EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0103

Zaak C-103/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 maart 2015 door Internationaler Hilfsfonds e.V. tegen de beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 9 januari 2015 in zaak T-482/12, Internationaler Hilfsfonds/Commissie

PB C 302 van 14.9.2015, p. 12–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/12


Hogere voorziening ingesteld op 3 maart 2015 door Internationaler Hilfsfonds e.V. tegen de beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 9 januari 2015 in zaak T-482/12, Internationaler Hilfsfonds/Commissie

(Zaak C-103/15 P)

(2015/C 302/16)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Internationaler Hilfsfonds e.V. (vertegenwoordiger: H.-H. Heyland, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

de beschikking van het Gerecht van 9 januari 2015 vernietigen;

de zaak voor afdoening terugverwijzen naar het Gerecht, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De overeenkomstig artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie ingestelde hogere voorziening is gericht tegen de beschikking van het Gerecht van 9 januari 2015 in zaak T-482/12. Bij deze beschikking heeft het Gerecht het beroep van Internationaler Hilfsfonds e.V. tegen de Europese Commissie niet-ontvankelijk verklaard wegens het onvolledige overleggen van documenten en aanvoeren van middelen. De Commissie was echter conform de verplichtingen van het arrest van 22 mei 2012 in de zaak T-300/10, afgezien van enkele uitzonderingen, verplicht verzoekende partij alle stukken uit het dossier betreffende LIEN-overeenkomst 97-2011 te overhandigen. Aan deze verplichtingen is niet voldaan. In plaats daarvan heeft de Commissie in talrijke documenten tekst weggelaten of zwartgemaakt en meerdere documenten helemaal niet overgelegd. In zijn verzoekschrift van 27 oktober 2012 heeft Internationaler Hilfsfonds e.V. zijn klachten ten volle uiteengezet, onder overlegging van zijn brief aan de Commissie van 27 juli 2012 — en onder verwijzing daarnaar –, waarbij het de Commissie dringend had verzocht de op grond van artikel 266 VWEU juncto artikel 254, lid 6, VWEU vereiste nadere stappen te zetten. Het heeft het Hof eveneens de daaruit voortvloeiende briefwisseling overgelegd en deze daarenboven ook als bijlagen aan het verzoekschrift gehecht.

Het Gerecht heeft in zijn met de hogere voorziening bestreden uitspraak vastgesteld, dat het verzoekschrift niet aan de vormvoorschriften van artikel 44, lid 1, onder c), van het Reglement voor de procesvoering voldeed en dat de middelen niet voldoende nauwkeurig waren beschreven. Rekwirant maakt hier bezwaar tegen, omdat hij niet alleen beknopt, doch uitvoerig de achtergrond van het beroep heeft geschetst, de middelen heeft beschreven en alle informatie heeft gegeven, waarmee het Gerecht zonder meer in staat was van het geschil kennis te nemen. Hij komt met name op tegen het feit dat het Gerecht zijn subsidiaire vordering om het besluit van de Commissie van 28 augustus 2012 (waarbij deze de onvolledige documenten heeft overgelegd) ten dele nietig te verklaren, eveneens niet-ontvankelijk heeft verklaard, hoewel het het desbetreffende middel had aanvaard.

Voorts komt rekwirant op tegen het feit dat het Gerecht de door hem als bijlagen overgelegde documenten als een algemene verwijzing heeft beschouwd en deze niet in aanmerking heeft genomen, hoewel zij een bijdrage leveren aan de verduidelijking van de in het verzoekschrift aangevoerde middelen en de daarin vermelde brieven, en derhalve een integraal onderdeel van het verzoekschrift vormen. Rekwirant keert zich eveneens tegen de opvatting van het Gerecht, dat de repliek van verzoekende partij ongeldig was, hoewel zij deze in overeenstemming met het Reglement voor de procesvoering als aanvulling op het verzoekschrift met verduidelijking van haar argumenten en onder overlegging van alle betrokken documenten had ingediend. Uit de bestreden uitspraak blijkt een onjuiste rechtsopvatting, omdat deze berust op ernstige procedurele ongeregeldheden en het Gerecht het verzoekende partij aldus onmogelijk heeft gemaakt van haar rechtsmiddelen gebruik te maken.


Top