Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0310

Zaak C-310/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Helsingin hovioikeus (Finland) op 30 juni 2014 — Nike European Operations Netherlands BV/Sportland Oy, in faillisement

PB C 292 van 1.9.2014, p. 19–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 292/19


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Helsingin hovioikeus (Finland) op 30 juni 2014 — Nike European Operations Netherlands BV/Sportland Oy, in faillisement

(Zaak C-310/14)

2014/C 292/24

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Helsingin hovioikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Nike European Operations Netherlands BV

Verwerende partij: Sportland Oy, in faillisement

Prejudiciële vragen

1)

Dient artikel 13 van de insolventieverordening (1) aldus te worden uitgelegd dat met „die handeling [in het gegeven geval]” wordt bedoeld dat de handeling, rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak, niet kan worden vernietigd?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord en indien degene tot wie de vordering tot vernietiging is gericht zich beroept op een bepaling van het recht in de zin van art 13, eerste streepje, volgens welke de betaling van een opeisbare schuld slechts onder de daarin bepaalde omstandigheden kan worden vernietigd, welke omstandigheden niet zijn genoemd in de op het recht van de staat van insolventie gebaseerde vordering,

(i)

zijn er gronden die zich ertegen verzetten om artikel 13 aldus uit te leggen dat de partij die vernietiging vordert, eenmaal op de hoogte van die bepaling, zich moet beroepen op die omstandigheden, indien hij volgens het nationale recht van de lidstaat waar de procedure is geopend alle feiten die de grondslag vormen van de vordering moet aanvoeren, of

(ii)

moet degene tot wie de vordering tot vernietiging is gericht, aantonen dat deze omstandigheden zich niet voordeden bij het verrichten van de betrokken handeling en vernietiging volgens die bepaling niet mogelijk zou zijn, zonder dat de partij die vernietiging vordert zich afzonderlijk op die omstandigheden hoeft te beroepen?

3)

Dient, ongeacht het antwoord op de tweede vraag, sub i, artikel 13 aldus te worden uitgelegd dat

(i)

op degene tot wie de vordering tot vernietiging is gericht de bewijslast rust dat de in de bepaling omstandigheden zich in het concrete geval niet voordoen, of

(ii)

kan de bewijslast betreffende het bestaan van deze omstandigheden worden vastgesteld aan de hand van het op de handeling toepasselijke recht van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, dat de bewijslast oplegt aan degene die vernietiging vordert, of

(iii)

kan artikel 13 ook aldus worden uitgelegd dat dit bewijslastvraagstuk wordt beheerst door de nationale bepalingen van de forumstaat?

4)

Dient artikel 13 aldus te worden uitgelegd dat de zinsnede „in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid om die handeling te bestrijden” niet alleen betrekking heeft op de insolventiebepalingen van het op de handeling toepasselijke recht, maar ook op de algemene bepalingen en beginselen van het op de handeling toepasselijke recht?

5)

Indien de vierde vraag bevestigend wordt beantwoord,

(i)

dient artikel 13 dan aldus te worden uitgelegd dat degene tegen wie de vordering tot vernietiging is gericht in dit verband dient aan te tonen dat het recht in de zin van artikel 13 niet dergelijke algemene of andere bepalingen of beginselen omvat, op basis waarvan onder de aangevoerde omstandigheden vernietiging mogelijk zou zijn, en

(ii)

kan de rechter op grond van artikel 13, wanneer hij meent dat deze partij ter zake voldoende bewijs heeft overgelegd, van de andere partij bewijs verlangen van een bepaling of beginsel van het insolventierecht of het op de handeling toepasselijke algemene recht van een andere staat dan de lidstaat waar de procedure geopend is in de zin van artikel 13, op grond waarvan vernietiging mogelijk zou zijn?


(1)  Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PB L 160, blz. 1).


Top