Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0282

    Zaak T-282/16: Beroep ingesteld op 30 mei 2016 — Inpost Paczkomaty/Commissie

    PB C 270 van 25.7.2016, p. 58–59 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.7.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 270/58


    Beroep ingesteld op 30 mei 2016 — Inpost Paczkomaty/Commissie

    (Zaak T-282/16)

    (2016/C 270/65)

    Procestaal: Pools

    Partijen

    Verzoekende partij: Inpost Paczkomaty sp. z o.o. (Krakau, Polen) (vertegenwoordiger: T. Proć, radca prawny)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    nietigverklaring van besluit C(2015) 8236 van de Europese Commissie van 26 november 2015 betreffende steunmaatregel SA.38869 (2014/N), die Polen voornemens is te verstrekken aan Poczta Polska als compensatie voor de nettokosten van de universeledienstverplichting in de jaren 2013-2015;

    verwijzing van verweerster in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van artikel 106, lid 2, van het Verdrag, onjuiste aanname dat de vereisten van punt 19 (afdeling 2.6) [EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011)] zijn vervuld, schending van de beginselen van het Verdrag betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en onjuiste uitlegging van artikel 7, lid 2, van richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB 1998, L 15, blz. 14) (hierna: „postrichtlijn”)

    De wijze waarop de lidstaten de universele dienst financieren moet in overeenstemming zijn met zowel de uit de bepalingen van het VWEU betreffende de vrijheden van de interne markt voortvloeiende beginselen van non-discriminatie, transparantie en gelijke behandeling (met inbegrip van de selectie van een aanbieder van de universele postdienst via concurrentie) als artikel 106, lid 2, VWEU, wat in de onderhavige zaak niet het geval was.

    2.

    Tweede middel: schending van artikel 106, lid 2, van het Verdrag en onjuiste aanname dat de vereisten van punt 14 (afdeling 2.2) en punt 60 (afdeling 2.10) van de kaderregeling zijn vervuld

    De Europese Commissie is er ten onrechte van uitgegaan dat het, aangezien de verplichting een openbare dienst te verrichten die aan Poczta Polska is toevertrouwd, beantwoordt aan de vereisten die in de postrichtlijn zijn omschreven, niet nodig is een publieke raadpleging te houden of andere passende instrumenten in te zetten om de belangen van gebruikers en dienstverrichters mee te nemen als bewijs dat de behoeften op het vlak van de universele dienst naar behoren zijn overwogen.

    3.

    Derde middel: schending van artikel 106, lid 2, van het Verdrag, onjuiste aanname dat de vereisten van punt 52 (afdeling 2.9) van de kaderregeling zijn vervuld en schending van artikel 7, leden 1, 3 en 5, van de postrichtlijn

    De Commissie is er ten onrechte van uitgegaan dat het compensatiefonds voldoet aan het vereiste van non-discriminatie met betrekking tot het uniforme maximumbedrag van 2 % van de inkomsten van de aanbieder van een universele dienst of vervangbare diensten. Dit percentage is gelijk voor alle marktdeelnemers, hetgeen discriminerend is, want de situatie van aanbieders van universele diensten is niet gelijk aan die van aanbieders van vervangbare diensten.

    4.

    Vierde middel: schending van artikel 7, lid 1, van de postrichtlijn doordat de Commissie heeft aanvaard dat de universele dienst wordt gefinancierd door een groot aantal exclusieve en bijzondere rechten voor Poczta Polska

    Volgens artikel 7, lid 1, van de postrichtlijn verlenen of handhaven de lidstaten geen exclusieve of bijzondere rechten voor het vestigen of aanbieden van postdiensten. Tegelijkertijd aanvaardt de Europese Commissie dat Poczta Polska in verband met de door haar verrichte universele diensten exclusieve en bijzondere rechten worden toegekend.

    5.

    Vijfde middel: schending van artikel 102 in samenhang met artikel 106, lid 1, van het Verdrag

    De onevenredig hoge verplichte bijdrage aan het compensatiefonds zal leiden tot een „mededingingsverstorende afsluiting van de markt” voor postdiensten.

    6.

    Zesde middel: schending van de artikelen 16 en 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

    Met het bestreden besluit van de Commissie wordt een staatssteunprogramma bevestigd dat leidt tot onevenredige inmenging in het eigendomsrecht van verzoekster en tot een onevenredige beperking van de vrijheid van ondernemerschap van verzoekster

    7.

    Zevende middel: schending van wezenlijke vormvoorschriften en niet-nakoming van de motiveringsplicht die in artikel 296 van het Verdrag is neergelegd

    De Commissie heeft de feiten niet naar behoren vastgesteld en het besluit op veel punten met onjuiste feiten onderbouwd. Bovendien heeft de Commissie ook een motiveringsfout gemaakt doordat zij, tegen haar eigen praktijk in, het verzuim een aanbesteding uit te schrijven niet als verzwarende omstandigheid voor de gevolgen van de mededinging in aanmerking heeft genomen.


    Top