This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CA0156
Case C-156/17: Judgment of the Court (Seventh Chamber) of 30 January 2020 (request for a preliminary ruling from the Hoge Raad der Nederlanden — Netherlands) — Köln-Aktienfonds Deka v Staatssecretaris van Financiën (Reference for a preliminary ruling — Free movement of capital and liberalisation of payments — Restrictions — Taxation of dividends received by undertakings for collective investment in transferable securities (UCITS) — Refund of tax withheld on dividends — Conditions — Objective differentiation criteria — Criteria which are by nature or in fact favourable to resident taxpayers)
Zaak C-156/17: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 januari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — Köln-Aktienfonds Deka / Staatssecretaris van Financiën [Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van kapitaal en vrijheid van betalingsverkeer – Beperkingen – Belasting van aan instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) uitgekeerde dividenden – Teruggaaf van ingehouden dividendbelasting – Voorwaarden – Objectieve onderscheidingscriteria – Per definitie of de facto gunstigere criteria voor ingezeten belastingplichtigen]
Zaak C-156/17: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 januari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — Köln-Aktienfonds Deka / Staatssecretaris van Financiën [Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van kapitaal en vrijheid van betalingsverkeer – Beperkingen – Belasting van aan instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) uitgekeerde dividenden – Teruggaaf van ingehouden dividendbelasting – Voorwaarden – Objectieve onderscheidingscriteria – Per definitie of de facto gunstigere criteria voor ingezeten belastingplichtigen]
PB C 137 van 27.4.2020, p. 2–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
27.4.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 137/2 |
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 januari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — Köln-Aktienfonds Deka / Staatssecretaris van Financiën
(Zaak C-156/17) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Vrij verkeer van kapitaal en vrijheid van betalingsverkeer - Beperkingen - Belasting van aan instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) uitgekeerde dividenden - Teruggaaf van ingehouden dividendbelasting - Voorwaarden - Objectieve onderscheidingscriteria - Per definitie of de facto gunstigere criteria voor ingezeten belastingplichtigen)
(2020/C 137/02)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Köln-Aktienfonds Deka
Verwerende partij: Staatssecretaris van Financiën
in tegenwoordigheid van: Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en Loyens en Loeff NV
Dictum
1) |
Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan aan een niet-ingezeten beleggingsfonds geen teruggaaf wordt verleend van de dividendbelasting die is ingehouden op dividenden die het van in die lidstaat gevestigde lichamen heeft ontvangen omdat dat beleggingsfonds niet aantoont dat zijn aandeelhouders of participanten voldoen aan de in die regeling gestelde voorwaarden, mits niet-ingezeten beleggingsfondsen de facto niet worden benadeeld door die voorwaarden en de belastingautoriteiten ook van ingezeten beleggingsfondsen verlangen dat zij aantonen aan die voorwaarden te voldoen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. |
2) |
Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke aan een niet-ingezeten beleggingsfonds geen teruggaaf wordt verleend van de dividendbelasting die het in die lidstaat heeft moeten betalen, op grond van het feit dat dit beleggingsfonds niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor die teruggaaf doordat het zijn beleggingsresultaat niet jaarlijks uiterlijk in de achtste maand na afloop van het boekjaar volledig uitkeert aan zijn aandeelhouders of participanten, wanneer in zijn vestigingslidstaat het beleggingsresultaat, voor zover niet uitgekeerd, wordt geacht te zijn uitgekeerd of bij de aandeelhouders of participanten van dat fonds in de belastingheffing van die lidstaat wordt betrokken als ware die winst uitgekeerd, en wanneer een dergelijk fonds zich, gelet op het met die voorwaarden beoogde doel, in een situatie bevindt die vergelijkbaar is met die van een ingezeten fonds dat voor teruggaaf van die belasting in aanmerking komt, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. |