This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61976CJ0014
Judgment of the Court of 6 October 1976. # A. De Bloos, SPRL v Société en commandite par actions Bouyer. # Reference for a preliminary ruling: Cour d'appel de Mons - Belgium. # # Case 14-76.
Arrest van het Hof van 6 oktober 1976.
A. De Bloos, SPRL tegen Société en commandite par actions Bouyer.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour d'appel de Mons - België.
Zaak 14-76.
Arrest van het Hof van 6 oktober 1976.
A. De Bloos, SPRL tegen Société en commandite par actions Bouyer.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour d'appel de Mons - België.
Zaak 14-76.
Jurisprudentie 1976 -01497
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1976:134
*A8* Tribunal de commerce de Tournai, 1re chambre, jugement du 26/03/1974 (301/73)
*A9* Cour d'appel de Mons, 1re chambre, arrêt du 09/12/1975 (1.290)
- Pasicrisie belge 1977 II p.1-5
*P1* Cour d'appel de Mons, 1re chambre, arrêt du 03/05/1977 (1.290)
- Journal des tribunaux 1977 p.637-640
- Jurisprudence commerciale de Belgique 1977 p.348-361
- Pasicrisie belge 1978 II p.8-13
ARREST VAN HET HOF VAN 6 OKTOBER 1976. - ETS. A. DE BLOOS P. V. B. A. TEGEN COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAP OP AANDELEN BOYER. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET HOF VAN BEROEP TE BERGEN). - ZAAK NO. 14/76.
Jurisprudentie 1976 bladzijde 01497
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00553
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00605
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00517
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00187
Finse bijz. uitgave bladzijde 00195
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 - BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN - GEBIED VAN OVEREENKOMSTEN - VERBINTENIS - BEGRIP
( VERDRAG VAN 27 . 9 . 1968 , ART . 5 , SUB 1 )
2 . VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 - BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN - GEBIED VAN OVEREENKOMSTEN - ALLEENVERKOOPRECHT - GESCHIL TUSSEN CONCESSIEHOUDER EN CONCESSIEGEVER - CONTRACTUELE VERBINTENIS - BEGRIP - BIJKOMENDE VERGOEDING - VORDERING TOT BETALING DAARVAN - BEVOEGDHEDEN VAN DE NATIONALE RECHTER
( VERDRAG VAN 27 . 9 . 1968 , ART . 5 , SUB 1 )
3 . VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 - BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN - CONCESSIEHOUDER VAN EEN ALLEENVERKOOPRECHT - LEIDING VAN FILIAAL , AGENTSCHAP OF VESTIGING VAN DE CONCESSIEGEVER - CRITERIA TER ONDERSCHEIDING
( VERDRAG VAN 27 . 9 . 1968 , ART . 5 , SUB 5 )
1 . VOOR DE VASTSTELLING VAN DE PLAATS VAN TENUITVOERLEGGING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 5 VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN MOET WORDEN GEZIEN NAAR DE VERBINTENIS , WELKE DE KEERZIJDE VORMT VAN HET CONTRACTUELE RECHT WAAROP DE CONCESSIEHOUDER ZICH VOOR ZIJN VORDERING BEROEPT . INGEVAL DE VERZOEKER AANSPRAAK OP SCHADEVERGOEDING MAAKT OF ONTBINDING VAN DE OVEREENKOMST TEN LASTE VAN DE WEDERPARTIJ VERLANGT , IS DE IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , BEDOELDE VERBINTENIS STEEDS DIE WELKE VOORTVLOEIT UIT DE OVEREENKOMST EN WAARVAN NIET-NAKOMING WORDT AANGEVOERD TER RECHTVAARDIGING VAN ZODANIGE VORDERING .
2 . IN EEN GESCHIL TUSSEN PARTIJEN BIJ EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST , WAARBIJ DE CONCESSIEHOUDER DE CONCESSIEGEVER VERWIJT DIE OVEREENKOMST TE HEBBEN GESCHONDEN , WORDT MET DE TERM ' ' VERBINTENIS ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 , BEDOELD DE CONTRACTUELE VERBINTENIS DIE AAN DE VORDERING IN RECHTE TEN GRONDSLAG LIGT , DAT WIL ZEGGEN DE VERBINTENIS VAN DE CONCESSIEGEVER , WELKE DE KEERZIJDE VORMT VAN HET CONTRACTUELE RECHT WAAROP DE CONCESSIEHOUDER ZICH VOOR ZIJN VORDERING BEROEPT .
IN EEN GESCHIL OVER DE GEVOLGEN VAN DE SCHENDING VAN EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST DOOR DE CONCESSIEGEVER , ZOALS DE BETALING VAN SCHADEVERGOEDING OF DE ONTBINDING VAN DE OVER EENKOMST , MOET VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG WORDEN GEZIEN NAAR DE VERBINTENIS DIE UIT DE OVEREENKOMST VOORTVLOEIT TEN LASTE VAN DE CONCESSIEGEVER EN WAARVAN DE NIET-NAKOMING WORDT INGEROEPEN DOOR DE CONCESSIEHOUDER VOOR ZIJN VORDERING TOT SCHADEVERGOEDING OF TOT ONTBINDING VAN DE OVEREENKOMST .
BIJ VORDERINGEN TOT BETALING VAN BIJKOMENDE VERGOEDINGEN DIENT DE NATIONALE RECHTER NA TE GAAN OF VOLGENS HET OP DE OVEREENKOMST TOEPASSELIJKE RECHT SPRAKE IS VAN EEN AUTONOME CONTRACTUELE VERBINTENIS OF VAN EEN VERBINTENIS DIE IN DE PLAATS TREEDT VAN DE NIET-NAGEKOMEN CONTRACTUELE VERBINTENIS .
3 . DE CONCESSIEHOUDER VAN EEN ALLEENVERKOOPRECHT IS NIET TE BESCHOUWEN ALS HOOFD VAN EEN FILIAAL , EEN AGENTSCHAP OF EEN VESTIGING VAN ZIJN CONCESSIEGEVER IN DE ZIN VAN ARTIKEL 5 , SUB 5 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 , WANNEER HIJ NIET AAN DIENS TOEZICHT OF LEIDING IS ONDERWORPEN .
IN DE ZAAK 14-76 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 1 VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN VAN HET HOF VAN BEROEP TE BERGEN , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
ETS . A . DE BLOOS , P.V.B.A ., TE LEUZE ( BELGIE ),
EN
COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAP OP AANDELEN BOUYER , TE TOMBLAINE ( MEURTHE-ET-MOSELLE , FRANKRIJK ),
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 5 VAN BOVENGENOEMD VERDRAG , ONDERTEKEND TE BRUSSEL OP 27 SEPTEMBER 1968 DOOR DE ZES OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VAN DE EEG ,
1 OVERWEGENDE DAT HET HOF VAN BEROEP TE BERGEN BIJ ARREST VAN 9 DECEMBER 1975 , INGEKOMEN TER GRIFFIE OP 13 FEBRUARI 1976 , KRACHTENS HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN ( HIERNA TE NOEMEN ' ' VERDRAG ' ' ) VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 EN 5 , VAN DIT VERDRAG ;
2 DAT UIT HET VERWIJZINGSARREST BLIJKT DAT HET GEDING IN DIT STADIUM BETREKKING HEEFT OP DE BEVOEGDHEID VAN DE BELGISCHE RECHTER OM KENNIS TE NEMEN VAN EEN VORDERING DIE EEN IN BELGIE GEVESTIGDE CONCESSIEHOUDER VAN EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST , HEEFT INGESTELD TEGEN DE IN FRANKRIJK GEVESTIGDE CONCESSIEGEVER ;
3 DAT DE CONCESSIEHOUDER DE CONCESSIEGEVER WEGENS EENZIJDIGE VERBREKING DER OVEREENKOMST ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING , VOOR DE BELGISCHE RECHTER HEEFT GEDAAGD EN DAARBIJ , NAAR BELGISCH RECHT , ONTBONDENVERKLARING VAN DE OVEREENKOMST TEN LASTE VAN DE CONCESSIEGEVER ALSMEDE SCHADEVERGOEDING HEEFT GEVORDERD ;
4 DAT , NADAT DE BELGISCHE RECHTER IN EERSTE AANLEG ZICH ONBEVOEGD HAD VERKLAARD VAN HET GESCHIL KENNIS TE NEMEN , DE CONCESSIEHOUDER VAN DEZE UITSPRAAK IN BEROEP GEKOMEN IS BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BERGEN ;
5 OVERWEGENDE DAT HET HOF IN DE EERSTE PLAATS WORDT GEVRAAGD OF IN EEN GESCHIL TUSSEN PARTIJEN BIJ EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST , WAARBIJ DE CONCESSIEHOUDER DE CONCESSIEGEVER VERWIJT DE OVEREENKOMST TE HEBBEN GESCHONDEN , DE TERM ' ' VERBINTENIS ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG GELIJKELIJK VAN TOEPASSING IS OP IEDERE VERBINTENIS , VOORTVLOEIEND UIT DE ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST ZELF OF OOK UIT LATERE VERKOPEN DIE ONDER DIE OVEREENKOMST TOT STAND ZIJN GEKOMEN , OFWEL ALLEEN OP DE VERBINTENIS DIE TEN GRONDSLAG LIGT AAN DE VORDERING IN RECHTE ;
6 DAT IN DIT LAATSTE GEVAL BOVENDIEN AAN HET HOF WORDT GEVRAAGD OF MET DE TERM ' ' VERBINTENIS ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG IS BEDOELD DE OORSPRONKELIJKE VERBINTENIS , OF DE VERBINTENIS OM DE TEGENWAARDE VAN DE OORSPRONKELIJKE VERBINTENIS UIT TE KEREN , OF DE VERBINTENIS SCHADEVERGOEDING TE BETALEN WANNEER TENGEVOLGE VAN DE ONTBINDING OF BEEINDIGING VAN DE OVEREENKOMST DE OORSPRONKELIJKE VERBINTENIS TE NIET IS GEGAAN , OFWEL DE VERBINTENIS OM EEN ' ' BILLIJKE VERGOEDING ' ' OF ZELFS EEN ' ' BIJKOMENDE VERGOEDING ' ' TE BETALEN OVEREENKOMSTIG DE BELGISCHE WET VAN 27 JULI 1961 ;
7 OVERWEGENDE DAT LUIDENS ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG DE VERWEERDER DIE WOONPLAATS HEEFT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN VERDRAGSLUITENDE STAAT , IN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE STAAT KAN WORDEN OPGEROEPEN :
' ' - TEN AANZIEN VAN VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST : VOOR HET GERECHT VAN DE PLAATS , WAAR DE VERBINTENIS IS UITGEVOERD OF MOET WORDEN UITGEVOERD ' ' ;
8 DAT HET VERDRAG BLIJKENS DE PREAMBULE TEN DOEL HEEFT DE BEVOEGDHEID VAN DE GERECHTEN DER VERDRAGSLUITENDE STATEN IN INTERNATIONAAL VERBAND VAST TE STELLEN , DE ERKENNING VAN RECHTERLIJKE BESLISSINGEN TE VERGEMAKKELIJKEN EN , TER VERZEKERING VAN DE TENUITVOERLEGGING HIERVAN , EEN VLOTTE RECHTSGANG IN TE VOEREN ;
9 DAT DEZE DOELSTELLINGEN DE NOODZAAK MEEBRENGEN ZOVEEL MOGELIJK TE VOORKOMEN DAT MET BETREKKING TOT EENZELFDE OVEREENKOMST MEERDERE RECHTERLIJKE INSTANTIES BEVOEGD ZIJN ;
10 DAT ARTIKEL 5 , BUS 1 , VAN HET VERDRAG DERHALVE NIET ALDUS MAG WORDEN UITGELEGD DAT DOELT OP IEDERE VERBINTENIS DIE UIT DE ONDERHAVIGE OVEREENKOMST VOORTVLOEIT ;
11 DAT INTEGENDEEL MET DE TERM ' ' VERBINTENIS ' ' IN DIT ARTIKEL IS BEDOELD DE CONTRACTUELE VERBINTENIS DIE AAN DE VORDERING IN RECHTE TEN GRONDSLAG LIGT ;
12 DAT DEZE UITLEGGING TROUWENS DUIDELIJK BEVESTIGING VINDT IN DE ITALIAANSE EN DUITSE TEKST VAN DEZE BEPALING ;
13 DAT HIERUIT VOLGT DAT VOOR DE VASTSTELLING VAN DE PLAATS VAN TENUITVOERLEGGING IN DE ZIN VAN BEDOELD ARTIKEL 5 MOET WORDEN GEZIEN NAAR DE VERBINTENIS , WELKE DE KEERZIJDE VORMT VAN HET CONTRACTUELE RECHT WAAROP DE CONCESSIEHOUDER ZICH VOOR ZIJN VORDERING BEROEPT ;
14 DAT INGEVAL DE VERZOEKER AANSPRAAK OP SCHADEVERGOEDING MAAKT OF ONTBINDING VAN DE OVEREENKOMST TEN LASTE VAN DE WEDERPARTIJ VERLANGT , DE IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , BEDOELDE VERBINTENIS STEEDS DIE IS WELKE VOORTVLOEIT UIT DE OVEREENKOMST EN WAARVAN NIET-NAKOMING WORDT AANGEVOERD TER RECHTVAARDIGING VAN ZODANIGE VORDERING ;
15 DAT DERHALVE OP DE EERSTE VRAAG VALT TE ANTWOORDEN DAT IN EEN GESCHIL TUSSEN PARTIJEN BIJ EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST , WAARBIJ DE CONCESSIEHOUDER DE CONCESSIEGEVER VERWIJT DIE OVEREENKOMST TE HEBBEN GESCHONDEN , MET DE TERM ' ' VERBINTENIS ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , WORDT BEDOELD DE CONTRACTUELE VERBINTENIS DIE AAN DE VORDERING IN RECHTE TEN GRONDSLAG LIGT , DAT WIL ZEGGEN DE VERBINTENIS VAN DE CONCESSIEGEVER , WELKE DE KEERZIJDE VORMT VAN HET CONTRACTUELE RECHT WAAROP DE CONCESSIEHOUDER ZICH VOOR ZIJN VORDERING BEROEPT ;
16 DAT IN EEN GESCHIL OVER DE GEVOLGEN VAN DE SCHENDING VAN EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST DOOR DE CONCESSIEGEVER , ZOALS DE BETALING VAN SCHADEVERGOEDING OF DE ONTBINDING VAN DE OVEREENKOMST , VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG MOET WORDEN GEZIEN NAAR DE VERBINTENIS DIE UIT DE OVEREENKOMST VOORTVLOEIT TEN LASTE VAN DE CONCESSIEGEVER EN WAARVAN DE NIET-NAKOMING WORDT INGEROEPEN DOOR DE CONCESSIEHOUDER VOOR ZIJN VORDERING TOT SCHADEVERGOEDING OF TOT ONTBINDING VAN DE OVEREENKOMST ;
17 DAT BIJ VORDERINGEN TOT BETALING VAN BIJKOMENDE VERGOEDINGEN DE NATIONALE RECHTER DIENT NA TE GAAN OF VOLGENS HET OP DE OVEREENKOMST TOEPASSELIJKE RECHT SPRAKE IS VAN EEN AUTONOME CONTRACTUELE VERBINTENIS OF VAN EEN VERBINTENIS DIE IN DE PLAATS TREEDT VAN DE NIET-NAGEKOMEN CONTRACTUELE VERBINTENIS ;
18 OVERWEGENDE DAT HET HOF IN DE TWEEDE PLAATS WORDT GEVRAAGD OF DE CONCESSIEHOUDER VAN EEN ALLEENVERKOOPRECHT IS TE BESCHOUWEN ALS HOOFD VAN EEN FILIAAL , EEN AGENTSCHAP OF EEN VESTIGING VAN ZIJN CONCESSIEGEVER IN DE ZIN VAN ARTIKEL 5 , SUB 5 , VAN HET VERDRAG , WANNEER HIJ ENERZIJDS NIET BEVOEGD IS OP NAAM VAN DE CONCESSIEGEVER TE HANDELEN OF DEZE TE BINDEN , EN ANDERZIJDS NIET AAN DIENS TOEZICHT OF LEIDING IS ONDERWORPEN ;
19 OVERWEGENDE DAT LUIDENS ARTIKEL 5 , SUB 5 , VAN HET VERDRAG DE VERWEERDER DIE WOONPLAATS HEEFT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN VERDRAGSLUITENDE STAAT , IN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE STAAT KAN WORDEN OPGEROEPEN :
' ' - TEN AANZIEN VAN EEN GESCHIL BETREFFENDE DE EXPLOITATIE VAN EEN FILIAAL , VAN EEN AGENTSCHAP OF ENIGE ANDERE VESTIGING : VOOR HET GERECHT VAN DE PLAATS WAAR ZIJ GELEGEN ZIJN ' ' ;
20 OVERWEGENDE DAT EEN DER WEZENSKENMERKEN VAN HET BEGRIP FILIAAL EN AGENTSCHAP DE ONDERWORPENHEID AAN HET TOEZICHT OF DE LEIDING VAN HET MOEDERBEDRIJF IS ;
21 DAT VOOR HET BEGRIP ' ' VESTIGING ' ' IN DIT ARTIKEL , BLIJKENS ZOWEL HET DOEL ALS DE LETTER VAN DEZE BEPALING , IN DE GEEST VAN HET VERDRAG DEZELFDE WEZENSKENMERKEN GELDEN ALS VOOR EEN FILIAAL OF AGENTSCHAP ;
22 DAT DERHALVE DE BEGRIPPEN FILIAAL , AGENTSCHAP OF ENIGE ANDERE VESTIGING NIET MOGEN WORDEN UITGEBREID TOT DE CONCESSIEHOUDER VAN EEN ALLEENVERKOOPRECHT , DIE WERKZAAM IS OP DE WIJZE ALS AANGEGEVEN DOOR DE RECHTERLIJKE INSTANTIE ;
23 OVERWEGENDE DAT DERHALVE OP DE TWEEDE VRAAG VALT TE ANTWOORDEN DAT DE CONCESSIEHOUDER VAN EEN ALLEENVERKOOPRECHT NIET IS TE BESCHOUWEN ALS HOOFD VAN EEN FILIAAL , EEN AGENTSCHAP OF EEN VESTIGING VAN ZIJN CONCESSIEGEVER IN DE ZIN VAN ARTIKEL 5 , SUB 5 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 , WANNEER HIJ NIET AAN DIENS TOEZICHT OF LEIDING IS ONDERWORPEN ;
TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN
24 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN , DOOR DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;
25 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET HOF VAN BEROEP TE BERGEN BIJ ARREST VAN 9 DECEMBER 1975 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
1 . IN EEN GESCHIL TUSSEN PARTIJEN BIJ EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST , WAARBIJ DE CONCESSIEHOUDER DE CONCESSIEGEVER VERWIJT DIE OVEREENKOMST TE HEBBEN GESCHONDEN WORDT MET DE TERM ' ' VERBINTENIS ' ' IN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , BEDOELD DE CONTRACTUELE VERBINTENIS DIE AAN DE VORDERING IN RECHTE TEN GRONDSLAG LIGT , DAT WIL ZEGGEN DE VERBINTENIS VAN DE CONCESSIEGEVER , WELKE DE KEERZIJDE VORMT VAN HET CONTRACTUELE RECHT WAAROP DE CONCESSIEHOUDER ZICH VOOR ZIJN VORDERING BEROEPT .
IN EEN GESCHIL OVER DE GEVOLGEN VAN DE SCHENDING VAN EEN ALLEENVERKOOPOVEREENKOMST DOOR DE CONCESSIEGEVER , ZOALS DE BETALING VAN SCHADEVERGOEDING OF DE ONTBINDING VAN DE OVEREENKOMST , MOET VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 5 , SUB 1 , VAN HET VERDRAG WORDEN GEZIEN NAAR DE VERBINTENIS DIE UIT DE OVEREENKOMST VOORTVLOEIT TEN LASTE VAN DE CONCESSIEGEVER EN WAARVAN DE NIET-NAKOMING WORDT INGEROEPEN DOOR DE CONCESSIEHOUDER VOOR ZIJN VORDERING TOT SCHADEVERGOEDING OF TOT ONTBINDING VAN DE OVEREENKOMST .
BIJ VORDERINGEN TOT BETALING VAN BIJKOMENDE VERGOEDINGEN DIENT DE NATIONALE RECHTER NA TE GAAN OF VOLGENS HET OP DE OVEREENKOMST TOEPASSELIJKE RECHT SPRAKE IS VAN EEN AUTONOME CONTRACTUELE VERBINTENIS OF VAN EEN VERBINTENIS DIE IN DE PLAATS TREEDT VAN DE NIET-NAGEKOMEN CONTRACTUELE VERBINTENIS .
2 . DE CONCESSIEHOUDER VAN EEN ALLEENVERKOOPRECHT IS NIET TE BESCHOUWEN ALS HOOFD VAN EEN FILIAAL , EEN AGENTSCHAP OF EEN VESTIGING VAN ZIJN CONCESSIEGEVER IN DE ZIN VAN ARTIKEL 5 , SUB 5 , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 , WANNEER HIJ NIET AAN DIENS TOEZICHT OF LEIDING IS ONDERWORPEN .