EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0545

Zaak C-545/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio (Italië) op 31 augustus 2021 — ANAS SpA / Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

PB C 452 van 8.11.2021, p. 16–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 452/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio (Italië) op 31 augustus 2021 — ANAS SpA / Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

(Zaak C-545/21)

(2021/C 452/15)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ANAS SpA

Verwerende partij: Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 70, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 1083/2006 (1), artikel 27, onder c), van verordening (EU) nr. 1828/2006 (2), artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen die is opgenomen in de akte van de Raad van 26 juli 1995, artikel 1, lid 2, van verordening nr. 2988/95 (3), en artikel 3, lid 2, onder b), van richtlijn (EU) 2017/1371 (4), aldus worden uitgelegd dat de gedragingen die een ondernemer in abstracte zin kunnen bevoordelen tijdens een aanbestedingsprocedure, altijd onder het begrip “onregelmatigheid” of “fraude” vallen en derhalve een rechtsgrond vormen voor de intrekking van de steun, ook indien niet volledig is bewezen dat deze gedragingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, of beslissend zijn geweest voor de keuze van de begunstigde?

2)

Staat artikel 45, lid 2, onder d), van richtlijn 2004/18/EG (5) in de weg aan een regeling als die van artikel 38, lid 1, onder f), van decreto legislativo nr. 163/2006, op grond waarvan een ondernemer die heeft gepoogd het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst te beïnvloeden, niet van de aanbestedingsprocedure kan worden uitgesloten, met name indien die poging bestond in omkoping van een aantal leden van het aanbestedingscomité?

3)

Indien het antwoord op de vorige vragen of een daarvan bevestigend luidt, moeten de genoemde bepalingen dan aldus worden uitgelegd dat zij altijd ertoe verplichten dat de steun door de lidstaat wordt ingetrokken en de Commissie een financiële correctie van 100 % toepast, ondanks dat die bijdragen hoe dan ook zijn gebruikt voor het doel waarvoor zij bestemd waren en voor een project dat voor Europese financiering in aanmerking komt en daadwerkelijk is verwezenlijkt?

4)

Indien het antwoord op vraag 3) ontkennend luidt, ofwel aldus luidt dat intrekking van de steun of een financiële correctie van 100 % niet verplicht is, laten de in vraag 1 genoemde bepalingen en de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel dan toe dat bij de intrekking van de steun en de financiële correctie rekening wordt gehouden met de financiële schade die daadwerkelijk aan de begroting van de Europese Unie is toegebracht? Moeten in het bijzonder in een situatie als in de onderhavige zaak aan de orde is, de in artikel 98, lid 3, van verordening (EU) nr. 1083/2006 bedoelde “financiële consequenties” forfaitair worden vastgesteld op grond van de criteria in de tabel in punt 2 van [de bijlage bij] besluit C(2013) 9527 van de Commissie van 19 december 2013 (6)?


(1)  Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB 2006, L 210, blz. 25).

(2)  Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (PB 2006, L 371, blz. 1).

(3)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB 1995, L 312, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB 2017, L 198, blz. 29).

(5)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB 2004, L 134, blz. 114).

(6)  Besluit van de Commissie van 19.12.2013 betreffende de vaststelling en goedkeuring van richtsnoeren voor de bepaling van door de Commissie te verrichten financiële correcties voor uitgaven die in gedeeld beheer door de Unie zijn gefinancierd, in geval van niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten.


Top