Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CN0304

    Zaak C-304/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (England & Wales), Queen’s Bench Division (Administrative Court) (Verenigd Koninkrijk) ingediend op 30 mei 2016 — American Express Co./The Lords Commissioners of Her Majesty’s Treasury

    PB C 270 van 25.7.2016, p. 33–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.7.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 270/33


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (England & Wales), Queen’s Bench Division (Administrative Court) (Verenigd Koninkrijk) ingediend op 30 mei 2016 — American Express Co./The Lords Commissioners of Her Majesty’s Treasury

    (Zaak C-304/16)

    (2016/C 270/37)

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    High Court of Justice (England & Wales), Queen’s Bench Division (Administrative Court)

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: American Express Co.

    Verwerende partij: The Lords Commissioners of Her Majesty’s Treasury, Diners Club International Limited, MasterCard Europe S.A.

    Prejudiciële vragen

    1.

    Is de bepaling in de artikelen 1, lid 5, en 2, punt 18, van verordening (EU) 2015/751 (1) (hierna: „verordening”) dat een driepartijenbetaalkaartschema dat samen met een co-branding partner of via een agent op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten uitgeeft als een vierpartijenbetaalkaartschema wordt beschouwd, alleen van toepassing voor zover de co-brandingspartner of de agent optreedt als de „uitgever” in de zin van artikel 2, punt 2, en overweging 29 van de verordening (namelijk ingeval die partner of agent een contractuele relatie onderhoudt met de betaler, op grond waarvan hij zich ertoe verbindt aan de betaler een betaalinstrument te verschaffen om de op kaarten gebaseerde betalingstransacties van de betaler te initiëren en te verwerken?

    2.

    Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt, zijn de artikelen 1, lid 5, en 2, punt 18, van de verordening ongeldig voor zover zij bepalen dat dergelijke regelingen als vierpartijenbetaalkaartschema’s worden beschouwd, op grond van

    (a)

    schending van de motiveringsplicht overeenkomstig artikel 296 VWEU;

    (b)

    een kennelijke beoordelingsfout, en/of

    (c)

    schending van het evenredigheidsbeginsel?


    (1)  Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (PB L 123, blz. 1).


    Top