EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0110

Zaak C-110/14: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Judecătoria Oradea — Roemenië) — Horațiu Ovidiu Costea/SC Volksbank România SA [Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 93/13/EEG — Artikel 2, onder b) — Begrip ‚consument’ — Kredietovereenkomst gesloten door een natuurlijke persoon die het beroep van advocaat uitoefent — Terugbetaling van een lening met als onderpand een onroerend goed dat toebehoort aan het advocatenkantoor van de kredietnemer — Kredietnemer die beschikt over de noodzakelijke kennis om vóór de ondertekening van de overeenkomst te beoordelen of een beding oneerlijk is]

PB C 354 van 26.10.2015, p. 6–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 354/6


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Judecătoria Oradea — Roemenië) — Horațiu Ovidiu Costea/SC Volksbank România SA

(Zaak C-110/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 93/13/EEG - Artikel 2, onder b) - Begrip ‚consument’ - Kredietovereenkomst gesloten door een natuurlijke persoon die het beroep van advocaat uitoefent - Terugbetaling van een lening met als onderpand een onroerend goed dat toebehoort aan het advocatenkantoor van de kredietnemer - Kredietnemer die beschikt over de noodzakelijke kennis om vóór de ondertekening van de overeenkomst te beoordelen of een beding oneerlijk is])

(2015/C 354/06)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Judecătoria Oradea

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Horațiu Ovidiu Costea

Verwerende partij: SC Volksbank România SA

Dictum

Artikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat een natuurlijke persoon die het beroep van advocaat uitoefent en met een bank een kredietovereenkomst sluit waarin het doel van de lening niet is vermeld, als een „consument” in de zin van die bepaling kan worden aangemerkt wanneer die overeenkomst geen verband houdt met de beroepsactiviteit van die advocaat. Het feit dat de uit die overeenkomst voortvloeiende schuldvordering is gedekt door een door die persoon als vertegenwoordiger van zijn advocatenkantoor verstrekte hypothecaire waarborg met als onderpand goederen die bestemd zijn voor de uitoefening van de beroepsactiviteit van die persoon, zoals een onroerend goed dat toebehoort aan dat kantoor, is in dit verband niet relevant.


(1)  PB C 175 van 10.6.2014.


Top