Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0384

    Zaak C-384/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Cassatie van België op 29 juli 2010 — Jan Voogsgeerd tegen Navimer SA

    PB C 317 van 20.11.2010, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.11.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 317/14


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Cassatie van België op 29 juli 2010 — Jan Voogsgeerd tegen Navimer SA

    (Zaak C-384/10)

    ()

    2010/C 317/26

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hof van Cassatie van België

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoeker: Jan Voogsgeerd

    Verweerster: Navimer SA

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet met het land waar zich de vestiging bevindt die de werknemer in dienst heeft genomen in de zin van artikel 6.2. b) van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 (1), worden verstaan het land waar zich de vestiging van de werkgever bevindt, die volgens de arbeidsovereenkomst de werknemer in dienst heeft genomen, dan wel het land waar zich de vestiging van de werkgever bevindt, waaraan de werknemer voor zijn effectieve tewerkstelling is verbonden, ook al verricht deze zijn arbeid niet gewoonlijk in eenzelfde land?

    2)

    Moet de plaats waar de werknemer, die zijn werk niet gewoonlijk in een zelfde land verricht, zich dient aan te melden en de administratieve onderrichtingen, alsmede de instructies voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden ontvangt, te worden aangezien als de plaats van effectieve tewerkstelling in de zin van de eerste vraag?

    3)

    Moet de vestiging van de werkgever waaraan de werknemer voor zijn effectieve tewerkstelling is verbonden in de zin van de eerste vraag, beantwoorden aan bepaalde formele vereisten zoals ondermeer het bezit van rechtspersoonlijkheid of volstaat daartoe het bestaan van een feitelijke vestiging?

    4)

    Kan de vestiging van een andere vennootschap, met wie de vennootschapwerkgever bindingen heeft, dienst doen als vestiging in de zin van de derde vraag, ook al is het werkgeversgezag niet overgedragen aan die andere vennootschap?


    (1)  PB 1980, L 266, p. 1.


    Top