Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0251

Internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon Resolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2011 over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon (2010/2207(INI))

PB C 380E van 11.12.2012, p. 5–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 380/5


Dinsdag 7 juni 2011
Internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon

P7_TA(2011)0251

Resolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2011 over internationale luchtvaartovereenkomsten in het kader van het Verdrag van Lissabon (2010/2207(INI))

2012/C 380 E/02

Het Europees Parlement,

gezien zijn besluit van 20 oktober 2010 over de herziening van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (1) ("de kaderovereenkomst"),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 juni 2010 over de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 2010 over de opening van onderhandelingen over overeenkomsten inzake persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) met de Verenigde Staten, Australië en Canada (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 april 2007 over de totstandbrenging van een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2007 over de sluiting van de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2006 over de ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap (6),

gezien de mededeling van de Commissie "Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap" (COM(2005)0079),

gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218,

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7–0079/2011),

A.

overwegende dat het Parlement, tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, slechts werd geraadpleegd over de sluiting van internationale luchtvaartovereenkomsten,

B.

overwegende dat nu de goedkeuring van het Parlement vereist is voor overeenkomsten op gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is,

C.

overwegende dat het Parlement, bij onderhandelingen van de Commissie over overeenkomsten tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties, "in alle stadia van de onderhandelingen onverwijld en ten volle geïnformeerd moet worden" (7),

D.

overwegende dat de kaderovereenkomst moet waarborgen dat de instellingen hun voorrechten en bevoegdheden zo doeltreffend en transparant mogelijk uitoefenen,

E.

overwegende dat de Commissie zich er in de kaderovereenkomst toe heeft verplicht het beginsel van gelijke behandeling van het Parlement en de Raad toe te passen met betrekking tot wetgevings- en begrotingsaangelegenheden, vooral wat betreft de toegang tot vergaderingen en de beschikbaarstelling van bijdragen of andere informatie,

Inleiding

1.

is van oordeel dat allesomvattende luchtvaartovereenkomsten met buurlanden of belangrijke partners wereldwijd aanzienlijke voordelen kunnen opleveren voor passagiers, goederenvervoerders en luchtvaartmaatschappijen, zowel op het gebied van markttoegang als de harmonisering van de regelgeving teneinde eerlijke concurrentie te bevorderen, ook met betrekking tot overheidssubsidies en sociale en milieunormen;

2.

erkent dat horizontale overeenkomsten, waarmee bestaande bilaterale overeenkomsten in overeenstemming worden gebracht met het EU-recht, noodzakelijk zijn om de rechtszekerheid te waarborgen, en aanvullende voordelen bieden wat betreft vereenvoudiging en de garantie dat alle luchtvaartmaatschappijen in de Unie dezelfde rechten genieten;

3.

wijst erop dat vlucht- en luchtveiligheidsnormen voor vliegpassagiers, bemanning en de luchtvaart in het algemeen van cruciaal belang zijn en ondersteunt bijgevolg het sluiten van overeenkomsten inzake de luchtvaartveiligheid met landen die een grote vliegtuigindustrie hebben, gezien de kostenbesparing en de consistent hoge normen die kunnen worden bereikt door de overlapping van evaluaties, testen en controles tot een minimum te beperken;

4.

betreurt dat de Raad de Commissie nog een onderhandelingsmandaat moet verlenen voor een allesomvattende luchtvaartovereenkomst met belangrijke handelspartners als de Volksrepubliek China en India; is van oordeel dat deze tekortkoming de belangen van de Unie steeds meer schaadt, vooral gezien de snelle groei van deze economieën;

5.

wijst erop dat belangrijke landen als Japan en de Russische Federatie niet voorkomen op de meest recente lijst van de Commissie met lopende onderhandelingen over luchtvaartovereenkomsten;

6.

uit zijn bezorgdheid over de onopgeloste kwestie van het vliegen over Siberië; verzoekt de Commissie om alle nodige stappen te ondernemen om concurrentievervalsing tussen luchtvaartmaatschappijen in de EU te voorkomen, en om deze kwestie ook aan te kaarten in het kader van de onderhandelingen over toetreding van Rusland tot de WTO;

De evaluatiecriteria voor een overeenkomst

7.

benadrukt dat bij alle onderhandelingen moet worden beoordeeld of de voordelen van een vroege sluiting van een overeenkomst opwegen tegen een latere sluiting met een ambitieuzer resultaat;

8.

wijst erop dat het Parlement bij de evaluatie van allesomvattende overeenkomsten die het ter goedkeuring worden voorgelegd zal streven naar de toepassing van een consistent stelsel van normen; benadrukt dat het Parlement er bij de evaluatie met name op zal letten in hoeverre: beperkingen ten aanzien van markttoegang en investeringsmogelijkheden op een evenwichtige manier worden versoepeld; stimulansen worden geboden voor de handhaving en verbetering van sociale en milieunormen; voor passende waarborgen wordt gezorgd ten aanzien van gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer; veiligheidsnormen wederzijds worden erkend; en een hoog niveau van passagiersrechten wordt verzekerd;

9.

is van oordeel dat er dringend behoefte is aan wereldwijde normen voor gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer, en dat de criteria die het Europees Parlement heeft vastgesteld in zijn resolutie van 5 mei 2010 een passend model bieden voor een dergelijke overeenkomst; wijst erop dat de Europese Unie bij de ontwikkeling van zulke internationale normen een voortrekkersrol zou moeten spelen;

10.

wijst erop dat de luchtvaartsector een steeds grotere rol speelt in de opwarming van de aarde, en is van mening dat in de overeenkomsten moet worden vastgelegd dat er in het kader van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie zal worden samengewerkt om de uitstoot van vliegtuigen te verminderen, en dat er zal worden gestreefd naar meer technische samenwerking op het gebied van klimaatwetenschap (CO2- en andere klimaatrelevante emissies in de atmosfeer), onderzoek, technologische ontwikkeling en brandstofefficiëntie;

11.

benadrukt dat diverse aspecten van de luchtvaartregelgeving, waaronder geluids- en nachtvluchtbeperkingen, lokaal moeten worden geregeld, met volledige eerbiediging van het grondbeginsel van eerlijke concurrentie en het subsidiariteitsbeginsel; verzoekt de Commissie deze kwesties op Europees niveau te coördineren, rekening houdend met de nationale wetgeving van de lidstaten alsook met het beginsel van de "evenwichtige aanpak" zoals gedefinieerd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie;

12.

verzoekt de Commissie de luchtvaartovereenkomsten te gebruiken voor een betere naleving van de relevante internationale wetgeving inzake sociale rechten, in het bijzonder de arbeidsnormen die zijn vastgelegd in de fundamentele overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO 1930-1999), de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen (1976, herzien in 2000) en het Verdrag van Rome van 1980 inzake recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst;

13.

merkt op dat in het geval van veiligheidsovereenkomsten onder meer de volgende criteria gelden: volledige wederzijdse erkenning van certificeringspraktijken en -procedures; de uitwisseling van veiligheidsgegevens; gezamenlijke inspecties; nauwere internationale samenwerking op regelgevingsgebied; en raadplegingen op technisch niveau teneinde kwesties op te lossen voordat het mechanisme voor geschillenbeslechting moet worden ingeschakeld;

Procedure

14.

benadrukt dat het Parlement de procedure vanaf het begin moet volgen voordat het kan beslissen of het aan het eind van de onderhandelingen zijn goedkeuring verleent; meent dat het ook in het belang van de andere instellingen is dat eventuele bezwaren van het Parlement die zwaar genoeg wegen om zijn goedkeuring in de weg te staan, in een vroeg stadium worden vastgesteld en besproken;

15.

herinnert eraan dat de Commissie op grond van de kaderovereenkomst van 2005 al verplicht was het Parlement in een vroeg stadium duidelijke informatie te verschaffen over de voorbereiding, het verloop en de sluiting van internationale onderhandelingen; stelt vast dat er in de herziene kaderovereenkomst van oktober 2010 met name op wordt gewezen dat het Europees Parlement vanaf het begin regelmatig, volledig en zo nodig op basis van vertrouwelijkheid over alle fasen van het onderhandelingsproces moet worden ingelicht;

16.

verwacht van de Commissie dat zij, wanneer zij voornemens is onderhandelingen voor te stellen over de sluiting of wijziging van internationale luchtvaartovereenkomsten, haar bevoegde commissie daarover informeert, en voorziet van de ontwerponderhandelingsrichtsnoeren, ontwerponderhandelingsteksten, te paraferen documenten en andere belangrijke documenten en gegevens; verwacht dat de rol van het Parlement met betrekking tot eventuele aanvullende wijzigingen van internationale luchtvaartovereenkomsten uitdrukkelijk in de overeenkomst zal worden vermeld;

17.

wijst erop dat de bovengenoemde gegevens overeenkomstig punt 24 van het kaderakkoord op zodanige wijze aan het Parlement moeten worden verstrekt dat het in voorkomend geval advies kan uitbrengen; verzoekt de Commissie met klem om het Parlement mee te delen op welke wijze er rekening is gehouden met zijn adviezen;

18.

erkent dat het Parlement, wanneer het gevoelige informatie ontvangt over lopende onderhandelingen, de plicht heeft hier vertrouwelijk mee om te gaan;

19.

merkt op dat in het Reglement van het Parlement is bepaald dat de plenaire vergadering "op basis van een verslag van zijn bevoegde commissie […] aanbevelingen [kan] aannemen met het verzoek deze vóór de sluiting van de betreffende internationale overeenkomst op te volgen" (artikel 90, lid 4);

20.

erkent dat gemengde comités in luchtvaartovereenkomsten vaak een belangrijke rol krijgen toebedeeld, met name wat de harmonisering van de regelgeving betreft; gaat ermee akkoord dat dit in veel gevallen een flexibeler en doeltreffender manier van besluitvorming is dan wanneer ernaar wordt gestreefd dergelijke punten in de overeenkomst zelf op te nemen; onderstreept echter dat het van essentieel belang is dat het Parlement volledig en tijdig wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de verschillende gemengde comités;

21.

verzoekt de Commissie om, met het oog op een adequate informatievoorziening, het Parlement regelmatig en ten minste eens in de drie jaar een verslag voor te leggen waarin de zwakke en sterke kanten van lopende overeenkomsten worden geanalyseerd; wijst erop dat het Parlement toekomstige overeenkomsten aan de hand van dergelijke verslagen beter zou kunnen beoordelen;

*

* *

22.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0366.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0239.

(3)  PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 70.

(4)  PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 506.

(5)  PB C 301 E van 13.12.2007, blz. 143.

(6)  PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 84.

(7)  Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 218, lid 10.


Top