Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CN0605

    Zaak C-605/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Oostenrijk) op 25 september 2018 — Adler Real Estate AG e.a.

    PB C 445 van 10.12.2018, p. 7–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.12.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 445/7


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Oostenrijk) op 25 september 2018 — Adler Real Estate AG e.a.

    (Zaak C-605/18)

    (2018/C 445/08)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesverwaltungsgericht

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Adler Real Estate AG, Petrus Advisers LLP, TZ

    Verwerende partij: Finanzmarktaufsichtsbehörde

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 3, lid 1 bis, vierde alinea, onder iii), van richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (1), laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad, aldus worden uitgelegd dat „een aandeelhouder, een natuurlijke persoon of een juridische entiteit”„strengere vereisten” mogen worden opgelegd op voorwaarde dat op de „wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen” die in strengere vereisten voor de bekendmaking van deelnemingen voorzien, „wordt toegezien” door een autoriteit die door de lidstaat is aangewezen overeenkomstig artikel 4 van richtlijn 2004/25/EG (2) […] betreffende het openbaar overnamebod, en dat dit toezicht de inachtneming van de strengere vereisten betreffende bekendmaking van deelnemingen in de zin van richtlijn 2004/109/EG omvat?

    2)

    Staat artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de weg aan een nationale praktijk volgens welke een definitieve beschikking van de toezichthoudende autoriteit zoals bedoeld in artikel 4 van richtlijn 2004/25/EG, waarbij is vastgesteld dat een persoon inbreuk heeft gemaakt op nationale bepalingen ter omzetting van richtlijn 2004/25/EG, ook in het kader van een tegen dezelfde persoon aangespannen strafrechtelijke procedure wegens schending van daarmee verband houdende nationale regels ter omzetting van richtlijn 2004/109/EG (transparantierichtlijn) bindende kracht heeft, zodat die persoon wordt belet de reeds onherroepelijk vastgestelde inbreuk rechtens en feitelijk aan te vechten?


    (1)  PB 2004, L 390, blz. 38.

    (2)  Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (PB 2004, L 142, blz. 12).


    Top