzienlijke voordelen verwacht kunnen worden voor het beoogde gebruik ;

Overwegende dat de produktiviteit van de aardappelteelt in de Gemeenschap zal stijgen indien de Lid-Staten eenvormige en zo streng mogelijke regels toepassen bij de keuze van de tot de handel toegelaten rassen , met name met het oog op de gezondheidstoestand ervan ;

Overwegende echter dat een beperking van het in de handel brengen tot bepaalde rassen slechts gerechtvaardigd is voor zover er tegelijkertijd een waarborg bestaat dat de gebruiker ook werkelijk pootgoed van deze rassen ontvangt ;

Overwegende dat sommige Lid-Staten hiertoe keuringsregelingen toepassen die ten doel hebben om de echtheid en zuiverheid van de rassen en de gezondheidstoestand door een officieel toezicht te waarborgen ;

Overwegende dat in het kader van de Economische Commissie voor Europa aanbevelingen zijn uitgewerkt betreffende de normalisatie van de handelskwaliteit van pootaardappelen waarin internationaal handel wordt gedreven ; dat deze aanbevelingen met name betrekking hebben op de gezondheidstoestand van de nateelt ; dat deze aanbevelingen dientengevolge kunnen dienen als een van de grondslagen voor een eenvormige keuringsregeling in de Gemeenschap ;

Overwegende dat een dergelijke regeling zowel op de handel tussen de Lid-Staten als op het in de handel brengen op de nationale markten van toepassing dient te zijn ;

Overwegende dat pootaardappelen in het algemeen slechts in de handel mogen worden gebracht indien zij volgens de keuringsregeling officieel zijn onderzocht en goedgekeurd als basispootgoed of gecertificeerd pootgoed ; dat de keuze van de technische termen " basispootgoed " en " gecertificeerd pootgoed " berust op een reeds bestaande internationale terminologie ;

Overwegende dat de niet in de handel gebrachte pootaardappelen niet onder de communautaire bepalingen dienen te vallen , aangezien zij economisch van weinig belang zijn ; dat de Lid-Staten het recht moeten behouden om deze pootaardappelen aan bijzondere voorschriften te onderwerpen ;

Overwegende dat de communautaire bepalingen voorts niet van toepassing dienen te zijn op pootgoed waarvan is aangetoond dat het is bestemd voor uitvoer naar derde landen ;

Overwegende dat , ten einde , naast de genetische waarde en de gezondheidstoestand , de uitwendige hoedanigheden van de pootaardappelen in de Gemeenschap te verhogen , toleranties moeten worden vastgesteld ten aanzien van onzuiverheden , bepaalde gebreken en ziekten van pootaardappelen ;

Overwegende dat ter vastlegging van de identiteit communautaire bepalingen moeten worden vastgesteld betreffende de verpakking , de sluiting en de aanduiding ; dat de etiketten hiertoe de voor de uitoefening van het officiële toezicht alsmede voor de voorlichting van de gebruiker noodzakelijke gegevens moeten vermelden en het communautaire karakter van de goedkeuring tot uitdrukking moeten brengen ;

Overwegende dat de Lid-Staten passende controlemaatregelen moeten vaststellen ten einde te waarborgen dat bij het in de handel brengen is voldaan aan de voorwaarden betreffende de kwaliteit van het pootgoed en aan de bepalingen betreffende de waarborging van de identiteit ;

Overwegende dat het pootgoed dat aan deze voorwaarden voldoet , slechts onderworpen mag worden aan beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen , voorzien in de communautaire bepalingen , onverminderd de toepassing van artikel 36 van het Verdrag , afgezien van de gevallen waarin de communautaire bepalingen toleranties bevatten ten aanzien van ziekten , schadelijke organismen en dragers van dergelijke organismen ;

Overwegende dat gedurende een eerste etappe , en wel tot de vaststelling van een gemeenschappelijke rassenlijst , tot deze beperkingen met name dient te behoren het recht van de Lid-Staten om het in de handel brengen van pootaardappelen te beperken tot rassen die voor hun grondgebied een cultuur - en gebruikswaarde bezitten ;

Overwegende dat dient te worden bepaald dat pootaardappelen die in derde landen zijn geoogst in de Gemeenschap slechts in de handel gebracht mogen worden , indien zij dezelfde waarborgen bieden als in de Gemeenschap officieel goedgekeurde pootaardappelen die beantwoorden aan de communautaire bepalingen ;

Overwegende dat voor perioden waarin de voorziening met goedgekeurd pootgoed van verschillende categorieën op moeilijkheden stuit , tijdelijk pootgoed dient te worden toegelaten waarvoor minder strenge eisen gelden ;

Overwegende dat het aanbeveling verdient , ten einde te waarborgen dat de in de Lid-Staten goedgekeurde pootaardappelen aan de gestelde eisen voldoen en in de toekomst over mogelijkheden te beschikken voor een vergelijking tussen dit pootgoed en het uit derde landen afkomstige pootgoed , in de Lid-Staten communautaire vergelijkingsvelden aan te leggen voor een jaarlijkse nacontrole van het goedgekeurde pootgoed van verschillende categorieën ; dat de Lid-Staten gemachtigd moeten zijn voor alle rassen of voor bepaalde rassen het in de handel brengen van pootaardappelen uit de andere Lid-Staten te verbieden , voor zover het vergelijkend onderzoek gedurende verscheidene jaren geen bevredigende resultaten heeft opgeleverd ;

Overwegende dat het aan de Commissie dient te worden overgelaten bepaalde uitvoeringsmaatregelen te treffen ; dat , om de uitvoering van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken , dient te worden voorzien in een procedure waarbij in het kader van een permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op pootaardappelen die binnen de Gemeenschap in de handel worden gebracht .

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder :

A . Basispootgoed : aardappelknollen ,

a ) die zijn voortgebracht volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras en de gezondheidstoestand ,

b ) die vooral bestemd zijn voor voortbrenging van gecertificeerde pootaardappelen ,

c ) die voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basispootgoed opgesomde minimumvoorwaarden en

d ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde minimumvoorwaarden zijn vervuld .

B . Gecertificeerd pootgoed : aardappelknollen ,

a ) die rechtstreeks afkomstig zijn van basispootgoed of van gecertificeerd pootgoed van een bepaald ras ,

b ) die vooral bestemd zijn voor de voortbrenging van andere aardappelen dan pootaardappelen ,

c ) die voldoen aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd pootgoed opgesomde minimumvoorwaarden en

d ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde minimumvoorwaarden zijn vervuld .

C . Officiële maatregelen : maatregelen die genomen zijn

a ) door autoriteiten van een staat of ,

b ) onder verantwoordelijkheid van een Staat , door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen , of

c ) voor hulpwerkzaamheden , eveneens onder toezicht van een staat , door beëdigde natuurlijke personen ,

mits de personen genoemd onder b ) en c ) geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat pootaardappelen slechts in de handel mogen worden gebracht , indien zij officieel zijn goedgekeurd als basispootgoed of gecertificeerd pootgoed en voldoen aan de minimumvoorwaarden , vervat in de bijlagen I en II . Zij bepalen dat in de handel gebracht pootgoed dat niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde minimumvoorwaarden , gesorteerd mag worden . Het niet verwijderde pootgoed wordt vervolgens aan een nieuw officieel onderzoek onderworpen .

2 . De Lid-Staten mogen :

A . de categorieën pootaardappelen , genoemd in artikel 2 , indelen in klassen , waarvoor verschillende eisen gelden ;

B . afwijkingen van lid 1 , eerste zin , voorzien voor :

a ) teeltmateriaal van generaties die aan het basispootgoed voorafgaan ;

b ) experimenten of wetenschappelijke doeleinden ;

c ) kweekdoeleinden .

Artikel 4

De Lid-Staten mogen , voor wat de in de bijlagen I en II opgesomde minimumvoorwaarden betreft , aanvullende voorwaarden of strengere voorwaarden voor de goedkeuring van hun eigen produktie vaststellen .

Artikel 5

1 . Iedere Lid-Staat stelt een lijst op van aardappelrassen die officieel voor goedkeuring op zijn grondgebied in aanmerking komen ; de lijst vermeldt de wezenlijke morfologische of fysiologische kenmerken waardoor de rassen van elkaar kunnen worden onderscheiden .

2 . De toegelaten rassen worden officieel gecontroleerd . Indien aan een van de voorwaarden voor toelating tot goedkeuring niet meer wordt voldaan , wordt de toelating ingetrokken en wordt het ras van de lijst geschrapt .

3 . De lijst en de verschillende wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie , die de andere Lid-Staten daarvan in kennis stelt .

Artikel 6

De Lid-Staten schrijven voor dat pootaardappelen niet in de handel mogen worden gebracht , indien zij zijn behandeld met kiemremmende middelen .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat pootaardappelen slechts in de handel gebracht mogen worden , wanneer zij een zodanige minimumdoorsnee hebben dat zij niet door een vierkante opening van 28 mm kunnen ; voor rassen die gemiddeld een lengte hebben welke ten minste gelijk is aan tweemaal de grootste breedte , moet deze opening ten minste 25 mm in het vierkant zijn . Voor knollen die te groot zijn om door een vierkante opening van 35 mm te gaan , moeten de afmetingen van de twee voor het sorteren van een leverantie gebruikte vierkante openingen deelbaar zijn door 5 . Het maximumverschil in doorsnee tussen de knollen van een leverantie moet zodanig zijn , dat het verschil in afmeting tussen de twee gebruikte vierkante openingen niet meer dan 20 mm bedraagt .

2 . Een leverantie mag niet meer dan 3 gewichtsprocenten aan knollen met een kleinere doorsnee dan de minimumdoorsnee bevatten en ook niet meer dan 3 gewichtsprocenten aan knollen met een grotere doorsnee dan de aangegeven maximumdoorsnee .

3 . De Lid-Staten mogen bij pootaardappelen van de binnenlandse produktie het verschil tussen de kleinste en de grootste doorsnee van de knollen van een leverantie verder beperken .

Artikel 8

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat basispootgoed en gecertificeerd pootgoed slechts in de handel gebracht mogen worden in voldoende homogene leveranties en in een ongebruikte verpakking , die moet worden gesloten en overeenkomstig de artikelen 9 en 10 voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding .

2 . De Lid-Staten mogen afwijkingen van lid 1 voorzien voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker voor wat betreft verpakking , sluitingssysteem en aanduiding .

Artikel 9

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat de verpakkingen van basispootgoed en gecertificeerd pootgoed officieel zodanig worden gesloten dat bij het openen van de verpakking het sluitingssysteem wordt verbroken en niet meer opnieuw kan worden aangebracht .

2 . Een nieuwe sluiting mag slechts officieel geschieden . In dat geval wordt op het in artikel 10 , lid 1 , voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de nieuwe sluiting , van de datum daarvan en van de dienst die de nieuwe sluiting heeft verricht .

Artikel 10

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat de verpakkingen van basispootgoed en gecertificeerd pootgoed

a ) aan de buitenkant worden voorzien van een officieel etiket dat beantwoordt aan de vereisten van bijlage III en gesteld is in een van de officiële talen van de Gemeenschap ; dit etiket wordt vastgehecht door middel van het officiële sluitingssysteem ; de kleur van het etiket is wit voor het basispootgoed en blauw voor het gecertificeerde pootgoed ; voor de handel tussen de Lid-Staten vermeldt het etiket de datum van de officiële sluiting ;

b ) binnenin een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket waarop de in bijlage III voor het etiket voorgeschreven gegevens vermeld staan .

2 . De Lid-Staten mogen :

a ) voorschrijven dat het etiket in elk geval de datum van de officiële sluiting vermeldt ;

b ) toestaan dat de voor het etiket voorgeschreven aanduidingen op onuitwisbare wijze op de verpakking worden gedrukt , ter vervanging van het in lid 1 , sub b ) , bedoelde officiële certificaat ;

c ) afwijkingen van lid 1 voorzien voor kleine verpakkingen .

Artikel 11

De Lid-Staten behouden het recht om voor te schrijven dat de verpakkingen van basispootgoed of gecertificeerd pootgoed van eigen produktie of ingevoerd , met het oog op het in de handel brengen op hun grondgebied , van een etiket van de leverancier worden voorzien .

Artikel 12

De Lid-Staten schrijven voor dat , in geval van een chemische behandeling van het basispootgoed of van het gecertificeerde pootgoed , hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding wordt gemaakt .

Artikel 13

1 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het basispootgoed en het gecertificeerde pootgoed die overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn officieel werden goedgekeurd en waarvan de verpakking officieel van een aanduiding werd voorzien en gesloten , slechts worden onderworpen aan de beperkingen voor het in de handel brengen , bij deze richtlijn voorzien met betrekking tot de eigenschappen van het pootgoed , het onderzoek , de aanduiding en de sluiting .

2 . De Commissie verleent volgens de procedure van artikel 19 machtiging om voor het in de handel brengen van pootaardappelen in het gehele of in gedeelten van het grondgebied van een of meer Lid-Staten , strengere maatregelen te treffen dan die , genoemd in bijlage I , tegen bepaalde virussen die in deze gebieden niet voorkomen of die voor de teelt in deze gebieden bijzonder nadelig kunnen zijn . Bij onmiddellijk gevaar van binnendringen of uitbreiding van dergelijke virussen kunnen vanaf het ogenblik waarop het verzoek wordt gedaan tot het ogenblik waarop de Commissie hieromtrent definitief haar standpunt bepaalt door de betrokken Lid-Staat maatregelen worden getroffen .

3 . De Lid-Staten mogen het in de handel brengen van pootaardappelen beperken tot pootaardappelen van de rassen die voorkomen op een nationale lijst die is gebaseerd op de cultuur - en verbruikswaarde voor hun grondgebied tot op het moment waarop een gemeenschappelijke rassenlijst kan worden toegepast , met dien verstande dat deze toepassing uiterlijk op 1 januari 1970 moet plaatsvinden ; voor opneming in bedoelde lijst gelden voor de rassen afkomstig uit andere Lid-Staten dezelfde voorwaarden als voor de nationale rassen .

Artikel 14

1 . De Lid-Staten kunnen het in de handel brengen van pootaardappelen die in een andere Lid-Staten zijn geoogst , geheel of gedeeltelijk verbieden , indien de nateelt van monsters die officieel zijn genomen uit in die Lid-Staat geoogst basispootgoed of gecertificeerd pootgoed en die op een of meer communautaire vergelijkingsvelden zijn geteeld , in de loop van drie opeenvolgende jaren duidelijk is afgeweken van de in bijlage I , punt 1 , sub c ) , punt 2 , sub c ) , en de punten 3 en 4 , opgesomde minimumvoorwaarden .

2 . De krachtens lid 1 genomen maatregelen worden opgeheven , zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het in de betrokken Lid-Staat geoogste basispootgoed en gecertificeerde pootgoed voortaan aan de in lid 1 bedoelde minimumvoorwaarden zullen voldoen .

3 . Alvorens de in lid 1 bedoelde maatregelen te treffen , dient het gemotiveerde advies van het in artikel 19 bedoelde comité te worden ingewonnen . Dit advies wordt ook ingewonnen , wanneer een Lid-Staat weigert een krachtens lid 1 getroffen maatregel op te heffen , hoewel deze opheffing uit hoofde van lid 2 geboden voorkomt .

4 . De Commissie stelt overeenkomstig de procedure van artikel 19 de bepalingen vast die nodig zijn voor de uitvoering van het vergelijkend onderzoek . Pootaardappelen die in derde landen zijn geoogst , kunnen eveneens bij het vergelijkend onderzoek worden betrokken .

Artikel 15

1 . Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast of het in een derde land geoogste pootgoed dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan , alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek , de verzekering van de identiteit , de aanduiding en de controle , in dit opzicht gelijkwaardig is aan basispootgoed of gecertificeerd pootgoed dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn .

2 . Totdat de Raad zich overeenkomstig lid 1 heeft uitgesproken , mogen de Lid-Staten zelf de in dat lid bedoelde vaststellingen verrichten . Dit recht vervalt op 1 juli 1969 .

Artikel 16

1 . Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basispootgoed of gecertificeerd pootgoed in ten minste één Lid-Staat voordoen en die niet binnen de Gemeenschap kunnen worden overwonnen , verleent de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 19 machtiging aan één of meer Lid-Staten om voor een door haar vast te stellen tijdvak pootgoed van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld , tot de handel toe te laten .

2 . De kleur van het officiële etiket voor deze categorie is donkergeel . In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het pootgoed betreft dat tot een categorie behoort , waaraan minder strenge eisen zijn gesteld .

Artikel 17

Deze richtlijn geldt niet voor pootaardappelen waarvan is aangetoond dat zij zijn bestemd voor uitvoer naar derde landen .

Artikel 18

De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen om ten minste door steekproeven officieel te kunnen nagaan of de in de handel gebrachte pootaardappelen beantwoorden aan de in deze richtlijn vervatte voorwaarden .

Artikel 19

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , leidt de voorzitter deze procedure in bij het bij besluit van de Raad van 14 juni 1966 ( 1 ) ingestelde permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw , hierna het " comité " genoemd , hetzij op zijn initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . In het comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan een onderzoek onderworpen vraagstukken . Het comité spreekt zich uit met een meerderheid van twaalf stemmen .

4 . De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn . Indien echter deze maatregelen niet in overeenstemming zijn met het door het comité uitgebrachte advies , worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht ; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen .

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen .

( 1 ) Zie blz . 2289/66 van dit Publikatieblad .

Artikel 20

Behoudens de in de bijlagen I en II vervatte toleranties ten aanzien van de aanwezigheid van ziekten , schadelijke organismen of dragers van dergelijke organismen doet deze richtlijn geen afbreuk aan de bepalingen van de nationale wetgevingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van het leven en de gezondheid van personen , dieren of planten of uit hoofde van de bescherming van de industriële of commerciële eigendom .

Artikel 21

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om het bepaalde in artikel 13 , lid 1 , uiterlijk op 1 juli 1968 en de overige bepalingen van deze richtlijn en van de bijlagen daarvan uiterlijk op 1 juli 1969 ten uitvoer te leggen . Zij stellen daarvan de Commissie onmiddellijk in kennis .

Artikel 22

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 14 juni 1966 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . WERNER

BIJLAGE I

Minimumvoorwaarden waaraan pootaardappelen moeten voldoen

1 . Basispootgoed moet aan de volgende voorwaarden voldoen :

a ) het aantal planten dat door zwartbenigheid is aangetast , mag bij een officiële veldkeuring niet meer bedragen dan 2 % ;

b ) in de directe nateelt mag het aantal niet rasechte planten niet meer dan 0,25 % bedragen ; niet meer dan 0,1 % daarvan mag van andere rassen zijn ;

c ) in de directe nateelt mag het aantal planten met symptomen van zware of lichte virusziekten niet meer bedragen dan 4 % .

2 . Gecertificeerd pootgoed moet aan de volgende voorwaarden voldoen :

a ) het aantal planten dat door zwartbenigheid is aangetast , mag bij een officiële veldkeuring niet meer bedragen dan 4 % ;

b ) in de directe nateelt mag het aantal niet rasechte planten niet meer bedragen dan 0,5 % ; niet meer dan 0,2 % daarvan mag van andere rassen zijn ;

c ) in de directe nateelt mag het aantal planten met symptomen van zware virusziekten niet meer bedragen dan 10 % . Buiten beschouwing blijft lichte mozaïek , dat wil zeggen als slechts lichte verkleuringen zonder misvormingen van de bladeren te constateren zijn .

3 . Bij de beoordeling van de nateelt van een ras dat chronisch door een virusziekte is aangetast , worden de door dit virus veroorzaakte lichte symptomen niet in aanmerking genomen .

4 . De onder 1 , sub c , 2 , sub c , en 3 omschreven toleranties gelden slechts voor virusziekten die door virussen worden veroorzaakt , die in Europa zijn verbreid .

BIJLAGE II

Minimumvoorwaarden inzake de kwaliteit van partijen pootaardappelen

Toleranties voor de volgende onzuiverheden , gebreken en ziekten van pootaardappelen :

1 . Aanklevende grond en andere vreemde bestanddelen 2 % van het gewicht

2 . Droog en nat rot , voor zover niet veroorzaakt door synchytrium endobioticum , corynebacterium sepedonicum of pseudomonas solanacearum 1 % van het gewicht

3 . Uitwendige gebreken ( b.v . misvormde of beschadigde knollen ) 3 % van het gewicht

4 . Aardappelschurft : knollen waarvan de oppervlakte voor meer dan 1/3 aangetast is 5 % van het gewicht

Totale tolerantie voor 2 tot en met 4 6 % van het gewicht .

BIJLAGE III

Etiket

A . Te vermelden gegevens

1 . " Pootaardappelen , goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de Europese Economische Gemeenschap "

2 . Keuringsdienst en Lid-Staat

3 . Telernummer of partijnummer

4 . Ras

5 . Teeltland

6 . Categorie en eventueel klasse

7 . Sortering

8 . Opgegeven nettogewicht

9 . Oogstjaar .

B . Minimumafmetingen

110 maal 67 mm .

Top