|
ADVIES
|
|
Europees Economisch en Sociaal Comité
|
|
Pakket leren en inzetbaarheid
|
|
_____________
|
|
Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende een Europese benadering van microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt
[COM(2021) 770 final]
Voorstel voor een aanbeveling van de Raad over individuele leerrekeningen
[COM(2021) 773 final]
|
|
|
|
SOC/708
|
|
|
|
Rapporteur: Tatjana BABRAUSKIENĖ
Corapporteur: Mariya MINCHEVA
|
|
Raadpleging
|
Europese Commissie, 21/01/2022
|
|
Rechtsgrondslag
|
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
|
|
Bevoegde afdeling
|
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap
|
|
Goedkeuring door de afdeling
|
03/05/2022
|
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
18/05/2022
|
|
Zitting nr.
|
569
|
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
204/2/4
|
1.Conclusies en aanbevelingen
1.1Het EESC herhaalt zijn oproep aan de Europese Commissie en de lidstaten om de beleidsmaatregelen inzake volwassenenonderwijs te versterken, zodat kwaliteitsvol en inclusief volwassenenonderwijs voor levensvaardigheden een recht voor alle volwassenen wordt en het streefcijfer van 60 % deelname aan dit type onderwijs per jaar kan worden behaald en zelfs overtroffen. De Europese pijler van sociale rechten kan alleen doeltreffend worden uitgevoerd als ook de vaardighedenmismatch wordt aangepakt en de governance en de financiering van volwassenenonderwijs, met inbegrip van opleidingen voor werknemers, worden verbeterd. Het is ook van belang dat investeringen, noodzakelijke hervormingen en een doeltreffende sociale dialoog ter bevordering van de ontwikkeling van vaardigheden, overeenkomstig het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten inzake het recht op opleiding en een leven lang leren, worden verankerd in het Europees Semester.
1.2Het EESC herinnert in verband met de initiatieven inzake individuele leerrekeningen en microcredentials aan het belang van zijn eerdere adviezen over een leven lang leren en volwassenenonderwijs. Het benadrukt met name dat “bij- en omscholing van het grootste belang zijn ter ondersteuning van de groene en digitale transitie van het bedrijfsleven en dat zij moeten worden beschouwd als een maatschappelijke en economische verantwoordelijkheid om te voorzien in inclusieve opleiding voor hoogwaardige banen, en een rechtvaardige transitie voor iedereen. Toekomstgerichte industriële strategieën, met inbegrip van een doeltreffend vaardighedenbeleid, zijn geboden om bij- en omscholing van de beroepsbevolking te ondersteunen. Zij kunnen helpen zorgen voor een rechtvaardige en sociaal billijke transitie naar een klimaatneutrale economie door middel van een evenwichtige arbeidsmarkt die bijdraagt tot inclusieve digitalisering en hoogwaardige banen. Bedrijven hebben doeltreffende ondersteuning nodig om hun strategieën voor de bij- en omscholing van hun werknemers te versterken en te financieren, zodat innovatie wordt aangemoedigd. Tegelijkertijd moet het algemene economische en sociale belang in acht worden genomen. Collectieve overeenkomsten moeten voorzien in toegang tot verschillende soorten betaald educatief verlof die inspelen op de persoonlijke en professionele behoeften van de werknemers”. Betaald verlof moet, wanneer het niet tussen sociale partners is overeengekomen en voortvloeit uit een initiatief van de overheid, uit overheidsmiddelen worden gefinancierd.
1.3De snelle ontwikkeling en verspreiding van nieuwe technologieën moet gepaard gaan met doeltreffende bij- en omscholing. Investeringen in volwassenenonderwijs en de ontwikkeling van vaardigheden kunnen een cruciale rol spelen in het economisch herstel en de opbouw van een sociaal Europa. Individuele leerrekeningen kunnen slechts een van de benaderingen en financiële instrumenten zijn die door de EU-lidstaten en de sociale partners in overweging worden genomen. De voorgestelde maatregelen mogen niet in de plaats komen van: bestaande vormen van opleidingen waarin werkgevers en openbare en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening voorzien; overheidssteun voor onderwijs- en opleidingsinstellingen; of andere vormen van steun. Met name door de sociale partners beheerde opleidingsfondsen zijn een doeltreffende manier om in te spelen op opleidingsbehoeften die op nationaal en sectoraal niveau worden vastgesteld.
1.4De beschikbaarheid van voldoende geschoolde arbeidskrachten en een betere inzetbaarheid zijn een essentiële voorwaarde voor bedrijven en de samenleving om te bloeien en te groeien, werkgelegenheid te scheppen en bij te dragen aan de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie. Nu al is er in verschillende sectoren en regio’s sprake van een vaardighedenmismatch en van tekorten aan arbeidskrachten, die alleen maar erger zullen worden. In dit verband is er voor de lidstaten en de werkgevers een belangrijke rol weggelegd bij de financiering en de stimulering van de deelname aan opleidingen. Als Europa zijn concurrentie- en innovatievermogen op de lange termijn wil versterken, moet de ontwikkeling van vaardigheden worden afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt.
1.5Werknemers worden bij de toegang tot opleiding met tal van obstakels geconfronteerd. Wanneer mensen meer controle krijgen over hun eigen opleiding, is het belangrijk ervoor te zorgen dat zij doeltreffende begeleiding en ondersteuning krijgen bij de keuze van en de toegang tot opleidingstrajecten die aan hun behoeften beantwoorden. Dit zou ook zorgen voor optimale investeringen in opleiding, aangezien opleidingen nauw zouden aansluiten bij de vastgestelde individuele behoeften. In het geval van baangerichte opleidingen kan een louter geïndividualiseerde aanpak de koppeling tussen de financiering en de inhoud van opleidingen verzwakken, hetgeen kan leiden tot een minder baangericht aanbod dat onvoldoende op de behoeften van werkgevers is toegesneden.
1.6Het EESC onderschrijft het tripartiete advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, waarin wordt gesteld dat de voorwaarden voor toegang tot en recht op opleiding moeten worden toegesneden op de verschillende situaties en omstandigheden door middel van een passende mix van regelingen. Het EESC verzoekt de Commissie de verdeling van de bevoegdheden en het subsidiariteitsbeginsel in acht te nemen en rekening te houden met de nationale bijzonderheden en het rechtskader van elke lidstaat. Bij de goedkeuring en uitvoering van de voorstellen voor individuele leerrekeningen en microcredentials moet ervoor worden gezorgd dat deze verenigbaar zijn met de bestaande stelsels voor voortgezette beroepsopleiding van de lidstaten, de rol van collectieve onderhandelingen en de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en vakantierechten voor werknemers.
1.7Het EESC verzoekt de Commissie en de lidstaten de bestaande nationale en sectorale instrumenten en financieringsregelingen in acht te nemen en onderscheid te maken tussen “het recht/de aanspraak” op opleiding, termen die in sommige landen en sectoren nog niet wettelijk of in collectieve overeenkomsten zijn vastgelegd, en “opleidingsrekening”. Het EESC dringt erop aan dat de voorstellen ervoor zorgen dat alle volwassenen, met name de meest kwetsbaren, recht hebben op toegang tot doeltreffende, hoogwaardige en inclusieve opleidingen voor werknemers, betaald educatief verlof, volwaardige kwalificatie, validering van informeel en niet-formeel leren, en begeleiding en adviesverlening. De lidstaten wordt verzocht hun stelsels voor volwassenenonderwijs en voortgezette beroepsopleiding waar nodig te verbeteren, na een doeltreffende sociale dialoog en overleg met de relevante belanghebbenden. Het EESC is ermee ingenomen dat individuele leerrekeningen kunnen worden gebruikt voor opleiding, validatie en loopbaanbegeleiding.
1.8Het EESC onderstreept het belang van kwaliteitsnormen op de opleidingsmarkt, met name wat betreft microcredentials, en de mogelijke voor- en nadelen van verschillende benaderingen met betrekking tot de financiering van volwassenenonderwijs (bijv. individuele leerrekeningen), met inbegrip van de kosten-batenverhouding, de administratieve lasten en kosten, de bereikte statusverandering (hoger formeel kwalificatieniveau), de kwaliteitsborging, het voor de arbeidsmarkt relevante resultaat, de toegevoegde waarde voor de loopbaanontwikkeling en de participatiegraad van laaggeschoolden, een cruciale doelgroep. Het EESC betreurt dat de Commissie geen effectbeoordeling heeft gemaakt van haar voorstel inzake microcredentials, ondanks het feit dat het gevolgen kan hebben voor bestaande nationale regelingen, met name op het gebied van kwalificaties en collectieve overeenkomsten. In dit verband moet worden gezorgd voor een doeltreffende sociale dialoog en doeltreffend overleg, ook met het maatschappelijk middenveld, over de vraag of en hoe de Europese initiatieven inzake individuele leerrekeningen en microcredentials van toegevoegde waarde kunnen zijn voor het verbeteren van de nationale en sectorale opleidingsstelsels.
1.9Het EESC benadrukt dat de catalogi van door aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding aangeboden microcredentials in samenspraak met de sociale partners en de aanbieders van onderwijs en opleiding moet worden opgesteld op basis van kwaliteitsnormen voor het aanbod. De catalogus moet informatie bevatten over de leerresultaten van microcredentials en de erkenning ervan door andere aanbieders van onderwijs en opleidingen en door werkgevers.
1.10Het EESC herinnert aan het belang van betaald educatief verlof, ook overeenkomstig IAO-verdrag 140 (geratificeerd in 11 lidstaten). Het wijst er ook op dat, gezien de eis dat de lidstaten stelsels voor individuele leerrekeningen uitsluitend voor arbeidsmarktdoeleinden opzetten, het voorstel inzake individuele leerrekeningen verenigbaar moet zijn met de nationale stelsels, aangezien in verscheidene lidstaten betaald educatief verlof ook kan worden gebruikt voor persoonlijke ontwikkeling of om een studieprogramma (bijv. universitair diploma) te voltooien.
1.11Het EESC herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat het van essentieel belang is de sociale partners daadwerkelijk te betrekken bij de regeling van het volwassenenonderwijs, werknemersopleidingen en de stelsels van betaald educatief verlof, onder meer door het bevorderen van gezamenlijke acties van de sociale partners. Ook benadrukt het dat het belangrijk is de relevante maatschappelijke organisaties over volwassenenonderwijs te raadplegen.
1.12Het EESC verzoekt de Commissie de uitwisseling van goede praktijken en wederzijds leren tussen de lidstaten te ondersteunen, en de sociale partners daarbij te betrekken. De nadruk moet liggen op de vraag hoe de daadwerkelijke toegang tot opleidingen het best kan worden gewaarborgd, en met name hoe de stelsels voor volwassenenonderwijs en de vaardighedenstrategieën van de lidstaten, alsmede hun financiële mechanismen en soorten opleidingen, met inbegrip van microcredentials, kunnen worden verbeterd. Het EESC dringt er tevens op aan dat het tripartiet Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding bij de follow-up van de voorstellen wordt betrokken en een actieve rol gaat spelen bij de verslaglegging over de uitvoering van de initiatieven en bij het opzetten van het monitoringkader in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid.
1.13Het EESC verzoekt de lidstaten de initiatieven inzake individuele leerrekeningen en microcredentials te koppelen aan de uitvoering van de
Aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen
. Zo zou ervoor worden gezorgd dat alle volwassenen met geringe vaardigheden of kwalificaties hun basisvaardigheden en beroepscompetenties kunnen ontwikkelen en dat zij worden begeleid en gemotiveerd om deel te nemen aan opleidingen om hun situatie en inzetbaarheid te verbeteren en om ervoor te zorgen dat 80 % van de volwassenen over digitale basisvaardigheden beschikt.
1.14Het EESC herhaalt dat individuele leerrekeningen en soortgelijke financiële stelsels de toegang tot erkende en gevalideerde opleidingscursussen moeten ondersteunen en werknemers in staat moeten stellen om deel te nemen aan processen om hun vaardigheden en werkervaring te laten valideren. De microcredentials moeten door de bevoegde autoriteiten worden erkend en de sociale partners moeten daarbij worden betrokken. Het EESC dringt erop aan dat de Aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren doeltreffend wordt uitgevoerd en dat in alle EU-landen voldoende overheidsmiddelen worden uitgetrokken voor validatiesystemen. Door te zorgen voor de erkenning van opleidingen kunnen werkgevers en vakbonden werknemers helpen hun kwalificaties te verbeteren en bijdragen tot hun loopbaanontwikkeling en een rechtvaardige transitie op de arbeidsmarkt.
1.15Het EESC acht het van belang dat de initiatieven gericht zijn op de bij- en omscholingsbehoeften van volwassenen en de beroepsbevolking als geheel (werknemers/zelfstandigen), alsmede van andere doelgroepen (bijv. langdurig werklozen, inactieven, en met name personen die na ouderschapsverlof weer aan het werk gaan, personen met een handicap, gepensioneerden, vrouwen, jongeren onder de 30 jaar en jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET’s)), zodat zij daadwerkelijk toegang hebben tot hoogwaardige en inclusieve opleidingen. De specifieke situatie van atypische werknemers en zelfstandigen moet dringend en op passende wijze worden aangepakt, waarbij de sleutelrol van de sociale partners op het gebied van opleidingen voor werknemers in acht moet worden genomen. De rol van bedrijven bij de ondersteuning van de opleiding van hun werknemers is essentieel, evenals die van de lidstaten bij het verstrekken van middelen om de toegang tot volwassenenonderwijs te waarborgen. Aangezien 90 % van de baangerelateerde opleidingen in de EU door de werkgevers wordt gefinancierd, moet de EU hun inzet voor en positieve rol bij de ontwikkeling van vaardigheden ten volle erkennen en ondersteunen.
1.16Het EESC verzoekt de lidstaten zich te buigen over mogelijke instrumenten voor de overdraagbaarheid van individuele leerrekeningen (bijvoorbeeld bilaterale overeenkomsten). Het EESC dringt erop aan dat de kwaliteitsnormen van de EU voor microcredentials voorzien in een “governancesysteem waarbij ook de sociale partners worden betrokken”, en dat naast volledige kwalificaties en opleidingen voor werknemers ook microcredentials in aanmerking worden genomen. Het EESC dringt erop aan dat aanbieders van opleidingen catalogi publiceren van de microcredentials die zij aanbieden, met inbegrip van de leerresultaten, alsook informatie over hun beleid inzake de erkenning van microcredentials door andere aanbieders en bedrijven. Verbetering van de toegang tot alle inclusieve onderwijs- en opleidingsvormen van hoge kwaliteit (met inbegrip van microcredentials) voor alle lerenden, met inbegrip van kansarme en kwetsbare groepen, is van belang om gelijke toegang tot volledige studieprogramma’s en kwalificaties te waarborgen. Er moet efficiënte (financiële en niet-financiële) steun aan werknemers in atypische arbeidsvormen worden verleend zodat zij toegang krijgen tot cursussen, met inbegrip van microcredentials, ten behoeve van hun professionele ontwikkeling en mobiliteit. Hierbij moet de toegankelijkheid en bruikbaarheid van opleidingsmateriaal en -instrumenten, online of niet, worden gewaarborgd overeenkomstig
Richtlijn 2016/2102 van 26 oktober 2016
.
2.Algemene opmerkingen
2.1Op 10 december 2021 publiceerde de Europese Commissie het
voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake individuele leerrekeningen
en het
voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende een Europese benadering van microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt
. Deze initiatieven zijn bedoeld ter ondersteuning van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, waarin als nieuw streefcijfer is vastgesteld dat uiterlijk in 2030 ten minste 60 % van alle volwassenen jaarlijks aan opleiding deelneemt. Hiermee moet ervoor worden gezorgd dat “iedereen [...] recht [heeft] op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren” (beginsel 1), “ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie” (beginsel 5), waarbij “iedereen die van baan wisselt, recht [heeft] op overdracht van opgebouwde sociale en opleidingsrechten” (beginsel 4). Het is ook van belang dat investeringen, noodzakelijke hervormingen en een doeltreffende sociale dialoog ter bevordering van de ontwikkeling van vaardigheden, overeenkomstig het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten inzake het recht op opleiding en een leven lang leren, worden verankerd in het Europees Semester.
2.2Om bij te dragen aan het voorstel inzake individuele leerrekeningen keurde het tripartiete Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, waarin de regeringen en de sociale partners vertegenwoordigd zijn, op 16 augustus 2021 een
advies
over individuele leerrekeningen en de versterking van het opleidingsaanbod in Europa goed. In dit tripartiete advies wordt er nogmaals op gewezen dat de COVID-19-pandemie, digitalisering en decarbonisatie enorme gevolgen hebben voor de Europese economie, de Europese industrieën en de Europese beroepsbevolking, die voor de enorme uitdaging staat om zich aan het snel veranderende arbeidsbestel aan te passen. De pandemie heeft de structurele veranderingen in veel sectoren versneld, waardoor het tempo van de groene en digitale transitie is toegenomen. Dit gaat gepaard met de voortdurende uitdagingen van de demografische ontwikkelingen, nieuwe opleidingsbehoeften en mismatches op het gebied van vaardigheden. In het tripartiete advies wordt ook benadrukt dat, rekening houdend met alle realiteiten van de arbeidsmarkt, de voorwaarden voor toegang tot en recht op opleiding moeten worden toegesneden op de verschillende situaties en realiteiten door middel van een passende mix van regelingen.
2.3Een van de bevindingen van het project van de Europese sociale partners inzake vaardigheden, innovatie en opleiding uit 2021 luidt ook dat ondernemingen en werknemers een cruciale rol spelen bij innovatie en de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden en competenties die in het kader van opleidingen voor werknemers kunnen worden verworven en die van essentieel belang zijn voor de aanpassing aan een veranderende omgeving. Het is dan ook van essentieel belang dat wordt voorzien in en toegang wordt geboden tot werknemersopleidingen die inspelen op de behoeften van werkgevers en werknemers, om innovatieve technologieën en bedrijfsmodellen te ontwikkelen en om werknemers in staat te stellen een baan te vinden en te behouden die aansluit bij hun vaardigheden, verwachtingen en competenties. Een belangrijke uitdaging in dit verband is het interoperabel maken van de verschillende beschikbare instrumenten, waaronder vouchers, betaald educatief verlof (geregeld bij wet of collectieve overeenkomsten), persoonlijke opleidingsrekeningen of opleidingsfondsen (bedrijfstakoverkoepelend of sectoraal), en het afstemmen ervan op het landenspecifieke institutionele kader.
2.4In sommige lidstaten waarborgen nationale wetgeving en/of collectieve overeenkomsten het individuele recht op onderwijs en opleiding, met inbegrip van volwassenenonderwijs en -opleiding, en betaald educatief verlof voor werkgerelateerde opleidingen. In heel Europa spelen de sociale partners, de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen een belangrijke rol bij het vergemakkelijken van de daadwerkelijke toegang tot opleiding voor werknemers, zij het in elk land op een andere manier. Zij kunnen van mening zijn dat bestaande benaderingen op nationaal en/of sectoraal niveau of andere, alternatieve benaderingen van een model van individuele leerrekeningen beter geschikt zijn om het opleidingsaanbod in de nationale context te bevorderen. De daadwerkelijke betrokkenheid van de nationale en sectorale sociale partners in dit verband moet worden geëerbiedigd en gewaarborgd.
2.5De verschillende juridische kaders en/of kaders voor collectieve onderhandelingen weerspiegelen de keuze van elke lidstaat om zijn eigen opleidingsbeleid vorm te geven en uit te voeren en voort te bouwen op bestaande financieringsmechanismen. Een individuele leerrekening kan dus slechts een van de benaderingen en financiële instrumenten zijn die door de EU-lidstaten en de sociale partners in overweging worden genomen. Een uniforme aanpak zal niet werken en de verschillende opleidingsstelsels en onderscheidende sectorale kenmerken van de lidstaten moeten worden gerespecteerd. Het besluit om individuele leerrekeningen al dan niet in te voeren als een van de mechanismen voor het verstrekken en financieren van opleiding moet volledig onder de bevoegdheid van de lidstaten blijven vallen, net zoals de opleidingsmarkt op nationaal niveau wordt gereguleerd. Het EESC onderstreept dat de lidstaten, in overleg met de sociale partners, ook de vrijheid hebben om af te zien van een benadering op basis van individuele leerrekeningen en in plaats daarvan hun bestaande mechanismen voor het verstrekken van opleiding aan te passen of verder te ontwikkelen.
2.6Het EESC herinnert eraan dat “[d]e in deze aanbeveling beschreven maatregelen [...] niet in de plaats [mogen] komen van opleidingen waarin werkgevers en openbare en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening voorzien, noch van overheidssteun voor onderwijs- en opleidingsinstellingen of andere vormen van steun”. Het EESC is het ermee eens dat de aanbeveling “[de lidstaten] er niet van [mag] weerhouden geavanceerdere bepalingen inzake volwasseneneducatie en -opleiding te handhaven of vast te stellen dan die welke hier worden aanbevolen” en dat ze “de autonomie van de sociale partners niet [mag] beperken op gebieden waar zij verantwoordelijk zijn voor het opzetten en beheren van opleidingsstelsels”.
2.7Het EESC verwijst naar zijn recente advies waarin het erop wijst dat “de snelle ontwikkeling en verspreiding van nieuwe technologieën [...] gepaard [moet] gaan met doeltreffende bij- en omscholing. De gevolgen van de COVID-19-crisis voor de Europese samenleving en economie hebben eens te meer aangetoond hoe belangrijk een doeltreffend onderwijs- en opleidingsbeleid en hoogwaardige banen zijn voor de ondersteuning van een duurzaam en rechtvaardig sociaal en economisch herstel en voor de veerkracht, wat van cruciaal belang is om Europa te helpen de gevolgen van de pandemie te boven te komen. Investeringen in volwassenenonderwijs en de ontwikkeling van vaardigheden kunnen een cruciale rol spelen in het economisch herstel en een sociaal Europa”.
2.8Het EESC wijst erop dat volwassenen en werkenden bij de toegang tot opleiding met tal van obstakels te maken krijgen, zoals gebrek aan tijd, onvoldoende financiering, motivatie, hoogwaardige begeleiding en adviesverlening, soms een gebrek aan beschikbare hoogwaardige opleidingen, steun vanuit de werkplek (vervanging), met name in kleine en middelgrote ondernemingen, en onvoldoende aandacht voor het evenwicht tussen werk en privéleven. Het is van belang mensen in staat te stellen hun eigen koers te bepalen wat hun opleiding betreft, op voorwaarde dat ervoor wordt gezorgd dat zij daadwerkelijk worden ondersteund bij de toegang tot en de deelname aan opleidingen aan voor de arbeidsmarkt relevante opleidingen. Dit houdt onder meer in dat advies en begeleiding worden geboden over geschikte opleidingen. Werknemers moeten toegang hebben tot bedrijfsopleidingen en laaggeschoolde werknemers hebben gerichte steun nodig, vooral wat onlineopleidingen betreft. Onlineopleidingen bieden veel mogelijkheden om de toegang tot volwassenenonderwijs te verruimen, maar laaggeschoolde werknemers beschikken niet altijd over de nodige vaardigheden om dit soort opleidingen optimaal te benutten, en hebben wellicht extra ondersteuning nodig.
2.9Om de verschillende belemmeringen voor de toegang tot opleidingen aan te pakken en de motivatie van volwassenen om aan opleidingen deel te nemen te vergroten, moeten deze belemmeringen ook vanuit het oogpunt van de werk- en onderwijssituatie van het individu worden belicht. Het instrument moet worden ondersteund met doeltreffende begeleiding en adviesverlening en de outreachstrategie moet worden verbeterd. Om de bestaande vaardighedenmismatches te verkleinen, moeten de opleidingsbehoeften vooraf in kaart worden gebracht en moeten de opleidingscursussen doelgericht zijn. Er zijn ook alomvattende systemen voor leerondersteuning nodig om te zorgen voor sterkere synergieën tussen financiële stimulansen, begeleidingsdiensten en toegang tot validatie- en erkenningsprocedures
.
2.10Het baart het EESC zorgen dat een louter geïndividualiseerde aanpak het verband tussen de financiering en de inhoud van opleidingen kan verzwakken, hetgeen kan leiden tot minder baangerichte opleidingen die onvoldoende op de behoeften van werknemers zijn toegesneden. Aangezien 90 % van de baangerelateerde opleidingen in de EU door de werkgevers wordt gefinancierd, moet de EU hun inzet voor en positieve rol bij de ontwikkeling van vaardigheden ten volle erkennen en ondersteunen. De sociale partners hebben gezamenlijk een belangrijke rol te vervullen bij de bevordering van het opleidingsaanbod en de deelname aan opleidingen. Met name door de sociale partners beheerde opleidingsfondsen zijn een doeltreffende manier om in te spelen op opleidingsbehoeften die op nationaal en sectoraal niveau worden vastgesteld. De financiële en niet-financiële bijdragen van individuele personen moeten worden erkend en gesteund.
2.11Het EESC erkent dat microcredentials een aanvullende rol kunnen spelen bij het verruimen van de toegang tot bij- en omscholing, rekening houdend met de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt. Het EESC is ook ingenomen met het feit dat de lidstaten worden aangemoedigd om microcredentials in hun werkgelegenheidsbeleid (met inbegrip van hun actief arbeidsmarktbeleid) te integreren om vaardighedenmismatches in sectoren en regio’s aan te pakken, en tegelijkertijd de toegang tot volledige kwalificaties te waarborgen. Wat de “stapelbaarheid” van individuele leerrekeningen betreft, benadrukt het EESC dat individuele leerrekeningen niet als substituut voor volledige kwalificaties mogen worden gezien. De lidstaten moeten dan ook worden aangemoedigd om individuele leerrekeningen in nationale kwalificatiekaders op te nemen. De sociale partners moeten worden betrokken bij de opstelling ervan op nationaal niveau en bij het overleg over de vraag hoe microcredentials kunnen worden erkend en aan deelkwalificaties kunnen worden toegevoegd.
2.12Microcredentials kunnen belangrijk zijn om volwassenen te helpen zich bij- en om te scholen of een nieuwe baan te vinden, op voorwaarde dat de kwaliteitsnormen voor microcredentials goed gedefinieerd zijn en aan de lerenden duidelijk worden gemaakt. Hoewel microcredentials een vorm van opleiding kunnen zijn die toegankelijk is via een eventuele individuele leerrekening, moeten zij los van dergelijke rekeningen worden gezien en deel uitmaken van de toolbox met aanvullende instrumenten voor permanente educatie. Het EESC is ook ingenomen met het feit dat in de ontwerpaanbeveling de sociale partners tot de aanbieders van microcredentials worden gerekend en de lidstaten worden uitgenodigd om de ontwikkeling van via de sociale dialoog door werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers ontworpen en goedgekeurde microcredentials te bevorderen.
3.Specifieke opmerkingen
3.1Het vrije verkeer van werknemers kan de problemen in verband met vaardighedenmismatches en tekorten aan arbeidskrachten helpen aanpakken. De regulering van kwalificatievereisten moet een nationale bevoegdheid blijven, met betrokkenheid van de sociale partners, bijvoorbeeld met betrekking tot de validatie van vaardigheden, met inbegrip van microcredentials. Tegelijkertijd moet het aantal gereglementeerde beroepen worden verminderd. Ook het beter op elkaar afstemmen van geschoolde onderdanen van derde landen en openstaande vacatures in de EU, op alle niveaus van kwalificatie en werkervaring, kan een rol spelen. Het komende pakket van de Commissie inzake vaardigheden en talent, met inbegrip van de mogelijke scenario’s voor een EU-talentenpool, kan in dit verband een belangrijke rol spelen.
3.2Collectieve overeenkomsten zijn een belangrijk middel waarmee kan worden voorzien in de toekenning van betaald educatief verlof, wat de toegang van werknemers tot voor de arbeidsmarkt relevante opleidingen verbetert. Dergelijke overeenkomsten spelen met name een belangrijke rol bij het verkennen van mogelijkheden voor betaald educatief verlof voor werknemers in kleine en middelgrote ondernemingen, die gewoonlijk een groter verlies van productiecapaciteit lijden wanneer werknemers voor een opleiding afwezig zijn. Het is van belang te benadrukken dat wetgevingsinitiatieven op EU- of nationaal niveau geen afbreuk mogen doen aan het proces van collectieve onderhandelingen en de autonomie van de sociale partners bij het vinden van oplossingen voor kwesties die van belang zijn voor goed functionerende nationale arbeidsmarkten, waaronder oplossingen voor de ontwikkeling van vaardigheden en transities, en hoogwaardige banen voor werknemers in het kader van een rechtvaardige transitie.
3.3Het EESC onderstreept het belang van kwaliteitsnormen op de opleidingsmarkt, met name wat betreft microcredentials, en de mogelijke voor- en nadelen van verschillende benaderingen met betrekking tot de financiering van volwassenenonderwijs (bijv. individuele leerrekeningen), met inbegrip van de kosten-batenverhouding, de administratieve lasten en kosten, de bereikte statusverandering (hoger niveau van formele kwalificatie), de kwaliteitsborging, het voor de arbeidsmarkt relevante resultaat, de toegevoegde waarde voor de loopbaanontwikkeling en de participatiegraad van laaggeschoolden, een cruciale doelgroep. Dit is nodig om te zorgen voor een doeltreffende sociale dialoog en dito overleg, ook met het maatschappelijk middenveld, over de vraag of en hoe de Europese initiatieven inzake individuele leerrekeningen en microcredentials van toegevoegde waarde kunnen zijn voor het verbeteren van de nationale en sectorale opleidingsstelsels. Het EESC benadrukt dat de catalogi van door aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding aangeboden microcredentials in samenspraak met de sociale partners en de aanbieders van onderwijs en opleiding moet worden opgesteld op basis van kwaliteitsnormen voor het aanbod. De catalogus moet informatie bevatten over de leerresultaten van microcredentials en de erkenning ervan door andere aanbieders van onderwijs en opleidingen en door werkgevers.
3.4Het EESC acht het van belang dat de initiatieven gericht zijn op de bij- en omscholingsbehoeften van volwassenen en de beroepsbevolking als geheel (werknemers/zelfstandigen), alsmede van andere doelgroepen (bijv. langdurig werklozen, inactieven, personen met een handicap, gepensioneerden en NEET’s), zodat ook zij toegang hebben tot hoogwaardige, doeltreffende en inclusieve opleidingen die hun inzetbaarheid vergroten. De steun van de lidstaten bij het verstrekken van middelen voor toegang tot volwassenenonderwijs is in dit verband van essentieel belang. Tegelijkertijd blijft de rol van bedrijven bij de bevordering van baangerelateerde opleidingen voor hun werknemers van essentieel belang. De specifieke situatie van atypische werknemers en zelfstandigen, die niet door individuele leerrekeningen en microcredentials alleen kan worden opgelost, moet dringend en op passende wijze worden aangepakt, met inachtneming van de sleutelrol van de sociale partnersop het gebied van de opleiding van werknemers.
Brussel, 18 mei 2022.
Christa SCHWENG
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
_____________