EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AE1362

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een EU-actieplan voor de bossen COM(2006) 302 final

PB C 324 van 30.12.2006, p. 29–33 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 324/29


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een EU-actieplan voor de bossen

COM(2006) 302 final

(2006/C 324/14)

De Europese Commissie heeft op 19 juli 2006 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, te raadplegen over de bovengenoemde voorstel.

Op 4 juli 2006 heeft het bureau van het Comité de gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu verzocht zich te belasten met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden.

In verband met het krappe tijdschema heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn 430e zitting van 26 oktober 2006 de heer Wilms aangewezen als algemeen rapporteur. Tijdens deze zitting werd het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) wijst erop dat het EU-actieplan voor de bossen op adequate wijze moet worden opgezet, en wel zodanig dat economische, ecologische en sociale aspecten (duurzaam) met elkaar in evenwicht zijn. Hetzelfde geldt voor de praktische uitvoering van de kernacties.

1.2

Het Comité is van mening dat het aantal doelstellingen moet worden uitgebreid van 4 naar 5: „het bos als plaats om te werken” zou eraan moeten worden toegevoegd. Deze doelstelling zou „behoud en uitbreiding van de beroepsvaardigheden van tewerkgestelden in bossen” en „versterking en instandhouding van landelijke gebieden” moeten omvatten.

1.3

Het Comité stelt voor om behoud en uitbreiding van de beroepsvaardigheden van tewerkgestelden in bossen mee te wegen als wordt gekeken naar het bos als plaats om te werken. Dit is een redelijk voorstel, omdat het uiteindelijk de personen zijn die voor bosbouwbedrijven, ministeries en andere overheden werken die samen met de boseigenaren geacht worden het actieplan in landelijke gebieden in praktijk te brengen.

1.4

Het Comité beschouwt de instandhouding en versterking van landelijke gebieden als een belangrijke voorwaarde om het actieplan ter plaatse, in de lidstaten, succesvol ten uitvoer te kunnen brengen. Door in het actieplan expliciet aandacht te besteden aan de landelijke gebieden kan er actief toe worden bijgedragen dat deze gebieden in Europa een toekomst hebben en niet verkommeren of verworden tot ecologisch en sociaal braakland.

1.5

Het Comité wil erop wijzen dat het EU-actieplan voor de bossen een project dient te zijn waar men volledig op kan vertrouwen; het mag niet bij woorden alleen blijven. Als het geen vertrouwen wekt, zal het actieplan niet het benodigde draagvlak krijgen en niet geloofwaardig zijn.

2.   Inleiding

2.1

In het EU-actieplan voor de bossen geven de Commissie en de lidstaten uiting aan hun gemeenschappelijke visie op de bosbouw en de bijdrage die bossen en bosbeheer leveren aan de moderne samenleving.

2.2

Het gaat hier om de rol van het bos ten dienste van de samenleving: om een multifunctionele, op de lange termijn gerichte bosbouw die tegemoetkomt aan de huidige en toekomstige behoeften van de samenleving en voorziet in het levensonderhoud van bevolkingsgroepen die van bossen afhankelijk zijn.

2.3

Multifunctionele bosbouw biedt economische, maatschappelijke, culturele en milieuvoordelen, is een bron van hernieuwbare en milieuvriendelijke grondstoffen en levert een belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling, de werkgelegenheid en het welzijn in Europa, met name in landelijke gebieden. Bossen verhogen de levenskwaliteit, zorgen voor een aangename leefomgeving, bieden mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding en recreatie en bevorderen tegelijkertijd het behoud van de natuur en de handhaving van ecosystemen. Het spirituele en culturele erfgoed dat zij vertegenwoordigen moet voor de toekomst behouden blijven.

2.4

Conform het bovenstaande wordt met het actieplan gestreefd naar verwezenlijking van de volgende vier doelstellingen:

versterking van het concurrentievermogen op lange termijn;

verbetering en bescherming van het milieu;

bijdrage tot de levenskwaliteit, en

bevordering van coördinatie en communicatie.

2.5

Het vijf jaar bestrijkende actieplan (2007-2013) bestaat uit een reeks kernacties die de Commissie samen met de lidstaten op touw zou willen zetten. Het bevat ook aanvullende acties die de lidstaten kunnen uitvoeren met inachtneming van hun eigen specifieke omstandigheden en prioriteiten, waarbij ze een beroep kunnen doen op bestaande communautaire instrumenten. Uitvoering van deze acties zou tevens de inzet van nationale instrumenten kunnen vergen.

2.6

Voor de praktische tenuitvoerlegging van het EU-actieplan voor de bossen bestaat er behoefte aan een transparant raamwerk voor maatregelen en besluiten die op EU- en nationaal niveau t.a.v. bossen worden genomen.

2.7

Het actieplan zou informatie moeten verschaffen over de doelgerichte beleidsmatige afstemming van communautaire maatregelen en het bosbeleid van de lidstaten en deze verder tot ontwikkeling moeten brengen.

2.8

Het EU-actieplan voor de bossen is gericht op de handhaving, ondersteuning en uitbreiding van een in economisch, ecologisch en sociaal opzicht duurzaam bosbeheer en van de multifunctionele rol van bossen.

2.9

Doel zal moeten zijn dat er nationaal vergelijkbare bosprogramma's worden opgesteld die als bindend kader dienen voor internationale verplichtingen en regels op het gebied van bossen. Het steeds grotere belang dat in het bosbeleid wordt toegekend aan globale en sectoroverschrijdende aspecten, zoals het gebruik van hout als energiebron, vraagt om meer onderlinge samenhang, voorlichting en coördinatie.

2.10

Gelet op de grote ecologische, sociale, economische en culturele verscheidenheid en de diverse vormen van bosbezit in de EU, moet het actieplan ruimte bieden aan stimulansen en maatregelen die op de specifieke regionale situatie zijn toegesneden en dient rekening te worden gehouden met de verschillende soorten bosbeheer en bezitsverhoudingen. Er zal oog moeten zijn voor de belangrijke bijdrage die door boseigenaren, personen die werkzaam zijn in de bosbeheersector, en het platteland wordt geleverd aan het duurzame beheer van bossen in de EU.

2.11

Het EESC verzoekt de Commissie in het EU-actieplan voor de bossen rekening te houden met de volgende vijf doelstellingen:

verbetering van het concurrentievermogen op de lange termijn;

verbetering en bescherming van het milieu;

verbetering van de kwaliteit van het leven d.m.v. een duurzaam bosbeheer;

aanmoediging van maatregelen op het gebied van coördinatie en communicatie, en

meer aandacht voor het bos als plaats om te werken.

3.   Acties

3.1   „Verbetering van het concurrentievermogen op de lange termijn”

3.1.1

Naar de mening van het EESC zou onder deze doelstelling niet alleen aandacht moeten worden geschonken aan hout, maar ook aan eventuele andere rijkdommen die het bos levert, zoals drinkwater van goede kwaliteit; ook moet worden gedacht aan de rol van bossen bij de opslag van CO2 en de handel in emissierechten.

3.1.2   Kernactie 2: „Onderzoek en technologische ontwikkeling stimuleren om de concurrentiekracht van de bosbouwsector te vergroten”.

3.1.2.1

Naast stimuleringsmaatregelen is er ter versterking van de concurrentiekracht van de bosbouwsector ook behoefte aan een alomvattende uitwisseling van O&TO-resultaten en overdracht van kennis tussen Europese onderzoekscentra.

3.1.2.2

Om de concurrentiekracht van de bosbouwsector in het algemeen te verbeteren zal in het actieplan op wetenschappelijk verantwoorde wijze, en in samenwerking met de afzonderlijke lidstaten, moeten worden duidelijk gemaakt hoeveel werknemers met de vereiste kwalificaties in de lidstaten nodig zijn om de bossen, binnen het kader van de nationale wet- en regelgeving en op een economisch verantwoorde wijze, duurzaam te beheren.

3.1.3   Kernactie 3: „Uitwisseling en evaluatie van ervaringen op het stuk van de waardebepaling en marketing van andere door de bossen geleverde goederen en diensten dan hout”.

3.1.3.1

Naar de mening van het EESC moeten boseigenaren niet via subsidies worden gecompenseerd voor niet vermarktbare goederen en diensten, maar moeten de boseigenaren rechtstreeks voor hun diensten worden betaald door de individuele gebruiker of belanghebbende.

3.1.3.2

Het EESC adviseert de Commissie om het Permanent Comité voor de bosbouw voor te stellen ad hoc een werkgroep in het leven te roepen, die als taak krijgt in kaart te brengen welke activiteiten er in de lidstaten worden ondernomen op het gebied van aanvullende marketingacties voor bosgoederen en –diensten en welke ervaringen daarmee in de afzonderlijke landen zijn opgedaan. Een dergelijke uitwisseling van gegevens is in het belang van alle boseigenaren en lidstaten.

3.1.4   Kernactie 4: „Het gebruik van door de bossen geproduceerde biomassa voor de opwekking van energie bevorderen”.

3.1.4.1

Bij het opwekken van energie uit houtresten moet men ervoor oppassen dat door dit gebruik geen verschraling van de bodem optreedt en dat dit niet leidt tot een achteruitgang van het aantal soorten.

3.1.4.2

Wanneer er chemisch bewerkt houtafval wordt gebruikt als energiebron, dient ervoor gezorgd te worden dat er tijdens de verbranding geen gevaarlijke stoffen vrijkomen die schadelijk zijn voor de atmosfeer en de bodem.

3.1.4.3

Het EESC is van mening dat besluiten op Europees niveau zullen moeten stoelen op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, waarbij wordt gekeken naar de vraag welke lidstaten hout voor energieopwekking benutten en hoe en waar dit op een duurzaam verantwoorde wijze gebeurt. Alleen al in de ontwikkelingslanden gaat 50 % van al het gewonnen hout nodeloos verloren als onvervangbare brandstof (energiebron). Voorkomen moet worden dat hetzelfde gebeurt in de lidstaten van de EU. Bij het uitstippelen en uitvoeren van een strategie die in ecologisch, economisch en sociaal opzicht het meest gunstig is voor de Europese energieproductie, zal moeten worden uitgegaan van een langetermijnperspectief.

3.1.4.4

Alvorens over te gaan tot het gebruik van genetisch gemanipuleerde zaden en planten in de bosbouw, zal men eerst de zekerheid moeten hebben dat deze geen schade berokkenen aan het milieu.

3.1.5   Kernactie 5: „De samenwerking tussen boseigenaren bevorderen en de opleiding en educatie met betrekking tot de bosbouw versterken”.

3.1.5.1

Niet alleen de samenwerking met boseigenaren moet worden aangemoedigd, maar ook die met tewerkgestelden in de bosbouw. Hier is een speciale rol weggelegd voor personen die in de bossen zelf werken en het middenmanagement in landelijke gebieden, omdat deze als schakel tussen boseigenaar en houtverwerkende industrie fungeren. Deze rol zou behouden moeten blijven en moeten worden bevorderd via adequate structuren. De exploitatie van de in bossen voorradige hulpbronnen en het beheer van de bossen staan en vallen met de aanwezigheid van gekwalificeerd leidinggevend personeel ter plaatse.

3.1.5.2

Gelet op het bovenstaande dringt het EESC er bij de lidstaten op aan om de scholing en bijscholing van boseigenaren, bosbeheerders, bosarbeiders en het personeel van bosbedrijven te bevorderen. De lidstaten dienen via het opzetten van adviesdiensten niet alleen de verenigingen van bosbouwbedrijven te ondersteunen, maar ook de beroepsorganisaties van werknemers in de bosbouw. Een dergelijke ondersteuning is van belang voor een duurzame (sociale) ontwikkeling, waar met name in plattelandsgebieden behoefte aan is.

3.1.5.3

Ter verbetering van de concurrentiekracht en de winstgevendheid van de bosbouw kunnen de lidstaten verder prioritair aandacht besteden aan het:

ondersteunen van de ontwikkeling van beroepsorganisaties;

automatisch betrekken van de beroepsorganisaties in de bosbouw bij de besluitvorming t.a.v. het bosbeleid;

ontwikkelen van de verschillende functieprofielen in de bosbouw op basis van het EU-actieplan voor de bossen, en

bevorderen van de vrijwillige certificering in de bosbouw binnen erkende systemen.

3.2   „Verbetering en bescherming van het milieu”

3.2.1

Naar de mening van het EESC kan deze door de Commissie voorgestelde doelstelling alleen worden verwezenlijkt als de ecologische duurzaamheid in de bosbouw wordt gehandhaafd, beschermd en uitgebreid en als maatregelen worden getroffen die gericht zijn op natuurbehoud.

3.2.2

Het EESC beschouwt de vrijwillige certificering van bosbedrijven binnen erkende systemen als een zeer nuttig middel om de duurzaamheid te waarborgen, te bevorderen en uit te breiden.

3.2.3   Kernactie 8: „Werk maken van een Europees bosbewakingssysteem”.

3.2.3.1

Het EESC is ingenomen met het idee van een Europees bosbewakingssysteem. De internationale organisaties die men hierbij wil betrekken, zouden bij name moeten worden genoemd om te voorkomen dat belangrijke actoren met hun expertise buitenspel blijven staan.

3.2.3.2

Als er een Europees centrum voor bosbewaking komt, zal dit de verzamelde en wetenschappelijk getoetste gegevens conform de richtlijnen voor gegevensbescherming toegankelijk moeten maken voor een breed publiek en op aanvraag ter beschikking moeten stellen.

3.2.4   Kernactie 9: „De bescherming van de bossen in de EU verbeteren”.

3.2.4.1

Onze huidige kennis omtrent de staat van de bossen stoelt voor een belangrijk deel op de bosbouwrapporten die de afzonderlijke lidstaten jaarlijks opstellen en publiceren. Het EESC is daarom van mening dat het opstellen van deze nationale rapporten ondersteund zou moeten worden via het ELFPO en het Life+-instrument.

3.2.4.2

Om bosbranden te voorkomen zal er meer werk moeten worden gemaakt van het vervangen van brandgevoelige monoculturen door gemengde bosbestanden.

3.3

Wat de derde in het actieplan genoemde doelstelling („Bijdrage tot de levenskwaliteit”) betreft, stelt het EESC de volgende nieuwe formulering voor: „Verbetering van de kwaliteit van het leven d.m.v. een duurzaam bosbeheer”.

3.3.1

In haar mededeling benadrukt de Commissie dat de lidstaten over de mogelijkheid beschikken om investeringen aan te moedigen die de aantrekkelijkheid van bossen en de belevingswaarde voor het publiek verhogen. Het EESC wijst er daarnaast op dat ook via het ELFPO steun zou moeten worden verleend aan de instandhouding en gezondmaking van landelijke gebieden, omdat bossen daar een zeer belangrijke rol vervullen.

3.3.2   Kernactie 10: „Milieueducatie en -informatie aanmoedigen”.

3.3.2.1

Het bevorderen van maatregelen op het gebied van scholing en informatie mag niet beperkt blijven tot het milieu, ook sociale aspecten dienen de nodige aandacht te krijgen. Deze twee gebieden overlappen elkaar. Zo zijn omvangrijke scholings- en voorlichtingsactiviteiten essentieel met het oog op de sociale verantwoordelijkheid van leerkrachten en de culturele dimensie.

3.3.3   Kernactie 12: „De mogelijkheden met betrekking tot stedelijke en randstedelijke bossen verkennen”.

3.3.3.1

In alle lidstaten hebben stedelijke gebieden en agglomeraties te maken met een afname van het bosareaal en de staande houtvoorraad. Bosgebieden worden bedreigd door de toenemende uitstoot van schadelijke stoffen en vooral door kapactiviteiten. Er is ter compensatie van verliezen zelden land in hetzelfde natuurlijke milieu beschikbaar, wat te wijten is aan de relatief grote vraag naar grond voor woonwijken en bedrijventerreinen en aan de voortdurende uitbreiding van het infrastructuurnetwerk (aanleg van auto- en spoorwegen, uitbreiding van luchthavens enz.).

3.4   „Aanmoediging van maatregelen op het gebied van coördinatie en communicatie”

3.4.1   Kernactie 13: „De rol van het Permanent Comité voor de bosbouw versterken”.

3.4.1.1

Het EESC vindt dat er tijdens de tenuitvoerlegging van het actieplan bijeenkomsten moeten worden gehouden waarop verenigingen en actoren uit de hele sector van het duurzaam bosbeheer met elkaar van gedachten kunnen wisselen en hun eigen zienswijze kunnen toelichten. Hetzelfde geldt voor het opzetten van ad-hocwerkgroepen. Een en ander zou ervoor kunnen zorgen dat het actieplan het nodige draagvlak krijgt onder de diverse partijen die betrokken zijn bij het bosbeheer.

3.4.2   Kernactie 16: „Het profiel van de EU in internationale processen met betrekking tot de bossen versterken”.

3.4.2.1

Als maatregel ter indamming van de wereldwijde ontbossing kan worden gedacht aan de invoering van Europese wetgeving voor het beschermen van oerwouden, waarin o.m. wordt vastgelegd aan welke wettelijke voorwaarden moet worden voldaan bij de invoer van hout uit tropische bossen en oerwouden, dat hier wordt verwerkt en gebruikt. De Commissie zou moeten nagaan welke mogelijkheden er zijn voor een doeltreffend wetgevend initiatief ter zake en ernaar moeten streven om tegen 2012 Europese wetgeving ter bescherming van oerwouden goedgekeurd te krijgen. Het EESC zou willen benadrukken dat het FLEGT-actieplan waaraan de EU momenteel werkt, kan worden gebruikt als instrument om de wereldwijde ontbossing en achteruitgang van oerwouden tegen te gaan. De FLEGT-bepalingen zouden moeten worden gebruikt om te voorkomen dat illegaal gehakt hout de EU binnenkomt en hier wordt verwerkt.

3.4.3   Kernactie 18: „Informatie-uitwisseling en communicatie verbeteren”.

3.4.3.1

Vanwege het multiplicatoreffect zouden alle actoren uit het bosbeheer moeten worden betrokken bij projecten die naar verwachting een grote invloed hebben op de burgers van de lidstaten, en zouden ze daartoe de nodige financiële ondersteuning moeten krijgen.

3.5

Gelet op het feit dat er voldoende waarborgen dienen te zijn voor een duurzaam bosbeheer in de EU, is het EESC van mening dat recht moet worden gedaan aan de beroepsvaardigheden van de personen die in bossen zijn tewerkgesteld. In dit verband is het ook van cruciaal belang dat landelijke gebieden behouden blijven en de omstandigheden aldaar worden verbeterd. Daarom zou het Comité de Commissie in overweging willen geven om de volgende nieuwe doelstelling op te nemen: „Meer aandacht voor het bos als plaats om te werken”.

3.5.1

Het EESC wijst erop dat de bossen alleen al hun functies en sociale taken kunnen vervullen als er genoeg mensen (bosarbeiders, mecaniciens, voor bosbeheer verantwoordelijke functionarissen en bosbeheerders) werkzaam zijn bij het beheer en onderhoud van bossen. Deze werknemers dienen hiertoe een gespecialiseerde basisopleiding te hebben genoten en permanent te worden bijgeschoold. Uiteraard geldt dit ook voor boseigenaren die samen met hun werknemers in het bos werken. De opleiding dient te worden afgestemd op de economische, ecologische en sociale eisen die aan het soort werk worden gesteld. Dit geldt zeker voor werk dat verband houdt met het natuurbehoud in bossen.

3.5.2

Om dit te bereiken stelt het EESC de volgende nieuwe kernacties voor:

kernactie 19: beroepsopleiding en bijscholing bevorderen

kernactie 20: onderzoek naar het verband tussen duurzaam bosbeheer en beroepsopleidingen/-kwalificaties in de bosbouw

kernactie 21: platteland.

3.5.3   Kernactie 19: beroepsopleiding en bijscholing bevorderen

3.5.3.1

De Commissie en de lidstaten zouden meer moeten doen ter bevordering van beroepsopleiding en bijscholing, van onderzoek en ontwikkeling en van de overdracht van technologie op het gebied van bosbouw, hout en natuurbehoud.

3.5.3.2

Het EESC vindt dat de Commissie steun moet verlenen aan erkende certificeringssystemen voor bosbeheer die de werkgelegenheid waarborgen en verbeteren, aangezien deze indicatoren bieden voor een duurzaam personeelsbeleid in bosbedrijven.

3.5.4   Kernactie 20: Onderzoek naar het verband tussen duurzaam bosbeheer en beroepsopleiding/-kwalificaties in de bosbouw.

3.5.4.1

De Commissie zou steun moeten verlenen aan wetenschappelijk onderzoek naar het verband tussen duurzaam bosbeheer en beroepsopleiding/professionele vaardigheden van boseigenaren en personen die werkzaam zijn in het bosbeheer (om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de vereisten).

3.5.4.2

Het EESC raadt de Commissie aan een studie te verrichten naar de specifieke functieprofielen die nodig zijn om de bosbouwsector op de lange termijn zijn concurrentiepositie te laten behouden.

3.5.5   Kernactie 21: Platteland.

3.5.5.1

Bosgebieden vindt men in de lidstaten voornamelijk in de structureel zwakkere regio's. In deze regio's is het de bosbouwsector die borg staat voor het behoud van de infrastructuur en de werkgelegenheid alsmede de inkomsten van de boseigenaren en plaatselijke bevolking. Zonder een economisch rendabele bosbouw zouden deze ecologisch waardevolle en toeristisch aantrekkelijke gebieden los komen te staan van de algehele ontwikkeling van het land. Dit zou waarschijnlijk leiden tot leegloop, vergrijzing van de achterblijvende bevolking, verwaarlozing van de bossen en verslechtering van de infrastructuur. Afbraak van de plattelandsstructuren brengt onvermijdelijk problemen met zich mee voor het gebruik van hout als grondstof in een tijd dat wereldwijd de vraag hiernaar groeiende is.

3.5.5.2

De Commissie zou studie en onderzoek naar het belang van bosbouw voor landelijke gebieden moeten bevorderen en ondersteunen.

3.5.5.3

Het EESC is van mening dat er bij de lidstaten moet worden aangedrongen op maatregelen voor het behoud en de verbetering van de werkgelegenheid in landelijke gebieden. Voorkomen moet worden dat continue structurele veranderingen leiden tot sociale ontwrichting. Zonodig moeten dit soort ontwikkelingen worden tegengegaan m.b.v. gecoördineerde programma's. Er moet voor worden gezorgd dat wonen op het platteland voor de mensen, vooral jongeren, aantrekkelijker wordt.

3.5.5.4

Het EESC doet een beroep op de Commissie om landelijke gebieden financieel te ondersteunen via het ELFPO. Onmiddellijk na behandeling van een aanvraag dienen de benodigde financiële middelen te worden overgemaakt aan de betrokken boseigenaren resp. bosbedrijven of clusters van bosbedrijven.

3.5.6   Onderzoek naar de effecten van een achteruitgang van het bosbeheer op landelijke gebieden

4.   Evaluatie

4.1

De Commissie dient er zorg voor te dragen dat alle actoren uit de Europese bosbouw worden vertegenwoordigd in de Raadgevende Groep bosbouw inclusief kurkproductie.

Brussel, 26 oktober 2006

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Dimitris DIMITRIADIS


Top