Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024Q01365

    Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s tot instelling van een interinstitutioneel orgaan voor ethische normen voor leden van de in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde instellingen en adviesorganen

    ST/8735/2024/INIT

    PB L, 2024/1365, 17.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2024/1365/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2024/1365/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1365

    17.5.2024

    HET EUROPEES PARLEMENT

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

    DE EUROPESE COMMISSIE

    HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

    DE EUROPESE CENTRALE BANK

    DE EUROPESE REKENKAMER

    HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

     

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s tot instelling van een interinstitutioneel orgaan voor ethische normen voor leden van de in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde instellingen en adviesorganen

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE,

    DE EUROPESE CENTRALE BANK,

    DE EUROPESE REKENKAMER,

    HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ,

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Ethiek, integriteit en transparantie zijn essentieel om burgers van de Unie vertrouwen te laten houden in het politieke, wetgevende en administratieve werk van de instellingen van de Unie. De actoren van de Unie zullen, in overeenstemming met de Verdragen, proberen de convergentie naar een gemeenschappelijke cultuur op basis van deze waarden te bevorderen.

    (2)

    De leden van de in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde instellingen en adviesorganen van de Unie hebben de bijzondere verantwoordelijkheid om de in de Verdragen neergelegde ethische beginselen en verplichtingen en de regels die daarvan zijn afgeleid door elke instelling en elk adviesorgaan, hoog te houden en te belichamen.

    (3)

    Het is belangrijk dat de instellingen en adviesorganen van de Unie in dit verband duidelijke en transparante regels hebben en toepassen. Zij moeten ook beschikken over een gemeenschappelijk kader van minimumnormen inzake integriteit en onafhankelijkheid voor hun leden, en over mechanismen beschikken om de naleving te waarborgen van de ethische regels die op hun leden van toepassing zijn.

    (4)

    Het doel van dit akkoord is de instelling van een interinstitutioneel kader voor samenwerking op het gebied van ethische normen voor de leden van de partijen, waarbij een interinstitutioneel orgaan voor ethische normen (het “Orgaan”) wordt opgericht. De Europese Investeringsbank kan op haar verzoek ook partij worden bij het akkoord, nadat het in werking is getreden.

    (5)

    Om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen, moet de rol van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het kader van dit akkoord worden beperkt tot die van waarnemer. Dankzij deze rol zou het bij het beraad over zijn eigen ethische regels kunnen profiteren van de gemeenschappelijke minimumnormen van het Orgaan.

    (6)

    De taken van het Orgaan moeten erin bestaan overeenkomstig dit akkoord op een bepaald aantal gebieden gemeenschappelijke minimumnormen voor het gedrag van de leden van de partijen te ontwikkelen (de “gemeenschappelijke minimumnormen”), van gedachten te wisselen over de zelfbeoordeling van een instelling of adviesorgaan met betrekking tot de afstemming van interne regels op de gemeenschappelijke minimumnormen en de interinstitutionele samenwerking op dit gebied te bevorderen. Het Orgaan moet ook helpen de bewustwording te vergroten van het belang van ethisch gedrag en van de gemeenschappelijke minimumnormen. Onafhankelijke deskundigen kunnen bijdragen aan die inspanningen van het Orgaan.

    (7)

    Andere organen, bureaus of agentschappen van de Unie dan de partijen bij dit akkoord kunnen er vrijwillig voor kiezen om de gehele reeks gemeenschappelijke minimumnormen die door het Orgaan zijn of worden ontwikkeld, toe te passen op de regels die gelden voor andere personen dan hun personeelsleden die een functie vervullen die vergelijkbaar is met die van de leden van de partijen bij dit akkoord.

    (8)

    De gedachtewisseling op basis van zelfbeoordelingen moet ook gelden voor andere organen, bureaus en agentschappen van de Unie dan de partijen die er vrijwillig voor kiezen de gehele reeks gemeenschappelijke minimumnormen toe te passen. Daartoe moet elk orgaan, bureau en agentschap een vertegenwoordiger aanwijzen voor de gedachtewisseling.

    (9)

    Bij de toepassing van dit akkoord moet ten volle rekening worden gehouden met de kenmerken en de specifieke status van elke partij bij dit akkoord en haar leden.

    (10)

    Niets in dit akkoord mag een partij bij dit akkoord ervan weerhouden hogere ethische eisen aan haar leden te stellen, met name in verband met een specifiek risico dat verbonden is aan het mandaat en de taken van de partij bij dit akkoord of haar leden.

    (11)

    Niets in dit akkoord mag, in welke omstandigheden dan ook, een reden zijn om de ethische normen die een partij bij dit akkoord reeds toepast op de gebieden die onder dit akkoord vallen, te verlagen.

    (12)

    De instellingen en adviesorganen van de Europese Unie maken gebruik van belangenverklaringen en andere gestandaardiseerde schriftelijke verklaringen van leden. Elke partij bij dit akkoord moet de mogelijkheid hebben om de onafhankelijke deskundigen in dat verband te raadplegen of vragen te stellen, indien die partij dit bijzonder belangrijk acht, hetzij voor zaken die specifieke aandacht vereisen, hetzij met het oog op het ontwikkelen of actualiseren van een ethische norm. Hiertoe moeten de onafhankelijke deskundigen jaarlijks een verslag indienen bij het Orgaan, waarin de door de partijen bij dit akkoord gestelde vragen en de follow-up ervan in geaggregeerde en geanonimiseerde vorm worden samengevat. Dergelijke raadplegingen en vragen mogen echter niet worden gebruikt in procedures die in de Verdragen zijn vastgelegd om overeenkomstig de in de Verdragen vastgestelde criteria leden van een partij bij dit akkoord te benoemen of te kiezen.

    (13)

    Het functioneren van het Orgaan mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van de partijen zoals neergelegd in de Verdragen, noch van invloed zijn op hun respectieve bevoegdheden inzake interne organisatie of het systeem van checks-and-balances dat bij de Verdragen is ingesteld. Het mag ook geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van andere organen, zoals die van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Ombudsman.

    (14)

    Elke partij bij dit akkoord moet streven naar een genderevenwicht bij de benoeming van haar vertegenwoordigers en plaatsvervangers in het Orgaan. De algemene samenstelling van het Orgaan, bestaande uit de leden (vertegenwoordigers en plaatsvervangers), de voorzitter en de onafhankelijke deskundigen, moet naar genderevenwicht en geografische diversiteit tenderen.

    (15)

    Bij de uitoefening van hun taken uit hoofde van dit akkoord moeten het Orgaan en de onafhankelijke deskundigen rekening houden met de verschillende functies die de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op grond van de Verdragen uitoefent.

    (16)

    De partijen bij dit akkoord werken altijd loyaal samen bij de uitvoering van dit akkoord.

    (17)

    Het personeel van de instellingen en adviesorganen is onderworpen aan ethische gedragsregels op grond van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (1), en de arbeidsvoorwaarden en personeelsregels voor het personeel van de ECB. De partijen bij dit akkoord moeten beste praktijken uitwisselen in fora die zich bezighouden met de uitvoering van de personeelsregels en, voor zover relevant, gebruikmaken van de gemeenschappelijke minimumnormen om hen te informeren bij de herziening van hun interne regels voor de toepassing van die personeelsregels.

    (18)

    Dit akkoord wordt door de partijen ondertekend na voltooiing van hun respectieve interne procedures voor dat doel,

    KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

    Artikel 1

    Onderwerp en toepassingsgebied

    1.   Het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s (“de partijen”) stellen op basis van dit akkoord een interinstitutioneel kader voor samenwerking op het gebied van ethische normen op waarbij een interinstitutioneel orgaan voor ethische normen (“het Orgaan”) wordt opgericht voor de leden van de partijen.

    Dit akkoord stelt tevens het kader en de werkingsbeginselen van het Orgaan vast.

    2.   De rol van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het kader van dit akkoord wordt beperkt tot die van waarnemer. In die hoedanigheid woont het Hof de vergaderingen van het Orgaan bij zonder deel te nemen aan het besluitvormingsproces, en ontvangt het de informatie die beschikbaar is gesteld aan de leden van het Orgaan, voor zover die vergaderingen en die informatie betrekking hebben op de toepassing van artikel 8.

    3.   De overeenkomstig dit akkoord door het Orgaan ontwikkelde minimumnormen voor het gedrag van de leden van de partijen (de “gemeenschappelijke minimumnormen”) houden rekening met de status van de leden van de partijen en conflicteren niet met hun mandaat van de Europese Unie.

    4.   In het geval van leden van de partijen die hun mandaat van de Europese Unie uitoefenen op basis van of in aanvulling op een nationaal, regionaal of lokaal mandaat of een andere functie of activiteit waarvoor specifieke nationale regels gelden, zijn de gemeenschappelijke minimumnormen alleen relevant voor de uitoefening van het mandaat van de Europese Unie.

    5.   De Europese Investeringsbank kan op haar verzoek partij worden bij dit akkoord. Haar deelname aan het Orgaan wordt van kracht op de datum waarop zij overeenkomstig artikel 3, lid 1, een vertegenwoordiger in het Orgaan aanwijst. Met betrekking tot gemeenschappelijke minimumnormen die het Orgaan vóór de daadwerkelijke deelname van de Europese Investeringsbank heeft ontwikkeld, is artikel 23, lid 2, van toepassing.

    Artikel 2

    Definitie van “leden van de partijen”

    1.   Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder “leden van de partijen” verstaan:

    a)

    de leden van het Europees Parlement;

    b)

    de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, ook in zijn of haar functie als voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken;

    c)

    de leden van de Europese Commissie;

    d)

    de leden van de directie van de Europese Centrale Bank en de leden van de raad van bestuur en van de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank bij de uitoefening van hun functies;

    e)

    de leden van de Europese Rekenkamer;

    f)

    de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité met betrekking tot de uitoefening van hun mandaat van de Europese Unie;

    g)

    de leden en plaatsvervangers van het Europees Comité van de Regio’s, behalve met betrekking tot de uitoefening van hun lokale of regionale mandaat.

    2.   Indien de Europese Investeringsbank overeenkomstig artikel 1, lid 5, partij wordt, wordt de definitie in lid 1 uitgebreid tot de leden van de Directie van de Europese Investeringsbank en de leden van de Raad van Bewind van de Europese Investeringsbank bij de uitoefening van hun functies.

    Artikel 3

    Het Orgaan

    1.   Elke partij wordt in het Orgaan vertegenwoordigd door één lid (“het lid van het Orgaan”). Daartoe benoemt elke partij een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger die als lid zitting heeft in het Orgaan wanneer de vertegenwoordiger afwezig of verhinderd is. De vertegenwoordigers en hun plaatsvervangers worden uiterlijk twee maanden na de datum van inwerkingtreding van dit akkoord benoemd. Elke partij streeft naar een genderevenwicht bij de benoeming van haar vertegenwoordigers en plaatsvervangers.

    2.   De vertegenwoordigers van de partijen hebben in beginsel het niveau van een vicevoorzitter of een gelijkwaardig niveau.

    3.   Elke partij kan naar eigen goeddunken haar vertegenwoordiger of plaatsvervanger vervangen of herbenoemen, waarbij zij altijd streeft naar een genderevenwicht bij de vertegenwoordigers en plaatsvervangers. In elk geval eindigt de termijn van een vertegenwoordiger of plaatsvervanger automatisch wanneer die vertegenwoordiger of plaatsvervanger zijn of haar functie in de partij die hij of zij vertegenwoordigt, neerlegt.

    4.   Het Orgaan handelt bij consensus, tenzij in het overeenkomstig artikel 14 vast te stellen reglement van orde uitdrukkelijk anders is bepaald met betrekking tot procedurele en administratieve vraagstukken.

    Artikel 4

    Voorzitter van het Orgaan

    1.   De vertegenwoordiger van elke partij zit het Orgaan bij toerbeurt voor een periode van één jaar voor, tenzij de partij ervoor kiest afstand te doen van haar recht om dit te doen. Het toerbeurtsysteem tussen de partijen volgt de volgorde van de instellingen in de lijst zoals vermeld in artikel 13, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Wanneer die lijst is uitgeput, wordt het toerbeurtsysteem voortgezet met de twee in artikel 13, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde adviesorganen. Vervolgens wordt het toerbeurtsysteem voortgezet met de Europese Investeringsbank indien deze partij wordt overeenkomstig artikel 1, lid 5, van dit akkoord.

    2.   De voorzitter organiseert de werkzaamheden van het Orgaan, zorgt ervoor dat de nodige organisatorische en procedurele maatregelen worden genomen en brengt alle vereiste informatie en documenten onder de aandacht van alle leden van het Orgaan.

    Artikel 5

    Onafhankelijke deskundigen

    1.   Het Orgaan wordt bijgestaan door vijf onafhankelijke deskundigen die alle vergaderingen van het Orgaan als waarnemer bijwonen en de leden van het Orgaan adviseren over ethische vraagstukken in verband met het mandaat van het Orgaan (de “onafhankelijke deskundigen”). De onafhankelijke deskundigen wijzen uit hun midden een spreker aan. Zij nemen de hoogste ethische normen in acht, die ten minste gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke minimumnormen.

    2.   De onafhankelijke deskundigen worden benoemd met inachtneming van hun bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en professionele kwaliteiten. Zij zijn van onberispelijk professioneel gedrag en hebben ervaring in hoge posities bij Europese, nationale of internationale overheidsinstellingen. Zij worden geselecteerd op voorstel van een partij en bij consensus van de partijen, na een procedure waarbij op transparante wijze wordt gezocht naar de beste beschikbare personen over wie de partijen consensus kunnen bereiken. De bijzonderheden van de procedure worden door het Orgaan vastgesteld.

    3.   De onafhankelijke deskundigen maken melding bij het Orgaan van elk belangenconflict dat hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid zou kunnen aantasten. In dergelijke gevallen beslist het Orgaan of er actie moet worden ondernomen en neemt het zo nodig passende maatregelen.

    4.   Bij de benoeming van de onafhankelijke deskundigen streven de partijen naar genderevenwicht en geografische diversiteit.

    5.   De onafhankelijke deskundigen hebben een ambtstermijn van drie jaar die één keer kan worden verlengd. Indien een onafhankelijke deskundige zijn functie neerlegt vóór het verstrijken van de termijn van drie jaar of indien de partijen bij consensus besluiten de benoeming van een onafhankelijke deskundige in te trekken, benoemen de partijen bij consensus een nieuwe onafhankelijke deskundige voor drie jaar.

    6.   Voor louter administratieve doeleinden krijgen de onafhankelijke deskundigen van de Commissie de status van bijzonder adviseur en ressorteren zij administratief onder de Commissie. Zij ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfskosten voor het uitvoeren van hun taken. Zij ontvangen een dagloon per werkdag die wordt berekend op basis van de bezoldiging van een ambtenaar van de Unie in rang AD 12.

    Artikel 6

    Mandaat van het Orgaan

    1.   Het Orgaan draagt bij tot de bevordering van een gemeenschappelijke cultuur van ethiek en transparantie onder de partijen, met name door gemeenschappelijke minimumnormen te ontwikkelen en de uitwisseling van beste praktijken op dit gebied te stimuleren.

    2.   Het Orgaan heeft de volgende taken:

    a)

    het ontwikkelen van gemeenschappelijke minimumnormen voor het gedrag van de leden van de partijen in de in artikel 8 genoemde gebieden;

    b)

    het actualiseren van de gemeenschappelijke minimumnormen overeenkomstig artikel 9;

    c)

    het uitwisselen van gedachten op basis van de zelfbeoordeling van elke partij of de zelfbeoordeling van een vrijwillig betrokken orgaan, bureau of agentschap van de Unie met betrekking tot de afstemming van de eigen interne regels op de gemeenschappelijke minimumnormen, overeenkomstig artikel 10;

    d)

    de partijen voorzien van een abstracte interpretatie van de gemeenschappelijke minimumnormen;

    e)

    het bevorderen van de samenwerking tussen de partijen over kwesties van gemeenschappelijk belang met betrekking tot hun interne gedragsregels voor hun leden, en het bevorderen van uitwisselingen met andere Europese, nationale of internationale organisaties waarvan het werk relevant is voor het ontwikkelen van gemeenschappelijke minimumnormen;

    f)

    het uitbrengen van een jaarverslag overeenkomstig artikel 18.

    3.   Het functioneren van het Orgaan laat de bevoegdheden van de partijen onverlet en is niet van invloed op hun respectieve interne organisatorische bevoegdheden. Het Orgaan heeft, onverminderd artikel 7, met name geen bevoegdheid om de interne regels van een partij op individuele gevallen toe te passen.

    Artikel 7

    Raadpleging van de onafhankelijke deskundigen door een partij

    1.   De partij kan, indien zij dit bijzonder relevant acht, hetzij voor gevallen die specifieke aandacht vereisen, hetzij met het oog op de ontwikkeling of actualisering van een ethische norm, de onafhankelijke deskundigen raadplegen en vragen stellen over de overeenstemming van belangenverklaringen of andere gestandaardiseerde schriftelijke verklaringen of elementen of ontwerpen van dergelijke verklaringen van haar eigen leden met de gemeenschappelijke minimumnormen die door het Orgaan zijn ontwikkeld en in de interne regels van de partij tot uiting komen. Totdat er overeenstemming is bereikt over gemeenschappelijke minimumnormen kunnen deze vragen aan de onafhankelijke deskundigen worden voorgelegd op basis van andere relevante normen die op de partij van toepassing zijn.

    2.   Het besluit van de partij over de raadpleging en de vragen aan de onafhankelijke deskundigen wordt overeenkomstig de eigen regels van de partij genomen.

    3.   De onafhankelijke deskundigen verstrekken de partij in antwoord op de raadpleging of de vragen een vertrouwelijk en niet-bindend schriftelijk advies. Het advies wordt binnen een met de partij overeengekomen redelijke termijn verstrekt. Indien het advies van de onafhankelijke deskundigen niet unaniem wordt aangenomen, worden de afwijkende standpunten in het advies vermeld. De beraadslagingen van de onafhankelijke deskundigen zijn vertrouwelijk.

    4.   Ter onderbouwing van de beoordeling door het Orgaan van de noodzaak om gemeenschappelijke minimumstandaarden te ontwikkelen of te actualiseren, verstrekken de onafhankelijke deskundigen een geanonimiseerd en geaggregeerd jaarlijks overzicht van de raadplegingen en vragen die door de partijen zijn ingediend en de follow-up daarvan, teneinde het Orgaan in voorkomend geval aan te bevelen de gemeenschappelijke minimumnormen te ontwikkelen of te actualiseren.

    5.   Dit artikel laat het mandaat van het Orgaan uit hoofde van artikel 6 onverlet.

    Artikel 8

    Ontwikkeling van gemeenschappelijke minimumnormen

    1.   Overeenkomstig artikel 1, leden 3 en 4, worden de gemeenschappelijke minimumnormen ontwikkeld met inachtneming van de rechten en verplichtingen van de leden van de partijen zoals deze voortvloeien uit de Verdragen en andere regels die op die leden van toepassing zijn. De gemeenschappelijke minimumnormen doen geen afbreuk aan het systeem van checks-and-balances dat bij de Verdragen is ingesteld.

    2.   De gemeenschappelijke minimumnormen hebben betrekking op de volgende zaken:

    a)

    financiële en niet-financiële belangen die door leden van de partijen moeten worden gedeclareerd;

    b)

    externe activiteiten van de leden van de partijen tijdens hun ambtstermijn;

    c)

    de aanvaarding van geschenken, gastvrijheid of reizen die aan de leden van de partijen tijdens hun ambtstermijn door derden worden aangeboden;

    d)

    de aanvaarding van onderscheidingen, prijzen en eerbewijzen door de leden van de partijen tijdens hun ambtstermijn;

    e)

    activiteiten van de leden van de partijen na het einde van hun ambtstermijn;

    f)

    voorwaardelijkheid en aanvullende transparantiemaatregelen in de zin en binnen het toepassingsgebied van het Interinstitutioneel Akkoord van 20 mei 2021 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister (2), in het bijzonder aangaande bijeenkomsten van leden van de partijen met belangenvertegenwoordigers zoals gedefinieerd in artikel 2, punt a), van dat akkoord.

    3.   Het Orgaan ontwikkelt ook gemeenschappelijke minimumnormen met betrekking tot:

    a)

    door de partijen vastgestelde algemene procedures om de naleving van hun interne ethische regels te waarborgen en te controleren, met name met betrekking tot zaken als bewustwordingsactiviteiten, de samenstelling en taken van interne organen die verantwoordelijk zijn voor ethische kwesties, mechanismen voor melding aan de betrokken partij bij een vermoedelijke schending van ethische regels (met inbegrip van het melden van vermeende intimidatie waarbij leden van de partijen betrokken zijn en vervolgmaatregelen naar aanleiding van de melding en bescherming van de melders tegen represailles) en procedures voor het initiëren of vaststellen van passende maatregelen in het geval van inbreuken;

    b)

    bekendmakingsvereisten in de in lid 2 genoemde gebieden.

    4.   Verdere gemeenschappelijke minimumnormen op andere gebieden dan die welke in de leden 2 en 3 zijn genoemd, kunnen door het Orgaan worden ontwikkeld.

    5.   Het Orgaan bereikt overeenstemming over de gemeenschappelijke minimumnormen binnen zes maanden na de benoeming van zowel zijn leden als de onafhankelijke deskundigen, overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 2, en binnen zes maanden na het besluit om verdere gemeenschappelijke minimumnormen te ontwikkelen uit hoofde van lid 4.

    6.   De gemeenschappelijke minimumnormen worden schriftelijk geformaliseerd en, met inachtneming van de autonomie van elke partij, aan alle partijen meegedeeld. De gemeenschappelijke minimumnormen worden openbaar gemaakt op de website van het Orgaan.

    Artikel 9

    Actualisering van de gemeenschappelijke minimumnormen

    1.   Het Orgaan beoordeelt of het noodzakelijk is de gemeenschappelijke minimumnormen te actualiseren wanneer een of meer leden van het Orgaan een herziening noodzakelijk achten.

    2.   Een herziening kan met name noodzakelijk worden geacht vanwege ontwikkelingen in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, nieuwe of gewijzigde ethische normen van internationale organisaties, nieuwe technische ontwikkelingen of de behoefte aan verduidelijking van gemeenschappelijke minimumnormen als gevolg van terugkerende kwesties.

    3.   Artikel 8, leden 5 en 6, zijn van toepassing op de actualisering van gemeenschappelijke minimumnormen.

    Artikel 10

    Gedachtewisseling over de zelfbeoordelingen van de partijen

    1.   Elke partij verricht een schriftelijke zelfbeoordeling van haar interne regels en de afstemming ervan op de gemeenschappelijke minimumnormen en eventuele actualiseringen van de gemeenschappelijke minimumnormen.

    2.   Elke partij rondt de zelfbeoordeling af binnen vier maanden na de mededeling van de gemeenschappelijke minimumnormen aan de partijen.

    3.   De zelfbeoordeling wordt tijdens een vergadering van het Orgaan door de vertegenwoordiger van de betrokken partij voorgelegd.

    4.   De onafhankelijke deskundigen brengen binnen twee maanden na die vergadering van het Orgaan over elke zelfbeoordeling een schriftelijk advies uit. Indien het advies van de onafhankelijke deskundigen niet unaniem wordt aangenomen, worden de afwijkende standpunten in het advies vermeld. De beraadslagingen van de onafhankelijke deskundigen zijn vertrouwelijk.

    5.   Binnen twee maanden na ontvangst van het in lid 4 bedoelde schriftelijke advies houdt het Orgaan een gedachtewisseling op basis van de zelfbeoordeling en het schriftelijke advies.

    6.   Het secretariaat van het Orgaan stelt een verslag op met een samenvatting van de in lid 5 bedoelde gedachtewisseling en met slotopmerkingen. Het Orgaan kan het verslag wijzigen alvorens het goed te keuren. Het keurt het verslag binnen de in lid 5 genoemde termijn van twee maanden goed. Het schriftelijke advies van de onafhankelijke deskundigen maakt deel uit van het verslag.

    7.   Elke partij herziet en, indien zij dit passend acht, actualiseert haar interne regels uiterlijk vier maanden nadat het verslag door het Orgaan is goedgekeurd.

    8.   De zelfbeoordeling en het verslag worden op de website van het Orgaan openbaar gemaakt.

    Artikel 11

    Uitwisseling van goede praktijken

    1.   Het Orgaan houdt ten minste jaarlijks een vergadering die gewijd is aan kwesties van gemeenschappelijk belang op het gebied van ethiek en de uitwisseling van beste praktijken tussen de partijen.

    2.   Het Orgaan kan voor die vergadering vertegenwoordigers uitnodigen van alle openbare nationale, Europese of internationale organisaties waarvan de werkzaamheden relevant worden geacht voor het vaststellen van de normen.

    Artikel 12

    Vergaderingen van het Orgaan

    1.   De vergaderingen van het Orgaan, met inbegrip van de onafhankelijke deskundigen, worden door de voorzitter bijeengeroepen.

    2.   Naast de vergaderingen die ten behoeve van de toepassing van de artikelen 8 tot en met 11 worden bijeengeroepen, kan de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een partij en binnen één maand na ontvangst van dat verzoek bijkomende vergaderingen bijeenroepen om kwesties van gemeenschappelijk belang te bespreken.

    Artikel 13

    Belangenconflicten van de leden van het Orgaan

    1.   De leden van het Orgaan vermijden elke situatie die hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid bij de uitoefening van hun functie in het Orgaan in het gedrang kan brengen.

    2.   De leden van het Orgaan maken bij de voorzitter onverwijld melding van elke situatie die hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid bij het uitvoeren van hun taken in het Orgaan in het gedrang kan brengen. In een dergelijke situatie vervangt de betrokken partij het lid door een plaatsvervanger zolang het lid van het Orgaan verhinderd is aan de werkzaamheden van het Orgaan deel te nemen. Indien de plaatsvervanger ook door een dergelijke situatie wordt getroffen, wijst de betrokken partij voor de duur van de situatie een tijdelijke plaatsvervanger aan. Wanneer de situatie betrekking heeft op de voorzitter, wordt hij of zij tijdelijk vervangen door het lid van het Orgaan dat op dat moment de partij vertegenwoordigt die de volgende is voor het voorzitterschap volgens de in artikel 4, lid 1, bedoelde roulatie.

    Artikel 14

    Reglement van orde

    Het Orgaan stelt zijn reglement van orde vast, dat openbaar is, en wijzigt dit zo nodig.

    Artikel 15

    Vergoeding van onkosten

    Alle onkosten die leden van het Orgaan in verband met hun taken in het Orgaan maken, worden gedragen door de partij die zij vertegenwoordigen.

    Artikel 16

    Secretariaat van het Orgaan

    1.   Het Orgaan beschikt over een secretariaat. Het secretariaat is een gezamenlijke operationele structuur die is opgericht om de werking van het Orgaan te beheren. Het bestaat uit de ambtenaar die in elke partij verantwoordelijk is voor de ethische regels voor haar leden en zijn of haar respectieve personeel.

    2.   Het secretariaat wordt formeel bij de Commissie ondergebracht en functioneert onder coördinatie van de ambtenaar die, binnen de partij die het Orgaan voorzit, verantwoordelijk is voor de ethische regels voor de leden van die partij, of een ambtenaar die door de partij die het Orgaan voorzit, specifiek voor dat doel is aangewezen (“de coördinator”). De coördinator vertegenwoordigt het secretariaat en houdt toezicht op de dagelijkse werkzaamheden, in het gemeenschappelijk belang van de partijen.

    3.   Het secretariaat:

    a)

    brengt verslag uit aan het Orgaan, bereidt de vergaderingen voor, verleent operationele bijstand bij de uitvoering van zijn taken en stelt het in artikel 10, lid 6, bedoelde verslag op;

    b)

    stelt het in artikel 18 bedoelde ontwerpjaarverslag op;

    c)

    stuurt alle inkomende en uitgaande correspondentie met het Orgaan door naar de voorzitter en naar de bij de correspondentie betrokken partij;

    d)

    verricht alle andere activiteiten die nodig zijn voor de doeltreffende uitvoering van dit akkoord, met inbegrip van het bijstaan van de onafhankelijke deskundigen bij hun taken als bepaald in dit akkoord.

    Artikel 17

    Middelen

    1.   De partijen verbinden zich ertoe door middel van een memorandum van overeenstemming tussen hun secretarissen-generaal of de houders van een gelijkwaardig ambt, waarover binnen drie maanden na de benoeming van de leden van het Orgaan overeenstemming moet worden bereikt, de nodige personele, administratieve, technische en financiële middelen ter beschikking te stellen, waaronder voldoende personeel voor het secretariaat, om een doeltreffende uitvoering van dit akkoord te waarborgen.

    2.   De partijen delen de kosten die betrekking hebben op het secretariaat van het Orgaan en de onafhankelijke deskundigen naar rato van de omvang van hun respectieve administratieve begrotingen. Zij verstrekken de Commissie aan het begin van elk begrotingsjaar een financiële vergoeding. Kosten die voortvloeien uit een raadpleging uit hoofde van artikel 7 worden gedragen door de raadplegende partij. De bijzonderheden voor de uitvoering van dit lid, met inbegrip van een mechanisme om rekening te houden met de status van waarnemer van het Hof van Justitie van de Europese Unie door middel van een neerwaartse aanpassing van zijn bijdrage met 50 %, worden uiteengezet in het in lid 1 bedoelde memorandum van overeenstemming. Dat memorandum van overeenstemming wordt jaarlijks, of eerder indien een partij dit nodig acht, herzien en zo nodig gewijzigd.

    3.   Alle verzoeken van het Orgaan die bijkomende administratieve uitgaven van uitzonderlijke aard vereisen, worden gericht aan de partijen, die de begrotingsverzoeken van het Orgaan jaarlijks onderzoeken en goedkeuren overeenkomstig hun respectieve interne regels.

    Artikel 18

    Jaarverslag

    1.   Na een bespreking in de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering neemt het Orgaan een jaarverslag aan over zijn activiteiten in het voorgaande jaar.

    2.   Het jaarverslag wordt openbaar gemaakt op de website van het Orgaan.

    Artikel 19

    Website

    1.   Het Orgaan beheert een website waarop alle voor zijn activiteiten relevante informatie voor het publiek toegankelijk is.

    2.   De website bevat met name de volgende informatie:

    a)

    de samenstelling van het Orgaan, het vergaderrooster en de agenda’s van de vergaderingen;

    b)

    de gemeenschappelijke minimumnormen;

    c)

    de zelfbeoordelingen en verslagen als bedoeld in artikel 10, respectievelijk leden 1 en 6;

    d)

    alle regels van alle partijen die van toepassing zijn op de gebieden die onder de gemeenschappelijke minimumnormen vallen.

    3.   De website bevat ook de in lid 2 bedoelde informatie over organen, bureaus en agentschappen van de Unie die overeenkomstig artikel 20 vrijwillig deelnemen.

    Artikel 20

    Vrijwillige deelname van andere organen, bureaus en agentschappen van de Unie dan de partijen

    1.   Andere organen, bureaus en agentschappen van de Unie dan de partijen kunnen het Orgaan informeren dat zij de gehele reeks gemeenschappelijke minimumnormen die door het Orgaan zijn of worden ontwikkeld, vrijwillig wensen toe te passen ten aanzien van de regels die gelden voor andere personen dan hun personeelsleden, die een functie vervullen die vergelijkbaar is met die van de leden van de partijen.

    2.   Het Orgaan verzoekt het betrokken orgaan, bureau of agentschap van de Unie een schriftelijke zelfbeoordeling van zijn interne regels en de afstemming ervan op de gemeenschappelijke minimumnormen uit te voeren en een vertegenwoordiger aan te wijzen om deel te nemen aan een gedachtewisseling met de leden van het Orgaan. Artikel 10, leden 3 tot en met 8, en artikel 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

    3.   Lid 2 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing wanneer het Orgaan nadere gemeenschappelijke minimumnormen ontwikkelt of gemeenschappelijke minimumnormen actualiseert.

    4.   De organen, bureaus of agentschappen van de Unie die het Orgaan overeenkomstig lid 1 informeren, dragen bij aan de financiering van het Orgaan. De bijzonderheden worden uiteengezet in het in artikel 17, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.

    Artikel 21

    Evaluatie

    De partijen evalueren dit akkoord om de drie jaar of op aanbeveling van het Orgaan, om de werking van dit akkoord te verbeteren en te versterken, evenals in voorkomend geval het mandaat en het bestuur van het Orgaan en de opdracht van de onafhankelijke deskundigen.

    Artikel 22

    Overgangsregelingen en andere regelingen

    1.   In afwijking van de in artikel 5, lid 2, derde zin, bedoelde procedure worden de onafhankelijke deskundigen in het jaar waarin het Orgaan is opgericht voor een volwaardig mandaat benoemd uit de huidige of voormalige leden van de bestaande interne organen die verantwoordelijk zijn voor ethische kwesties van de partijen, met uitzondering van zittende leden van de partijen. De onafhankelijke deskundigen worden uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit akkoord benoemd. Om de vernieuwing van onafhankelijke deskundigen te faseren, is het eerste mandaat van drie van de vijf bij loting aangewezen onafhankelijke deskundigen beperkt tot twee jaar.

    2.   De in lid 1, alsmede in artikel 3, lid 1, en artikel 10, lid 2, genoemde termijnen kunnen om objectief gerechtvaardigde redenen worden verlengd, met name wanneer die termijnen binnen een periode vallen waarin de partij nieuw is opgericht.

    Artikel 23

    Slotbepalingen

    1.   Dit akkoord is bindend voor de partijen.

    2.   De partijen komen overeen, onverminderd artikel 1, lid 2, de door het Orgaan ontwikkelde gemeenschappelijke minimumnormen in hun interne regels tot uitdrukking te laten komen door middel van besluiten die op basis van hun interne organisatiebevoegdheden worden genomen en passende maatregelen te nemen om de uitvoering van dit akkoord te waarborgen.

    3.   Dit akkoord treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 15 mei 2024.

    Voor het Europees Parlement

    Image 1

    Voor de Raad van de Europese Unie

    Image 2

    Voor de Europese Commissie

    Image 3

    Voor het Hof van Justitie van de Europese Unie

    Image 4

    Voor de Europese Centrale Bank

    Image 5

    Voor de Europese Rekenkamer

    Image 6

    Voor het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Image 7

    Voor het Europees Comité van de Regio’s

    Image 8


    (1)   PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1968/259(1)/oj.

    (2)   PB L 207 van 11.6.2021, blz. 1.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2024/1365/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top