Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000PC0538

    Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt

    /* COM/2000/0538 def. - CNS 2000/0226 */

    PB C 365E van 19.12.2000, p. 270–273 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52000PC0538

    Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt /* COM/2000/0538 def. - CNS 2000/0226 */

    Publicatieblad Nr. C 365 E van 19/12/2000 blz. 0270 - 0273


    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    1. Doel van de afzetbevordering op Gemeenschapsniveau

    Momenteel past de Commissie twaalf afzetbevorderingsregelingen toe voor de verschillende producten die mettertijd door de Raad in aanmerking genomen zijn. Elk van deze meestal sectorgebonden regelingen is verschillend en wordt, hetzij rechtstreeks beheerd door de diensten van de Commissie (olijfolie, vlas, dopvruchten, logo's), hetzij indirect via de lidstaten of de beroepsorganisaties (rundvlees, zuivel, appelen en citrusvruchten, druivensap, bloemen, etikettering).

    Dit van vroeger daterende heterogene pakket moet geharmoniseerd en vereenvoudigd worden om de doeltreffendheid ervan te vergroten en om de middelen gemakkelijker met de beschikbare instrumenten te kunnen beheren.

    Daartoe moet de Gemeenschap voor haar acties binnen de EU, naar analogie van de afzetbevordering in derde landen, gebruik kunnen maken van een flexibel horizontaal afzetbevorderingsinstrument.

    Dit instrument moet toegespitst zijn op voorlichting en generieke en collectieve verkoopbevordering, maar mag de reclameacties van bedrijven dan wel van nationale of regionale autoriteiten niet doorkruisen. Het moet hun klassieke marketingactiviteiten aanvullen door de verbruiker voor deze activiteiten ontvankelijk te maken.

    Het optreden van de Gemeenschap kan zorgen voor een "toegevoegde waarde", voor zover daarbij op Europees niveau aspecten worden belicht waaraan door de nationale autoriteiten en bij de reclame voor een bepaald merk voorbijgegaan wordt, b.v. door informatie te verschaffen over de intrinsieke eigenschappen van de producten (kwaliteit, voedingsaspecten, voedselveiligheid, etikettering, traceerbaarheid, BOB/BGA-regeling, biologische of geïntegreerde teelttechnieken enz.) en door het imago van de Europese producten te verbeteren bij de consument, die deze aspecten steeds belangrijker vindt. De recente beroering in verband met BSE, dioxine, listeria, enz. is hiervan het bewijs.

    2. Keuze van thema's en producten

    Er moet worden afgestapt van de tot nu toe gevolgde incidentele aanpak. Voorgesteld wordt dat de Commissie op gezette tijden volgens de procedure van het Comité van beheer de voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties in aanmerking komende thema's en sectoren uitkiest.

    Daarbij worden de volgende selectiecriteria gehanteerd:

    -het op de voorgrond plaatsen van kwaliteit, voedingsaspecten, voedselveiligheid, specifieke productiemethoden via op een bepaald thema of op bepaalde doelgroepen gerichte campagnes,

    -de toepassing van een etiketteringssysteem en van een systeem om de producten te controleren en te traceren,

    -de noodzakelijke aanpak van met de conjunctuur samenhangende problemen voor een bepaalde sector,

    -de wenselijkheid om voorlichting te geven over de in de Gemeenschap toegepaste regelingen op het gebied van BOB/GBA, GTS, biologisch geteelde producten of de regeling inzake v.q.p.r.d. enz.

    3. Soorten van afzetbevorderingsmaatregelen

    Het gaat hoofdzakelijk om de ook nu gefinancierde maatregelen, namelijk pr-maatregelen, reclame, de verspreiding van wetenschappelijke informatie bij bepaalde doelgroepen (informatieverspreiders, artsen, voedingsdeskundigen en andere opinieleiders).

    4. Financiering

    De maatregelen worden gedeeltelijk door de Gemeenschap gefinancierd (gemiddeld voor 50%), de overige benodigde middelen moeten worden verschaft door de beroeps- of bedrijfskolomorganisaties die de programma's voorstellen, en door de betrokken lidstaten. Een dergelijke financiële bijdrage van de marktdeelnemers en de lidstaten is onontbeerlijk om ervoor te zorgen dat zij zich voor de acties voldoende verantwoordelijk voelen. Voor de regelingen van de Gemeenschap op het gebied van BOB/BGA/GTS, biologische teeltmethoden en etikettering lijkt financiering door de lidstaten en de Gemeenschap voldoende te zijn om hierover een doelmatige voorlichting te garanderen.

    5. Beheer, controle en evaluatie

    Nadat het communautaire kader nauwkeurig door volgens de procedure van het Comité van beheer vast te stellen richtsnoeren per sector (doelstellingen, strategie, doelgroepen, acties, middelen enz.) is afgegrensd, dient het initiatief voor de maatregelen uit te gaan van de beroeps- en bedrijfskolomorganisaties in de betrokken sectoren, die gevolg geven aan de oproepen voor voorstellen van de betrokken lidstaten.

    De betrokken lidstaten, die de programma's selecteren aan de hand van de in de Gemeenschapsrichtsnoeren aangegeven criteria, aangevuld met een geheel van nationale voorwaarden en rekening houdend met de prijs-kwaliteitverhouding en het praktische nut, van de maatregelen, leggen deze, nadat zij ermee hebben ingestemd, ter goedkeuring aan de Commissie voor. Deze gaat na of de maatregelen in overeenstemming zijn met de betrokken Gemeenschapsvoorschriften en met de aanvullende voorwaarden, en moet binnen een vastgestelde termijn haar opmerkingen maken. Na afloop van deze termijn keuren de lidstaten de programma's definitief goed.

    Wegens de uitgebreide ervaring die nodig is, waarbij vooral kennis van verschillende disciplines van belang is, en ook omdat de Commissie een tekort aan gespecialiseerd personeel heeft, kan deze zich bij de opstelling van de richtsnoeren laten bijstaan door een onafhankelijk Comité van communicatiedeskundigen of door contractanten voor het verlenen van technische bijstand.

    Aangezien de programma's "indirect" beheerd worden, zijn de lidstaten bevoegd voor de controle en betalingen met betrekking tot de in aanmerking genomen maatregelen.

    Ten slotte zal de uitvoering van de acties geëvalueerd worden door onafhankelijke instanties die de Commissie via een inschrijvingsprocedure selecteert.

    2000/0226 (CNS)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie [1],

    [1] PB C

    Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

    [2] PB C

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

    [3] PB C

    Gezien het advies van het Comité van de regio's [4],

    [4] PB C

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Op grond van de huidige voorschriften per sector kan de Gemeenschap voor een aantal landbouwproducten afzetbevorderingsacties op de binnenmarkt ondernemen.

    (2) Rekening houdend met de te verwachten marktontwikkeling en de opgedane ervaring, en om de consument alle nodige informatie te verschaffen, verdient het aanbeveling een alomvattend en coherent voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid voor landbouwproducten en daarnaast ook voor levensmiddelen te voeren, zoals dit reeds het geval is ten aanzien van derde landen, zonder daarbij evenwel aan te zetten tot het verbruik van een product op grond van de bijzondere oorsprong ervan.

    (3) Een dergelijk beleid kan een nuttige aanvulling en versterking van de door de lidstaten gevoerde acties betekenen, met name door bij de verbruikers in de Gemeenschap het imago van deze producten, vooral uit het oogpunt van kwaliteit, voedingsaspecten en veiligheid van de levensmiddelen, te bevorderen.

    (4) De criteria voor de selectie van de betrokken producten en sectoren, alsmede de in de campagne van de Gemeenschap te behandelen thema's moeten worden vastgesteld.

    (5) Met het oog op de samenhang en de doeltreffendheid van de programma's moeten richtsnoeren worden opgesteld waarin voor ieder van de betrokken producten of sectoren de belangrijkste punten van die programma's worden aangegeven en die worden aangevuld met de door de lidstaten vast te stellen voorwaarden.

    (6) Aangezien de uit te voeren opdrachten van technische aard zijn, moet worden bepaald dat de Commissie een beroep kan doen op een Comité van communicatiedeskundigen of op contractanten voor het verlenen van technische bijstand.

    (7) De criteria voor de financiering van de maatregelen moeten worden bepaald. In de regel is het wenselijk de financiering van de maatregelen slechts gedeeltelijk ten laste van de Gemeenschap te laten komen om zo de organisaties die voorstellen indienen en de betrokken lidstaten medeverantwoordelijk te maken. In uitzonderlijke gevallen kan het echter dienstig zijn geen financiële bijdrage van de betrokken lidstaat te verlangen. Met betrekking tot de regelingen van de Gemeenschap inzake de oorsprong van producten, de biologische landbouw en de etikettering, is een gezamenlijke financiering door de Gemeenschap en lidstaten verantwoord, omdat een doelmatige voorlichting over deze tamelijk recente regelingen noodzakelijk is.

    (8) Voor een optimale kosten-batenverhouding bij de gekozen acties moet worden bepaald dat de Commissie de uitvoering van deze acties door middel van geëigende procedures uitbesteed aan instanties die over de benodigde hulpmiddelen en deskundigheid beschikken.

    (9) Om na te gaan of de programma's goed worden uitgevoerd en welk effect de acties sorteren, moet worden voorzien in een doeltreffend toezicht door de lidstaten en in de evaluatie van de resultaten door een onafhankelijke instantie.

    (10) De maatregelen ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [5]. Deze maatregelen moeten volgens de beheersprocedure van artikel 4 van genoemd besluit worden vastgesteld. De betrokken Comités van beheer treden hierbij gemeenschappelijk op.

    [5] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (11) De uitgaven in verband met de financiering van de acties en technische bijstand van de Gemeenschap zijn interventiemaatregelen in de zin van artikel 1, lid 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad [6].

    [6] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

    (12) De bepalingen inzake afzetbevordering in de regelingen voor de onderscheiden sectoren worden op uiteenlopende wijze ten uitvoer gelegd en zijn meermaals gewijzigd, hetgeen de toepassing ervan bemoeilijkt. Zij moeten derhalve op elkaar worden afgestemd en vereenvoudigd worden door ze in één enkele tekst samen te brengen. Tegelijk moeten de nu voor de verschillende sectoren geldende bepalingen en verordeningen inzake afzetbevordering worden ingetrokken.

    (13) De nodige maatregelen moeten worden vastgesteld om de overgang van deze sectorgebonden bepalingen en verordeningen naar de in deze verordening vastgestelde nieuwe regeling te vergemakkelijken,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. De Gemeenschap kan op haar grondgebied gevoerde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten en levensmiddelen geheel of gedeeltelijk financieren.

    2. De in lid 1 bedoelde acties mogen niet op handelsmerken afgestemd worden en mogen de oorsprong van een product niet als argument gebruiken om aan te zetten tot het verbruik ervan. Toch mag in het kader van de in artikel 2 genoemde acties de oorsprong van een product worden vermeld wanneer het een op grond van Gemeenschapsvoorschriften gebruikte benaming betreft.

    Artikel 2

    De in artikel 1 bedoelde acties betreffen:

    a) acties op het gebied van public relations, afzetbevordering en reclame, in het bijzonder om de aandacht te vestigen op de intrinsieke eigenschappen en de voordelen van producten van de Gemeenschap uit het oogpunt van met name kwaliteit, hygiëne, voedselveiligheid, bijzondere productiemethoden, voedingsaspecten, etikettering, dierenwelzijn en milieuzorg;

    b) deelneming aan evenementen, beurzen en tentoonstellingen van nationale of Europese betekenis, met name gepaard gaande met de inrichting van stands om de waardering voor producten uit de Gemeenschap te vergroten;

    c) voorlichtingsacties die met name betrekking hebben op de communautaire regelingen inzake beschermde oorsprongsbenamingen (BOB), beschermde geografische aanduidingen (BGA), gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS), biologisch geteelde producten en de in de landbouwwetgeving voorgeschreven etikettering;

    d) voorlichtingsacties betreffende de communautaire regelingen inzake in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (VQPRD) en inzake tafelwijnen en gedistilleerde dranken met geografische aanduiding;

    e) studies om de resultaten van de afzetbevorderings- en voorlichtingsacties te evalueren.

    Artikel 3

    De voor de in artikel 1 bedoelde acties in aanmerking komende sectoren of producten worden aan de hand van de volgende criteria geselecteerd:

    a) wenselijkheid om de kwaliteit, de typische eigenschappen, de bijzondere productiemethoden, de voedingsaspecten, de hygiëne, de voedselveiligheid of de milieuzorg bij de betrokken producten te belichten via op bepaalde thema's of doelgroepen gerichte campagnes;

    b) toepassing van een etiketteringsregeling ter informatie van de verbruiker en van systemen om de producten te traceren en te controleren;

    c) noodzakelijkheid om in een bepaalde sector het hoofd te bieden aan conjunctuurgebonden problemen;

    d) wenselijkheid om de betekenis van de communautaire regelingen voor BOB/BGA, GTS en biologisch geteelde producten toe te lichten;

    e) wenselijkheid om de betekenis van de communautaire regeling voor VQPRD, tafelwijnen en gedistilleerde dranken met geografische aanduiding toe te lichten.

    Artikel 4

    1. Om de drie jaar stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 13 de lijst van de in artikel 3 bedoelde thema's en producten vast. Zo nodig kunnen echter volgens dezelfde procedure tussentijdse wijzigingen in deze lijst worden aangebracht.

    2. Alvorens de in lid 1 bedoelde lijst op te stellen, kan de Commissie de Permanente Groep "Afzetbevordering landbouwproducten" van het Raadgevend Comité voor de kwaliteit en de gezondheid van de landbouwproductie raadplegen.

    Artikel 5

    1. Voor elk van de in aanmerking genomen sectoren of producten bepaalt de Commissie volgens de procedure van artikel 13 een strategie die de richtsnoeren omvat waaraan de voorstellen voor afzetbevorderings- en voorlichtingsprogramma's moeten voldoen.

    2. In deze richtsnoeren wordt met name een nauwkeurige omschrijving geven van:

    a) de te bereiken doelstellingen en doelgroepen;

    b) een of meer thema's waarop de geselecteerde maatregelen betrekking moeten hebben;

    c) de aard van de maatregelen;

    d) de looptijd van de programma's;

    e) de verdeling, over de te bewerken markten en naar gelang van de aard van de maatregel, van het bedrag dat als financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitvoering van de programma's beschikbaar is.

    Artikel 6

    1. Met het oog op de uitvoering van de in artikel 2, onder a), b), en d) genoemde acties stellen de betrokken lidstaten aan de hand van de door de Commissie bepaalde richtsnoeren een geheel van voorwaarden vast en doen zij een oproep voor voorstellen aan alle beroeps- en bedrijfskolomorganisaties van de Gemeenschap.

    2. De voor de betrokken sector of sectoren representatieve organisaties als bedoeld in vorige lid die gevolg geven aan deze oproep voor voorstellen, stellen in samenwerking met een via een inschrijvingsprocedure gekozen uitvoeringsorgaan afzetbevorderings- en voorlichtingsprogramma's met een looptijd van ten hoogste 36 maanden op. De programma's kunnen een of meer lidstaten bestrijken. Zij kunnen uitgaan van Europese organisaties of van organisaties die in een of meerdere lidstaten werkzaam zijn. De laatstbedoelde programma's genieten de voorkeur.

    3. De betrokken lidstaten gaan na of de programma's geschikt zijn en of de programma's en de voorgestelde uitvoeringsorganen voldoen aan het bepaalde in deze verordening, alsmede aan de voor die programma's geldende richtsnoeren en voorwaarden. Zij controleren ook de prijs-kwaliteitverhouding van de betrokken programma's. Na deze controles stellen de betrokken lidstaten binnen de grenzen van de beschikbare middelen de voorlopige lijst van in aanmerking genomen programma's en organisaties op en verbinden zij zich ertoe deze programma's mee te financieren.

    4. De lidstaten delen de Commissie de voorlopige lijst van in aanmerking genomen programma's en organisaties mee en zenden haar een kopie van deze programma's.

    Wanneer de Commissie constateert dat een haar voorgelegd programma niet aan de Gemeenschapsvoorschriften of -richtsnoeren beantwoordt, stelt ze binnen een nader te bepalen termijn de lidstaten ervan in kennis dat het gehele betrokken programma of een deel ervan niet voor financiering in aanmerking komt.

    De lidstaten houden rekening met de eventuele opmerkingen die de Commissie binnen de haar toegemeten tijd maakt. Na afloop van deze termijn stellen de lidstaten de definitieve lijst van in aanmerking genomen programma's op en zenden deze onverwijld aan de Commissie.

    Artikel 7

    1. Voor de uitvoering van de in artikel 2, onder c), genoemde acties stelt iedere betrokken lidstaat aan de hand van de richtsnoeren van de Commissie een geheel van voorwaarden vast en kiest via een openbare inschrijvingsprocedure het orgaan uit dat belast is met de uitvoering van het door de lidstaat mee te financieren programma.

    2. De lidstaat deelt de Commissie de in aanmerking genomen programma's mee, tezamen met een met redenen omkleed advies over de merites van het programma, over de vraag of het programma en het voorgestelde orgaan in overeenstemming zijn met het bepaalde in deze verordening en de desbetreffende richtsnoeren, en over de beoordeling van de prijs-kwaliteitverhouding.

    Voor het onderzoek van de programma's door de Commissie en voor de definitieve goedkeuring ervan door de lidstaten geldt het bepaalde in artikel 6, lid 4, tweede en derde alinea.

    Artikel 8

    1. Voor de opstelling van de in artikel 5 bedoelde richtsnoeren kan de Commissie zich laten bijstaan door een onafhankelijk Comité van communicatiedeskundigen of door contractanten voor het verlenen van technische bijstand.

    2. De Commissie selecteert via een openbare inschrijving of een inschrijving met voorafgaande selectie:

    -de in lid 1 bedoelde eventuele contractanten voor technischebijstandverlening,

    -de organen die belast zijn met de beoordeling van de resultaten van overeenkomstig de artikelen 6 en 7 uitgevoerde acties.

    Artikel 9

    1. De Gemeenschap financiert:

    a) volledig de in artikel 2, onder e), genoemde acties;

    b) gedeeltelijk de overige in artikel 2 genoemde afzetbevorderings- en voorlichtingsacties.

    2. De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de in lid 1, onder b), bedoelde acties kan niet meer bedragen dan 50% van de werkelijke kosten van deze acties.

    3. Onverminderd het bepaalde in lid 4, financieren de betrokken lidstaten 20% van de werkelijke kosten van de in lid 2 bedoelde acties, terwijl het resterende gedeelte van de benodigde financiële middelen voor rekening komt van de organisaties waarvan de voorstellen afkomstig zijn. Het door de lidstaten en/of de beroeps- of bedrijfskolomorganisaties te financieren gedeelte mag uit parafiscale heffingen afkomstig zijn.

    In behoorlijk gemotiveerde gevallen en op voorwaarde dat het betrokken programma duidelijk van belang voor de Gemeenschap is, kan volgens de procedure van artikel 13 worden besloten dat de organisatie waarvan de voorstellen afkomstig zijn, het niet door de Gemeenschap gefinancierde gedeelte geheel voor haar rekening neemt.

    4. Wat de in artikel 2, onder c), bedoelde acties betreft, nemen de betrokken lidstaten het niet door de Gemeenschap gefinancierde gedeelte voor hun rekening.

    De middelen voor het door de lidstaten te financieren gedeelte mogen uit parafiscale heffingen afkomstig zijn.

    Artikel 10

    1. De organen die belast zijn met de uitvoering van de in artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, bedoelde acties moeten beschikken over expertise op het gebied van de betrokken producten en markten, alsmede over de nodige middelen voor de meest efficiënte uitvoering van de acties, rekening houdend met de Europese dimensie van deze programma's.

    2. De betrokken lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controle op en de betalingen voor de andere acties dan die welke bedoeld zijn in artikel 9, lid 1, onder a).

    Artikel 11

    De uitgaven in verband met de financiering door de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde acties worden beschouwd als interventies in de zin van artikel 1, lid 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

    Artikel 12

    De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13.

    Artikel 13

    1. Voor de uitvoering van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 37 van Verordening nr. 136/66/EEG [7] ingestelde Comité van beheer voor oliën en vetten en door de Comités van beheer die zijn ingesteld bij het overeenkomstige artikel van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwproducten (hierna "het Comité" te noemen).

    [7] PB L 172 van 30.9.1966, blz. 3025.

    2. In de gevallen waarin naar dit artikel verwezen wordt, gelden de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG.

    3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op een maand.

    4. De voorzitter van het Comité kan hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een lidstaat een procedure bij het Comité inleiden.

    Artikel 14

    Om de drie jaar, en de eerste maal vóór 31 december 2004, dient de Commissie een verslag, eventueel vergezeld van geëigende voorstellen, over de toepassing van deze verordening in bij de Raad en het Europees Parlement.

    Artikel 15

    1. De volgende bepalingen worden ingetrokken:

    -artikel 11 van Verordening nr. 136/66/EEG houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten [8],

    [8] PB L 172 van 30.9.1966, blz. 3025.

    -artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep [9],

    [9] PB L 146 van 4.7.1970, blz. 1.

    -artikel 20, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3763/91 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen [10],

    [10] PB L 356 van 24.12.1991, blz. 1.

    -de artikelen 1 en 2 van Verordening (EEG) nr. 1332/92 tot instelling van specifieke maatregelen voor de sector tafelolijven [11],

    [11] PB L 145 van 27.5.1992, blz. 1.

    -artikel 31, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1600/92 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Azoren en Madeira [12],

    [12] PB L 173 van 27.6.1992, blz. 1.

    -artikel 26, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1601/92 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Canarische eilanden [13],

    [13] PB L 173 van 27.6.1992, blz. 13.

    -artikel 1, tweede alinea, tweede streepje, en artikel 2, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 399/94 betreffende specifieke maatregelen voor krenten en rozijnen [14],

    [14] PB L 54 van 25.2.1994, blz. 3.

    -artikel 54 van Verordening (EG) nr. 2200/96 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit [15],

    [15] PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.

    -artikel 35, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt [16].

    [16] PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

    In Verordening (EG) nr. 399/94 worden in artikel 1, eerste alinea, de woorden "en de bevordering van de afzet", alsmede de punten d) en e), en in artikel 2, lid 2, de woorden "d) en e)" geschrapt.

    2. De Verordeningen (EEG) nr. 1195/90 houdende maatregelen om de consumptie en het gebruik van appelen te doen toenemen [17], (EEG) nr. 1201/90 betreffende maatregelen ter stimulering van het citrusverbruik [18], (EEG) nr. 2067/92 betreffende acties ter bevordering van de verkoop en de afzet van kwaliteitsrundvlees [19], (EEG) nr. 2073/92 inzake maatregelen om de consumptie van melk en zuivelproducten in de Gemeenschap te stimuleren en de markten voor melk en zuivelproducten te verruimen [20], (EG) nr. 2275/96 tot instelling van specifieke maatregelen voor de sector levende planten en producten van de bloementeelt [21] en (EG) nr. 2071/98 betreffende voorlichtingsacties inzake de etikettering van rundvlees [22] worden ingetrokken.

    [17] PB L 119 van 11.5.1990, blz. 53.

    [18] PB L 119 van 11.5.1990, blz. 65.

    [19] PB L 215 van 30.7.1992, blz. 57.

    [20] PB L 215 van 30.7.1992, blz. 67.

    [21] PB L 308 van 29.11.1996, blz. 7.

    [22] PB L 265 van 30.9.1998, blz. 2.

    3. Afzetbevorderings- en voorlichtingsprogramma's die ingaan vóór 1 januari 2001, blijven van toepassing in de in de vorige leden genoemde voorschriften, bewoordingen en verordeningen.

    Artikel 16

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2001.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top