This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021TN0748
Case T-748/21: Action brought on 25 November 2021 — Hangzhou Dingsheng Industrial Group and Others v Commission
Zaak T-748/21: Beroep ingesteld op 25 november 2021 — Hangzhou Dingsheng Industrial Group e.a./Commissie
Zaak T-748/21: Beroep ingesteld op 25 november 2021 — Hangzhou Dingsheng Industrial Group e.a./Commissie
PB C 84 van 21.2.2022, p. 41–41
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 84 van 21.2.2022, p. 15–15
(GA)
21.2.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 84/41 |
Beroep ingesteld op 25 november 2021 — Hangzhou Dingsheng Industrial Group e.a./Commissie
(Zaak T-748/21)
(2022/C 84/58)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Hangzhou Dingsheng Industrial Group Co., Ltd (Hangzhou, China), Dingheng New Materials Co., Ltd (Rayong, Thailand), Thai Ding Li New Materials Co., Ltd (Rayong) (vertegenwoordigers: G. Coppo en G. Pregno, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
uitvoeringsverordening (EU) 2021/1474 (1) van de Commissie van 14 september 2021 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij uitvoeringsverordening (EU) 2015/2384 en uitvoeringsverordening (EU) 2017/271 is ingesteld op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaald bladaluminium verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, gepubliceerd in Publicatieblad L 325 van 15 september 2021, nietig verklaren voor zover zij betrekking heeft op Hangzhou Dingsheng Industrial Group Co., Ltd., Dingheng New Materials Co., Ltd., en Thai Ding Li New Materials Co. Ltd; en |
— |
de Commissie verwijzen in de kosten van deze procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van het beroep voeren verzoeksters twee middelen aan.
1. |
De bestreden verordening is onrechtmatig voor zover het de afsluiting vormt van een onderzoek dat — bij de verordening [(EU) 2020/2162] tot opening van het onderzoek — was ingesteld zonder dat de Commissie voldeed aan het in artikel 13, lid 3, van de basisverordening [(EU) 2016/1036] vereiste bewijsniveau (eerste onderdeel van het eerste middel). De Commissie heeft immers blindelings vertrouwd op de inhoud van het verzoek, terwijl dit verzoek onvolledig is en aanzienlijke gebreken vertoont omdat het is gebaseerd op onbetrouwbare informatie die de Commissie niet heeft onderzocht of aangevuld. Daarnaast is de Commissie niet voldoende ingegaan op verzoeksters opmerkingen over de onrechtmatigheid van de inleiding van het onderzoek (tweede onderdeel van het eerste middel). |
2. |
De Commissie heeft een ontoereikende motivering gegeven met betrekking tot het bestaan van de in artikel 13, lid 1, van de basisverordening opgesomde materiële elementen, en in het bijzonder met betrekking tot het vereiste dat sprake is van ondermijning van de corrigerende werking van de rechten, hetgeen in strijd is met artikel 296 VWEU en artikel 20, lid 2, van de basisverordening. |