Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE6389

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie „De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten” (C(2013) 7243 final)

    PB C 226 van 16.7.2014, p. 28–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.7.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 226/28


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie „De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten”

    (C(2013) 7243 final)

    2014/C 226/05

    Rapporteur: Pierre-Jean Coulon

    Corapporteur: Sorin Ioniţă

    De Commissie heeft op 5 augustus 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), te raadplegen over de:

    Mededeling van de Commissie „De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten”

    C(2013) 7243 final.

    De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 10 maart 2014 goedgekeurd.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 maart 2014 gehouden 497e zitting (vergadering van 25 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 135 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het EESC is ingenomen met de nieuwe Mededeling die de lidstaten richtsnoeren moet bieden voor een optimale overheidsinterventie. Dit zet de deur open naar een herijking van het beleid aan de hand van de ervaringen van de lidstaten en kan een nieuwe impuls geven aan de eenmaking van de Europese elektriciteitsmarkt door sterker de nadruk te leggen op een werking van de markt die in het voordeel is van álle burgers, m.n. de meest kwetsbaren onder hen, en op bestrijding van energiearmoede in de EU.

    1.2

    Een duidelijkere definitie door de Commissie van wat precies onder „overheidsinterventie” en „staatssteun” wordt verstaan, is evenwel wenselijk. Overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten betekent niet dat de interventie of steun systematisch moet worden gereduceerd of uitgebreid, maar dat wordt bekeken hoe deze zo efficiënt mogelijk vorm kan krijgen.

    1.3

    Het EESC pleit voor meer Europese samenhang in de nationale en lokale/regionale overheidsinterventie om elk risico op averechtse effecten te vermijden.

    1.4

    Ook dient de Commissie erop te letten dat de doelstellingen van haar Mededeling de verwezenlijking van de doelstellingen voor 2020 niet in de weg staan.

    1.5

    Een sterker geïntegreerde en onderling verbonden, vlot werkende elektriciteitsmarkt zou zowel producenten (m.i.v. kleine en middelgrote ondernemingen, ambachtsbedrijven en andere kleinschalige producenten) als consumenten ten goede moeten komen. De nationale grenzen blijven echter in veel opzichten een grote belemmering vormen, bijv. op het vlak van regelgeving, transmissiecapaciteit, prijsstructuur, enz.

    1.6

    De transmissienetwerken dienen dringend verder te worden uitgebouwd en de onderlinge verbindingen tussen elektriciteitsnetten moeten worden versterkt.

    1.7

    De steunregelingen voor hernieuwbare energiebronnen zouden meer moeten worden gestroomlijnd op Europees niveau. Het EESC beveelt de Commissie daarom aan mechanismen voor samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen om grensoverschrijdende steunregelingen een impuls te geven.

    1.8

    Het EESC kan zich geheel vinden in het standpunt van de Commissie dat de financiële steun herbekeken dient te worden naarmate nieuwe technologieën volwassen worden. De Commissie dient daartoe een duidelijke definitie van het begrip „volwassen energiebron” te geven, die in de loop van de tijd kan worden aangepast.

    1.9

    Het EESC is het eens met de Commissie dat de interne elektriciteitsmarkt geen doel op zich is. De markt dient zo te worden ingericht dat de werking ervan alle consumenten ten goede komt, m.n. de meest kwetsbare onder hen. Het EESC is voorstander van Europese maatregelen om gebruikers tot centrale spelers en actieve consumenten op de Europese elektriciteitsmarkt te maken. De Commissie dient meer inspanningen in deze richting te doen. Het EESC roept de Commissie op maatregelen en initiatieven voor te stellen om de overheidsinterventie op dit vlak te optimaliseren teneinde energiearmoede tegen te gaan.

    1.10

    Elektriciteit is een essentieel basisgoed en moet als zodanig beheerd worden. In het algemeen economisch belang kunnen de lidstaten hieraan bepaalde openbare dienstverplichtingen verbinden. De universele toegang tot energie moet als centrale doelstelling worden opgenomen in het energiebeleid van de EU en worden verankerd in het Verdrag. In het belang van de mededinging mag een optimalisering van de overheidsinterventie in de energiesector niet leiden tot een afzwakking of beperking van de openbare dienstverplichtingen die de lidstaat heeft gekozen op te leggen. De Commissie dient op dit punt bijzonder waakzaam te zijn en, ongeacht het huidige klimaat van soberheid, de nodige maatregelen te nemen ter waarborging en versterking van de openbare dienstverplichtingen.

    2.   Inleiding

    2.1

    De Europese Unie heeft zich in 2008 ambitieuze doelen op het gebied van het klimaat- en energiebeleid gesteld (3x20). Op het vlak van de doelstellingen voor hernieuwbare energie zijn er in de lidstaten, met name dankzij overheidsinterventie, al vorderingen gemaakt.

    2.2

    Daarnaast hebben de staats- en regeringsleiders in februari 2011 officieel medegedeeld dat de interne energiemarkt in 2014 voltooid moet zijn. De Commissie heeft naar aanleiding daarvan verschillende documenten uitgebracht over de interne energiemarkt. Zo heeft zij op 15 november 2012 de Mededeling „De interne energiemarkt doen werken” gepubliceerd, met een eerste evaluatie van de interne energiemarkt en een actieplan voor de voltooiing ervan. Na deze Mededeling volgde een openbare hoorzitting over de interne energiemarkt, toereikende energieproductiecapaciteit en capaciteitsmechanismen.

    2.3

    Op 5 november 2013 heeft de Commissie nog een Mededeling gepubliceerd, getiteld „De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten”, samen met vijf documenten, opgesteld door de diensten van de Commissie, met richtsnoeren voor capaciteitsmechanismen, steunmechanismen voor hernieuwbare energiebronnen, samenwerkingsregelingen tussen lidstaten op het gebied van hernieuwbare energiebronnen en voor vraagresponsoplossingen.

    2.4

    De Commissie stelt vast dat de oprichting van een interne markt en de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen tot nieuwe uitdagingen hebben geleid, die nieuwe vormen van overheidsinterventie vergen, veelal op nationaal niveau. Dit verklaart de huidige tendens om hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen en te ondersteunen, adequate opwekkingscapaciteiten te waarborgen enz.

    2.5

    Opzet van de Commissiemededeling is de lidstaten richtsnoeren aan te reiken hoe overheidsinterventie het best kan worden ingezet, hoe al bestaande interventiemaatregelen het best kunnen worden aangepast en hoe nieuwe maatregelen kunnen worden opgezet. Overheidsinterventie moet weldoordacht zijn, anders kan de markt ernstig verstoord raken, met stijgende energieprijzen voor huishoudens en ondernemingen als gevolg. Alvorens over te gaan op overheidsinterventie, dienen volgens de Commissie een aantal zaken in beschouwing te worden genomen. Ten eerste moet worden vastgesteld wat het probleem (en de oorzaak daarvan) is en moet worden aangetoond dat dit probleem niet via de interne elektriciteitsmarkt kan worden opgelost. De mogelijke wisselwerking met andere beleidsdoelstellingen moet worden beoordeeld en de verschillende instrumenten van overheidsinterventie moeten worden gecoördineerd. De alternatieve opties moeten eveneens worden geëvalueerd, waarbij het effect van overheidsinterventie op de elektriciteitssystemen tot een minimum dient te worden beperkt. Tot slot dienen de kosten voor fabrikanten en particuliere huishoudens te worden bekeken en moet worden voorzien in monitorings-, evaluatie- en uitfaseringsmaatregelen wanneer het doel van de overheidsinterventie is bereikt.

    2.6

    Doel is geleidelijk tot een Europese energiemarkt te komen met een goede werking van aanbod en vraag, prijssignalen die in overeenstemming zijn met beleidsdoelstellingen, een gelijk speelveld voor alle actoren en een efficiënte energieproductie. Naarmate technologieën volwassen worden, dienen ze geleidelijk onderworpen te worden aan de werking van de markt en moeten steunmaatregelen uiteindelijk worden stopgezet. Concreet betekent dit dat teruglevertarieven worden afgebouwd en dat er wordt overgeschakeld op terugleverpremies en andere steuninstrumenten om producenten aan te moedigen in te spelen op de markttendensen. De Commissie dringt er ook op aan dat de lidstaten hun strategieën voor hernieuwbare energiebronnen beter op elkaar afstemmen om de kosten voor de consument (energieprijzen, belastingen) laag te houden. Tevens pleit zij voor een betere afstemming van de steunregelingen.

    2.7

    In de — weliswaar niet juridisch bindende — Mededeling worden de beginselen vastgelegd op basis waarvan de Commissie de overheidsinterventiemaatregelen ter ondersteuning van hernieuwbare energiebronnen, mechanismen op het gebied van capaciteit en maatregelen ter aanpassing van de consumentenvraag zal evalueren. Genoemde basisbeginselen zullen dus van invloed zijn op de toepassing van de EU-regels voor overheidssteun en op de tenuitvoerlegging van de EU-energiewet- en regelgeving. De Commissie zal rechtsinstrumenten voorstellen om erop toe te zien dat deze beginselen ten volle worden nageleefd.

    3.   Opmerkingen van het EESC

    3.1   Het EESC heeft altijd verklaard dat een interne energiemarkt mogelijkheden biedt mits er, in samenwerking met het maatschappelijk middenveld, alles aan wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de markt in het voordeel werkt van industriële en huishoudelijke afnemers, en energiearmoede wordt tegengegaan (1).

    Naar een interne markt: grenzen afschaffen

    3.2

    Het EESC heeft de initiatieven van de Commissie ter voltooiing van de interne energiemarkt altijd ondersteund. Vanuit die gedachte is het ook voorstander van de idee van een Europese energiegemeenschap als manier bij uitstek om dankzij een grotere solidariteit, samenwerking en integratie bij zaken die de markt of de infrastructuur betreffen tot een gemeenschappelijk beheer van energievraagstukken te komen.

    3.3

    De interne markt kan niet van de grond komen zo lang nationale grenzen de handel in energie belemmeren. Voor grensoverschrijdende capaciteit zouden dezelfde regels moeten gelden als voor binnenlandse pijpleidingen. In de Mededeling zou moeten worden benadrukt dat naast de verschillen in nationale wetgeving de toegang tot grensoverschrijdende capaciteit nog steeds een groot struikelblok vormt om de facto tot een vrije interne energiemarkt te komen. Een algemene invoering van het „entry-exit”-prijssysteem en van capaciteitstoewijzingsmethoden voor transmissie in alle lidstaten zou de grensoverschrijdende handel kunnen bevorderen. Voor het „point-to-point”-model is dit een goede zaak, omdat het transmissiesysteembeheerders ertoe aanzet te investeren in het verwijderen van capaciteitsknelpunten over de grenzen van hun dekkingsgebied heen. Alle marktspelers, ook degenen op de markt voor fluctuerende hernieuwbare energiebronnen, profiteren hiervan. Naast het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSO-E) moeten de Commissie en het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers de toewijzingsmechanismen tegen het licht houden en transmissiesysteembeheerders verplichtingen opleggen m.b.t. de uitwisseling van elektriciteit. Een herziening is nodig om zeker te zijn dat zich aan nationale grenzen geen „artificiële knelpunten” voordoen die de energiestromen tussen lidstaten belemmeren. Zulke artificiële knelpunten kunnen ontstaan als gevolg van nationaal protectionistisch beleid gericht op invoering van uniforme binnenlandse tarieven of als gevolg van mogelijk commercieel misbruik door nationale transmissiesysteembeheerders die binnenlandse capaciteitsknelpunten naar de grenzen van hun dekkingsgebied doorschuiven. Voor de transmissiesysteembeheerders zouden zulke regels een stimulans vormen om te investeren in betere grensoverschrijdende interconnecties van de transmissienetten.

    3.4

    Het EESC pleit voor uitbreiding van de onderlinge verbindingen tussen elektriciteitsnetten ter voltooiing van de interne energiemarkt. Het ondersteunt alle initiatieven om het gebruik van de elektriciteitsnetten te vergemakkelijken en de werking ervan te verbeteren en is daarom voorstander van samenwerkingsverbanden als Coreso dat tot een Europese elektriciteitsdistributie moet leiden.

    Hernieuwbare energie en toereikendheid van de productie

    3.5

    Het EESC is steeds een pleitbezorger van hernieuwbare energiebronnen (2) geweest en steunt de doelstellingen van het stappenplan voor 2050.

    3.6

    Bij de invoering van de steunregelingen voor hernieuwbare energiebronnen vormden deze energiebronnen slechts een klein aandeel en stond de technologie nog in de kinderschoenen. Inmiddels is hun aandeel in de energiemix aanzienlijk gegroeid en zit er ook op lange termijn nog groei in. Het EESC is het eens met de Commissie dat afhankelijk van de graad van volwassenheid van de energiebronnen en technologieën de overheidsinterventie, uiteraard met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, herbekeken moet worden. De Commissie dient daartoe een duidelijke definitie te geven van een „volwassen energiebron”, die afhankelijk van de technologische vooruitgang kan worden aangepast. De steunregelingen voor hernieuwbare energiebronnen dienen te worden herbekeken en zo aangepast dat consumenten, m.n. de meest kwetsbaren onder hen, ten volle profiteren van de Europese elektriciteitsmarkt. Daarbij dient erop te worden gelet dat de aanpassingen niet de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen in weg staan. De Commissie dient hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de nieuwe EU-richtsnoeren voor staatsteun op het gebied van milieu en energie.

    3.7

    De bedoeling is dat de steun voor hernieuwbare energiebronnen op termijn wordt stopgezet voor technologieën die klaar zijn voor de markt, wat wel hand in hand moet gaan met de ontwikkeling van een goed functionerende emissiemarkt. Het EESC is het volledig eens met de Commissie dat steun voor hernieuwbare energiebronnen flexibel, geproportioneerd, degressief en concurrerend moet zijn, willen hernieuwbare energiebronnen kunnen reageren op marktsignalen en concurreren met conventionele brandstoffen. Directe steun voor hernieuwbare energiebronnen moet geleidelijk worden vervangen door een goed functionerende emissiemarkt en dus langzaam maar zeker worden afgebouwd.

    3.8

    Het EESC steunt de initiatieven van de Commissie om de steun voor hernieuwbare energiebronnen te „europeaniseren”. De Commissie zou mechanismen voor de samenwerking tussen lidstaten sterker moeten ondersteunen om grensoverschrijdende steun te bevorderen, een vorm van steun waarvan weinig gebruik wordt gemaakt. Zolang lidstaten hun eigen beleid kunnen voeren, meeliften op maatregelen van andere lidstaten of maatregelen nemen met negatieve implicaties voor de buurlanden (de steun voor een snelle ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in Duitsland leidt bijvoorbeeld tot ongeplande elektriciteitsstromen (zgn. „loop flows”) in Polen en Tsjechië en veroorzaakt daar bijkomende stroomkosten voor het herstellen van het evenwicht tussen vraag en aanbod en voor het waarborgen van de voorzieningszekerheid), zal het niet lukken om de steun in Europees verband te regelen. Zulke problemen kunnen beter nu aangepakt worden, nu het systeem nog vrij nieuw is. In een later stadium zijn de padafhankelijkheidseffecten sterker.

    3.9

    Bij de integratie van hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitsnet moet er rekening mee worden gehouden dat de productie fluctueert, zodat balancerings-, back up- of reservecapaciteiten nodig zijn. In de Mededeling wordt gewezen op het gevaar dat de lidstaten met hun steun voor back-upcapaciteiten in feite inefficiënte centrales in stand houden en fossiele brandstoffen subsidiëren. Dit probleem moet in eerste instantie worden opgevangen door de ontwikkeling van effectieve markten voor binnen-de-dags-, balancerings- en ondersteunende diensten. Vooropgesteld dat deze markten efficiënt en grensoverschrijdend werken en de juiste marktsignalen afgeven, is afdoende regulering verzekerd en zijn extra capaciteitsmechanismen overbodig. Alle mechanismen voor de opbouw van (reserve-) productiecapaciteit moeten marktgericht, technologisch neutraal en non-discriminatoir zijn en openstaan voor grensoverschrijdende samenwerking" (3).

    3.10

    De normen en mechanismen voor waarborging van een toereikende elektriciteitsproductie variëren momenteel per lidstaat, net zoals elk land weer andere problemen heeft met het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod. Overheidsinterventie is nodig ter waarborging van de voorzieningszekerheid en voor de opbouw van nationale reserves. Vanwege de steeds grotere interconnectie en onderlinge afhankelijkheid van de markten en om te voorkomen dat er verschillende gefragmenteerde systemen naast elkaar ontstaan, dienen overleg en samenwerking tussen landen te worden aangemoedigd, m.n. binnen de Coördinatiegroep voor elektriciteit, en moet de Commissie onderzoeken of een markt voor Europese opwekkingscapaciteiten haalbaar is op basis van positieve ervaringen in die richting tot dusverre.

    Overheidsinterventie

    3.11

    Het EESC deelt het standpunt van de Commissie dat overheidsinterventie een belangrijke rol speelt om de Europese doelstellingen op het gebied van het energie- en klimaatbeleid te halen. Overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten betekent niet dat de interventie of steun systematisch moet worden gereduceerd of uitgebreid, maar dat wordt bekeken hoe deze zo efficiënt mogelijk vorm kan krijgen. Zijns inziens zou dit soort overheidsinterventie zelfs een nog grotere rol moeten spelen in de strijd tegen energiearmoede. Overheidsinterventie zou op dit terrein nog beter moeten worden ingezet. Het roept de Commissie op voorstellen en initiatieven in deze richting voor te stellen.

    3.12

    Belangrijk is dat het nodige wordt gedaan om meer samenhang te brengen in de interventies van de nationale, regionale en lokale overheden in Europa. Hun interventies kunnen onder bepaalde omstandigheden namelijk contraproductief zijn op Europees niveau.

    3.13

    Tegelijkertijd wijst het EESC erop dat de energiemix onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, voor zover hij niet leidt tot concurrentievervalsing en in overeenstemming is met de regels voor staatssteun. Vanwege de gevolgen die overheidsinterventie kan hebben voor andere Europese landen pleit het EESC voor een betere coördinatie tussen de lidstaten, m.n. via de Coördinatiegroep voor elektriciteit, om op Europees niveau tot een meer samenhangende aanpak te komen.

    3.14

    Het zou in dit opzicht goed zijn als de Commissie een duidelijk onderscheid zou maken tussen „overheidsinterventie” en „staatssteun”.

    3.15

    Overheidsinterventie is van invloed op de kosten en de prijzen van elektriciteit. De Commissie erkent dat het moeilijk is om voor elke afzonderlijke energietechnologie de kosten op vergelijkbare basis vast te stellen en te beoordelen welk niveau van overheidssteun nodig is. Het EESC herhaalt zijn aanbeveling dat de Commissie in dit verslag een balans opmaakt van de energiearmoede in de Europese Unie en een Europese strategie en stappenplan uitwerkt om energiearmoede tegen te gaan.

    3.16

    Hoe groter, sterker geïnterconnecteerd en liquider de elektriciteitsmarkt is, des te stabieler, en hoe kleiner de behoefte aan diverse ad hoc- of tijdelijke overheidsinterventiemaatregelen, die momenteel de coördinatie bemoeilijken.

    Concurrentievermogen

    3.17

    De Commissie wijst terecht op een aantal problemen, zoals de voorzieningszekerheid en verlies van prijsconcurrentievermogen voor de Europese economie, die niet altijd verenigbaar zijn met de „20-20-20”-doelstellingen of met de doelstellingen voor 2050. Verwezenlijking van de doelstellingen van het klimaatpakket leidt tot hogere energiekosten voor huishoudens en ondernemingen en tast de concurrentiekracht aan. Anderzijds kan steun voor hernieuwbare energiebronnen leiden tot extreem lage groothandelprijzen en de investeringssignalen voor reservecapaciteiten verstoren. De instrumenten met behulp waarvan de „20-20-20”-doelstellingen dienen te worden verwezenlijkt, dienen nauwgezet te worden gemonitord om er zeker van te zijn dat de verstorende effecten niet groter zijn dan de voordelen.

    3.18

    Ook heeft het EESC bedenkingen bij het voorstel van de Commissie om het afsluiten van langetermijncontracten voor de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales tussen producenten en toekomstige consumenten te stimuleren ter verzekering van het concurrentievermogen van de energie-intensieve industrietakken. De Commissie onderkent het risico op marktafscherming dat dit met zich meebrengt. Belangrijk is dus dat bij dergelijke contracten zorgvuldig wordt nagegaan of de baten wel hoger liggen dan de kosten en of de concurrentie niet verstoord wordt. Energie-intensieve afnemers hebben vanwege de betrouwbaarheid van de energievoorziening bovendien een voorkeur voor centrales die met conventionele brandstoffen gestookt worden. Steun ten behoeve van de energie-intensieve industrie zou andere EU-beleidsmaatregelen, van steun voor hernieuwbare energiebronnen tot steun voor de verenigbaarheid met de richtlijn industriële emissies, kunnen ondermijnen. In het meest extreme geval kan het leiden tot de bijzonder pijnlijke situatie voor beleidsmakers dat de industriële afnemer uiteindelijk, om welke reden dan ook, besluit zijn activiteiten te verplaatsen.

    Actieve consumenten/bestrijding van energiearmoede

    3.19

    Het EESC is het eens met de Commissie dat de interne elektriciteitsmarkt geen doel op zich is. Belangrijk is dat de interne elektriciteitsmarkt aan de behoeften van alle consumenten, m.n. van de meest kwetsbare burgers, voldoet. Er moet verder worden gewerkt aan de voltooiing ervan. Op dit moment is de markt nog veel te gefragmenteerd. Deze fragmentatie heeft een nadelige invloed op de mogelijkheden voor de Europese consument om zelf zijn leveranciers te kiezen, op zijn portemonnee (te hoge prijzen), op de energievoorzieningszekerheid en op de inspanningen om de gevolgen van de klimaatveranderingen het hoofd te bieden en een energietransitie te bewerkstelligen. Het Europees energiebeleid moet sterker gericht zijn op het uitbannen van energiearmoede.

    3.20

    Vraagrespons en efficiënt energiegebruik bieden aanzienlijke mogelijkheden om verbruikspieken te reduceren. Ondanks alle technologische vooruitgang worden deze mogelijkheden nog veel te weinig benut. Het EESC is er een groot voorstander van consumenten aan te moedigen hun eigen energiekeuzes te maken en actieve spelers te worden op de markt. Technologieën, zoals slimme meters, moeten consumentgericht (met aandacht voor de meest kwetsbare categorieën) van opzet zijn en, om optimaal efficiënt en nuttig te zijn, zonder bijkomende kosten transparante informatie bieden, om een slimme aanpassing aan de energievraag (met inachtneming van de vereisten op het gebied van gegevensbescherming en privacy) mogelijk te maken. Het EESC is dan ook voorstander van ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling op energiegebied (m.n. op het gebied van slimme apparaten en energieopslag).

    3.21

    Overheidsinterventie is tevens belangrijk, omdat vraagrespons c.q. -sturing de meest kwetsbare gebruikers onevenredig belast. Steunregelingen voor kwetsbare gebruikers moeten aangepast zijn aan hun specifieke situatie en de steunvoorwaarden moeten eerlijk en voorspelbaar zijn.

    3.22

    Vraagresponstechnologieën alleen volstaan niet om de vraag aan te passen en te verminderen. Het EESC heeft zich middels verschillende initiatieven in het kader van een energiesolidariteitsfonds (4)ingezet voor een grotere bewustwording en een grotere soevereiniteit van de consument. Het steunt maatregelen ter bevordering van de energie-efficiëntie in gebouwen (met een professioneel energiecertificaat) om gebouwen met grote energielekken aan te pakken, en op termijn de verkoop of verhuur van dit soort gebouwen te verbieden.

    3.23

    De Europese energieconsumenten behoren tot degene die het ontevredenst zijn over de markt. Om de ontwikkeling van een goedwerkende energiemarkt te ondersteunen moeten aan consumentenzijde de volgende problemen worden aangepakt: toegang tot energie, objectieve, betrouwbare informatie over aanbiedingen, m.i.v. onafhankelijke vergelijkingen, transparante contractvoorwaarden, bescherming tegen misleidende en agressieve marketingpraktijken, één contactpunt waar men terecht kan voor informatie, begrijpelijke consumenteninformatie, doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijn energie-efficiëntie, mogelijkheid om eenvoudig van aanbieder te wisselen, doeltreffende verhaalmechanismen bij gerechtvaardigde klachten (5) en maatregelen ter bestrijding van energiearmoede. Een onafhankelijke monitoring van de energiemarkten is tevens essentieel om eerlijke mededingingsvoorwaarden en de consumentenbelangen te waarborgen. Vooruitgang op deze vlakken zou een groter sociaaleconomisch draagvlak voor het EU-energiebeleid kunnen creëren.

    3.24

    Het EESC ondersteunt de lokale productie van hernieuwbare energiebronnen door „prosumenten” (6). Het gaat om een snel groeiend fenomeen, dat opgang maakt in tal van landen, m.n. Duitsland en Groot-Brittannië, en van cruciaal belang is voor de energiebalans in Europa, voor een goedkopere energievoorziening en voor de vermindering van de CO2-uitstoot. De rol van de „prosument” op de energiemarkt kan niet los gezien worden van de strijd tegen energiearmoede. Dankzij slimme netwerken en meters kunnen prosumenten energiediensten verhandelen die in een kleinschalige centrale geproduceerd zijn. In 2020 zullen er in Groot-Brittannië ca. acht miljoen van dit soort installaties zijn, die rond de 40 GW elektriciteit zullen leveren en aan zo'n 1 00  000 mensen werk zullen bieden. Prosumenten zouden overheidssteun moeten krijgen voor de afbouw van juridische belemmeringen en aanspraak moeten kunnen maken op financiële of operationele steun in de vorm van montage- en onderhoudsdiensten, m.n. voor investeringen. Goede regelgeving is eveneens nodig, zodat prosumenten aansprakelijk kunnen worden gesteld voor situaties van onevenwicht tussen vraag en aanbod die kunnen ontstaan bij de levering van de door hen geproduceerde elektriciteit aan het net, en om marktgeoriënteerde instrumenten en prijsmechanismen te ontwikkelen die hen ertoe moeten aanzetten dit soort situaties te verhinderen.

    3.25

    Elektriciteit is niet zo maar een goed. Elektriciteit is een essentieel basisgoed en moet als zodanig beheerd worden. In het algemeen economisch belang kunnen de lidstaten hieraan bepaalde openbare dienstverplichtingen verbinden. Het EESC heeft herhaaldelijk erop aangedrongen dat universele toegang tot energie als doelstelling wordt opgenomen in het EU-energiebeleid en in het Verdrag wordt verankerd. Het benadrukt derhalve dat ervoor gewaakt moet worden dat bij de in overeenstemming met het concurrentiebeginsel door te voeren besnoeiingen op de overheidsinterventie afbreuk wordt gedaan aan de door de lidstaten op grond van Richtlijn 2009/72/EG eventueel opgelegde verplichtingen m.b.t. diensten van algemeen belang (m.n.. voorzieningszekerheid, toegang tot (betaalbare) energie, regelmaat, kwaliteit en prijs van elektriciteit en milieubescherming, m.i.v. energie-efficiëntie en klimaatbescherming, zoals gedefinieerd in art. 3, lid 2, en art. 3, lid 3, van genoemde Richtlijn). Het EESC roept de Commissie op dit uiterst nauwlettend in de gaten te houden en jaarlijks hierover verslag uit te brengen door in het jaarlijkse verslag over de interne markt een specifieke, gedetailleerde analyse van de naleving van de openbare dienstverplichtingen door de lidstaten op te nemen en door gerichte initiatieven ter waarborging en zelfs versterking van deze verplichtingen op Europees niveau voor te stellen.

    Governance

    3.26

    Een transparante en integere energiegroothandel is uiteindelijk in het belang van alle burgers. Alleen zo kunnen onevenredig hoge kosten voor de eindconsument worden vermeden en kan goed bestuur van nationale en particuliere energiemaatschappijen worden verzekerd. De Commissie dient te onderzoeken hoe het met de omzetting van de REMIT-verordening staat en eventueel wijzigingen voorstellen om de zaken anders aan te pakken. Met een transparante groothandel zouden problemen als marktmisbruik of concurrentieverstorend gedrag snel aan het licht kunnen worden gebracht en maatregelen van de mededingingsautoriteiten worden ondersteund.

    Brussel, 25 maart 2014

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  PB C 133, 9.5.2013, blz. 27-29; PB C 68, 6.3.2012, blz. 15-20; PB C 341, 21.11.2013, blz. 21-26.

    (2)  PB C 77, 31.3.2009, blz. 43-48; PB C 44, 15.2.2013, blz. 133-139; PB C 229, 31.7.2012, blz 126-132.

    (3)  Eurelectric, 17 januari 2014.

    (4)  PB C 341, 21.11.2013, blz. 21-26.

    (5)  Standpuntnota van het Europees Bureau van Consumentenverenigingen (BEUC) „Consumer rights in electricity and gas markets”, december 2013

    (6)  Prosumenten zijn kleine, onafhankelijke elektriciteitsproducenten, die vaak in hun achtertuin een installatie hebben staan waarmee elektriciteit wordt opgewekt (bijv. kleine windmolens, zonnepanelen en warmtepompen voor het terugwinnen van warmte, enz.). Onderscheidend kenmerk van prosumenten is dat zij zowel voor eigen gebruik als voor verkoop aan een groter net kunnen produceren.


    Top