Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0002

    Zaak C-2/19: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Riigikohus — Estland) — Strafzaak tegen A. P. (Prejudiciële verwijzing – Kaderbesluit 2008/947/JBZ – Wederzijdse erkenning van vonnissen en proeftijdbeslissingen – Werkingssfeer – Vonnis waarbij een voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd – Proeftijdvoorwaarde – Verplichting om geen nieuw strafbaar feit te plegen – Wettelijke verplichting)

    PB C 215 van 29.6.2020, p. 17–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.6.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 215/17


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Riigikohus — Estland) — Strafzaak tegen A. P.

    (Zaak C-2/19) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Kaderbesluit 2008/947/JBZ - Wederzijdse erkenning van vonnissen en proeftijdbeslissingen - Werkingssfeer - Vonnis waarbij een voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd - Proeftijdvoorwaarde - Verplichting om geen nieuw strafbaar feit te plegen - Wettelijke verplichting)

    (2020/C 215/19)

    Procestaal: Ests

    Verwijzende rechter

    Riigikohus

    Partij in de strafzaak

    A. P.

    Dictum

    Artikel 1, lid 2, van kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 1, onder d), ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de erkenning van een vonnis waarbij een vrijheidsstraf is opgelegd waarvan de tenuitvoerlegging is opgeschort met als enige voorwaarde dat een wettelijke verplichting wordt nageleefd om tijdens een proeftijd geen nieuw strafbaar feit te plegen, binnen de werkingssfeer van dat kaderbesluit valt voor zover deze wettelijke verplichting uit dat vonnis of een op grond van dat vonnis gegeven proeftijdbeslissing blijkt. Het staat aan de verwijzende rechter om dat na te gaan.


    (1)  PB C 93 van 11.3.2019.


    Top