Choisissez les fonctionnalités expérimentales que vous souhaitez essayer

Ce document est extrait du site web EUR-Lex

Document 52018AE4910

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over naar meer economische convergentie en concurrentievermogen binnen macroregio’s, zoals de Europese strategie voor het Donaugebied — de rol van transnationale clusters (verkennend advies)

    EESC 2018/04910

    PB C 282 van 20.8.2019, p. 14–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.8.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 282/14


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over naar meer economische convergentie en concurrentievermogen binnen macroregio’s, zoals de Europese strategie voor het Donaugebied — de rol van transnationale clusters

    (verkennend advies)

    (2019/C 282/03)

    Rapporteur: Dimitris DIMITRIADIS

    Raadpleging

    20.9.2018

    Brief van Victor NEGRESCU, gevolmachtigd Roemeens minister van Europese Zaken

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 VWEU

    Bevoegde afdeling

    Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

    Goedkeuring door de afdeling

    4.6.2019

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    19.6.2019

    Zitting nr.

    544

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    202/1/2

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) ziet in dat interregionale, transnationale samenwerking die voortbouwt op bestaande, historische sociaal-economische en culturele banden het noodzakelijke antwoord is op de uitdagingen die voortvloeien uit een snel evoluerende uitbreiding van de Europese Unie (EU), die deels het gevolg is van de toegenomen wereldwijde concurrentie en de daaruit volgende drang om gecontroleerde markten te vergroten, in zowel geografisch als economisch opzicht. Het is van groot belang om een grens- en sectoroverschrijdend systeem van samenwerking op te zetten dat gebaseerd is op multilevel governance en een strategisch kader voor thematische polen voor financieringsinstellingen tot stand te brengen om doelgerichte projecten in een macroregio uit te voeren.

    1.2.

    In de eerste 10 jaar na hun invoering hebben de vier macroregionale strategieën dienstgedaan als nuttige instrumenten voor het cohesiebeleid, voornamelijk door de integratie en samenwerking te verbeteren en belangrijke ontwikkelingsprocessen vast te stellen waarbij burgers en regio’s betrokken waren. Deze strategieën dragen bij tot de totstandbrenging van een dieper en breder Europa door de kandidaat-lidstaten en de nabuurschapslanden op een gelijk speelveld te betrekken en door de uitwisseling van ervaringen te bevorderen.

    1.3.

    Desalniettemin blijven de prestaties op het gebied van vermindering van sociale en ruimtelijke ongelijkheden en bevordering van milieuduurzaamheid bescheiden. Dat is waarschijnlijk het gevolg van de complexiteit van de bestuursregels en de intergouvernementele regelingen, de bureaucratische rompslomp, het gebrek aan interregionale homogeniteit bij de uitvoering van de overeengekomen gemeenschappelijke strategieën en de ontoereikende betrokkenheid van de sociale partners, sociaal-economische actoren en maatschappelijke organisaties.

    1.4.

    Het EESC is het ermee eens dat macroregionale strategieën moeten worden opgevat als laboratoria voor de ontwikkeling van een bottom-upbenadering om de nieuwe uitdagingen voor de Europese samenleving en economie op te lossen. Deze uitdagingen hebben betrekking op gebieden zoals migratie, duurzame energievoorziening, de arbeidsmarkt, onderwijs en digitalisering en kunnen niet door afzonderlijke landen, regio’s of gemeenten worden aangepakt. Interregionale, internationale samenwerking is doeltreffender en biedt kans op gezamenlijke oplossingen.

    1.5.

    Macroregionale strategieën kunnen de Europese integratie een impuls geven door dienst te doen als het belangrijkste strategische kader voor het cohesie- en duurzaamheidsbeleid. Macroregionale strategieën moeten worden gefinancierd naast speciale programma’s, zoals het programma voor stedelijke innovatieve acties. Het lijkt raadzaam om in de herziene programmering van het cohesiebeleid 2020+ het verplichte gebruik op te nemen van het thematische strategische kader dat voortvloeit uit de macroregionale strategieën, die verband houden met andere beleidsterreinen en betrekking hebben op de uitbreiding van de EU en de relaties met de buurlanden.

    1.6.

    Bovendien moeten macroregionale strategieën ook worden afgestemd op de reeks beleidsmaatregelen die worden bevorderd in het kader van de in 2015 aangenomen VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Dat zal zorgen voor meer internationale zichtbaarheid en erkenning van en steun voor de regionale samenwerking in het kader van de vier macroregionale strategieën.

    1.7.

    Op basis van de gedetailleerde bespreking van het bovenstaande geeft het EESC in hoofdstuk 5 van dit advies een lijst met specifieke beleidsvoorstellen. Die kunnen als volgt worden samengevat: i) krachtigere beleidsinterventies zijn geboden en daarnaast is het nodig om de bureaucratische rompslomp te verminderen; ii) om bestaande gegevensbanken op te nemen in een functionerend netwerk, onderling te koppelen en te beheren en het publiek te helpen om gebruik te maken van bestaande gegevens en informatie, en (iii) om voorrang te geven aan netwerken en clustering van de sociale partners, lokale sociaal-economische actoren en maatschappelijke organisaties, zowel in ruimtelijke zin (interregionale clusters en clusterpartnerschap) als in sectorale zin (volgens de viervoudige-helixbenadering); (iv) in de toekomst zullen macroregionale strategieën aanzienlijk profiteren van efficiënte netwerken voor onderwijsactiviteiten met betrekking tot de digitalisering van de productie, alsook van initiatieven voor doeltreffende interregionale ecosystemen voor onderzoek en innovatie in het kader van fundamentele en toegepaste O & O-activiteiten.

    1.8.

    De ontwikkeling en uitvoering van macroregionale communicatiestrategieën voor de belanghebbenden speelt een belangrijke ondersteunende rol bij het vergroten van de zichtbaarheid en het bevorderen van netwerken en participatie. Het consolideren van de communicatie en het opbouwen van vertrouwen tussen de kern van de macroregionale strategieën en de sociale partners, het bedrijfsleven, lokale actoren, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld moet verder worden ondersteund door middel van hoorzittingen en nationale en macroregionale participatiedagen.

    2.   Achtergrond van dit advies

    2.1.

    De macroregionale strategieën van de EU werden gelanceerd als instrumenten om de transnationale uitvoering van beleidsmaatregelen te stimuleren en zo de cohesie in grotere geografische gebieden te bevorderen. Een van de doelstellingen daarvan was het vergroten van het concurrentievermogen en de sociaal-economische ontwikkeling in gebieden die zich uitstrekken over verschillende landen, waaronder niet-EU-lidstaten.

    2.2.

    Dit verkennend advies was in eerste instantie bedoeld als een initiatiefadvies om de bestaande EU-beleidsdocumenten op dit gebied te herzien, waaronder het verslag van het EP over de uitvoering van de macroregionale strategieën van de EU (1), en om voort te bouwen op bestaande EESC-evaluaties van het EU-beleid ter bevordering van grensoverschrijdende samenwerking en convergentie. Op verzoek van het Roemeense voorzitterschap werd het onderwerp verder uitgebreid, zodat nu ook het belang van transnationale clusters (2) voor de versterking van de convergentie en het concurrentievermogen binnen macroregio’s wordt belicht. In het advies ligt de nadruk op voorstellen om macroregionale strategieën doeltreffender te maken en beter uit te voeren. Dat kan door in de eerste plaats de specifieke behoeften in de hele regio beter in kaart te brengen om zo tot tastbare resultaten te komen, en ten tweede door de belanghebbenden te motiveren om actief mee te doen, rekening houdend met het “driewerf nee”-beginsel.

    2.3.

    Het advies sluit aan bij de beleidsprioriteiten van het EESC voor 2018, met name wat betreft de “versterking van de sociale en territoriale samenhang en de handhaving van de grondrechten”. Het strookt ook met de prioritaire acties van het Comité onder het zes maanden durende voorzitterschap van de Raad van de EU en met de belangen van het bedrijfsleven, de academische wereld, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in de macroregio’s.

    2.4.

    Verwacht wordt dat het advies een constructieve invloed zal hebben op de beleidsmakers in heel Europa dankzij de daarin verschafte objectieve analyse en praktische voorstellen over de wijze waarop de uitvoering van macroregionale strategieën kan worden verbeterd. Er zal ook worden aangegeven of het noodzakelijk is het toepassingsgebied ervan uit te breiden en welke innovatieve instrumenten kunnen worden voorgesteld om de samenwerking tussen belanghebbenden te stimuleren, met inbegrip van de mogelijkheden die voortvloeien uit transnationale, intersectorale clustervorming.

    3.   Algemene opmerkingen: de ontwikkeling van macroregionale strategieën tot nu toe

    3.1.

    Het prestatieniveau van de macroregionale strategieën heeft te lijden gehad onder de complexiteit van de bestuursregels, de bureaucratische rompslomp in verschillende landen en het gebrek aan homogeniteit in de wijze waarop de overeengekomen gemeenschappelijke strategieën in de betrokken regio’s zijn uitgevoerd. Dat heeft geresulteerd in onvoldoende participatie van de sociale partners, de sociaal-economische actoren en maatschappelijke organisaties. Bijgevolg werd het noodzakelijk om beter toezicht te houden op de uitvoering van de macroregionale strategieën aan de hand van passende indicatoren. Dat vereist betrouwbare en vergelijkbare gegevens, die op hun beurt gedetailleerd genoeg moeten zijn om de situatie in het hele betrokken gebied weer te geven (3).

    3.2.

    Uit een recente analyse blijkt dat de vier tot nu toe goedgekeurde macroregionale strategieën — voor het Oostzeegebied, de Adriatische en Ionische regio, het Donaugebied en het Alpengebied — onderling sterke verschillen vertonen wat het economische ontwikkelingspeil van de deelnemende landen betreft. De economische prestaties blijken van grote invloed te zijn op zowel het niveau van regionale samenwerking als de doeltreffendheid van de beleidsuitvoering. Bovendien blijven er in specifieke gebieden problemen bestaan in verband met betrokkenheid, eigen inbreng, middelen en met name ondoelmatig bestuur.

    3.3.

    Ondanks het gebrek aan homogeniteit in de macro-economische prestaties wordt de macroregio van de Donau gekenmerkt door sterke betrekkingen tussen verschillende gebieden in de regio en door een bevredigende integratie op het vlak van handel, investeringen en energie. Als het op concurrentievermogen aankomt, liggen de kaarten echter anders en zijn er grote verschillen te zien, vooral tussen stedelijke en landelijke gebieden. Ook op het gebied van bestuur en institutionele aspecten bestaat er grote verscheidenheid.

    3.4.

    Het lijkt erop dat voor alle vier macroregionale strategieën verschillende actoren, waaronder diverse particuliere belanghebbenden en overheidsinstanties op verschillende bestuursniveaus, met succes bij elkaar zijn gebracht. Met name de EU-strategie voor het Donaugebied (EUSDR) heeft geleid tot een hoge mate van beleidsdialoog en samenwerking, ook met derde landen. In dit verband moet worden opgemerkt dat de grootste vooruitgang werd geboekt in gebieden met reeds bestaande samenwerkingservaringen, waarbij een beroep werd gedaan op diepgewortelde, historische sociaal-economische banden.

    3.5.

    De hoge verwachtingen aangaande de resultaten van de multiregionale samenwerking hebben blijkbaar geleid tot een verkeerde inschatting van het belang van institutionele capaciteitsopbouw in de eerste fasen van de ontwikkeling van de macroregionale strategieën. Bij het vaststellen van de samenwerkingsagenda in een macroregio is het van essentieel belang de nadruk te leggen op kwesties die sector- en gebiedsoverschrijdende coördinatie vereisen, met name met betrekking tot institutionele capaciteitsopbouw.

    3.6.

    Het algemene succes van een macroregionale strategie hangt samen met de ontwikkeling van beleidsoplossingen door gezamenlijke inspanningen over de regionale grenzen heen. Om tot goede prestaties te komen, is het van essentieel belang om bottom-upsamenwerking tot stand te brengen met de sociale partners, sociaal-economische actoren en maatschappelijke organisaties uit het hele geografische gebied, waarbij gebruik wordt gemaakt van de viervoudige-helixbenadering. Het kan hierbij gaan om actoren uit het bedrijfsleven, de academische wereld en O & O, het bestuur (met name op lokaal en regionaal niveau), het maatschappelijk middenveld en de sociale economie.

    3.7.

    In dit verband dient er ook op te worden gewezen dat de Commissie grensoverschrijdende clusters in belangrijke mate heeft ondersteund via een reeks programmeringskaders en financieringsinstrumenten — Europe Innova, Interreg, EFRO en ESF, met name wanneer het gaat om de ontwikkeling van menselijk potentieel en een leven lang leren. Aangezien een grotere hefboomwerking van andere lokale en/of particuliere middelen mogelijk is, is dit bestaande kader uitgebreid met de huidige steun voor Europese strategische clusterpartnerschappen in het kader van de Cosme- en Innosup-1-clusterprojecten voor nieuwe industriële waardeketens in het kader van Horizon2020 (4), alsook door gebruik te maken van instrumenten als het InvestEU-programma en de Connecting Europe Facility. Er is een sterke behoefte aan gecoördineerde actie om bureaucratische belemmeringen weg te nemen en de oprichting en werking van ondernemersnetwerken rechtstreeks te bevorderen door middel van fiscale stimulansen, financiële steun voor gegroepeerde O & O-activiteiten en alomvattende strategieën voor grensoverschrijdende marketing.

    3.8.

    In de ex-postevaluatie van het cohesiebeleid wordt verwezen naar het verband tussen slimme specialisatie en clusters. Relevante ervaring heeft aangetoond dat i) het bevorderen van netwerken en het opzetten van clusters tussen bedrijven een van de meest succesvolle manieren is om innovatie en ontwikkeling in kmo’s te ondersteunen. Dit instrument werd echter slechts in geringe mate gebruikt. Een voorbeeld is het DanuBioValNet-project, dat nieuwe waardeketens voor biogebaseerde producten tot stand brengt in de Donau-regio; (ii) bemiddeling in de vorm van advies- en administratieve diensten (bv. via regionale ontwikkelingsagentschappen, kamers van koophandel, clustermanagers enz.) de doeltreffendheid van netwerken en clustervorming verhoogt (5).

    3.9.

    Verschillen in de uitvoeringsregels tussen de landen zijn een groot obstakel geweest voor het realiseren van centraal ontwikkelde beleidsplannen. De doeltreffendheid van de samenwerking kan alleen worden gemaximaliseerd als er wordt gekozen voor moderne benaderingen zoals projectclusters, projectketens en projectplatforms, waarbij wordt overgestapt van communicatie naar coördinatie en uiteindelijk cocreatie. De financieringsplanning moet flexibel zijn en moet rekening houden met de regionale bevoegdheden en randvoorwaarden. Het spectrum van de bestaande financiële middelen en instrumenten, met inbegrip van IPA II — dat van groot belang is — moet zorgvuldig worden bestudeerd.

    3.10.

    Voor een betere coördinatie en een beter bestuur van macroregionale strategieën moet de rol van de afzonderlijke belanghebbenden duidelijk worden omschreven, met name wat de financiering betreft. Toekomstige programma’s moeten transnationale samenwerking faciliteren die verder gaat dan steun voor individuele projecten. In dit verband zouden lokale actoren hun bijdragen aan de lopende discussie over de prioritering van doelstellingen en instrumenten voor de volgende programmeringsperiode 2021-2027 kunnen coördineren. Dat zou een uitstekende gelegenheid kunnen zijn om de vier macroregionale strategieën te herstarten en om rekening te houden met de prioriteiten die voortvloeien uit de op slimme specialisatie gerichte benaderingen.

    4.   Specifieke opmerkingen: recente trends die van invloed zijn op de toekomst van macroregionale strategieën

    4.1.

    Bijna tien jaar na de lancering van de eerste macroregionale strategie (EU-strategie voor het Oostzeegebied — EUSBSR) wordt de huidige politieke en sociaal-economische context op internationaal en regionaal niveau gekenmerkt door verschillende trends en/of behoeften die duidelijk verband houden met macroregionale strategieën. Eerst nemen we de trends onder de loep die het gevolg zijn van structurele sociaal-economische ontwikkelingen, en daarna bekijken we de trends die verband houden met milieubehoud en hulpbronnenschaarste.

    4.2.

    Uit de hedendaagse wereldwijde economische situatie blijkt dat onderling verbonden wegen belangrijker zijn dan de beheersing van ruimtelijk bepaalde markten en de oorsprong van hulpbronnen. Dat onderstreept op zijn beurt de mondiale betekenis van de specifieke regio, van de Oostzee tot Oost-Europa, de Zwarte Zee en de (oostelijke) Middellandse Zee. Aangezien de mobiliteit van goederen en kapitaal in Europa en Azië cruciaal is voor het economische (en politieke) bestel van de toekomst, neemt de belangstelling voor het specifieke ruimere gebied toe en lopen de spanningen er op. Dat bewijst nog maar eens dat de ontwikkeling van specifieke macroregionale strategieën terecht is. Het bevestigt ook het mondiale belang van hun succes en benadrukt de supraregionale prioriteiten.

    4.3.

    Nauw verbonden met het bovenstaande is dat de belangrijkste migratiestromen door het Donaugebied en de Adriatisch-Ionische regio lopen. Naast de reeds genoemde mobiliteit van goederen en kapitaal is de mobiliteit van mensen een belangrijk sociaal-economisch, cultureel en politiek vraagstuk geworden. Humanitaire kwesties, economische kansen en veiligheidsproblemen zijn aspecten van een zeer belangrijk en complex onderwerp dat op de agenda van elke macroregionale strategie moeten worden geplaatst, in overeenstemming met het historische Europese sociaal-politieke acquis.

    4.4.

    Dat twee macroregionale strategieën van de EU betrekking hebben op regio’s die rond een zee liggen, onderstreept het belang van maritieme verbindingen, milieuaspecten en maritieme economische activiteiten. De actoren die betrokken zijn bij de EUSBR en de EU-strategie voor de Adriatisch-Ionische regio (EUSAIR) zouden daarom bijzondere aandacht moeten besteden aan de prioriteiten van de blauwe groei en de met de blauwe economie gepaard gaande risico’s en kansen, die onder meer door de EU, het EESC, de VN en het WNF onder de aandacht zijn gebracht.

    4.5.

    Een belangrijk strategisch doel van de macroregionale strategieën was de bevordering van economische convergentie in de EU, wat van groot belang is voor de economische duurzaamheid en het politieke progressieve evenwicht op nationaal en Europees niveau. Helaas blijkt uit de statistieken dat, ondanks de politieke wil en de daarop afgestemde begroting van de EU, de sociaal-economische verschillen tussen de regio’s juist tot politieke onrust hebben geleid (6). De macroregionale strategieën, met name de strategieën die gericht zijn op Midden- en Oost-Europa, moeten daar serieus rekening mee houden en de inspanningen opvoeren om het beleid op dit gebied ten uitvoer te leggen, met daadwerkelijke betrokkenheid van de sociale partners en lokale sociaal-economische actoren en maatschappelijke organisaties. Tegelijkertijd blijken macroregionale strategieën zeer goed van pas te komen bij de integratie van nieuwe en toekomstige lidstaten in de EU. Dat is duidelijk het geval voor de westelijke Balkanlanden die banden hebben met de EUSDR en de EUSAIR, maar ook voor Moldavië en Oekraïne, die hulp krijgen bij de uitvoering van hun associatieovereenkomst met de EU.

    4.6.

    Onderzoek op het gebied van sociale en geesteswetenschappen heeft aangetoond dat er van een op welvaart gebaseerde aanpak moet worden overgeschakeld naar een aanpak die gericht is op een maximalisering van het welzijn, waarbij de nadruk verschuift van kwantitatieve schaalvoordelen naar een grotere kwalitatieve verscheidenheid. In die zin wordt de multidiversiteit van Europa, die het gevolg is van zijn geschiedenis en natuurlijke kenmerken — met name in de regio’s van de bestaande macroregionale strategieën — een belangrijk comparatief voordeel in het nieuwe mondiale tijdperk dat zich aandient. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de noodzaak om de sociaal-economische convergentie te bevorderen niet leidt tot beleidsmaatregelen waarmee wordt afgedaan aan de betekenis van de hulpbron die deze “sociaal-culturele en ecologische verscheidenheid”vormt. Macroregionale strategieën moeten juist positief uitwerken op het behoud van diversiteit in kwalitatief opzicht en op de uitvoering van projecten die interregionale cocreatie van nieuwe producten en diensten ten goede komen.

    4.7.

    In het algemeen betekent de toegenomen internationale concurrentie dat netwerken steeds belangrijker wordt. De exponentiële toename van de arbeidsproductiviteit, die een toenemend belang van kwalitatieve differentiaties impliceert, vraagt echter om clustervorming en samenwerkingsstructuren die gebruikmaken van schaalvoordelen bij horizontale activiteiten — zoals promotie, logistiek en vervoer, O & O — maar die het vermogen om gespecialiseerde producten en diensten aan te bieden in stand houden en zelfs vergroten. De huidige ontwikkelingen op geïnternationaliseerde markten maken het met andere woorden noodzakelijk om ruimtelijke en intersectorale clusters van (semi-)autonome producenten te ontwikkelen. Dat moet een van de prioriteiten van de vier macroregionale strategieën zijn (7).

    4.8.

    Er kan een meerwaarde worden gegenereerd door afzonderlijke macroregionale strategieën aan elkaar te koppelen, zoals het geval is bij de EUSBSR en de EUSDR (8). Dat lijkt haalbaar, met name in het geval van kwesties die verband houden met milieubescherming en het rationeel gebruik van eindige hulpbronnen en energie. Een goed voorbeeld daarvan is de succesvolle samenwerking van de Kamers van Koophandel in EUSDR en EUSAIR op dat gebied (9).

    4.9.

    Om de economische welvaart te stimuleren, moeten macroregionale strategieën zich in toenemende mate richten op initiatieven en processen op het gebied van schone technologie die de overgang van een lineaire economie naar een circulaire economie bevorderen. Voorbeelden daarvan zijn onder meer de EUSBSR-projecten die zullen worden uitgevoerd in het kader van het initiatief voor schonere groei, en de CirculAlps- en AlpLinkBioECO-projecten in het kader van de EU-strategie voor het Alpengebied (EUSALP).

    4.10.

    Klimaatverandering is een uitdaging die op een goed gecoördineerde manier moet worden aangepakt in grotere geografische gebieden: gerichte milieugerelateerde investeringen moeten ertoe bijdragen dat de gevolgen van extreme weersomstandigheden en andere negatieve effecten van de klimaatverandering tot een minimum worden beperkt, zonder afbreuk te doen aan de heersende economische omstandigheden en de ecologische kenmerken van de gebieden in kwestie. Zo kan de toename van het zeevervoer, vooral in de Donauregio, leiden tot een lagere uitstoot van broeikasgassen en een betere luchtkwaliteit in alle gebieden die onder het vrachtvervoer over de weg te lijden hebben. Macroregionale samenwerking moet leiden tot passende duurzame en globale vervoersstrategieën.

    4.11.

    Een ander gevolg van de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen drastisch te verminderen (zoals beschreven in de Overeenkomst van Parijs van 2015) is de penetratie van hernieuwbare energiebronnen. Deze “energietransitie”houdt in dat fossiele energiecentrales geleidelijk worden afgeschaft en dat het aantal windenergieconvertoren en fotovoltaïsche centrales snel toeneemt. Deze transitie noopt tot belangrijke veranderingen in het stroomvoorzieningssysteem, met nieuwe concepten die ook meer flexibiliteit in de handel in elektrische energie tussen regio’s en landen mogelijk zullen maken. Macroregionale samenwerking maakt de kans zeker groter dat er over kwesties in verband met de energietransitie de juiste beslissingen worden genomen.

    4.12.

    In het algemeen vallen de bovengenoemde dimensies die betrekking hebben op de noodzakelijke oriëntatie van de macroregionale strategie samen met het beleid dat wordt bevorderd in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die in 2015 door alle lidstaten van de VN is aangenomen. In macroregionale strategieën moet met name rekening worden gehouden met de lopende acties ter verwezenlijking van de verschillende doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s), eventueel in samenhang met de bestaande netwerken van de regionale strategie voor duurzame ontwikkeling (10). De aanpassing van de agenda’s van de vier macroregionale strategieën in dit kader zal de noodzakelijke alomvattende aanpak versterken. Het zal ook de internationale zichtbaarheid en erkenning van en steun voor regionale samenwerking in de EU vergroten.

    5.   Beleidsvoorstellen

    5.1.

    Het is niet alleen nodig om de beleidsinterventies te versterken en de actieve betrokkenheid bij macroregionale strategieën te vergroten, maar ook om de reeds enorme bureaucratische lasten te verminderen. Dat kan worden verwezenlijkt door de directe coördinatie van publieke belanghebbenden in het kader van de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS’en) of de samenwerking van particuliere belanghebbenden en ook in regelingen met een specifieke thematische inhoud te stimuleren.

    5.2.

    Het ontbreekt aan betrouwbare gedetailleerde gegevens die een vergelijking tussen regio’s en sectoren mogelijk maken. In het algemeen is er behoefte aan een goed functionerend netwerk en beheer van bestaande databanken, mogelijk gebaseerd op big data, maar ook op specifieke informatie.

    5.3.

    Tegelijkertijd moet niet alleen de toegang van het publiek tot deze onderling gekoppelde functionele databanken worden gewaarborgd, maar moet het publiek ook beter in staat worden gesteld om bestaande gegevens en informatie te gebruiken. Het is van essentieel belang dat er technische ondersteuning is voor macroregionale strategieën en dat er toegang wordt geboden tot instrumenten voor het gebruik van de relevante gegevens, teneinde zowel lokale en nationale overheden als particuliere actoren te ondersteunen. Dit moet centraal worden georganiseerd, maar wel afgestemd zijn op de regio in kwestie.

    5.4.

    Netwerkvorming tussen de sociale partners, lokale socio-economische actoren en maatschappelijke organisaties, in ruimtelijke, maar ook sectorale zin (met behulp van de viervoudige-helixbenadering) alsook hun actieve betrokkenheid bij besluitvorming, planning en evaluatie van beleidsmaatregelen is zeer nuttig voor de uitvoering van macroregionale strategieën in de toekomst, met het oog op de versterking van de cohesie en de sociale en ecologische duurzaamheid.

    5.5.

    Bovendien moeten specifieke politieke initiatieven worden genomen om de oprichting en ontwikkeling van interregionale clusters en clusterpartnerschappen te versterken (11):

    i)

    herformulering van de criteria voor deelname aan door EU- en nationale fondsen gesteunde clusters, zodat de deelname van succesvollere ondernemingen wordt versterkt, zonder dat de zelfbeschikking van netwerken en de relatieve autonomie van de deelnemende partners in het gedrang komen;

    ii)

    financiering en met name andere middelen ter ondersteuning van clusters en netwerken — bijvoorbeeld fiscale en procesgerelateerde maatregelen — moeten tijdig worden uitgebreid, zodat de duur van de clusters niet door de opzet wordt beperkt en niets hen belet hun maximale potentiële niveau van organisatorische maturiteit en financiële zelfvoorziening te bereiken (12);

    iii)

    in de nationale en (inter)regionale strategische planning moet rekening worden gehouden met de veranderende mondiale omstandigheden en manieren om lokale clustervorming in dit kader te ondersteunen. Bovendien moeten er meer stimulansen komen om structuren op te zetten die bestaande clusters in regionale en sectoroverschrijdende zin met elkaar verbinden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de complementariteit van alomvattende maatregelen;

    iv)

    het redelijke verzoek om rekening te houden met lokale en specifieke kenmerken leidt vaak tot clusters die geen internationale focus hebben buiten de grensoverschrijdende dimensie van de specifieke regio. Dat moet worden verbeterd en met gerichte steunmaatregelen moet de sociaal-economische werking van de clusters worden bevorderd gezien het belang van de internationalisering van het bedrijfsleven. Bovendien zal dit helpen om de tijdskloof tussen politieke initiatieven en zakelijke besluitvorming te overbruggen.

    5.6.

    Bestaande en toekomstige macroregionale strategieën zullen aanzienlijk profiteren van efficiënte netwerkinitiatieven op het gebied van onderwijs en administratieve diensten, alsmede van doeltreffende interregionale onderzoeks- en innovatie-ecosystemen en van fundamentele en toegepaste O & O-activiteiten. In het lopende overleg over de herziening van het EUSDR-plan is vermeld dat de capaciteit van lokale en regionale overheden zal worden versterkt door middel van initiatieven voor capaciteitsopbouw, samenwerkingsprojecten, netwerken voor wederzijds leren, uitwisseling van goede praktijken en beleidsaanbevelingen. Die kunnen worden ondersteund door middel van kleinschalige financiering (als globale subsidies of andere instrumenten) voor lokale actoren (kleine ondernemingen, maatschappelijke organisaties, jongerenorganisaties, de academische wereld enz.), die zorgen voor een inclusieve omgeving voor innovatie op transnationaal niveau.

    5.7.

    Met name als het gaat om netwerkvorming op het gebied van onderwijs zouden activiteiten kunnen worden ingebed in bestaande structuren, zoals het Erasmus+-programma. Beleidsaanbevelingen moeten op de belangrijkste aspecten van het specifieke geografische gebied worden toegespitst, teneinde nieuwe mogelijkhedenvoor betere producten en diensten te ontsluiten, ondernemerschap te bevorderen en steun te bieden voor “een leven lang leren”van het lokale menselijke kapitaal waar het gaat om de vereisten die voortvloeien uit de digitalisering van de productie.

    5.8.

    In de regio’s van de vier macroregionale strategieën hebben we een lange traditie van historische, sociaal-economische, culturele en politieke banden, die zowel positief als problematisch van aard kunnen zijn. Deze banden kunnen op constructieve wijze worden gebruikt door alternatieve instrumenten voor interregionale clustervorming en samenwerking te bevorderen, zoals de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS).

    Brussel, 19 juni 2019.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  2017/2040 (INI).

    (2)  Met de term “clusters”bedoelen we het netwerken en de thematische of alomvattende samenwerking van actoren en instellingen uit de particuliere sector, de overheid, de academische wereld en het maatschappelijk middenveld (wat bijvoorbeeld verder gaat dan het netwerken van kleine en middelgrote ondernemingen).

    (3)  Zie http://ec.europa.eu/regional_policy/en/information/publications/studies/2017/macro-regional-strategies-and-their-links-with-cohesion-policy

    (4)  Het is belangrijk om het succes van Innosup-1 te vermelden bij het bevorderen van clustervorming. De eerste zes lopende Innosup-2015-projecten die in 2016/2017 van start gingen, bereikten meer dan 2 800 kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) (bv. door middel van contactevenementen en oproepen tot het indienen van ideeën/samenwerkingsprojecten enz.) en bieden rechtstreekse steun aan 449 kmo’s (bv. door middel van innovatieondersteuningsvouchers). Al met al liggen de Innosup-1-clusterprojecten op schema om 2 000 kmo’s te ondersteunen.

    (5)  Zie de ex-postevaluatie van de cohesieprogramma’s 2017-2013, gefinancierd door het EFRO en het CF, werkpakket 2 — “Support to SMEs – Increasing Research and Innovation in SMEs and SME Development”, contract: 2014CE16BAT002, eindverslag, blz. 10-11 en 14-17.

    (6)  Zie Zarotiadis en Gkagka (2013), "European Union: A diverging Union?", Journal of Post-Keynesian Economics, vol. 35, blz. 537-567.

    (7)  Zie de conclusies van de Raad van 12 maart 2018, waarin ervoor wordt gepleit het Europees clusterbeleid nader uit te werken met het oog op het onderling verbinden en opschalen van regionale clusters om te komen tot pan-Europese clusters van wereldklasse, zulks op basis van slimme specialisatie, teneinde de vorming van nieuwe waardeketens in heel Europa te bevorderen.

    (8)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende de uitvoering van de macroregionale strategieën van de EU, COM(2019) 21 final.

    (9)  De Vereniging van Kamers van Koophandel in het Donaugebied heeft een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met het Forum van Adriatisch-Ionische Kamers van Koophandel met als doel ervaringen uit te wisselen en samen te werken aan projecten waarbij de twee strategieën elkaar aanvullen.

    (10)  Denk bijvoorbeeld aan het pas opgerichte SDSN Black Sea (http://sdsn-blacksea.auth.gr/en http://unsdsn.org/news/2018/10/31/presenting-a-new-regional-chapter-sdsn-black-sea/), het SDSN Mediterranean (http://www.sdsn-mediterranean.unisi.it/) en het SDSN Northern Europe ( https://www.unsdsn-ne.org/).

    (11)  De specifieke voorstellen zijn in overeenstemming met het eerste voortgangsverslag over de Europese strategische clusterpartnerschappen (“Progress Report on the European Strategic Cluster Partnerships”), dat is opgesteld door het Europees waarnemingscentrum voor clusters en industriële verandering (#EOCIC) en dat een overzicht geeft van de eerste resultaten, ervaringen en goede praktijken van de tweede generatie Europese strategische clusterpartnerschappen voor internationaal ondernemen (ESCP-4i).

    (12)  Deze noodzaak om de financiering tijdig te verhogen sluit ook aan bij het voorstel voor gezamenlijke clusterinitiatieven in het COSME-deel van programma voor de eengemaakte markt.


    Haut