EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0324

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting

COM/2023/324 final

Brussel, 19.6.2023

COM(2023) 324 final

2023/0187(CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting

{SEC(2023) 243 final} - {SWD(2023) 215 final} - {SWD(2023) 216 final} - {SWD(2023) 217 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In de EU zijn beleggers over het algemeen verplicht om tweemaal belasting te betalen over de inkomsten die zij ontvangen uit het aanhouden van effecten (namelijk dividenden op aandelenbezit en rente op obligatiebezit) in een grensoverschrijdende context.

·Ten eerste kan belasting worden geheven in het land van de uitgevende instelling van de effecten (het bronland) in de vorm van een belasting die wordt ingehouden op de bruto-inkomsten uit effecten (bronbelasting).

·Ten tweede kan belasting worden geheven in het woonland van de belegger (het woonland) in de vorm van inkomstenbelasting.

Om deze dubbele belastingheffing te voorkomen, zijn veel landen overeengekomen om de heffingsbevoegdheid tussen het bronland en het woonland te verdelen door dubbelbelastingverdragen te ondertekenen. Onder de voorwaarden van deze verdragen kunnen niet-ingezeten beleggers recht hebben op een lager bronbelastingtarief of op een vrijstelling in het bronland. Naast belastingverdragen hebben sommige bronlanden regels ingevoerd die voorzien in lagere tarieven of vrijstellingen voor specifieke niet-ingezeten belastingplichtigen met specifieke beleidsdoelstellingen voor ogen.

Deze vermindering of vrijstelling van bronbelasting kan op twee manieren worden toegekend. Ofwel wordt het verlaagde belastingtarief of de belastingvrijstelling direct toegepast op het moment van dividenduitkering of rentebetaling (vermindering aan de bron), ofwel wordt de te veel ingehouden belasting terugbetaald op basis van een terugvordering door de belegger (teruggaafprocedure).

De bronbelastingprocedures waarmee niet-ingezeten beleggers gebruik kunnen maken van belastingverdragen of binnenlandse voordelen, zijn echter vaak omslachtig, duur en langdurig, omdat ze van lidstaat tot lidstaat aanzienlijk verschillen, zowel wat betreft de documentatie die de belastingplichtigen moeten indienen om de vermindering van bronbelasting te verkrijgen, als wat betreft hun mate van digitalisering. Bronbelastingprocedures zijn ook nog steeds gevoelig voor het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik, wat leidt tot inkomstenderving voor de lidstaten, zoals blijkt uit een reeks belastingschandalen, met name de zogenaamde cum/cum- en cum/ex-zaken. Dit komt door het gebrek aan nauwkeurige informatie bij de belastingdiensten, wat toe te schrijven is aan de lage mate van transparantie binnen de financiële keten en het gebrek aan informatie over de aanwezigheid van financiële regelingen die verband houden met het onderliggende effect

De procedures voor het indienen van een verzoek om teruggaaf omvatten gewoonlijk de volgende stappen en vereisten: de belastingplichtige (d.w.z. de ontvanger van de betalingen) moet bewijzen dat hij een inwoner is van het land waarmee de bronlidstaat een belastingverdrag heeft gesloten. Hiertoe moet de belastingplichtige een verklaring van woonplaats aanvragen bij de belastingdienst van zijn woonland. Daarnaast moeten er verschillende aanvullende formulieren en documenten worden ingediend, afhankelijk van het bronland. Binnen de EU vragen bronlidstaten doorgaans om een bewijs dat de belastingbetaler de eigenaar van het effect en de begunstigde van de inkomsten is, en kunnen ze ook allerlei documentatie met betrekking tot de betalingsketen of specifieke bankcertificaten (bv. een dividendvoucher) eisen voordat ze de te veel ingehouden belasting terugbetalen. Vanwege recente en omvangrijke gevallen van complexe fraude hebben sommige lidstaten nog strengere documentatievereisten ingevoerd als onderdeel van hun procedures, of staan ze op het punt dit te doen.

Een van de meest voor de hand liggende vormen van fiscaal misbruik betreft situaties waarin belastingplichtigen die geen recht hebben op een lager bronbelastingtarief transacties aangaan (bv. effectenlening of verkoop en terugkoop) met entiteiten die gebruik zouden kunnen maken van een verlaagd bronbelastingtarief (bv. op basis van het desbetreffende belastingverdrag of vanwege hun specifieke status) als zij de eigenaar van het effect waren, om zo de besparingen onder elkaar te verdelen.

Dit soort misbruik staat ook bekend als dividendarbitrage of “cum/cum”. Andere vormen van misbruik zijn “cum/ex”-constructies, die werken als frauduleuze constructies voor het indienen van meervoudige verzoeken om teruggaaf: opzettelijke baissetransacties rond de dag van de distributie om te proberen verwarring te creëren tussen de economische en de wettelijke eigenaar van de effecten, waardoor beide partijen een verzoek om teruggaaf van belasting kunnen indienen die hoger is dan het bedrag dat aanvankelijk door de inhoudingsplichtige instantie werd ingehouden.

De huidige status quo ontmoedigt grensoverschrijdende beleggingen binnen de EU, vooral voor retailbeleggers: in een recente enquête 1 maakte bijna 70 % van de retailbeleggers die in aanmerking zouden komen voor een verlaagd bronbelastingtarief, hier geen gebruik van, waarbij zij als belangrijkste redenen de lange, dure en te ingewikkelde procedures noemden, wat 31 % van hen deed besluiten hun buitenlandse EU-aandelen te verkopen. Dit druist fundamenteel in tegen de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie (KMU) en het pakket retailbeleggingen dat is aangenomen op 24 mei 2023 2 , en ondermijnt het concurrentievermogen van de EU-markt als geheel. Het aanhoudende risico op fraude of misbruik vergt niet alleen aanzienlijke middelen van de belastingautoriteiten, maar heeft ook een negatieve invloed op de belastinginkomsten van de lidstaten en uiteindelijk op de fiscale rechtvaardigheid.

De Europese Commissie en internationale organisaties zijn al tientallen jaren bezig met het analyseren en aanpakken van de inefficiënties en het risico op fraude of misbruik in verband met bronbelastingprocedures. Meer bepaald heeft de Commissie in 2009 een aanbeveling aan de lidstaten gedaan over de vereenvoudiging van de bronbelastingprocedures 3 . In 2017 publiceerde de Commissie een gedragscode inzake bronbelasting 4 , waarin werd opgeroepen tot een vrijwillige verbintenis van de lidstaten. Op internationaal niveau heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in 2013 het implementatiepakket voor belastingverlichting op grond van verdragen en versterking van de naleving (Trace) goedgekeurd om ook de inefficiëntie van de bronbelastingprocedures aan te pakken 5 .

Hoewel deze maatregelen op EU- en internationaal niveau tot enige verbetering hebben geleid, worden beleggers, en vooral retailbeleggers, door omslachtige bronbelastingprocedures nog steeds ontmoedigd om grensoverschrijdend te beleggen, vormen ze nog steeds een belemmering voor een goed functionerende Europese kapitaalmarkt en zijn ze nog steeds vatbaar voor risico’s op fraude of misbruik. De totale kosten van bronbelastingprocedures worden geschat op 6,62 miljard EUR 6 .

Daarom heeft de Commissie in 2020 in het actieplan voor een billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie 7 en in het actieplan voor een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen 8 , een wetgevingsinitiatief aangekondigd op het gebied van bronbelastingprocedures. In maart 2022 verwelkomde het Europees Parlement het actieplan voor een billijke en eenvoudige belastingheffing en steunde het de grondige uitvoering ervan 9 . Bovendien was het Europees Parlement zeer ingenomen met het voornemen van de Commissie om een voorstel in te dienen tot invoering van een gemeenschappelijk en gestandaardiseerd systeem voor bronbelasting, vergezeld van een mechanisme voor informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de belastingdiensten van de lidstaten 10 . In 2020 benadrukte het Europees Parlement in zijn resolutie over het actieplan voor een kapitaalmarktenunie de noodzaak om de fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende beleggingen te verminderen, met inbegrip van procedures voor grensoverschrijdende terugbetaling aan beleggers, met inbegrip van retailbeleggers 11 .

Het doel van dit voorstel is tweeledig: ondersteunen van de goede werking van de KMU door grensoverschrijdende beleggingen te vergemakkelijken en zorgen voor billijke belastingheffing door belastingfraude en fiscaal misbruik te voorkomen.

Om de doelstellingen te verwezenlijken, voorziet dit voorstel in efficiëntere bronbelastingprocedures en tegelijkertijd in de nodige instrumenten voor de lidstaten om belastingfraude en fiscaal misbruik doeltreffend te bestrijden. De voorgestelde wijzigingen zullen ook zeer praktische en nuttige gevolgen hebben voor beleggers en leiden tot zeer aanzienlijke kostenbesparingen voor beleggers, geraamd op ongeveer 5,17 miljard EUR per jaar 12 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit initiatief is volledig in overeenstemming met andere initiatieven die de Commissie de afgelopen jaren heeft genomen om de belangrijkste prioriteit, de bestrijding van belastingfraude en fiscaal misbruik, te verwezenlijken:

in 2016 heeft de Commissie de richtlijn bestrijding belastingontwijking (ATAD) 13 aangenomen om te zorgen voor een gecoördineerde uitvoering in de lidstaten van de belangrijkste maatregelen tegen belastingontwijking die voortvloeien uit de acties van het internationale project inzake grondslaguitholling en winstverschuiving.

de richtlijn betreffende administratieve samenwerking (DAC) 14 is sinds de goedkeuring ervan in 2011 meermaals herzien en uitgebreid om een grootschalige en tijdige uitwisseling van belastinggerelateerde inlichtingen in de hele EU mogelijk te maken. Met name in DAC2 15 wordt een kader vastgesteld voor meer fiscale transparantie binnen de EU op het gebied van informatie over financiële rekeningen.

in DAC6 16 is bepaald dat intermediairs de belastingautoriteiten op de hoogte moeten brengen van grensoverschrijdende constructies die mogelijk gebruikt kunnen worden voor agressieve belastingplanning.

in 2021 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een richtlijn ter bestrijding van het misbruik van lege entiteiten (d.w.z. entiteiten in de Europese Unie die geen of minimale economische activiteit hebben) 17 om belastingen te ontwijken of te ontduiken.

De bestaande EU-instrumenten bevatten echter geen specifieke maatregelen om fiscale misbruikpraktijken met betrekking tot de bronbelastingprocedures aan te pakken. De bestaande regels voorzien niet in het verstrekken van gegevens over effectentransacties aan de belastingdiensten van de bronlidstaten (met inbegrip van details over de betalingsketen met betrekking tot dividenduitkeringen of rentebetalingen door financieel intermediairs).

Als gevolg daarvan pakken ze het specifieke probleem van misbruik niet adequaat aan. Deze richtlijn zorgt voor meer transparantie, zodat de lidstaten kunnen controleren of het bronbelastingtarief correct wordt toegepast op elke in aanmerking komende belastingplichtige. Ze zorgt ervoor dat transparantie tijdig tot stand komt, zodat een snelle en efficiënte verwerking van verzoeken om teruggave of vermindering van bronbelasting gerechtvaardigd en mogelijk is.

Aangezien dit voorstel betrekking heeft op bronbelastingprocedures, vormt het slechts een aanvulling op de moeder-dochterrichtlijn 18 en de richtlijn interest en royalty’s 19 , die respectievelijk dividenden en andere winstuitkeringen en rente- en royaltybetalingen van dochterondernemingen aan hun moedermaatschappijen vrijstellen van bronbelasting en dubbele belastingheffing op dergelijke inkomsten op het niveau van de moedermaatschappij elimineren. De moeder-dochterrichtlijn en de richtlijn interest en royalty’s zijn mogelijk van toepassing op de beursgenoteerde effecten die onder het toepassingsgebied van dit voorstel vallen en dit voorstel beperkt de lidstaten niet bij de naleving van de moeder-dochterrichtlijn en de richtlijn interest en royalty’s, maar vergemakkelijkt de naleving wat de procedure betreft.

   Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

Het voorstel is volledig in overeenstemming met en draagt bij tot de goede werking van de KMU. De KMU is bedoeld om financiering toegankelijker te maken voor EU-ondernemingen, om beleggingen door particulieren en bedrijven te vergemakkelijken en om nationale kapitaalmarkten te integreren in een echte eengemaakte markt. Uiteenlopende, omslachtige en langdurige bronbelastingprocedures leiden tot aanzienlijke kosten die grensoverschrijdende beleggingen ontmoedigen en de KMU ondermijnen. Door de bronbelastingprocedures sneller, efficiënter en goedkoper te maken, worden grensoverschrijdende beleggingen ondersteund en wordt bijgedragen aan de totstandkoming van een echte eengemaakte kapitaalmarkt in de EU.

Dit voorstel pakt een belangrijke belemmering voor grensoverschrijdende beleggingen door retailbeleggers aan en vormt zo een aanvulling op de strategie retailbeleggingen die op 24 mei 2023 werd aangenomen 20 om consumenten in staat te stellen ten volle te profiteren van de Europese kapitaalmarkten.

Deze richtlijn vormt ook een aanvulling op de richtlijn aandeelhoudersrechten 21 , aangezien beide tot doel hebben transparantie te eisen met betrekking tot de uiteindelijke belegger. De richtlijn aandeelhoudersrechten vergemakkelijkt de identificatie van aandeelhouders en de informatiestromen tussen de aandeelhouders en de uitgevende instelling van de effecten. Vennootschappen hebben het recht om hun aandeelhouders te identificeren en informatie over de identiteit van aandeelhouders te verkrijgen van elke intermediair die over deze informatie beschikt.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor wetgevingsinitiatieven op het gebied van belastingen is artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Hoewel er in dit artikel niet expliciet wordt verwezen naar directe belastingen, wordt er wel verwezen naar het uitvaardigen van richtlijnen voor de onderlinge aanpassing van het nationale recht dat rechtstreeks van invloed is op de oprichting of werking van de eengemaakte markt. Hieruit volgt dat richtlijnen krachtens artikel 115 VWEU het passende rechtsinstrument zijn voor de EU op dit gebied. Op basis van artikel 288 VWEU zijn richtlijnen verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor de lidstaten, maar wordt de keuze van vorm en middelen aan de nationale autoriteiten gelaten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De grensoverschrijdende aard van het probleem vereist een gemeenschappelijk initiatief voor de hele eengemaakte markt.

De bron van het probleem ligt voornamelijk in het feit dat de lidstaten die bronbelasting heffen op dividenduitkeringen of rentebetalingen, verschillende systemen toepassen om te voorzien in vermindering van te veel ingehouden bronbelasting in grensoverschrijdende situaties. De volgende systemen worden gebruikt, waarbij in verschillende lidstaten verschillende drempels of vereisten van toepassing kunnen zijn: systeem voor vermindering aan de bron, systeem van snelle teruggave, standaard terugbetalingssysteem of een combinatie daarvan.

Het handhaven van een steeds meer versnipperd kader van bronbelastingprocedures in de EU zorgt voor hoge nalevingskosten voor beleggers en betrokken financieel intermediairs. De overheersende grensoverschrijdende aard van het onderwerp in kwestie vereist optreden op EU-niveau om de administratieve procedures te vereenvoudigen en de nalevingskosten te verlagen. Bij gebrek aan een dergelijk initiatief belemmert de versnippering van de nationale bronbelastingprocedures de doeltreffende werking van procedures voor bronbelastingvermindering voor grensoverschrijdende transacties, en bijgevolg de goede werking van de eengemaakte markt. Daarom zijn EU-maatregelen nodig om het speelveld gelijk te maken voor nationale en buitenlandse beleggers en voor binnenlandse en niet-ingezeten intermediairs.

Het initiatief is ook bedoeld als reactie op de aanbevelingen van ESMA in het “Final report on Cum/Ex, Cum/Cum and withholding tax reclaim schemes”, waarin werd geconcludeerd dat er op EU-niveau specifieke maatregelen op belastinggebied nodig zijn om fraude en misbruik effectief te bestrijden.

Een wetgevingsinitiatief is daarom in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Evenredigheid

De voorgenomen maatregelen gaan niet verder dan het minimaal noodzakelijke beschermingsniveau voor de eengemaakte markt en zijn derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. In het voorstel wordt geen volledige harmonisatie voorgeschreven, maar worden alleen gemeenschappelijke kenmerken uiteengezet die de bronbelastingsystemen van de lidstaten zouden versterken en ze beter bestand zouden maken tegen fraude en misbruik.

De implementatie van een gemeenschappelijke digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC) zou ten goede komen aan beleggers, financieel intermediairs en belastingdiensten. Het huidige versnipperde en deels papieren systeem wordt vervangen door een volledig digitaal systeem. Dit zou de digitalisering van administratieve processen in de lidstaten vergroten en efficiëntieverbeteringen opleveren, waardoor financieel intermediairs ook hun eigen processen zouden kunnen verbeteren. Dit is een belangrijke eerste stap in de richting van efficiëntere bronbelastingprocedures.

Het invoeren van rapportageverplichtingen voor financieel intermediairs zou enige kosten en administratieve lasten met zich meebrengen. Deze kosten wegen echter niet op tegen het positieve effect dat de ontvangen informatie voor de belastingdiensten zou hebben bij het verbeteren van de bronbelastingprocedures wat betreft veiligheid en effectiviteit.

Bovendien moeten deze lasten worden beoordeeld in het licht van de initiatieven die onlangs in sommige lidstaten zijn aangenomen of aangekondigd als reactie op recente schandalen van belastingfraude en fiscaal misbruik van bronbelastingprocedures – deze initiatieven introduceren nieuwe en uitgebreide rapportagevereisten voor intermediairs.

Met een gezamenlijke, EU-brede rapportagestandaard zouden grensoverschrijdend handelende financieel intermediairs op nalevingskosten kunnen besparen, omdat ze in de hele EU met één rapportagestandaard zouden werken, in plaats van met een lappendeken van verschillende rapportagevereisten.

Keuze van instrument

Het voorstel betreft een richtlijn, het enige toegestane instrument volgens de rechtsgrondslag (artikel 115 VWEU).

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Er bestaat nog geen bindende wetgeving op het gebied van procedures voor de vermindering van bronbelasting en daarom zijn er geen evaluaties of controles van de resultaatgerichtheid ervan uitgevoerd.

Raadpleging van belanghebbenden

De strategie voor het raadplegen van belanghebbenden voor dit initiatief bestond uit zowel openbare als gerichte raadplegingen. Op 28 september 2021 werd een aanvangseffectbeoordeling 22 gepubliceerd met een raadplegingsperiode van vier weken, gevolgd door een openbare raadpleging die liep van april tot juni 2022 en 1 682 reacties opleverde.

De lidstaten werden geraadpleegd via werkgroep IV, bilaterale bijeenkomsten en twee bijeenkomsten op het TADEUS-forum. Bovendien vonden er bijeenkomsten plaats met verschillende belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van financieel intermediairs en retailbeleggers.

Uit al deze uitwisselingen en de input van diverse belanghebbenden kan worden geconcludeerd dat er een brede consensus bestaat over de problemen die voortvloeien uit de verschillende bronbelastingprocedures in de lidstaten en over de noodzaak van EU-maatregelen om de versnipperde en inefficiënte situatie aan te pakken.

Er is echter sprake van meningsverschillen tussen de belangrijkste groepen belanghebbenden over mogelijke opties hiertoe:

beleggers en financieel intermediairs waren duidelijk van mening dat een vermindering aan de bron de beste resultaten zou opleveren, zoals een vroegtijdige vermindering voor beleggers en een beperkte last voor intermediairs. Ze erkenden ook dat een systeem voor vermindering aan de bron waarschijnlijk zou moeten worden aangevuld met terugbetalingsregelingen voor bronbelasting als back-up. Daarom waren ze voorstander van een initiatief dat ook tot doel zou hebben de huidige processen en formulieren voor terugbetaling van bronbelasting te standaardiseren.

De lidstaten spraken hun steun uit voor de invoering van een gemeenschappelijke EU-brede digitale verklaring van fiscale woonplaats. Met betrekking tot de rapportageverplichting en een gestandaardiseerde procedure:

(a)Lidstaten waar het binnenlandse tarief voor niet-ingezeten beleggers lager of gelijk is aan het tarief op grond van het dubbelbelastingverdrag, zouden geen directe gevolgen ondervinden van een standaardisering van de bronbelastingprocedures of rapportage. Sommige van deze lidstaten spreken hun steun uit voor maatregelen op EU-niveau omdat dit ten goede komt aan de positie van hun beleggers.

(b)De lidstaten waar het interne bronbelastingtarief hoger is dan het respectieve tarief op grond van het dubbelbelastingverdrag waren het in grote lijnen eens over het vergroten van de transparantie en het standaardiseren van de bronbelastingprocedures, waarbij zij benadrukten dat het belangrijk is een evenwicht te vinden tussen het efficiënt maken van die procedures en het behouden van de controle over de processen om fiscaal misbruik te voorkomen.

Met alle bovengenoemde inzichten van belanghebbenden is zorgvuldig rekening gehouden in dit voorstel, dat efficiëntere bronbelastingprocedures invoert en tegelijkertijd de lidstaten de nodige instrumenten biedt om belastingfraude en fiscaal misbruik effectief te bestrijden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Tijdens de voorbereiding van het voorstel heeft de Commissie uitvoerig overleg gepleegd en input ontvangen uit verschillende bronnen. De Commissie baseerde zich onder andere op openbaar beschikbare informatie en input uit de particuliere sector via oproepen en sessies ter plaatse om technische elementen te bespreken.

Effectbeoordeling

Ter voorbereiding van dit initiatief is een effectbeoordeling verricht. Het ontwerp-effectbeoordelingsverslag werd op 16 november 2022 voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie. Na de vergadering van 14 december 2022 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing op 16 december 2022 een negatief advies uitgebracht, met voorstellen voor verdere verbetering op diverse gebieden. De belangrijkste verbeterpunten waren: meer duidelijkheid over de verdeling van het belang van de twee specifieke doelstellingen van het initiatief (verbetering van de efficiëntie en bestrijding van fiscaal misbruik), een nauwkeurige beschrijving van de inhoud, werking en complementariteit van de opties en een duidelijk en volledig beeld van de kosten en baten van elke optie.

Op 20 maart 2023 werd een herzien effectbeoordelingsverslag opnieuw ingediend bij de Raad voor regelgevingstoetsing, met herzieningen naar aanleiding van het eerdere advies van de Raad voor regelgevingstoetsing. Er werd met name verduidelijkt dat beide doelstellingen – het verbeteren van de efficiëntie en het bestrijden van fiscaal misbruik – even belangrijk zijn; bovendien werd de presentatie van de opties gewijzigd om drie opties weer te geven in plaats van vier (samenvoeging van de eerdere opties 1 en 2 in de huidige optie 1 en een lichte herformulering en wijziging van de volgorde van opties 2 en 3); ten slotte werd de effectbeoordeling herzien om een uitgebreider overzicht van de kosten en baten te bieden en werd een overzichtstabel toegevoegd om de nettokosten/-baten van elke huidige optie voor elke belanghebbende weer te geven.

Over deze opnieuw ingediende effectbeoordeling heeft de Raad voor regelgevingstoetsing op 21 april 2023 een positief advies met voorbehoud uitgebracht. De Raad voor regelgevingstoetsing vroeg om meer duidelijkheid over de beschikbare opties en over de kosten of besparingen in het kader van de “one in, one out”-aanpak. Bovendien werd verzocht om in de effectbeoordeling beter tot uiting te laten komen dat de voorkeursoptie erin bestond de lidstaten de keuze te geven tussen toepassing van vermindering aan de bron en/of het systeem van snelle teruggave. Bovengenoemde bezwaren kwamen aan bod in de laatste versie van de effectbeoordeling.

In de effectbeoordeling, zoals herzien na de aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing, werden drie beleidsopties onderzocht:

Optie 1 – Opzetten van een gemeenschappelijk digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC) + gezamenlijke rapportage

Bij deze optie kunnen de lidstaten hun huidige regelingen (d.w.z. procedures voor vermindering aan de bron en/of teruggave) blijven toepassen, maar moeten zij de volgende nieuwe elementen invoeren:

·een gemeenschappelijk eTRC (met een gemeenschappelijke inhoud en een gemeenschappelijk formaat) die door alle lidstaten digitaal wordt afgegeven of geverifieerd.

·een gezamenlijke rapportagestandaard om de transparantie te vergroten, aangezien elke financieel intermediair in de hele financiële keten een bepaalde reeks gegevens zou rapporteren aan de bronlidstaat. Dit zou gepaard gaan met gestandaardiseerde due diligence-procedures, regels inzake de aansprakelijkheid en gemeenschappelijke teruggaveformulieren die namens klanten of belastingplichtigen met behulp van automatisering moeten worden ingediend.

Optie 2 – Implementeren van een systeem voor vermindering aan de bron

Deze tweede optie bouwt voort op de elementen van optie 1, maar verplicht de lidstaten om een systeem voor vermindering aan de bron in te voeren dat het mogelijk maakt om verlaagde tarieven op grond van het dubbelbelastingverdrag of nationale regels rechtstreeks toe te passen op het ogenblik van de betaling. Bij optie 2 zouden de belastingdiensten de verschuldigde belastingen moeten controleren nadat de betaling heeft plaatsgevonden.

Optie 3 – Implementeren van een systeem van snelle teruggave binnen een bepaalde termijn en/of vermindering aan de bron

Hierbij wordt optie 1 aangevuld met het vereiste dat lidstaten die een teruggavesysteem toepassen, ervoor moeten zorgen dat de terugvordering binnen een vooraf bepaalde termijn wordt afgehandeld, een zogenaamd systeem van snelle teruggave. De lidstaten kunnen een systeem voor vermindering aan de bron invoeren of verder toepassen (als hoofdsysteem of voor bepaalde betalingen met een laag risico).

De verschillende opties zijn met elkaar vergeleken aan de hand van de volgende criteria: effectiviteit, efficiëntie, coherentie en evenredigheid.

Van alle mogelijkheden is optie 3 de voorkeursoptie. Optie 3 is zeer doeltreffend om de in de EU vastgestelde problemen aan te pakken op het gebied van snelheid, eenvoudigere processen en meer gedigitaliseerde procedures. Waar optie 2 nog meer kostenbesparingen voor beleggers zou opleveren, geeft optie 3 lidstaten de mogelijkheid om vooraf controle te houden over verzoeken om teruggave, en biedt zo een weg voorwaarts die politiek haalbaar zou moeten zijn in alle lidstaten. Het bestrijden van misbruik is vooral relevant voor lidstaten die de afgelopen jaren zwaar zijn getroffen door cum/cum- en cum/ex-praktijken. Om politieke redenen zouden deze lidstaten op korte termijn terughoudender kunnen zijn om een systeem voor vermindering aan de bron in te voeren, omdat een dergelijke regeling een prominentere rol toekent aan financieel intermediairs.

Economische gevolgen

Baten

Het voorgestelde initiatief levert een kostenbesparing op voor beleggers van naar schatting 5,17 miljard EUR per jaar, waarvan 730 miljoen EUR per jaar als gevolg van minder papierwerk (409 miljoen EUR voor beleggers in de EU). Dit is te danken aan het feit dat beleggers met minder nalevingskosten te maken krijgen, minder vaak dubbel worden belast en het terugbetaalde geld tijdig kunnen herbeleggen. Met dit initiatief wordt dus een structurele, reeds lang bestaande belemmering voor grensoverschrijdende beleggingen aangepakt en worden EU-ondernemingen geholpen om kapitaal aan te trekken van een bredere basis van beleggers, wat een kerndoelstelling is van de KMU.

Financieel intermediairs zouden op korte termijn weliswaar aanzienlijke kosten moeten maken om de systemen in te voeren die nodig zijn om aan de nieuwe richtlijn te voldoen, maar op langere termijn zullen zij naar verwachting profiteren van kostenbesparingen (geschat op ongeveer 13,5 miljoen EUR per jaar) dankzij gestroomlijnde procedures, met name dankzij de digitalisering van sommige aspecten van het initiatief, zoals het gebruik van de eTRC of grootschalige verzoeken om vermindering van bronbelasting.

Ten slotte krijgen de belastingdiensten betere middelen om fiscaal misbruik te bestrijden, wat uiteindelijk een positief effect moet hebben op de belastinginkomsten. Verwacht wordt dat dit initiatief een positief effect op het bbp zal hebben van 0,025 %.

Kosten

Financieel intermediairs zullen te maken krijgen met implementatiekosten en jaarlijks terugkerende kosten van respectievelijk 75,9 miljoen EUR en 13 miljoen EUR. Ook de belastingdiensten krijgen te maken met IT-ontwikkelingskosten voor de implementatie van de eTRC (geschat op 4,9-54 miljoen EUR aan ontwikkelingskosten en 0,97-10,8 miljoen EUR aan terugkerende kosten) en de rapportagesystemen die nodig zijn om gegevens te ontvangen (geschat op 18,2 miljoen EUR aan eenmalige kosten en 3,5 miljoen EUR aan terugkerende kosten per jaar). Tot slot zullen de lidstaten, aangezien er minder gevallen van dubbele belastingheffing zullen zijn, te maken krijgen met een vermindering van de belastinginkomsten die wordt geschat op 2,2 miljard EUR.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Een van de belangrijkste specifieke doelstellingen van het voorstel is de invoering van digitalisering in de bronbelastingprocedures met het oog op volledig geautomatiseerde methoden voor de afgifte van de eTRC, de rapportage van gegevens, de indiening van verzoeken om vermindering of teruggave en de controle van de gegevens. Een andere doelstelling van het initiatief is het voorkomen van een wildgroei van verschillende systemen in de lidstaten door bepaalde elementen van de bronbelastingprocedures te standaardiseren.

Wat de one in, one out-aanpak betreft, levert het initiatief kostenbesparingen op voor beleggers dankzij minder papierwerk (409 miljoen EUR per jaar) en kostenbesparingen voor financieel intermediairs dankzij gestroomlijnde procedures (13,5 miljoen EUR per jaar). Tegelijkertijd krijgen financieel intermediairs te maken met uitvoeringskosten ten belope van 75,9 miljoen EUR (eenmalig) en 13 miljoen EUR (terugkerend).

Met het voorstel worden rapportageverplichtingen voor financieel intermediairs ingevoerd. Het verkrijgen van gedetailleerde informatie is van cruciaal belang voor de belastingdienst van de bronlidstaat om de juiste verlaagde bronbelastingtarieven te kunnen beoordelen en toepassen en om op efficiënte wijze misbruikpraktijken op te sporen, en zo een van de doelstellingen van het initiatief te verwezenlijken. Om de rapportagelast te beperken, is de door financieel intermediairs te rapporteren informatie beperkt tot wat lidstaten nodig hebben om de betalingsketen voor dividenden en rente te reconstrueren en voor zover dergelijke informatie beschikbaar is voor rapporterende financieel intermediairs. De rapportage gebeurt bovendien aan de hand van geautomatiseerde standaardformulieren en gemeenschappelijke vereisten voor de communicatiekanalen die door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen moeten worden vastgesteld.

Om de bronbelastingprocedures voor kleine beleggers te vereenvoudigen en aan minder strenge vereisten te onderwerpen, is bovendien een de-minimisregel ingevoerd voor de rapportageverplichtingen en de due diligence-procedure. Dit houdt in dat er geen informatie over financiële regelingen of een minimale aanhoudingsperiode wordt gevraagd aan beleggers met een dividenduitkering van minder dan 1 000 EUR.

Grondrechten en gelijkheid

De grondrechten, met name de vereisten met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens onder de algemene verordening gegevensbescherming (“AVG”), worden gewaarborgd. De persoonsgegevens worden alleen verwerkt om te controleren of het juiste bronbelastingtarief wordt toegepast op de belastingplichtige en om het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik te beperken. Persoonsgegevens worden alleen doorgegeven tussen entiteiten die betrokken zijn bij de procedures voor de vermindering van bronbelasting op grond van deze richtlijn. De hoeveelheid persoonsgegevens die wordt doorgegeven, wordt beperkt tot wat nodig is om onderrapportage, niet-rapportage of belastingfraude of fiscaal misbruik op te sporen, in overeenstemming met de AVG-vereisten. Persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor dit doel.

Gelijkheid, met inbegrip van gendergelijkheid, ondervindt geen significante invloed van dit initiatief.

Andere gevolgen

Er zijn geen andere significante gevolgen. Er wordt echter verwacht dat het initiatief een beperkte positieve sociale impact heeft, aangezien het zou zorgen voor een billijkere belastingheffing; evenals een beperkt positief milieu-effect, gezien de verwachte vermindering van de terugbetalingsprocedures op papier. Daarom is het huidige initiatief in overeenstemming met de doelstelling van klimaatneutraliteit zoals vereist door de Europese klimaatwet.

Het voorstel houdt vast aan de beginselen “geen ernstige afbreuk doen” en “standaard digitaal” en draagt bij aan de verwezenlijking van de Europese weg naar een digitale samenleving en economie.

De relevante doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling die gedeeltelijk aan bod komen in het initiatief zijn 8 (waardig werk en economische groei), 9 (industrie, innovatie en infrastructuur) en 16 (vrede, justitie en sterke publieke diensten), zoals gepresenteerd in bijlage 3 bij de effectbeoordeling.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De belangrijkste gevolgen van het initiatief voor de begroting van de Commissie zijn de invoering van de elektronische verklaring van fiscale woonplaats en de vaststelling van de formaten en communicatiekanalen die financieel intermediairs moeten gebruiken om verslag uit te brengen aan de nationale belastingautoriteiten. Het financieel memorandum biedt details over de benodigde personele en administratieve middelen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Met het oog op het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de richtlijn verstrekken de lidstaten de Commissie jaarlijks gegevens met relevante informatie over de werking van de richtlijn. De relevante informatie moet worden gedefinieerd door middel van een uitvoeringshandeling zoals bepaald in artikel 19 van de richtlijn.

De Commissie evalueert de richtlijn vijf jaar nadat de nationale voorschriften tot omzetting van de richtlijn in werking zijn getreden en vervolgens om de vijf jaar.

Artikelsgewijze toelichting

Het voorstel is opgebouwd uit twee bouwstenen die respectievelijk in hoofdstuk 2 en 3 worden behandeld. Hoofdstuk 2 voorziet in de invoering van een EU-brede digitale verklaring van fiscale woonplaats en hoofdstuk 3 gaat in op de procedures voor de vermindering van bronbelasting. Het omvat de procedure voor het opzetten van nationale registers voor specifieke financieel intermediairs (gecertificeerde financieel intermediairs), gestandaardiseerde rapportageverplichtingen voor dergelijke gecertificeerde financieel intermediairs, en de verplichting voor lidstaten om een systeem voor vermindering aan de bron of systeem van snelle teruggave of een combinatie daarvan op te zetten om te zorgen voor een snelle en zekere vermindering van de bronbelasting, op basis van dubbelbelastingverdragen of nationale regels, voor EU- en niet-EU-beleggers, wanneer aan bepaalde transparantievoorwaarden is voldaan. Aangezien deze procedures alleen betrekking hebben op specifieke lidstaten die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting moeten bieden, is hoofdstuk 3 alleen bindend voor die lidstaten.

i)Gemeenschappelijke digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC)

De eTRC moet door alle lidstaten worden ingevoerd en zal een snelle, eenvoudige en veilige administratieve procedure bieden om de fiscale woonplaats van EU-belastingplichtigen te bevestigen.

Zoals bepaald in artikel 4 komt er een gemeenschappelijke inhoud voor de eTRC, ongeacht de lidstaat van afgifte, d.w.z. de lidstaat van verblijf. De elementen die in lid 2 als gemeenschappelijke inhoud voor de eTRC worden aangemerkt, zijn de elementen die de verzoekende belastingplichtige identificeren en bevestigen dat hij volgens de nationale regels inwoner van de lidstaat is.

Uit gerichte raadplegingen van lidstaten is gebleken dat voor het vaststellen van de woonplaats van beleggers dezelfde regels gelden om de belegger al dan niet als ingezetene van een bepaalde lidstaat aan te merken, ongeacht het land waarin wordt belegd. Daarom hoeft de lidstaat waar de belegging wordt gedaan niet in de eTRC te worden vermeld. Dergelijke informatie wordt echter in het verzoek om vermindering opgenomen om het toepasselijke verlaagde tarief te kunnen vaststellen.

Aangezien het de bedoeling is om een gestandaardiseerde eTRC op te zetten, die kan worden gebruikt om de bronbelastingprocedures te stroomlijnen, maar die ook voor andere doeleinden kan worden gebruikt, biedt het voorstel de mogelijkheid om informatie voor die doeleinden toe te voegen.

Aangezien een van de doelstellingen van dit initiatief erin bestaat de administratieve lasten voor belastingdiensten, beleggers en de financiële sector te verminderen, wordt voorgesteld dat de eTRC ten minste het volledige kalenderjaar bestrijkt waarin ze wordt aangevraagd. Als de omstandigheden aan het einde van het jaar evenwel niet stroken met de inhoud van de eTRC die in de loop van het jaar werd afgegeven, kan deze eTRC door de lidstaat van afgifte en elke andere betrokken lidstaat als ongeldig worden beschouwd. De minimale geldigheidsduur van de eTRC (één kalenderjaar) mag niet worden geïnterpreteerd als een beletsel voor de lidstaten om eTRC’s met een langere geldigheidsduur af te geven, afhankelijk van het begrip fiscale woonplaats en het interne besluit van elke lidstaat. De lidstaten erkennen de door een andere lidstaat afgegeven eTRC als toereikend bewijs van woonplaats van een belastingplichtige in die andere lidstaat, voor zover die eTRC door de lidstaat van afgifte nog steeds als geldig wordt beschouwd.

De lidstaten zijn verplicht om binnen één dag een eTRC af te geven, mits ze over een specifieke reeks gegevens beschikken en er zich geen uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een vertraging rechtvaardigen. In de gevallen waarin de afgiftetermijn van één dag niet wordt nageleefd, moet de verzoekende partij door de betrokken lidstaat op de hoogte worden gebracht. Om te voldoen aan het vereiste van een afgiftetermijn van één dag, moeten de lidstaten een volledig geautomatiseerd systeem voor de afgifte van de eTRC invoeren, waarmee verzoeken kunnen worden ingediend via een onlineportaal dat toegankelijk is voor de belastingplichtige en de partijen die daartoe zijn gemachtigd (bv. financieel intermediairs die de eTRC namens hun cliënten aanvragen).

De eTRC wordt beveiligd met een elektronisch zegel conform Verordening (EU) nr. 910/2014 van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (de eIDAS-verordening) 23 . De beoogde methode biedt de mogelijkheid van een zowel door mensen als door machines leesbare versie van de digitale verklaring van fiscale woonplaats met pdf-documenten, of vergelijkbare andere formaten, die door geautomatiseerde systemen kunnen worden gebruikt.

ii)Nationale registers van de lidstaten

Om in aanmerking te komen voor de procedures voor de vermindering van bronbelasting die de kern van de richtlijn vormen, moeten beleggers een beroep kunnen doen op financieel intermediairs die gecertificeerd zijn om deze diensten te verlenen. Er zijn twee redenen om als gecertificeerde financieel intermediair te worden erkend en dus toegang te krijgen tot de procedures van deze richtlijn:

op vrijwillige basis: voor 1) grote instellingen, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 24 , en 2) centrale effectenbewaarinstellingen die onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 909/2014 25 vallen en die diensten als inhoudingsplichtige instantie voor bronbelasting verlenen en zich als zodanig moeten registreren bij de lidstaten waar de uitgevende instellingen van effecten zijn gevestigd en waar hun cliënten hebben belegd.

Op vrijwillige basis: voor alle andere entiteiten (met inbegrip van entiteiten die in een rechtsgebied van een derde land zijn gevestigd) die als financieel intermediairs optreden en aan specifieke vereisten voldoen door zich in te schrijven in een of meer van de overeenkomstig deze richtlijn opgezette nationale registers, naar keuze van de betrokken intermediair; verwacht wordt dat zij zich registeren in de lidstaten waar hun cliënten beleggingen hebben.

Lidstaten die geen vermindering van te veel ingehouden bronbelasting hoeven te verlenen, vanwege een vrijstelling van de bronbelasting op dividenduitkeringen of in het geval dat het relevante binnenlandse belastingtarief altijd lager is dan of gelijk is aan het tarief dat zou kunnen worden toegepast op grond van dubbelbelastingverdragen, hoeven niet te beschikken over een nationaal register. Lidstaten die overeenkomstig deze richtlijn kiezen voor vermindering aan de bron of snelle teruggave van te veel ingehouden belasting op rente op obligaties, dienen standaard gebruik te maken van het nationale register dat al is opgezet voor de vermindering van te veel ingehouden belasting op dividenden, of anderszins een nationaal register op te zetten.

Gecertificeerde financieel intermediairs die niet aan de eisen voldoen, waaronder de gecertificeerde financieel intermediairs die niet aan de registratievoorschriften voldoen, worden uit het nationale register geschrapt en/of krijgen een boete opgelegd.

iii)Gezamenlijke rapportage

Deze richtlijn heeft tot doel belastingfraude en fiscaal misbruik op het gebied van procedures voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te helpen bestrijden en deze procedures doeltreffend te maken. Het invoeren van transparantie in de financiële keten dient deze twee doelstellingen, omdat het de bronlidstaat in staat stelt de informatie te ontvangen die nodig is om na te gaan of het juiste bronbelastingtarief van toepassing is en om te beoordelen of antimisbruikregels moeten worden toegepast. Door in de hele EU een gezamenlijke rapportagestandaard in te voeren, besparen beleggers en financieel intermediairs op nalevingskosten en kunnen de procedures voor vermindering van bronbelasting sneller en veiliger verlopen.

Wie moet rapporteren en aan wie?

De rapportageverplichtingen vloeien voort uit de registratie in een van de nationale registers. Alle gecertificeerde financieel intermediairs die in een of meer van de nationale registers zijn opgenomen, moeten rapporteren aan de autoriteit die het register bijhoudt, en in voorkomend geval aan de inhoudingsplichtige instantie, ongeacht hun woonland (EU of buiten de EU; of in een lidstaat met of zonder een eigen nationaal register).

Gecertificeerde financieel intermediairs die in een nationaal register zijn opgenomen, moeten rapporteren wanneer de beleggingen van hun cliënten plaatsvinden in een lidstaat met een nationaal register. Een dergelijke bronlidstaat moet zorgen voor belastingvermindering en moet daarom de betalingsketen voor effecten reconstrueren en de uiteindelijke belegger identificeren. De richtlijn sluit de mogelijkheid niet uit dat gecertificeerde financieel intermediairs de rapportageverplichting uitbesteden aan een andere financieel intermediair binnen de bewaarketen, voor zover de betreffende gecertificeerde financieel intermediair verantwoordelijk blijft voor de voltooiing en juistheid van deze rapportage.

Niet-naleving van de rapportageverplichting leidt tot boetes.

Wat moet worden gerapporteerd?

In bijlage II bij de richtlijn is een gemeenschappelijke reeks rapportage-elementen vastgesteld. Elke gecertificeerde financieel intermediair rapporteert alleen over het deel van de transactie dat voor hem zichtbaar is, d.w.z. van wie hij de dividenduitkering of rentebetaling ontvangt en aan wie hij het dividend of de rente uitbetaalt. De ontvanger van de volledige rapportage, hetzij de belastingdienst van het bronland of een namens hem aangewezen inhoudingsplichtige instantie, zal dus over alle informatie beschikken die nodig is om de financiële keten van de transactie te reconstrueren, van de belegger tot de uitgevende instelling van de effecten.

De belastingdienst kan aan de hand van de gerapporteerde informatie nagaan wie de uiteindelijke belegger is en of hij in aanmerking komt voor het verlaagde bronbelastingtarief. Op die manier wordt het risico van dubbele teruggaaf beperkt en worden belastingdiensten beter in staat gesteld om andere misbruik- en frauduleuze praktijken, zoals cum/cum, op te sporen en te bestrijden.

Rubriek E van bijlage II voorziet in twee rapportagevereisten die misbruik van de bronbelasting, hoofdzakelijk cum/cum-misbruik, moeten helpen bestrijden: i) informatie over de aanhoudingsperiode van onderliggende effecten en ii) informatie over financiële regelingen die verband houden met de effecten waarvoor de belastingplichtige om belastingvermindering verzoekt.

Het eerste element betreft informatie over de vraag of de onderliggende effecten binnen twee dagen voor de ex-dividenddatum zijn gekocht, met als doel om verdere frauduleuze constructies voor het meervoudig terugvorderen van dezelfde bronbelasting te helpen voorkomen wanneer slechts één enkele terugvordering van toepassing zou moeten zijn (cum/ex-regelingen).

In het tweede element wordt informatie gevraagd over de vraag of de rapporterende financieel intermediair op de hoogte is van een financiële regeling met betrekking tot de onderliggende effecten die niet is afgewikkeld, vervallen of anderszins beëindigd op de ex-dividenddatum, met als doel de belastingdienst te helpen bij het opsporen van frauduleuze belastingconstructies (cum/cum-regelingen). Een financiële regeling kan bijvoorbeeld een repo-overeenkomst of effectenuitleenovereenkomst zijn, maar ook derivatenproducten zoals futures op individuele aandelen. Meer in het bijzonder houdt een repo-overeenkomst de verkoop in van effecten tegen een specifieke prijs, met een verplichting om dezelfde of soortgelijke effecten op een bepaalde datum in de toekomst terug te kopen tegen een vaste prijs. Bij effectenuitleen wordt de eigendom van een effect overgedragen in ruil voor onderpand, meestal een ander effect, op voorwaarde dat de eigendom van dat effect of vergelijkbare effecten op een bepaalde datum in de toekomst terugkeert naar de oorspronkelijke eigenaar. De definitie is ruim om verschillende soorten regelingen te kunnen omvatten.

Aangezien de bovenstaande regelingen alleen in acht zijn genomen met betrekking tot dividenduitkeringen, zijn de rapportage-elementen onder rubriek E niet vereist met betrekking tot rente betaald op obligaties. Dezelfde aanpak wordt gevolgd voor zeer lage bedragen aan uitgekeerd dividend, die worden beschouwd als een laag risico waarvoor de desbetreffende rapportagelast voor gecertificeerde financieel intermediairs niet gerechtvaardigd is. Dit belet de lidstaten echter niet om passende consequenties te verbinden aan de vaststelling van misbruik, zelfs voor een laag bedrag.

Hoe vindt de rapportage plaats?

De rapportage vindt plaats via een gestandaardiseerd xml-formaat dat in een door de Commissie aan te nemen uitvoeringshandeling zal worden vastgesteld. Het geautomatiseerde kanaal voor het verstrekken van de informatie door de marktdeelnemers aan de overeenkomstige belastingdienst of inhoudingsplichtige instantie die namens deze optreedt, wordt gestandaardiseerd en vastgelegd in deze uitvoeringshandeling.

Wanneer ontstaat de rapportageverplichting?

De termijn voor het rapporteren van de informatie in bijlage II is uiterlijk 25 dagen na de registratiedatum. Rapportage dient zo snel mogelijk na de registratiedatum plaats te vinden, tenzij een afwikkelingsopdracht met betrekking tot een deel van een transactie op de registratiedatum nog in behandeling is, in welk geval de rapportage voor die transactie zo spoedig mogelijk na de afwikkeling moet plaatsvinden. In de praktijk worden alle posities normaal gesproken binnen tien à vijftien dagen na de registratiedatum afgewikkeld. Als dit op de twintigste dag nog niet is gebeurd, moeten gecertificeerde financieel intermediairs volgens de richtlijn, met het oog op een efficiënte vermindering van te veel ingehouden bronbelasting, de situatie op de twintigste dag en binnen de volgende vijf dagen alsnog melden.

In lidstaten waar vermindering aan de bron van toepassing is en de datum van dividenduitkering eerder valt dan 25 dagen na de registratiedatum, moeten de financieel intermediairs beschikken over een mechanisme om de inhoudingsplichtige instantie tijdig te informeren over het toe te passen tarief.

iv) Stelsels van belastingvermindering

Het voorstel voorziet: a) een systeem voor vermindering aan de bron; en b) een systeem van snelle teruggave. Onder een systeem voor vermindering aan de bron wordt het juiste belastingbedrag toegepast door de inhoudingsplichtige instantie op het moment van de dividenduitkering of rentebetaling (artikel 12). Bij een systeem van snelle teruggave wordt de belasting ingehouden tegen het hoogste tarief dat wordt toegepast in het bronland, maar de te veel ingehouden belasting wordt dan teruggegeven binnen een bepaalde termijn van maximaal 25 dagen vanaf de datum van het verzoek of vanaf de datum waarop aan de vereiste rapportering is voldaan, waarbij de laatste van deze twee data geldt. Dit moet gebeuren binnen vijftig kalenderdagen na de betalingsdatum (artikel 13). In beide gevallen zijn de relevante actoren in de procedures gecertificeerde financieel intermediairs die optreden namens hun beleggers. Artikel 10 (verzoek om vermindering aan de bron of snelle teruggave) en artikel 11 (due diligence-procedures) bevatten elementen die beide stelsels gemeen hebben.

Bij het toepassen van de procedures voor belastingvermindering kan de bevoegde belastingdienst besluiten om de relevante taken uit te besteden aan een aangewezen inhoudingsplichtige instantie in plaats van de taken zelf te beheren.

Elke lidstaat die procedures voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting toepast, kan beslissen om het systeem van vermindering aan de bron of het systeem van snelle teruggave of beide toe te passen, alsook om al dan niet gebruik te maken van de bovengenoemde uitbestedingsmogelijkheid. Deze lidstaten moeten er echter voor zorgen dat ten minste een van beide systemen beschikbaar is voor alle beleggers en daadwerkelijk wordt geactiveerd, en dat in alle gevallen aan de voorwaarden van deze richtlijn wordt voldaan. Binnen deze twee systemen hebben de lidstaten de mogelijkheid om bijvoorbeeld alleen belastingplichtigen met een laag risico toe te staan om bronvermindering te vragen, terwijl andere belastingplichtigen alleen om een snelle teruggave kunnen vragen. Lidstaten die geen gebruik maken van procedures voor vermindering van te veel ingehouden bronbelasting omdat ze helemaal geen bronbelasting heffen of niet voorzien in verschillende bronbelastingtarieven in verschillende omstandigheden, ondervinden geen gevolgen van deze systemen en hoeven geen actie te ondernemen.

In alle gevallen moeten de lidstaten zich met betrekking tot het bewijs van woonplaats van de beleggers hoofdzakelijk baseren op de eTRC, zoals gedefinieerd in artikel 4, of een passend bewijs van fiscale woonplaats van een derde land.

Een belangrijk doel van deze richtlijn is het voorkomen van frauduleuze belastingpraktijken en in het bijzonder cum/ex- en cum/cum-regelingen. De belastingdiensten van de lidstaten die over meer tijd willen beschikken om bepaalde controles uit te voeren voordat zij instemmen met een belastingvermindering, hebben de mogelijkheid om het systeem van vermindering aan de bron of het systeem van snelle teruggave dat krachtens deze richtlijn moeten worden ingevoerd, in bepaalde omstandigheden niet toe te passen. Deze mogelijkheid wordt specifiek overwogen in geval van een verzoek om vrijstelling en wanneer uit de in rubriek E van bijlage II verstrekte informatie blijkt dat de onderliggende effecten binnen twee kalenderdagen na de ex-dividenddatum zijn verworven en/of dat de financieel intermediair meldt op de hoogte te zijn van een financiële regeling met betrekking tot de onderliggende effecten die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verstreken of anderszins beëindigd.

Wanneer het systeem van vermindering aan de bron en het systeem van snelle teruggave van deze richtlijn niet van toepassing zijn, wordt een standaardteruggaafprocedure toegepast, waarbij de belastingplichtige of zijn aangewezen vertegenwoordiger, die niet noodzakelijk een financiële instelling hoeft te zijn, rechtstreeks een verzoek om teruggave kan indienen bij de belastingdienst. Deze richtlijn zorgt er ook voor dat ten minste de inhoud van de informatie die aan de belastingdienst moet worden verstrekt, de in rubriek E van bijlage II bedoelde informatie omvat.

Algemene bepalingen

Hoofdstuk 4 gaat over algemene en slotbepalingen en in het bijzonder over uitvoeringshandelingen, evaluatie en toezicht, regels inzake gegevensbescherming, omzetting en inwerkingtreding. Zodra dit voorstel is aangenomen, moet het uiterlijk op 31 december 2026 zijn omgezet in het nationale recht van de lidstaten. Het moet in werking treden twee jaar nadat de uitvoeringshandelingen zijn aangenomen, naar verwachting tegen 1 januari 2027.

2023/0187 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

betreffende een snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 26 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 27 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het garanderen van billijke belastingheffing in de interne markt en de goede werking van de kapitaalmarktenunie (KMU) zijn politieke prioriteiten voor de Europese Unie (EU). In deze context is het van cruciaal belang om belemmeringen voor grensoverschrijdende beleggingen op te heffen en belastingfraude en fiscaal misbruik te bestrijden. Dergelijke belemmeringen bestaan bijvoorbeeld door inefficiënte en onevenredig omslachtige procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit dividenden of rente uitgekeerd op openbaar verhandelde aandelen of obligaties aan niet-ingezeten beleggers. Bovendien is de status quo ontoereikend gebleken om terugkerende risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te voorkomen, zoals blijkt uit de recente cum/ex- en cum/cum-schandalen. Dit voorstel heeft tot doel de Europese bronbelastingprocedures efficiënter te maken en ze tegelijkertijd te versterken tegen het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik. Het is gebaseerd op relevante eerdere maatregelen op EU- en internationaal niveau, zoals de aanbeveling van de Commissie van 2009 betreffende de vereenvoudiging van bronbelastingprocedures en het Trace-initiatief (belastingverlichting op grond van verdragen en versterking van de naleving) van de OESO 28 .

(2)Om de lidstaten beter in staat te stellen potentiële fraude of misbruik te voorkomen en te bestrijden, wat momenteel wordt belemmerd door versnippering en een algemeen gebrek aan betrouwbare en tijdige informatie over beleggers, moet daarom een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op grensoverschrijdende beleggingen in effecten dat bestand is tegen een risico op van belastingfraude of fiscaal misbruik. Dit kader moet leiden tot convergentie tussen de verschillende procedures voor belastingvermindering die in de EU worden toegepast en tegelijkertijd transparantie en zekerheid over de identiteit van de beleggers garanderen voor uitgevende instellingen van effecten, inhoudingsplichtige instanties, financieel intermediairs en lidstaten, al naargelang het geval. Daartoe moet het kader steunen op geautomatiseerde procedures, zoals de digitalisering van de verklaring van fiscale woonplaats (qua procedure en vorm), wat een eerste vereiste is voor beleggers om toegang te krijgen tot eventuele procedures voor belastingvermindering of -teruggaaf. Een dergelijk kader moet ook flexibel genoeg zijn om naar behoren rekening te houden met de verschillende stelsels die in de verschillende lidstaten van toepassing zijn, en tegelijk te zorgen voor grotere convergentie en passende antimisbruikinstrumenten aan te reiken om de risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te beperken.

(3)Om een evenredige aanpak te garanderen, mogen regels betreffende de procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting alleen bindend zijn voor die lidstaten die bronbelasting op dividenden heffen tegen verschillende tarieven afhankelijk van de fiscale woonplaats van de specifieke belegger. In dit geval moeten de lidstaten voor een vermindering zorgen wanneer een hoger tarief is toegepast in een situatie waarvoor een lager tarief geldt. Daarnaast moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om soortgelijke procedures toe te passen met betrekking tot rentebetalingen aan niet-ingezetenen op openbaar verhandelde obligaties, teneinde de efficiëntie van de desbetreffende procedure voor belastingvermindering te verbeteren en een hoger niveau van naleving door de belastingplichtigen te garanderen. Lidstaten die geen procedures voor belastingvermindering nodig hebben met betrekking tot te veel ingehouden bronbelasting op dividenden en, in voorkomend geval, rente, vallen niet onder de procedures van deze richtlijn en zijn derhalve niet aan deze regels gebonden. Aangezien beleggers zich in elke lidstaat kunnen bevinden, moeten de regels voor een gemeenschappelijke en digitale verklaring van fiscale woonplaats in alle lidstaten van toepassing zijn; hetzelfde geldt voor de algemene en slotbepalingen.

(4)Om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen in de EU toegang hebben tot een gemeenschappelijk, passend en effectief bewijs van fiscale woonplaats, moeten de lidstaten gebruikmaken van geautomatiseerde procedures voor de afgifte van fiscale verklaringen van woonplaats in dezelfde herkenbare en aanvaardbare digitale vorm en met dezelfde inhoud. Met het oog op een grotere efficiëntie moet de verklaring ten minste geldig zijn voor het hele jaar waarin ze is afgegeven en voor die periode door andere lidstaten worden erkend. Lidstaten kunnen een afgegeven eTRC intrekken als de belastingdienst over tegenbewijs beschikt met betrekking tot de fiscale woonplaats voor dat jaar. Om een efficiënte identificatie van EU-ondernemingen mogelijk te maken, moet de verklaring informatie bevatten over de Europese unieke identificatiecode (EUID).

(5)Om de doelstelling van een efficiëntere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te verwezenlijken, moeten gemeenschappelijke procedures worden ingevoerd die het mogelijk maken om snel duidelijke en beveiligde informatie te verkrijgen over de identiteit van de belegger, met name in het geval van grote beleggersbestanden, d.w.z. in verband met beleggingen in openbaar verhandelde effecten, waarbij het moeilijk is om de identiteit van de individuele beleggers vast te stellen. Dergelijke procedures moeten als tweede stap ook de toepassing van het juiste belastingtarief op het moment van betaling (vermindering aan de bron) of een snelle teruggave van te veel betaalde belasting mogelijk maken. Aangezien grensoverschrijdende beleggingen gewoonlijk verlopen via een betalingsketen van financieel intermediairs, moeten de relevante procedures het ook mogelijk maken de keten van financieel intermediairs te traceren en te identificeren, en daarmee de inkomstenstroom van de uitgevende instelling van het effect tot de uiteindelijke ontvanger, d.w.z. de enige belegger of geregistreerde eigenaar. De betrokken lidstaten, d.w.z. de lidstaten die bronbelasting heffen op inkomsten uit effecten en die vermindering van te veel ingehouden belasting verlenen, moeten daarom een nationaal register instellen en bijhouden van de financieel intermediairs die een belangrijke rol spelen in de betalingsketen, en zodra zij zijn geregistreerd van hen eisen dat zij de beschikbare informatie verstrekken over de dividenduitkeringen of rentebetalingen, indien van toepassing, die zij verwerken. De vereiste informatie moet beperkt blijven tot informatie die cruciaal is om de betalingsketen te reconstrueren en daarom nuttig is om het risico op fraude of misbruik te voorkomen, voor zover de rapporterende intermediair over dergelijke informatie beschikt. Lidstaten die bronbelasting heffen op rente tegen verschillende tarieven en die soortgelijke procedures voor belastingvermindering moeten toepassen, kunnen ook overwegen om in voorkomend geval het ingevoerde nationale register te gebruiken.

(6)Aangezien de financieel intermediairs die het vaakst betrokken zijn bij de betalingsketens voor effecten, grote instellingen zijn in de zin van de verordening kapitaalvereisten (VKV) 29 alsook centrale effectenbewaarinstellingen die diensten als inhoudingsplichtige instantie verlenen, moeten deze entiteiten worden verplicht te verzoeken om registratie in het nationale register van de lidstaten dat zoals hierboven is ingesteld. Andere financieel intermediairs moeten naar eigen goeddunken om registratie kunnen verzoeken. De financieel intermediair moet zelf om registratie verzoeken door een aanvraag in te dienen bij de door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit, met inbegrip van bewijs dat de financieel intermediair aan bepaalde vereisten voldoet. Het doel van de vereisten is om na te gaan of de aanvragende intermediair voldoet aan de vereisten van de desbetreffende EU-verordening en toezicht houdt op de naleving ervan. Wanneer de financieel intermediair buiten de EU gevestigd is, moet hij in het derde land van woonplaats onderworpen zijn aan een wetgeving die voor de toepassing van deze richtlijn vergelijkbaar is, en mag het derde woonland niet voorkomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties, noch op de EU-lijst van derde landen met een hoog risico (antiwitwaslijst). Naleving door een financieel intermediair uit een derde land van de desbetreffende EU-voorschriften heeft uitsluitend betrekking op de in deze richtlijn uiteengezette doeleinden en heeft geen gevolgen voor de uitoefening of toepassing van andere rechten en plichten uit hoofde van andere EU-wetgeving. Eenmaal geregistreerd, moeten financieel intermediairs in de respectieve lidstaat als “gecertificeerde financieel intermediair” worden beschouwd en onderworpen zijn aan de relevante rapportage- en kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en moeten zij tevens het recht hebben om toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering te verzoeken. De lidstaten die een nationaal register bijhouden, moeten ook actie ondernemen om gecertificeerde financieel intermediairs die hierom verzoeken of die niet langer aan de respectieve vereisten voldoen, uit het register te schrappen. Bovendien kunnen deze lidstaten besluiten om gecertificeerde financieel intermediairs waarvan is vastgesteld dat zij hun verplichtingen meermaals hebben geschonden, uit hun nationale register te schrappen. Wanneer een lidstaat een dergelijke actie tot schrapping onderneemt, moet hij andere lidstaten die een nationaal register bijhouden daarvan in kennis stellen, zodat zij kunnen beoordelen of dezelfde gecertificeerde financieel intermediair uit hun eigen nationale register moet worden geschrapt. De nationale wetgeving van de betrokken lidstaten is van toepassing op de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen, met inbegrip van de mogelijkheid om in beroep te gaan, met betrekking tot een besluit van een lidstaat in verband met opname in en schrapping uit hun nationale register.

(7)Om te zorgen voor meer transparantie over de identiteit en de omstandigheden van de belegger die een dividenduitkering of rentebetaling ontvangt en over de stroom van de betaling door de uitgevende instelling, moeten gecertificeerde financieel intermediairs binnen specifieke termijnen een relevante reeks gegevens verstrekken aan de autoriteit die is aangewezen om het nationale register bij te houden. Deze informatie moet ook worden verstrekt aan de inhoudingsplichtige instantie als vermindering aan de bron mogelijk is. Deze gegevens moeten informatie bevatten omtrent het in aanmerking komen van de betreffende belegger, maar moeten beperkt blijven tot de gegevens waarover de rapporterende gecertificeerde financieel intermediairs beschikken. Financieel intermediairs die niet verplicht zijn zich als gecertificeerde financieel intermediair te laten registreren en er ook voor hebben gekozen zich niet als zodanig te laten registreren, hebben geen rapportageverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Informatie over de betalingen die worden verwerkt door dergelijke intermediairs die geen gecertificeerde financieel intermediair zijn, blijft niettemin relevant en kan door een lidstaat naar eigen goeddunken noodzakelijk worden geacht om de transparantie te waarborgen en een correcte reconstructie van de betalingsketen mogelijk te maken alvorens de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering toe te passen (vermindering aan de bron of snelle teruggave). Daarom kunnen de lidstaten verlangen dat gecertificeerde financieel intermediairs deze informatie bij dergelijke intermediairs inwinnen en dienovereenkomstig rapporteren om de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering toepassing te laten vinden.

(8)Om de kapitaalmarktenunie effectiever en concurrerender te maken, moeten de procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit effecten worden vergemakkelijkt en versneld wanneer door de betrokken gecertificeerde financieel intermediairs adequate informatie is verstrekt, onder meer over de identiteit van de belegger. De relevante gecertificeerde financieel intermediairs omvatten alle gecertificeerde financieel intermediairs in de betalingsketen tussen de belegger en de uitgevende instelling van de effecten, van wie kan worden verlangd dat zij ook informatie verstrekken over betalingen die worden verricht door niet-gecertificeerde financieel intermediairs in de keten, afhankelijk van de beleidskeuze van elke lidstaat. Rekening houdend met de verschillende benaderingen in de lidstaten, worden twee soorten procedures voorzien: i) vermindering aan de bron door rechtstreekse toepassing van het toepasselijke belastingtarief op het moment van de inhouding en ii) snelle terugbetaling binnen maximaal 50 dagen na de datum van dividenduitkering of, naargelang het geval, de datum waarop de uitgevende instelling van de obligatie rente moet betalen aan de obligatiehouder (coupondatum). Het moet de lidstaten vrij staan een of een combinatie van beide procedures naar eigen inzicht in te voeren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat ten minste één ervan beschikbaar is voor alle beleggers wanneer aan de vereisten van deze richtlijn is voldaan. Teneinde een juiste en tijdige uitvoering van deze procedures door de betrokken lidstaten te waarborgen, is het dienstig rente toe te passen op laattijdige teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting die onder deze richtlijn valt en aan de voorwaarden voldoet om voor deze procedures in aanmerking te komen. Wanneer niet aan de relevante vereisten is voldaan, of wanneer de betrokken belegger dit wenst, moeten de lidstaten hun bestaande standaardteruggaafprocedures toepassen om de te veel ingehouden bronbelasting te verminderen. In ieder geval moeten geregistreerde eigenaars, met name retailbeleggers, en hun gevolmachtigde vertegenwoordigers het recht behouden om te veel ingehouden bronbelasting terug te vorderen in een lidstaat waar zij kunnen aantonen dat zij aan de voorwaarden van het nationale recht voldoen.

(9)Om de systemen voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te beschermen, moeten de lidstaten die een nationaal register bijhouden ook van gecertificeerde financieel intermediairs eisen dat zij controleren of beleggers die een belastingvermindering willen aanvragen, in aanmerking komen. Met name moeten gecertificeerde financieel intermediairs de verklaring van fiscale woonplaats van de relevante belegger verkrijgen, en een verklaring dat deze belegger de uiteindelijke begunstigde van de betaling is volgens de wetgeving van de bronlidstaat. Ze moeten ook het toepasselijke bronbelastingtarief verifiëren op basis van de specifieke omstandigheden van de belegger en aangeven of ze op de hoogte zijn van een financiële regeling met betrekking tot de onderliggende effecten die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd. Gecertificeerde financieel intermediairs moeten aansprakelijk worden gesteld voor derving aan belastinginkomsten als gevolg van de ontoereikende nakoming van deze verplichtingen, voor zover het nationale recht van de lidstaat waar het verlies is geleden daarin voorziet. Om de evenredigheid van de lasten en aansprakelijkheid van gecertificeerde financieel intermediairs te garanderen, moeten voor alle procedures voor belastingvermindering beperkte verificatieverplichtingen gelden wanneer het risico op misbruik klein is en met name wanneer het totale bedrag van het dividend dat aan de belegger wordt uitgekeerd voor een deelneming in een onderneming, lager is dan 1 000 EUR. Als dergelijk misbruik wordt bewezen, kunnen de lidstaten echter op grond van het nationale recht gevolgen toepassen, waaronder het ontzeggen van de in deze richtlijn voorziene regelingen voor belastingvermindering, maar zij kunnen gecertificeerde financieel intermediairs niet aansprakelijk stellen voor het ontbreken van verificatie.

(10)Erkend wordt dat financiële regelingen kunnen worden gebruikt om de economische eigendom van een effect en/of relevante beleggingsrisico’s geheel of gedeeltelijk te verschuiven. Er is ook aangetoond dat dergelijke regelingen zijn gebruikt in constructies zoals dividendarbitrage en dividendstripping, waaronder de cum/ex- en cum/cum-regelingen, met als enige doel teruggaaf te verkrijgen terwijl daar geen recht op was of om het bedrag van de teruggaaf waarop een belegger eigenlijk recht had, te verhogen. Informatie over dergelijke financiële regelingen, die normaal gesproken legitieme effectentransacties omvatten zoals repo-overeenkomsten of effectenuitleenovereenkomsten, maar ook derivatenproducten zoals futures op individuele aandelen, is daarom noodzakelijk voor belastingdiensten om fiscaal misbruik te bestrijden. Met het oog op een evenredige aanpak mag rapportage over deze informatie alleen worden vereist door die gecertificeerde financieel intermediairs die, vanwege hun positie binnen de keten, direct betrokken kunnen zijn geweest bij de desbetreffende financiële regeling. Een dergelijke rapportage is niet vereist in het geval van obligaties en rentebetalingen.

(11)Met het oog op de effectiviteit moeten de lidstaten een sanctieregeling vaststellen voor inbreuken op de nationale voorschriften tot omzetting van deze richtlijn. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(12)De juiste invoering en handhaving van de voorgestelde regels in elke betrokken lidstaat is van cruciaal belang voor de bevordering van de KMU als geheel en voor de bescherming van de belastinggrondslag van de lidstaten, en moet daarom door de Commissie worden gemonitord. Daarom moeten de lidstaten de Commissie regelmatig de door middel van een uitvoeringshandeling gespecificeerde informatie verstrekken over de uitvoering en handhaving op hun grondgebied van de nationale maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn zijn genomen. De Commissie moet op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en andere beschikbare gegevens een evaluatie opstellen om de effectiviteit van de voorgestelde nieuwe regels te beoordelen. In dit verband moet de Commissie nagaan of de krachtens deze richtlijn ingevoerde regels moeten worden bijgewerkt.

(13)Met het oog op de vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn, met name voor i) de digitale verklaring van fiscale woonplaats, ii) de rapportage van financieel intermediairs en iii) het verzoek om belastingvermindering uit hoofde van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om standaardformulieren vast te stellen met een beperkt aantal onderdelen, waaronder de talenregeling. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 30 .

(14)Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 31 . Financieel intermediairs en lidstaten mogen persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn uitsluitend verwerken om een algemeen openbaar belang te dienen, namelijk om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te bestrijden, belastinginkomsten veilig te stellen en billijke belastingheffing te bevorderen, waardoor de kansen op sociale, politieke en economische integratie in de lidstaten worden vergroot. Om deze doelstelling doeltreffend te kunnen verwezenlijken, moeten bepaalde rechten van personen waarin de bovengenoemde verordening voorziet, worden beperkt, met name het recht om in kennis te worden gesteld van de verwerking van hun gegevens en de reikwijdte daarvan, en het recht om toestemming te geven voor bepaalde soorten gegevensverwerking.

(15)Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens het grensoverschrijdende karakter van de betrokken transacties en de noodzaak om de nalevingskosten in de interne markt als geheel te verminderen, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling.

(16) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 32 ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp

In deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de afgifte van een digitale verklaring van fiscale woonplaats door de lidstaten en de procedure voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting die door een lidstaat kan worden ingehouden op dividenden van openbaar verhandelde aandelen en, indien van toepassing, rente van openbaar verhandelde obligaties die worden uitgekeerd aan geregistreerde eigenaars met fiscale woonplaats buiten die lidstaat.

Artikel 2
Toepassingsgebied

De hoofdstukken I en IV zijn van toepassing op alle lidstaten. Hoofdstuk II is van toepassing op alle lidstaten met betrekking tot alle personen met hun fiscale woonplaats in hun rechtsgebied.

De procedures van hoofdstuk III zijn van toepassing op alle lidstaten die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting verlenen op dividenden die worden uitgekeerd voor openbaar verhandelde aandelen. Lidstaten die vermindering van te veel ingehouden bronbelasting verlenen op rente betaald voor openbaar verhandelde obligaties mogen hoofdstuk III toepassen.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)“te veel ingehouden bronbelasting”: het verschil tussen het bedrag van de bronbelasting die door een lidstaat wordt geheven op dividenduitkeringen of rentebetalingen op effecten aan niet-ingezeten eigenaars door toepassing van het algemene binnenlandse tarief en het lagere bedrag van de bronbelasting die door die lidstaat op dezelfde dividenden of rente wordt geheven overeenkomstig een dubbelbelastingverdrag of specifieke nationale wetgeving, naargelang het geval;

(2)“openbaar verhandeld aandeel”: aandeel dat tot de handel op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit is toegelaten, zoals gedefinieerd in artikel 4, punten 21 en 22, van Richtlijn 2014/65/EU van 15 mei 2014 33 ;

(3)“openbaar verhandelde obligatie”: een obligatie die tot de handel op een gereglementeerde markt, een multilaterale handelsfaciliteit of een georganiseerde handelsfaciliteit is toegelaten, zoals gedefinieerd in respectievelijk punt 21, 22 en 23 van artikel 4 van Richtlijn 2014/65/EU van 15 mei 2014;

(4)“financieel intermediair”: een centrale effectenbewaarinstelling als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van 23 juli 2014 34 , een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 35  of een beleggingsonderneming, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU of een rechtspersoon uit een derde land die krachtens vergelijkbare wetgeving van een derde woonland toestemming heeft gekregen om diensten te verlenen die vergelijkbaar zijn met die van een centrale effectenbewaarinstelling, een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, en die deel uitmaakt van de betalingsketen voor effecten tussen de entiteit die effecten uitgeeft en de geregistreerde eigenaar die betalingen op die effecten ontvangt;

(5)“EUID”: de Europese unieke identificatiecode voor vennootschappen als bedoeld in artikel 16 van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad 36 ;

(6)“fiscaal identificatienummer of FIN”: de unieke identificatiecode voor belastingdoeleinden van een geregistreerde eigenaar als zodanig in een lidstaat;

(7)“procedure voor bronbelastingvermindering”: een procedure waarbij een geregistreerde eigenaar die dividenduitkeringen of rentebetalingen ontvangt uit effecten die onderworpen kunnen zijn aan te veel ingehouden bronbelasting, wordt ontheven van of terugbetaald voor een dergelijke te veel ingehouden belasting;

(8)“bevoegde autoriteit”: de autoriteit die overeenkomstig artikel 5 door een lidstaat is aangewezen, met inbegrip van elke persoon die overeenkomstig de nationale voorschriften door een dergelijke autoriteit is gemachtigd om namens haar voor de toepassing van deze richtlijn op te treden;

(9)“effect”: een openbaar verhandeld aandeel of een openbaar verhandelde obligatie;

(10)grote instelling”: een grote instelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 146, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

(11)“inhoudingsplichtige instantie”: een entiteit die door de bronlidstaat is gemachtigd om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de inhouding van bronbelasting op dividenduitkeringen of rentebetalingen op effecten en de afdracht van deze bronbelasting aan de belastingautoriteit van de bronlidstaat;

(12)“registratiedatum”: door de uitgevende instelling van een effect vastgestelde datum, waarop de identiteit van de houder van een dergelijk effect en de daaruit voortvloeiende rechten, waaronder het recht om deel te nemen aan en te stemmen op een algemene vergadering, indien van toepassing, worden vastgesteld op basis van de afgewikkelde posities zoals die zijn vastgelegd in de administratie van de financieel intermediair, door book-entry aan het eind van de werkdag, zoals bepaald in artikel 1, lid 7, van Verordening 2018/1212 37 ;

(13)“afwikkeling”: de voltooiing van een effectentransactie waar deze is gesloten met het doel verplichtingen van de partijen bij die transactie te vervullen middels de overboeking van geld of effecten dan wel van beide, zoals bepaald in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van 23 juli 2014;

(14)“geregistreerde eigenaar”: een natuurlijke of rechtspersoon die gerechtigd is dividend- of rente-inkomsten uit effecten te ontvangen waarop in een lidstaat bronbelasting wordt ingehouden;

(15)“beleggingsrekening”: de door financieel intermediairs aan geregistreerde eigenaars verstrekte rekening of rekeningen via welke hun effecten worden aangehouden of geregistreerd en waarop de betalingen in verband met deze effecten worden verricht;

(16)“ex-dividenddatum”: de datum vanaf wanneer de aandelen worden verhandeld zonder de uit de aandelen voortvloeiende rechten, waaronder het recht om deel te nemen aan en te stemmen op een algemene vergadering, indien van toepassing;

(17)“financiële regeling”: een regeling of contractuele verplichting waarbij een deel van de eigendom van het openbaar verhandelde aandeel, waarop dividend wordt uitgekeerd, permanent of tijdelijk aan een andere partij wordt of kan worden overgedragen;

(18)“betalingsketen voor effecten”: de opeenvolging van financieel intermediairs die de dividendenuitkeringen of rentebetalingen op effecten afhandelen tussen de uitgevende instelling van de effecten en een geregistreerde eigenaar aan wie dividenden of rente op deze effecten worden betaald;

(19)“dubbelbelastingverdrag”: een overeenkomst of verdrag dat voorziet in de opheffing van dubbele belasting van inkomsten en, in voorkomend geval, van kapitaal, van kracht tussen twee (of meer) landen;

(20)“bronlidstaat”: de lidstaat waar de uitgevende instelling van het effect dat dividend of rente uitkeert, gevestigd is;

(21)“systeem van snelle teruggave”: een systeem waarbij een dividenduitkering of rentebetaling wordt verricht met inachtneming van het algemene binnenlandse bronbelastingtarief, gevolgd door een verzoek om teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting binnen de in artikel 13 bepaalde termijn;

(22)“systeem voor vermindering aan de bron”: een stelsel waarbij het toepasselijke bronbelastingtarief, in overeenstemming met de toepasselijke binnenlandse regels en/of internationale overeenkomsten, zoals het relevante dubbelbelastingverdrag, wordt toegepast op het moment van dividenduitkering of rentebetaling;

(23)“standaard teruggavesysteem”: een systeem waarbij een dividenduitkering of rentebetaling wordt verricht met inachtneming van het algemene binnenlandse bronbelastingtarief, gevolgd door een verzoek om teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting buiten de procedure van artikel 13 om;

(24)“kortetermijnrente voor de euro”: de kortetermijnrente voor de euro zoals gedefinieerd in Richtsnoer (EU) 2019/1265 van de Europese Centrale Bank van 10 juli 2019 38 .

HOOFDSTUK II

DIGITALE VERKLARING VAN FISCALE WOONPLAATS

Artikel 4
Digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC)

1.De lidstaten voorzien in een geautomatiseerd proces voor de afgifte van een digitale verklaring van fiscale woonplaats (eTRC) aan een persoon die wordt geacht zijn fiscale woonplaats in hun rechtsgebied te hebben.

2.De lidstaten dienen de eTRC af te geven binnen één werkdag na de indiening van een verzoek, met inachtneming van lid 4. De eTRC voldoet aan de technische vereisten van bijlage I en bevat de volgende informatie:

(a)de voor- en achternaam van de belastingplichtige en de geboortedatum en plaats als de belastingplichtige een natuurlijke persoon is, of zijn naam en zijn Europese unieke identificatiecode (EUID) als de belastingplichtige een entiteit is;

(b)fiscaal identificatienummer;

(c)adres van de belastingplichtige;

(d)datum van afgifte;

(e)de geldigheidsduur;

(f)identificatie van de belastingdienst die de verklaring afgeeft;

(g)alle aanvullende informatie die relevant kan zijn wanneer de verklaring wordt afgegeven voor andere doeleinden dan de vermindering van bronbelasting uit hoofde van deze richtlijn of informatie die moet worden opgenomen in een verklaring van fiscale woonplaats uit hoofde van EU-recht.

3.Een eTRC heeft ten minste betrekking op het gehele kalenderjaar waarin het verzoek om een dergelijke verklaring wordt gedaan en is geldig voor de gehele periode waarop ze betrekking heeft, tenzij en totdat de lidstaat die de eTRC afgeeft over het bewijs beschikt dat de persoon op wie de eTRC betrekking heeft, geen ingezetene is van zijn rechtsgebied.

4.Indien er meer dan één werkdag nodig is om de fiscale woonplaats van een specifieke belastingplichtige te verifiëren, stelt de lidstaat de persoon die de verklaring aanvraagt in kennis van de extra tijd die nodig is en van de redenen voor de vertraging.

5.De lidstaten erkennen een door een andere lidstaat afgegeven eTRC als toereikend bewijs van woonplaats van een belastingplichtige in die andere lidstaat in overeenstemming met lid 3.

6.De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en technische protocollen, waaronder van beveiligingsstandaarden, voor de afgifte van een eTRC. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III

PROCEDURE VOOR BRONBELASTINGVERMINDERING

AFDELING 1

GECERTIFICEERDE FINANCIEEL INTERMEDIAIRS

Artikel 5
Nationaal register van gecertificeerde financieel intermediairs

1.Lidstaten die bronbelasting heffen op dividenden van openbaar verhandelde aandelen die worden uitgekeerd aan geregistreerde eigenaars met hun fiscale woonplaats buiten die lidstaat, en die voorzien in een vermindering van de te veel ingehouden bronbelasting, moeten een nationaal register van gecertificeerde financieel intermediairs instellen. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om dit nationale register ook te gebruiken in verband met de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op rente uit openbaar verhandelde obligaties, indien van toepassing.

2.Lidstaten die een bronbelasting heffen op rente van openbaar verhandelde obligaties en geen bronbelasting heffen op dividenden van openbaar verhandelde aandelen, kunnen ervoor kiezen om een nationaal register in te stellen.

3.De lidstaten die overeenkomstig leden 1 en 2 een nationaal register instellen, wijzen een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het bijhouden en bijwerken van dat register.

4.Het nationale register bevat de volgende informatie over de gecertificeerde financieel intermediairs:

(a)naam van de gecertificeerde financieel intermediair;

(b)de datum van registratie;

(c)contactgegevens en eventueel een bestaande website van de gecertificeerde financieel intermediair;

(d)de EUID of, wanneer de gecertificeerde financieel intermediair niet over een dergelijk nummer beschikt, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) of een registratienummer voor rechtspersonen uitgegeven door het woonland.

5.Het nationale register wordt voor het publiek toegankelijk gemaakt op een speciale website van de lidstaat en ten minste eenmaal per maand worden bijgewerkt.

Artikel 6
Vereiste om te registreren als gecertificeerde financieel intermediair

1.De lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, moeten vereisen dat alle grote instellingen als bedoeld in artikel 3, punt 10, die dividenduitkeringen en, voor zover van toepassing, rentebetalingen op effecten uit hun rechtsgebied verwerken, en centrale effectenbewaarinstellingen als bedoeld in artikel 3, punt 4, die voor dezelfde betalingen diensten als inhoudingsplichtige instantie verrichten, zich in hun nationale register laten opnemen.

2.De lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, moeten het mogelijk maken dat elke financieel intermediair die aan de vereisten van artikel 7 voldoet, op verzoek in dat register wordt opgenomen.

Artikel 7
Registratieprocedure

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een financieel intermediair wordt opgenomen in hun nationale register van gecertificeerde financieel intermediairs binnen drie maanden na indiening van een verzoek van de financieel intermediair waaruit blijkt dat hij aan alle volgende eisen voldoet:

(a)een fiscale woonplaats in een lidstaat of in het rechtsgebied van een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties voor belastingdoeleinden 39 noch in tabel I van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 40 ;

(b)als de verzoekende financieel intermediair een kredietinstelling is, een vergunning om in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats bewaarnemingsactiviteiten uit te oefenen op grond van punten 12 of 14 van bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land; indien de verzoekende financieel intermediair een beleggingsonderneming is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats om bewaarnemingsactiviteiten uit te voeren krachtens afdeling B, lid 1 van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land of; indien de verzoekende financieel intermediair een centrale effectenbewaarinstelling is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats op grond van Verordening EU 909/2014 of vergelijkbare wetgeving van een derde woonland;

(c)een verklaring van naleving van de bepalingen van Richtlijn 2014/107/EU van de Raad 41 of de bepalingen van Richtlijn 2018/843/EU van het Europees Parlement en de Raad 42 voor zover van toepassing of van een vergelijkbare wetgeving van een rechtsgebied van een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties voor belastingdoeleinden of in tabel I van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675.

2.Financieel intermediairs stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging in de overeenkomstig de punten a) tot en met c) verstrekte informatie.

Artikel 8
Schrapping uit het nationale register

1.De lidstaten schrappen elke gecertificeerde financieel intermediair uit hun nationale register wanneer die intermediair:

(a)om een dergelijke schrapping verzoekt; of

(b)niet langer voldoet aan de vereisten van artikel 7.

2.De lidstaten kunnen elke gecertificeerde financieel intermediair van wie is vastgesteld dat hij herhaaldelijk en opzettelijk zijn verplichtingen uit hoofde van een van de volgende instrumenten niet is nagekomen, uit hun nationale register schrappen:

(a)deze richtlijn;

(b)Richtlijn 2014/107/EU van de Raad; of

(c)Richtlijn (EU) 2018/843; of

(d)vergelijkbare wetgeving van een derde woonland voor belastingdoeleinden.

3.Een lidstaat die een gecertificeerde financieel intermediair uit zijn nationale register schrapt, moet alle andere lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, daarvan onverwijld in kennis stellen.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de financieel intermediair die krachtens lid 1 uit het nationale register is geschrapt, opnieuw wordt geregistreerd wanneer niet-naleving van de bepalingen van deze richtlijn is gecorrigeerd, met inbegrip van betaling of vereffening van bedragen die wegens niet-naleving daarvan nog uitstaan.

AFDELING 2

VERSLAGLEGGING

Artikel 9
Rapportageverplichting

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gecertificeerde financieel intermediairs in hun nationale register te verplichten de in bijlage II bedoelde informatie zo spoedig mogelijk na de registratiedatum aan de bevoegde autoriteit te melden, tenzij een afwikkelingsopdracht met betrekking tot een deel van een transactie op de registratiedatum nog in behandeling is, in welk geval de rapportage voor die transactie zo spoedig mogelijk na de afwikkeling moet plaatsvinden. Als twintig dagen na de registratiedatum de afwikkeling nog steeds in behandeling is voor een deel van de transactie, moeten gecertificeerde financieel intermediairs binnen de volgende vijf kalenderdagen melden voor welk deel de afwikkeling nog in behandeling is.

2.De lidstaten moeten bepalen dat gecertificeerde financieel intermediairs de in rubriek E van bijlage II bedoelde informatie niet hoeven te verstrekken als het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar op zijn aandeel in een onderneming wordt uitgekeerd niet meer dan 1 000 EUR bedraagt.

3.Lidstaten die ervoor kiezen om met betrekking tot rentebetalingen gebruik te maken van een overeenkomstig artikel 5 ingesteld nationaal register, moeten van gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de in bijlage II opgenomen informatie verstrekken, maar niet dat zij informatie uit rubriek E verstrekken.

4.De Commissie voert uitvoeringshandelingen in tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en voorschriften voor de communicatiekanalen, voor de mededeling van de in bijlage II bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure.

5.De lidstaten moeten van de in hun nationale register opgenomen gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de documentatie ter staving van de verstrekte informatie gedurende vijf jaar bewaren en toegang verlenen tot alle overige informatie, alsmede tot hun bedrijfsruimten met het oog op audits, en moeten van de gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de in dergelijke documentatie opgenomen persoonsgegevens onmiddellijk na afronding van de controle en uiterlijk vijf jaar na de rapportage verwijderen of anonimiseren.

AFDELING 3

STELSELS VAN BELASTINGVERMINDERING

Artikel 10
Verzoek om vermindering aan de bron of snelle teruggave

1.De lidstaten vereisen dat een gecertificeerde financieel intermediair die de beleggingsrekening bijhoudt van een geregistreerde eigenaar die dividenden of rente ontvangt, namens die geregistreerde eigenaar een verzoek om belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 indient indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de geregistreerde eigenaar heeft de gecertificeerde financieel intermediair gemachtigd om namens hem belastingvermindering aan te vragen; en

(b)de gecertificeerde financieel intermediair heeft geverifieerd of en vastgesteld dat de geregistreerde eigenaar in aanmerking komt overeenkomstig artikel 11. Een dergelijke verificatie kan ook een risicobeoordeling omvatten die rekening houdt met het kredietrisico en het frauderisico.

2.Onverminderd lid 1 mogen de lidstaten geen belastingvermindering verlenen uit hoofde van de in de artikelen 12 en 13 bedoelde regelingen voor een verzoek, indien:

(a)het dividend is uitgekeerd op een openbaar verhandeld aandeel dat de geregistreerde eigenaar binnen een periode van twee dagen vóór de ex-dividenddatum heeft verworven;

(b)de dividenduitkering op het onderliggende effect waarvoor vermindering wordt gevraagd, is gekoppeld aan een financiële regeling die niet op de ex-dividenddatum is afgewikkeld, vervallen of anderszins beëindigd.

3.Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten verzoeken om belastingvermindering uit hoofde van de artikelen 12 en 13 uitsluiten, indien:

(a)ten minste één van de financieel intermediairs in de betalingsketen voor effecten geen gecertificeerde financieel intermediair is en een volgende gecertificeerde financieel intermediair in de keten de bevoegde autoriteit niet de informatie heeft verstrekt die de financieel intermediair krachtens deze richtlijn zou moeten verstrekken als hij een gecertificeerde financieel intermediair zou zijn; of

(b)aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de bronbelasting.

Artikel 11
Due diligence-onderzoek om na te gaan of de geregistreerde eigenaar in aanmerking komt

1.De lidstaten dragen er zorg voor dat de gecertificeerde financieel intermediair die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoekt, van die geregistreerde eigenaar een verklaring verkrijgt dat de geregistreerde eigenaar:

(a)de uiteindelijke begunstigde is van het dividend of de rente zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving van de bronlidstaat; en

(b)geen financiële regeling is aangegaan die gekoppeld is aan het onderliggende openbaar verhandelde aandeel en die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat gecertificeerde financieel intermediairs die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoeken, de volgende gegevens verifiëren:

(a)de eTRC van de geregistreerde eigenaar en/of passend bewijs van fiscale woonplaats in een derde land;

(b)de verklaring van de geregistreerde eigenaar en de fiscale woonplaats aan de hand van informatie uit de interne controlemechanismen die de gecertificeerde financieel intermediair gebruikt om te voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot het witwassen van geld en terrorismefinanciering krachtens Richtlijn (EU) 2015/849 43 of vergelijkbare informatie die in derde landen vereist is;

(c)het recht van de geregistreerde eigenaar op een specifiek verlaagd bronbelastingtarief in overeenstemming met een dubbelbelastingverdrag tussen de bronlidstaat en de rechtsgebieden waar de geregistreerde eigenaar zijn fiscale woonplaats heeft of specifieke nationale wetgeving van de bronlidstaat;

(d)in geval van een dividenduitkering en op basis van de informatie waarover de gecertificeerde financieel intermediair beschikt, het mogelijke bestaan van een financiële regeling die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd, tenzij het dividend dat wordt uitgekeerd aan de geregistreerde eigenaar voor elke groep identieke aandelen die wordt aangehouden niet meer bedraagt dan 1 000 EUR.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat gecertificeerde financieel intermediairs over adequate procedures beschikken om verificaties overeenkomstig lid 2 uit te voeren.

Artikel 12
Systeem voor vermindering aan de bron

De lidstaten kunnen gecertificeerde financieel intermediairs die een beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toestaan om namens een geregistreerde eigenaar een vermindering aan de bron aan te vragen overeenkomstig artikel 10, door de inhoudingsplichtige instantie de volgende informatie te verstrekken:

(a)de fiscale woonplaats van de geregistreerde eigenaar; en

(b)het toepasselijke bronbelastingtarief op de betaling in overeenstemming met een dubbelbelastingverdrag of specifieke nationale wetgeving.

Artikel 13
Systeem van snelle teruggave

1.De lidstaten kunnen gecertificeerde financieel intermediairs die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toestaan om namens die geregistreerde eigenaar een verzoek om een snelle teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting in te dienen overeenkomstig artikel 10, indien de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie zo spoedig mogelijk na de betalingsdatum en uiterlijk binnen 25 kalenderdagen na de datum van de dividenduitkering of de rentebetaling wordt verstrekt.

2.De lidstaten moeten een verzoek om teruggave dat overeenkomstig lid 1 is gedaan, binnen 25 kalenderdagen na de datum van dat verzoek of, indien dat later is, vanaf de datum waarop alle relevante gecertificeerde financieel intermediairs aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn hebben voldaan, in behandeling nemen. De lidstaten passen op het bedrag van deze teruggave rente toe overeenkomstig artikel 14 voor elke dag vertraging na de 25e dag.

3.Een gecertificeerde financieel intermediair die een verzoek om snelle teruggave indient, moet aan de betrokken lidstaat de volgende gegevens verstrekken:

(a)identificatie van de dividenduitkering of rentebetaling als bedoeld in rubriek B van bijlage II;

(b)de rechtsgrondslag van het toepasselijke bronbelastingtarief en het totale bedrag van de terug te betalen te veel ingehouden belasting;

(c)de fiscale woonplaats van de geregistreerde eigenaar;

(d)de verklaring van de geregistreerde eigenaar overeenkomstig artikel 11.

4.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en vereisten voor de communicatiekanalen voor de indiening van verzoeken uit hoofde van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 14
Rente bij uitstel van betaling

De lidstaten passen overeenkomstig artikel 13, lid 2, rente toe tegen een percentage dat gelijk is aan de rente of soortgelijke heffing die door de lidstaat wordt toegepast op achterstallige betalingen van inkomstenbelasting door geregistreerde eigenaars, of, indien de nationale wetgeving van de lidstaten niet in een dergelijke bepaling voorziet, tegen de kortetermijnrente voor de euro, vermeerderd met 50 basispunten, of de door hun centrale bank gehanteerde equivalente rentevoet, vermeerderd met 50 basispunten, indien zij niet deelnemen aan het Europese wisselkoersmechanisme.

Artikel 15
Standaard teruggaafsysteem

De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, wanneer de artikelen 12 en 13 niet van toepassing zijn op dividenden omdat niet aan de voorwaarden van deze richtlijn is voldaan, een geregistreerde eigenaar of zijn gemachtigde vertegenwoordiger die het verzoek om teruggave van te veel ingehouden bronbelasting op dergelijke dividenden indient, ten minste de informatie verstrekt die wordt vereist in rubriek E van bijlage II, tenzij het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar is uitgekeerd op zijn deelneming in een onderneming niet meer dan 1 000 EUR bedraagt en tenzij deze informatie reeds is verstrekt overeenkomstig de verplichtingen van artikel 9.

Artikel 16
Wettelijke aansprakelijkheid

De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, indien een gecertificeerde financieel intermediair opzettelijk of uit onachtzaamheid zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 niet nakomt, de gecertificeerde financieel intermediair aansprakelijk kan worden gesteld voor de volledige of gedeeltelijke inkomstenderving uit bronbelasting voor de lidstaat in verband met een verzoek uit hoofde van artikel 12 of 13.

Artikel 17
Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 44 .

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 19
Evaluatie

1.Nadat de nationale voorschriften tot omzetting van deze richtlijn in werking zijn getreden, onderzoekt en evalueert de Commissie de werking van de richtlijn om de vijf jaar. Uiterlijk in december 2031 en daarna om de vijf jaar wordt bij het Europees Parlement en de Raad een verslag ingediend over de evaluatie van de richtlijn, onder meer over de eventuele noodzaak om specifieke bepalingen te wijzigen.

2.De lidstaten verstrekken de Commissie relevante informatie voor de evaluatie van de richtlijn met het oog op de verbetering van de procedures voor bronbelastingvermindering teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen en fiscaal misbruik te bestrijden, overeenkomstig lid 3.

3.De Commissie specificeert door middel van uitvoeringshandelingen de informatie die de lidstaten met het oog op de evaluatie moeten verstrekken, alsmede het formaat en de voorwaarden voor de mededeling van die informatie.

4.De krachtens de lid 2 aan de Commissie verstrekte gegevens worden door de Commissie, overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de instellingen van de Unie, vertrouwelijk gehouden.

5.De krachtens lid 2 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet.

Artikel 20
Bescherming van persoonsgegevens

1.De lidstaten mogen de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 19 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 45  slechts beperken in de mate en slechts zolang als strikt noodzakelijk is voor hun bevoegde autoriteiten om het risico van belastingfraude, -ontduiking of -ontwijking in de lidstaten te beperken, met name door na te gaan of het juiste bronbelastingtarief wordt toegepast voor de geregistreerde eigenaar of door na te gaan of de geregistreerde eigenaar tijdig de belastingvermindering verkrijgt als hij daar recht op heeft.

2.Bij de verwerking van persoonsgegevens worden gecertificeerde financieel intermediairs en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679, binnen het toepassingsgebied van hun respectieve activiteiten uit hoofde van deze richtlijn.

3.Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doeleinden van deze richtlijn te verwezenlijken, in overeenstemming met de nationale regels inzake verjaring van elke verwerkingsverantwoordelijke, maar in geen geval langer dan tien jaar.

Artikel 21
Aanmelding

Een lidstaat die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register invoert en bijhoudt, stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis, alsook van eventuele latere wijzigingen in de regels betreffende dat register. De Commissie maakt deze informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt de informatie zo nodig bij.

Artikel 22
Omzetting

1.De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2026 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2027.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 23
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 24
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter



FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Nieuw EU-systeem ter vermijding van dubbele belastingheffing en ter voorkoming van fiscaal misbruik op het gebied van bronbelasting, het zogenaamde FASTER (Faster and Safer Tax Excess Relief).

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Fiscaal beleid.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

een nieuwe actie.

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1) Het vergemakkelijken van grensoverschrijdende beleggingen in de EU door belastingplichtigen een behoorlijke en effectieve toegang te geven tot belastingvoordelen die voortvloeien uit dubbelbelastingverdragen en EU-richtlijnen

2) Voorkomen van fiscaal misbruik op het gebied van bronbelasting

3) Economische baten

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1) Verkorten van de termijn voor vermindering of teruggave van te veel ingehouden bronbelasting

2) Waarborgen dat financieel intermediairs zich houden aan de vereisten voor het cliëntenonderzoek en daarover informatie verstrekken aan de belastingdiensten

3) Voorkomen van misbruik van bronbelasting (cum/ex en cum/cum)

4) De belastingdiensten van de lidstaten uitrusten met instrumenten om procedures voor teruggave of vermindering aan de bron veilig en tijdig af te handelen

5) Gevolgen van het voorstel voor de economie

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

De vastgestelde termijnen in het voorstel zouden ervoor zorgen dat terugvorderingen van bronbelasting sneller zouden worden betaald of dat een lager toepasselijk bronbelastingtarief op het moment van de betaling van toepassing zou zijn. De rapportageverplichtingen zouden ervoor zorgen dat informatie aan de belastingautoriteiten wordt verstrekt om een grote transparantie mogelijk te maken en dat zulke informatie effectief wordt gebruikt om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking in de systemen voor terugvordering en vermindering van bronbelasting in de EU te bestrijden en tegelijkertijd de efficiëntie van het systeem te garanderen. Een secundair doel is om een positief effect te hebben op economische indicatoren zoals het bbp, lonen en werkgelegenheid.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Specifieke doelstelling

Indicatoren

Meetinstrumenten

Verkorten van de tijd voor vermindering of teruggave van te veel ingehouden belasting

Nagaan of de betalingstermijnen voor de terugvordering van de bronbelasting in overeenstemming zijn met de vooraf vastgestelde betalingstermijnen in het voorstel en of, indien van toepassing, boetes voor te late rentebetalingen worden betaald aan beleggers voor te late terugbetalingen

Jaarlijkse gegevens die door de bronlidstaat aan de Commissie moeten worden verstrekt

Ervoor zorgen dat gecertificeerde financieel intermediairs zich houden aan de vereisten voor het cliëntenonderzoek en de rapportageverplichtingen

Controle-activiteiten van de lidstaat om ervoor te zorgen dat financieel intermediairs uit de EU (door de lidstaat waar zij in het nationale register zijn geregistreerd) en financieel intermediairs van buiten de EU (door de lidstaat waar zij zijn geregistreerd) de voorschriften naleven

Jaarverslag dat door de lidstaat moet worden ingediend bij het nationale register waar de financieel intermediair is geregistreerd.

Voorkomen van fiscaal misbruik

Jaarlijkse beoordeling door de bronlidstaat van de bruikbaarheid van door intermediairs of inhoudingsplichtige instanties verstrekte gegevens om fiscaal misbruik daadwerkelijk op te sporen en te voorkomen. De beoordeling omvat het gebruik en de voordelen (aantal gevallen van misbruik en gerelateerde bedragen) van de gerapporteerde gegevens voor het opsporen en bestrijden van misbruik van bronbelasting (cum/ex en cum/cum).

Jaarlijkse beoordeling die door de bronlidstaat aan de Commissie moet worden verstrekt.

De belastingdiensten van de lidstaten uitrusten met instrumenten om procedures voor teruggave of vermindering aan de bron op een veilige manier af te handelen

Nauwkeurigheid en volledigheid van de door de financieel intermediairs of inhoudingsplichtige instanties verstrekte gegevens aan de belastingdienst van de bronlidstaat

Jaarlijkse beoordeling door de bronlidstaat van de afdwingbaarheid van de regels voor de toewijzing van aansprakelijkheid op nationaal niveau

Jaarlijkse beoordeling die door de bronlidstaat aan de Commissie moet worden verstrekt.

Gevolgen van het voorstel voor de EU-economie

Een beoordeling van de economische gevolgen van het voorstel voor het bbp, beleggingen, lonen en werkgelegenheid. Deze beoordeling omvat de gegevensbron en methodologie die is gebruikt in de JRC-studies in bijlage 4 bij de effectbeoordeling bij het voorstel, met inbegrip van de grensoverschrijdende CPIS-enquête inzake veiligheid

Een jaarlijkse beoordeling door de Commissie

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De Commissie moet de volgende maatregelen nemen voor de uitvoering van het initiatief: 1) technische ondersteuning bieden voor de implementatie van het systeem voor de afgifte van de eTRC; en 2) de lidstaten het kader bieden voor het systeem van rapportage- en aanvraagformulieren voor financieel intermediairs.

De eTRC zal worden afgegeven met een elektronisch zegel, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 910/2014 van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (eIDAS-verordening). In een later stadium zullen de lidstaten nagaan of een verificatieproces via verifieerbare inloggegevens kan worden ingevoerd als aan de technische vereisten van de EU is voldaan. Verwacht wordt dat de eTRC en het verificatieproces binnen achttien maanden na de goedkeuring van de richtlijn operationeel zullen zijn.

De Commissie moet een register van openbare sleutels van betrouwbare uitgevende instellingen aanbieden (ervan uitgaande dat openbare sleutels periodiek moeten worden gewijzigd) voor de implementatie van de eTRC door de lidstaten.

Verder zal de Commissie een technisch comité ondersteunen met het oog op eventuele wijzigingen van een technische basis van de digitale verklaring van fiscale woonplaats of nieuwe technische ontwikkelingen.

Financieel intermediairs die onder het toepassingsgebied van het voorstel vallen, zullen aan de lidstaten verslag moeten uitbrengen over dividenden die zijn betaald op openbaar verhandelde aandelen en/of rente die is betaald op openbaar verhandelde obligaties. De te verstrekken gegevens zijn vastgelegd in het voorstel. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot de inhoud van de te verstrekken gegevens. Verder zal de Commissie in een uitvoeringshandeling de op xml- of een gelijkwaardig formaat gebaseerde standaardcomputerformulieren, met inbegrip van de taalregeling, voor het verstrekken van de gegevens vaststellen. De Commissie zal ook de vereisten specificeren voor de communicatiekanalen en -protocollen voor de rapportagesystemen waarmee financieel intermediairs informatie kunnen uitwisselen met de belastingautoriteiten van de lidstaten binnen de werkingssfeer van het voorstel.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bv. coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere effectiviteit of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd

Om het proces van vermindering of teruggave van te veel ingehouden bronbelasting in goede banen te leiden en te zorgen voor snellere terugbetaling van bronbelasting, is het beter om te voorkomen dat een lappendeken van vereisten ontstaat, waaraan unilateraal door verschillende lidstaten volgens verschillende procedures uitvoering wordt gegeven.

Door te voorzien in een standaard rapportagesysteem voor de hele EU, zullen alle lidstaten beschikken over volledige transparantie van de keten van dividenduitkeringen en rentebetalingen, wat momenteel niet het geval is. De verkregen gegevens zullen helpen bij het identificeren en voorkomen van misbruik van vermindering of teruggaaf van bronbelasting (cum/ex en cum/cum).

Een oplossing op EU-niveau waarbij de belangrijkste kenmerken van de procedures voor bronbelastingvermindering worden gedigitaliseerd en geharmoniseerd met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, zal naar verwachting leiden tot minder administratieve lasten en dus tot tijd- en kostenbesparingen voor belastingdiensten, beleggers en financieel intermediairs.

       

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het initiatief is een nieuw mechanisme op EU-niveau. Slechts een zeer beperkt aantal lidstaten heeft tot nu toe een systeem van snelle teruggave ingevoerd, en deze hebben problemen ondervonden bij de uitvoering ervan.

Momenteel is het verstrekken van gegevens door financieel intermediairs beperkt en worden gegevens meestal alleen verstrekt door de uitgevende instelling van de effecten of de inhoudingsplichtige instantie in de financiële keten en niet door andere financieel intermediairs. Het initiatief zou zorgen voor volledige transparantie van dividenduitkeringen en rentebetalingen in de financiële keten om misbruik van vermindering en teruggave van bronbelasting op te sporen en te voorkomen.

   

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Deze richtlijn weerspiegelt een van de acties die zijn vastgelegd in het “actieplan voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie” en het “actieplan voor een kapitaalmarktenunie 2.0”.

Zorgen voor billijke belastingheffing vereist het voorkomen van fiscaal misbruik. Het voorstel zal gebruikmaken van vergelijkbare procedures, regelingen en IT-instrumenten die reeds in het kader van de DAC zijn vastgesteld of worden ontwikkeld.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

   

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

   

   beperkte geldigheidsduur 

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

X onbeperkte geldigheidsduur

uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en)

X Direct beheer door de Commissie

X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

De Commissie zal ervoor zorgen dat er regelingen zijn getroffen om de werking van de maatregel te monitoren en te evalueren en aan de belangrijkste beleidsdoelstellingen te toetsen.

De lidstaten dienen jaarlijks gegevens in bij de Commissie met de informatie die is vermeld in de bovenstaande tabel over prestatie-indicatoren die zullen worden gebruikt om toe te zien op de naleving van de richtlijn. Naarmate er meer monitoringgegevens beschikbaar zijn en als dit nodig wordt geacht, zal de Commissie nagaan of sommige kenmerken van het systeem moeten worden herzien in overeenstemming met de technische ondersteuning voor de eTRC en de uitvoeringshandeling voor het rapportagesysteem.

Vijf jaar na de invoering van de richtlijn zal een evaluatie plaatsvinden, die de Commissie in staat zal stellen om de resultaten van het beleid te toetsen aan de doelstellingen, evenals de algemene effecten op het gebied van verbetering van de systemen voor terugbetaling of vermindering van de bronbelasting in de EU en ook op het voorkomen van misbruik van bronbelasting.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De uitvoering van het initiatief zal afhangen van de bevoegde autoriteiten (belastingdiensten) van de lidstaten. Zij zijn verantwoordelijk voor het financieren van hun eigen nationale systemen, met inbegrip van de implementatie van de eTRC, en het opzetten van nationale systemen voor het ontvangen van verslagen en verzoeken van financieel intermediairs.

De Commissie zal de technische bijstand voor de eTRC en het opzetten op EU-niveau van de kaders voor de verslagleggingssystemen en de aanvraagformulieren financieren.

2.2.2. Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Om ervoor te zorgen dat binnen de gestelde termijnen terugbetaling of vermindering wordt verleend voor te veel ingehouden bronbelasting die wordt teruggevorderd, moeten de lidstaten jaarlijks bij de Commissie statistieken indienen over het aantal terugvorderingen waarvoor er binnen de gestelde termijnen en het aantal waarvoor er na de gestelde termijnen terugbetaling of vermindering is verleend. Voor het laatste moet een rechtvaardiging worden gegeven. Verder zullen de lidstaten de belastingplichtigen achterstandsrente moeten betalen voor terugbetalingen die zonder rechtvaardiging de gestelde termijnen overschrijden.

Wat de naleving door hun gecertificeerde financieel intermediairs in de nationale registers betreft, dienen de lidstaten jaarlijks bij de Commissie een verslag in over de audits en activiteiten die zij hebben ondernomen om ervoor te zorgen dat hun financieel intermediairs hun verplichtingen uit hoofde van de richtlijn, met inbegrip van de rapportageverplichtingen, nakomen. Voorts worden financieel intermediairs aansprakelijk gesteld voor de niet-nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn indien hun gedrag heeft geleid tot een derving van belastinginkomsten.

De lidstaten moeten jaarlijks een verslag indienen bij de Commissie over het gebruik van gegevens die in het kader van de richtlijn zijn verstrekt om misbruik van vermindering of teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting op te sporen en te bestrijden.

De belangrijkste elementen van de controlestrategie zijn de volgende:

Aanbestedingscontracten

De in het Financieel Reglement vastgestelde procedures voor de controle op overheidsopdrachten: opdrachten worden pas geplaatst nadat de diensten van de Commissie de standaardprocedure voor de verificatie van betalingen hebben verricht, rekening houdend met contractuele verplichtingen en goed financieel en algemeen beheer. In alle contracten die door de Commissie en de begunstigden worden gesloten, zullen fraudebestrijdingsmaatregelen (controles, rapporten enz.) worden opgenomen. Voor ieder contract wordt een afzonderlijk bestek opgesteld, dat als basis voor het contract zal dienen. Het opleveringsproces verloopt strikt volgens de TEMPO-methodologie van DG Taxud: de op te leveren goederen of diensten worden geëvalueerd, indien nodig aangepast en ten slotte uitdrukkelijk aanvaard (of geweigerd). Facturen kunnen niet worden betaald zonder een “brief van aanvaarding”.

Technische verificatie bij opdrachten

DG Taxud controleert de op te leveren goederen of diensten en oefent toezicht uit op de door de contractanten verrichte werkzaamheden of verleende diensten. Taxud voert ook regelmatig kwaliteits- en veiligheidscontroles bij zijn contractanten uit. Bij kwaliteitscontroles wordt onderzocht of de contractanten daadwerkelijk handelen volgens de in hun kwaliteitsplannen vastgestelde regels en procedures. Bij veiligheidscontroles worden de specifieke processen, procedures en organisatie onderzocht.

Bovenop voornoemde controles verricht DG Taxud ook de traditionele financiële controles:

Verificatie vooraf van vastleggingen

Alle vastleggingen bij DG TAXUD worden door het hoofd van de eenheid Financiën en HR Business Correspondent geverifieerd. Dit betekent dat 100 % van de vastgelegde kredieten aan verificatie vooraf wordt onderworpen. Deze procedure geeft een hoge mate van zekerheid voor wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen.

Verificatie vooraf van betalingen

100 % van de betalingen wordt vooraf gecontroleerd. Bovendien wordt iedere week willekeurig ten minste één betaling (uit alle uitgavencategorieën) geselecteerd voor een extra verificatie vooraf door het hoofd van de eenheid Financiën en HR Business Correspondent. Wat de dekking van de verificatie betreft, is geen streefcijfer vastgesteld, omdat het de bedoeling is om de betalingen “willekeurig” te controleren om na te gaan of alle betalingen zijn voorbereid volgens de regels. De overige betalingen worden op dagelijkse basis afgewikkeld volgens de geldende regels.

Verklaringen van de subgedelegeerde ordonnateurs

Alle subgedelegeerde ordonnateurs ondertekenen een verklaring bij het jaarlijkse activiteitenverslag voor het jaar in kwestie. Deze verklaringen dekken de verrichtingen in het kader van het programma. De subgedelegeerde ordonnateurs verklaren dat de verrichtingen met betrekking tot de uitvoering van de begroting hebben plaatsgevonden in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer, dat de opgezette beheers- en controlesystemen voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen, en dat de aan deze verrichtingen verbonden risico’s duidelijk geïdentificeerd zijn, er melding van is gemaakt en maatregelen zijn genomen om ze te ondervangen.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

Dankzij deze controles heeft DG TAXUD voldoende zekerheid omtrent de kwaliteit en de regelmatigheid van de uitgaven en wordt het risico van niet-naleving beperkt. De hierboven beschreven controlestrategie brengt de potentiële risico’s onder het streefcijfer van 2 % en bestrijkt alle begunstigden. Nog andere extra maatregelen om de risico’s verder te beperken, zouden tot onevenredig hoge kosten leiden en zijn derhalve niet gepland. De totale kosten voor de uitvoering van de hierboven beschreven controlestrategie – voor alle uitgaven in het kader van het Fiscalis-programma – zijn beperkt tot 1,6 % van de totale verrichte betalingen. Zij zullen naar verwachting op dit niveau blijven voor dit initiatief. De controlestrategie voor het programma elimineert het risico van niet-naleving nagenoeg volledig en blijft in verhouding tot de risico’s die zich voordoen.

   

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/964 van de Raad, onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een uit hoofde van deze verordening gefinancierd contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL

3.1Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgave

Bijdrage

Nummer: 03 04 0100

GK/NGK 46 .

van EVA-landen 47

van kandidaat-lidstaten 48

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Verbetering van de werking van de belastingstelsels

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgaven

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel 
kader

Nummer

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

DG: TAXUD

2023

2024

2025

2026

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 49 03.04 01

Vastleggingen

1a)

0,150

0,400

0,200

0,330

0,180

1,26

Betalingen

2a)

0,150

0,400

0,200

0,330

0,180

1,26

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

1b)

Betalingen

2b)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 50  

Begrotingsonderdeel

3)

TOTAAL kredieten 
voor DG TAXUD

Vastleggingen

=1a+1b +3

0,150

0,400

0,200

0,330

0,180

1,26

Betalingen

=2a+2b+3

0,150

0,400

0,200

0,330

0,180

1,26





Rubriek van het meerjarig financieel 
kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (Bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

MFK 2021-2027

DG: TAXUD

• Personele middelen

0,118

0,157

0,157

0,063

0,016

0,511

• Andere administratieve uitgaven

0,004

0,004

0,002

0,002

0,001

0,013

TOTAAL DG TAXUD

0,122

0,161

0,159

0,065

0,017

0,524

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,122

0,161

0,159

0,065

0,017

0,524

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

MFK 2021-2027

TOTAAL kredieten  
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

0,272

0,561

0,359

0,395

0,197

1 784

Betalingen

0,122

0,311

0,559

0,265

0,347

1 604

TOTAAL kredieten  
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader
 

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2023

2024

2025

2026

2027

2028

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 51

Gem. kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 52

Specificaties

0,150

0,100

0,250

Ontwikkeling

0,300

0,200

0,150

0,650

Onderhoud

0,100

0,100

0,100

0,300

Bijstand

0,020

0,020

0,020

0,020

0,080

Opleiding

0,020

0,020

ITSM (infrastructuur, hosting, licenties enz.),

0,020

0,060

0,060

0,060

0,060

0,260

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0,150

0,420

0,300

0,330

0,180

0,180

1,560

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 ...

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTAAL

0,150

0,420

0,300

0,330

0,180

0,180

1,560

3.2.3 Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,118

0,157

0,157

0,063

0,016

0,511

Andere administratieve uitgaven

0,004

0,004

0,002

0,002

0,001

0,013

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,122

0,161

0,159

0,065

0,017

0,524

Buiten RUBRIEK 7 53  
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere 
administratieve uitgaven

Subtotaal  
buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,122

0,161

0,159

0,065

0,017

0,524

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1 Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

0,75

1

1

0,4

0,1

3.25

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01  (onderzoek onder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: vte) 54

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz   55

- bij de centrale diensten

- in delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

0,75

1

1

0,4

0,1

3.25

Raming in voltijdequivalenten

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Voorbereiden van vergaderingen en correspondentie met de lidstaten; verrichten van werkzaamheden met betrekking tot formulieren, IT-formaten en het centrale gegevensbestand;

geven van opdrachten aan externe contractanten voor werkzaamheden aan het IT-systeem.

Extern personeel

n.v.t.

3.2.4 Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5 Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 56

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

 

3.3 Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 57

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    Bronbelasting op dividenden, enquête voor beleggers in de Europese Unie, Better Finance, maart 2023.
(2)     https://finance.ec.europa.eu/publications/retail-investment-package_en
(3)    Aanbeveling van de Commissie van 19 oktober 2009 betreffende procedures voor bronbelastingvermindering (PB L 279 van 24.10.2009, blz. 8).
(4)    Europese Commissie (2017), gedragscode inzake bronbelasting, directoraat-generaal Belastingen en douane-unie, https://taxation-customs.ec.europa.eu/system/files/2017-12/code_of_conduct_on_witholding_tax.pdf ).
(5)    OESO (2013), implementatiepakket voor belastingverlichting op grond van verdragen en versterking van de naleving (Trace) voor de invoering van het systeem van gecertificeerde intermediairs: Een gestandaardiseerd systeem voor effectieve procedures voor bronbelastingvermindering met betrekking tot grensoverschrijdende inkomsten uit beleggingsportefeuilles ( https://www.oecd.org/ctp/exchange-of-tax-information/treatyreliefandcomplianceenhancementtrace.htm ).
(6)    Zie het effectbeoordelingsverslag bij dit voorstel.
(7)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Actieplan voor een billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (COM(2020) 312 final).
(8)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen – Een nieuw actieplan (COM(2020) 590 final).
(9)    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 met aanbevelingen aan de Commissie over billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (follow-up door het Parlement van het actieplan van de Commissie van juli en de daarin vervatte 25 initiatieven op het gebied van de btw, de vennootschapsbelasting en personenbelasting) (2020/2254(INL)) (PB C 347 van 9.9.2022, blz. 211).
(10)    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over een Europees kader voor bronbelasting (2021/2097(INI)).
(11)    Resolutie van het Europees Parlement van 8 oktober 2020 over de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie (KMU): de toegang tot kapitaalmarktfinanciering verbeteren, met name voor kmo’s, en de deelname van retailbeleggers bevorderen (2020/2036(INI)).
(12)    Zie het effectbeoordelingsverslag bij dit voorstel.
(13)    Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PB L 193 van 19.7.2016, blz. 1).
(14)    Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(15)    Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 1).
(16)    Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PB L 139 van 5.6.2018, blz. 1).
(17)    Voorstel voor een richtlijn van de Raad van 22 december 2021 tot vaststelling van regels ter voorkoming van misbruik van lege entiteiten voor belastingdoeleinden en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU (COM(2021) 565 final).
(18)    Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (herschikking) (PB L 345 van 29.12.2011, blz. 8).
(19)    Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty’s tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49).
(20)    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen (EU) 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2014/65/EU en (EU) 2016/97 wat de Unieregels inzake de bescherming van de retailbeleggers betreft (COM(2023) 279 final).
(21)    Richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft.
(22)    Aanvangseffectbeoordeling – Ares(2021)5900310 ( https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13031-Bronbelasting-nieuw-EU-systeem-ter-voorkoming-van-dubbele-belasting_nl ).
(23)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(24)    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(25)    Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
(26)    PB C , blz. .
(27)    PB C , blz. .
(28)    Aanbeveling van de Commissie van 19 oktober 2009 betreffende procedures voor bronbelastingvermindering (Voor de EER relevante tekst) (PB L 279 van 24.10.2009, blz. 8).
(29)    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 Voor de EER relevante tekst (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(30)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(31)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(32)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(33)    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PB L 173 van 2.6.2014, blz. 349).
(34)    Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
(35)    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 Voor de EER relevante tekst (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(36)    Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (codificatie) (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
(37)    Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1212 van de Commissie van 3 september 2018 tot vaststelling van minimumeisen ter uitvoering van de bepalingen van Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de identificatie van aandeelhouders, de doorgifte van informatie en het faciliteren van de uitoefening van aandeelhoudersrechten (PB L 223 van 4.9.2018, blz. 1).
(38)    Richtsnoer (EU) 2019/1265 van de Europese Centrale Bank van 10 juli 2019 betreffende de kortetermijnrente voor de euro (€STR) (ECB/2019/19) (PB L 199 van 26.7.2019, blz. 8).
(39)    Raad van de Europese Unie, Raad Economische en Financiële Zaken, 14094/16, Brussel, 8 november 2016.
(40)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1).
(41)    Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 1).
(42)    Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43).
(43)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(44)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(45)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(46)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(47)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(48)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(49)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(50)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(51)    Outputs zijn te leveren producten en diensten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(52)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...”
(53)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(54)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(55)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(56)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(57)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 19.6.2023

COM(2023) 324 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een richtlijn van de Raad

betreffende snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting

{SEC(2023) 243 final} - {SWD(2023) 215 final} - {SWD(2023) 216 final} - {SWD(2023) 217 final}


BIJLAGE I

DIGITALE VERKLARING VAN FISCALE WOONPLAATS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4

Technische vereisten

1.De digitale verklaring van fiscale woonplaats moet:

worden afgegeven met een elektronisch zegel in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 1 ;

de mogelijkheid bieden om de digitale verklaring van fiscale woonplaats in zowel menselijk als machinaal leesbare vorm te presenteren in een pdf-document of een vergelijkbaar ander formaat dat in de geautomatiseerde systemen kan worden gebruikt;

afdrukbaar zijn;

een open tekstvak bevatten voor de opname van informatie krachtens artikel 4, punt g).

2.De lidstaten kunnen een verificatieproces via verifieerbare inloggegevens invoeren als aan de technische vereisten in de Unie is voldaan.

Een comité ondersteunt de Commissie bij de invoering van de digitale verklaring van fiscale woonplaats door de lidstaten. Daarnaast kan het comité technische ondersteuning bieden met betrekking tot mogelijke wijzigingen van de technische basis van de digitale verklaring van fiscale woonplaats of nieuwe technische ontwikkelingen.

BIJLAGE II

VERSLAGLEGGING ALS BEDOELD IN ARTIKELEN 9 en 15

Gecertificeerde financieel intermediairs verstrekken de volgende informatie in het overeenkomstige xml-formaat:

Soorten gegevens

Specificaties

A. Informatie over de persoon die de informatie verstrekt

Naam van de financieel intermediair

EUID, identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) of alternatief

Officieel adres

Andere relevante gegevens

Fiscaal identificatienummer en e-mailadres

B. Informatie over de ontvanger van de dividenduitkering of rentebetaling

Identificatie van de financieel intermediair of uiteindelijke belastingplichtige die de dividenduitkering of rentebetaling ontvangt

I.Particulier

Naam, FIN, geboortedatum, adres

II.Rechtspersoon

Naam, LEI, FIN, adres, EUID

Beleggingsrekeningnummer

Nummer van de bewaarrekening waar de effecten worden aangehouden door de financieel intermediair of belastingplichtige die de betaling ontvangt

C. Informatie over de betaler van de dividenduitkering of rentebetaling

Identificatie van de financieel intermediair van wie de melder de dividenduitkering of rentebetaling ontvangt

I.Particulier

Naam, FIN, geboortedatum, adres

II.Rechtspersoon

Naam, LEI, FIN, adres, EUID

Beleggingsrekeningnummer

Nummer van de bewaarrekening waar de effecten werden aangehouden door de financieel intermediair die de betaling doorstuurt

D. Informatie over de dividenduitkering of rentebetaling

Uitgevende instelling

Naam, LEI of FIN of EUID, officieel adres

ISIN-nummer

Identificatie van de uitgevende instelling en het effect

Effectentype

Contante dividenden, dividenden in natura, gemengde dividenden in natura en contante dividenden en rente

COAF (Official Corporate Action Event Identifier)

Identificatie event (dividenduitkering of rentebetaling)

Relevante datums

Ex-dividenddatum, registratiedatum, afwikkelingsdatum (indien gedaan of een markering in geval nog niet geproduceerd), betalingsdatum, coupondatum

Bedrag en valuta van de ontvangen of te ontvangen dividenduitkering of rentebetaling

Brutobedrag, nettobedrag, toegepast of toe te passen bronbelastingtarief, ingehouden bedrag

Geldrekeningnummer

Rekeningnummer waarnaar de betaling is overgemaakt

E. Informatie over de toepassing van antimisbruikmaatregelen

Informatie over de aanhoudingsperiode van onderliggende openbaar verhandelde aandelen

Twee kaders: 1) voor onderliggende aandelen die twee dagen of meer vóór de ex-dividenddatum zijn verworven – aantal aandelen
2) voor onderliggende aandelen die binnen een periode van twee dagen vóór de ex-dividenddatum zijn verworven – aantal aandelen

(FIFO (“first-in, first-out”) wordt gebruikt in het geval van reguliere handelsposities)

Informatie over financiële regeling

Voeg bewijs toe van een financiële regeling met betrekking tot onderliggende openbaar verhandelde aandelen die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd

(1)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
Top