Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019D0070

    Besluit (EU) 2019/70 van de Commissie van 11 januari 2019 tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor grafisch papier en de EU-milieukeurcriteria voor tissuepapier en tissueproducten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3) (Voor de EER relevante tekst.)

    C/2019/3

    PB L 15 van 17.1.2019, p. 27–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2019/70/oj

    17.1.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 15/27


    BESLUIT (EU) 2019/70 VAN DE COMMISSIE

    van 11 januari 2019

    tot vaststelling van de EU-milieukeurcriteria voor grafisch papier en de EU-milieukeurcriteria voor tissuepapier en tissueproducten

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3)

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

    Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 mag de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die gedurende hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben.

    (2)

    In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productgroep specifieke EU-milieukeurcriteria moeten worden vastgesteld.

    (3)

    In Besluit 2011/333/EU van de Commissie (2) zijn criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep „kopieerpapier en grafisch papier” vastgelegd. De geldigheidsduur van die criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2015/877 van de Commissie (3) tot 31 december 2018 verlengd.

    (4)

    In Besluit 2012/448/EU van de Commissie (4) zijn de criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep „krantenpapier” vastgelegd. De geldigheidsduur van die criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2015/877 tot 31 december 2018 verlengd.

    (5)

    In Beschikking 2009/568/EG van de Commissie (5) zijn de criteria en daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor de productgroep „tissuepapier” vastgelegd. De geldigheidsduur van die in Beschikking 2009/568/EG vastgelegde criteria en eisen is bij Besluit (EU) 2015/877 tot 31 december 2018 verlengd.

    (6)

    Bij de geschiktheidscontrole (Refit) betreffende de EU-milieukeur van 30 juni 2017, waarbij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 66/2010 (6) is geëvalueerd, werd geconcludeerd dat een meer strategische aanpak voor de EU-milieukeur moet worden ontwikkeld, waaronder, waar van toepassing, de bundeling van nauw aan elkaar verwante productgroepen.

    (7)

    Overeenkomstig die conclusies en na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de EU moeten de productgroepen „kopieerpapier en grafisch papier” en „krantenpapier” worden samengevoegd tot een enkele productgroep „grafisch papier” met een nieuwe definitie die voor beide oude productgroepen samen van toepassing is met bepaalde wijzigingen die passend zijn om met de wetenschappelijke en marktontwikkelingen rekening te houden. In de nieuwe definitie moeten met name de gewichtsbeperkingen die op de oude productgroepen van toepassing waren, worden geschrapt om een grotere variëteit aan stijver papier te omvatten.

    (8)

    Daarnaast moet overeenkomstig de evaluatie de definitie van de productgroep „tissuepapier” op bepaalde punten worden aangepast, met name om op basis van ISO-norm 12625-1 een duidelijker onderscheid te maken tussen tissuepapier en het uiteindelijke tissueproduct; de productgroep moet de nieuwe naam „tissuepapier en tissueproducten” krijgen.

    (9)

    Om voor deze productgroepen beter rekening te houden met de beste praktijken op de markt en de in de tussentijd ingevoerde innovaties moet voor elke van beide productgroepen een nieuwe reeks criteria worden vastgesteld.

    (10)

    Het doel van de nieuwe criteria voor elke productgroep is de bevordering van energie-efficiënte productieprocessen waarbij minder stoffen worden uitgestoten die tot de eutrofiëring van waterlopen, de verzuring van de atmosfeer en klimaatverandering bijdragen, beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen en toepassing van grondstoffen die afkomstig zijn uit duurzaam beheerde bossen of van hergebruikt materiaal dat bijdraagt om de overgang naar een meer circulaire economie te vergemakkelijken.

    (11)

    De nieuwe criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en verificatie voor elke productgroep moeten — rekening houdend met de innovatiecyclus van beide productgroepen — tot en met 31 december 2024 geldig zijn.

    (12)

    Aangezien beide productgroepen „grafisch papier” en „tissuepapier en tissueproducten” nauw met elkaar verband houden en de hiervoor geldende criteria soortgelijk zullen zijn, is het passend een enkel besluit vast te stellen waarin beide reeksen criteria in dezelfde handeling worden vastgelegd. Dit moet bovendien de zichtbaarheid van de regelingen voor marktdeelnemers vergroten en de administratieve belasting voor nationale autoriteiten verminderen.

    (13)

    Met het oog op de rechtszekerheid moeten Besluit 2011/333/EU, Besluit 2012/448/EU en Beschikking 2009/568/EG worden ingetrokken.

    (14)

    Voor producenten aan wier producten de EU-milieukeur voor kopieerpapier en grafisch papier, krantenpapier of tissuepapier is toegekend op grond van de criteria die respectievelijk in Besluit 2011/333/EU, Besluit 2012/448/EU of Beschikking 2009/568/EG zijn vastgelegd, moet in een overgangsperiode worden voorzien, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten aan te passen teneinde aan de nieuwe criteria en eisen te voldoen. Gedurende een beperkte periode na de vaststelling van dit besluit moet aan producenten tevens worden toegestaan aanvragen in te dienen op basis van de in die besluiten of beschikking vastgestelde criteria of de bij dit besluit vastgestelde nieuwe criteria. Indien een EU-milieukeur op basis van de bij een van de oude besluiten of beschikking vastgestelde criteria is toegekend, mag het gebruik daarvan slechts tot en met 31 december 2019 worden toegestaan.

    (15)

    De in het dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité dat is opgericht bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De productgroep „grafisch papier” omvat vellen of rollen niet bewerkt, onbedrukt blanco papier of karton, al dan niet gekleurd, gemaakt van pulp en geschikt om te worden gebruikt om op te schrijven, te bedrukken of te bewerken.

    Deze productgroep omvat niet:

    a)

    verpakkingspapier;

    b)

    warmtegevoelig papier;

    c)

    fotografisch en zelfkopiërend papier;

    d)

    geparfumeerd papier;

    e)

    papier dat onder de productgroep „tissuepapier en tissueproducten” valt zoals omschreven in artikel 2.

    Artikel 2

    De productgroep „tissuepapier en tissueproducten” omvat het volgende:

    1)

    vellen of rollen niet bewerkt tissuepapier voor bewerking tot producten die onder 2) vallen;

    2)

    tissueproducten geschikt voor gebruik voor persoonlijke hygiëne, het absorberen van vloeistoffen of het schoonmaken van oppervlakken, of voor een combinatie hiervan; inclusief maar niet beperkt tot tissueproducten van de volgende aard: zakdoekjes, toiletdoekjes, gezichtsdoekjes, keuken- of huishouddoekjes, handdoekjes, tafelservetten, tafelmatjes en industriële wisdoekjes.

    Deze productgroep omvat niet:

    a)

    producten die onder de productgroep „absorberende hygiëneproducten” vallen zoals omschreven in Besluit 2014/763/EU van de Commissie (7);

    b)

    producten die reinigingsmiddelen bevatten die voor het reinigen van oppervlakken bedoeld zijn;

    c)

    tissueproducten gelamineerd met ander materiaal dan tissuepapier;

    d)

    cosmetische producten in de zin van Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (8), waaronder vochtige doekjes;

    e)

    geparfumeerd papier;

    f)

    producten die onder de productgroep „grafisch papier” vallen zoals omschreven in artikel 1 of producten die onder de productgroep „bedrukt papier” vallen zoals omschreven in Besluit 2012/481/EU van de Commissie (9).

    Artikel 3

    Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    1.   pulp: vezelmateriaal dat bij de vervaardiging van papier in een pulpmolen hetzij mechanisch hetzij chemisch van cellulosevezels wordt geproduceerd (meestal afkomstig van hout);

    2.   verpakking: alle producten, vervaardigd van materiaal van welke aard ook, die kunnen worden gebruikt voor het insluiten, beschermen, verwerken, afleveren of aanbieden van goederen, van grondstoffen tot afgewerkte producten, van producent tot gebruiker of consument;

    3.   tissuepapier: licht, van pulp vervaardigd papier dat droog of nat, al dan niet gecrêpt kan zijn;

    4.   tissueproducten: bewerkte producten van tissuepapier in één of meer lagen, al dan niet gevouwen, gegaufreerd, gelamineerd of bedrukt en mogelijk met een nabehandeling afgewerkt.

    Artikel 4

    1.   Om in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 voor de productgroep „grafisch papier” moet een product onder de definitie van die productgroep in artikel 1 van dit besluit vallen en moet het aan de criteria en de eisen inzake beoordeling en controle voldoen die in bijlage I bij dit besluit zijn vastgelegd.

    2.   Om in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 voor de productgroep „tissuepapier en tissueproducten” moet een product onder de definitie van die productgroep in artikel 2 van dit besluit vallen en moet het aan de criteria en de eisen inzake beoordeling en controle voldoen die in bijlage II bij dit besluit zijn vastgelegd.

    Artikel 5

    De milieucriteria voor de productgroepen „grafisch papier” en „tissuepapier en tissueproducten”, alsmede de daarmee verband houdende eisen voor beoordeling en controle voor elke productgroep, zijn geldig tot en met 31 december 2024.

    Artikel 6

    1.   Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep „grafisch papier” toegekende codenummer is „011”.

    2.   Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep „tissuepapier en tissueproducten” toegekende codenummer is „004”.

    Artikel 7

    Beschikking 2009/568/EG en de Besluiten 2011/333/EU en 2012/448/EU worden ingetrokken.

    Artikel 8

    1.   Niettegenstaande artikel 7 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen onder de beide productgroepen „grafisch papier”, zoals in dit besluit omschreven, en „kopieerpapier en grafisch papier”, zoals in Besluit 2011/333/EU omschreven, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Besluit 2011/333/EU vastgelegde voorwaarden.

    2.   Niettegenstaande artikel 7 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen onder de beide productgroepen „grafisch papier”, zoals in dit besluit omschreven, en „krantenpapier”, zoals in Besluit 2012/448/EU omschreven, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Besluit 2012/448/EU vastgelegde voorwaarden.

    3.   Niettegenstaande artikel 7 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen onder de beide productgroepen „tissuepapier en tissueproducten”, zoals in dit besluit omschreven, en „tissuepapier”, zoals in Beschikking 2009/568/EG omschreven, die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, geëvalueerd aan de hand van de in Beschikking 2009/568/EG vastgelegde voorwaarden.

    4.   Aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen onder de productgroepen „grafisch papier” of „tissuepapier en tissueproducten” die op of na de datum van vaststelling van dit besluit maar uiterlijk op 31 december 2018 worden ingediend, mogen naargelang van het geval hetzij op de in dit besluit vastgelegde criteria zijn gebaseerd, hetzij op de in Besluit 2011/333/EU, Besluit 2012/448/EU of Beschikking 2009/568/EG vastgelegde criteria zijn gebaseerd. Bedoelde aanvragen worden geëvalueerd overeenkomstig de criteria waarop zij zijn gebaseerd.

    5.   Indien de EU-milieukeur wordt toegekend op grond van een aanvraag die overeenkomstig de in Beschikking 2009/568/EG, Besluit 2011/333/EU of Besluit 2012/448/EU vastgelegde criteria is geëvalueerd, mag die EU-milieukeur slechts tot en met 31 december 2019 worden gebruikt.

    Artikel 9

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 11 januari 2019.

    Voor de Commissie

    Karmenu VELLA

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

    (2)  Besluit 2011/333/EU van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor kopieerpapier en grafisch papier (PB L 149 van 8.6.2011, blz. 12).

    (3)  Besluit (EU) 2015/877 van de Commissie van 4 juni 2015 tot wijziging van Beschikking 2009/568/EG en de Besluiten 2011/333/EU, 2011/381/EU, 2012/448/EU en 2012/481/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten te verlengen (PB L 142 van 6.6.2015, blz. 32).

    (4)  Besluit 2012/448/EU van de Commissie van 12 juli 2012 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor krantenpapier (PB L 202 van 28.7.2012, blz. 26).

    (5)  Beschikking 2009/568/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapier (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 87).

    (6)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en van Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (COM(2017) 355 final).

    (7)  Besluit 2014/763/EU van de Commissie van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan absorberende hygiëneproducten (PB L 320 van 6.11.2014, blz. 46).

    (8)  Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59).

    (9)  Besluit 2012/481/EU van de Commissie van 16 augustus 2012 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor bedrukt papier (PB L 223 van 21.8.2012, blz. 55).


    BIJLAGE I

    EU-MILIEUKEURCRITERIA VOOR DE TOEKENNING VAN DE EU-MILIEUKEUR AAN GRAFISCH PAPIER

    KADER

    Doelstellingen van de criteria

    De criteria zijn er met name op gericht lozingen van toxische of eutrofische stoffen in water en milieuschade of met het gebruik van energie verbonden milieurisico's (klimaatverandering, verzuring, aantasting van de ozonlaag, uitputting van niet-hernieuwbare energiebronnen) te verminderen. Derhalve is het doel van de criteria:

    het energieverbruik en de daarmee verband houdende luchtemissies terug te dringen;

    milieuschade te verminderen door emissies in water en afvalproductie te verminderen;

    milieuschade of -risico's door het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen te verminderen; en

    bossen te beschermen door te eisen dat gerecyclede vezels of primaire vezels worden gebruikt die uit bossen en gebieden die op duurzame wijze worden beheerd, afkomstig zijn.

    Criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan grafisch papier:

    1.

    emissies in water en lucht;

    2.

    energieverbruik;

    3.

    vezels: instandhouding van hulpbronnen, duurzaam bosbeheer;

    4.

    beperking van gevaarlijke stoffen en mengsels;

    5.

    afvalbeheer;

    6.

    geschiktheid voor gebruik;

    7.

    informatie op de verpakking;

    8.

    informatie op de EU-milieukeur.

    De milieucriteria hebben betrekking op de productie van pulp met inbegrip van alle subprocessen die daarvan deel uitmaken, vanaf het moment waarop de primaire vezels of gerecyclede vezels de productielocatie binnenkomen tot het moment waarop de pulp de pulpfabriek verlaat. Voor het papierproductieproces zijn de milieucriteria van toepassing op alle subprocessen in de papierfabriek, vanaf het maken van de pulp voor de productie van grafisch papier tot het moment waarop het papier op de moederrol wordt gewikkeld.

    De milieucriteria hebben geen betrekking op het vervoer en de verpakking van de grondstoffen (bv. hout), pulp of papier. De bewerking van papier is ook niet inbegrepen.

    Beoordeling en controle: Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

    Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt dat aan de criteria is voldaan, kunnen deze afkomstig zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leveranciers enz., naargelang het geval.

    De bevoegde instanties baseren zich bij voorkeur op verklaringen en controles die zijn afgegeven door instellingen die volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor test- en kalibratielaboratoria erkend zijn, en op controles door instellingen die erkend zijn volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor instellingen die producten, processen en diensten certificeren.

    Eventueel mogen andere dan de bij elk criterium vermelde testmethoden worden gebruikt indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden aanvaard.

    Indien nodig, kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles of inspecties ter plaatse uitvoeren om te controleren of aan deze criteria wordt voldaan.

    Het grafischpapierproduct moet aan alle respectieve eisen voldoen van het land waar het in de handel wordt gebracht. De aanvrager bevestigt in een verklaring dat het product aan deze eis voldoet.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    1.   luchtgedroogde ton: luchtgedroogde ton (ADt = air dry tonne) pulp met een gehalte van 90 % droge stof;

    2.   chemische pulp: vezelmateriaal dat is verkregen door uit de grondstof een aanzienlijk deel van de niet-cellulosehoudende bestanddelen door chemische behandeling te verwijderen (koken, lignineverwijdering, bleken);

    3.   CMP: mechano-chemische pulp;

    4.   CTMP: chemisch-thermomechanische pulp;

    5.   ontinkte pulp: pulp gemaakt van papier voor recycling waaruit inkt en andere verontreinigingen zijn verwijderd;

    6.   kleurstoffen: een intens gekleurd of fluorescerend organisch materiaal dat een substraat door selectieve absorptie kleur geeft. Kleurstoffen zijn oplosbaar en/of ondergaan bij de toepassing ervan een proces waarbij elke kristalstructuur van de kleurstof, althans tijdelijk, wordt vernietigd. Kleurstoffen worden in het substraat vastgehouden door absorptie, oplossen en mechanische retentie of door ionaire of covalente chemische bindingen;

    7.   ECF-pulp: elementair chloorvrij gebleekte pulp;

    8.   geïntegreerde productie: pulp en papier worden op dezelfde locatie geproduceerd. De pulp wordt vóór de papierproductie niet gedroogd. De papier/kartonproductie is rechtstreeks verbonden met de pulpproductie;

    9.   houthoudend papier of karton: papier of karton met een vezelsamenstelling waarvan houthoudende pulp een essentieel bestanddeel is;

    10.   pigmenten en kleurstoffen op basis van metalen: pigmenten en kleurstoffen die meer dan 50 gewichtspercenten van de desbetreffende metaalverbinding(en) bevatten;

    11.   niet-geïntegreerde productie: hetzij productie van marktpulp (voor verkoop) in fabrieken waar geen papiermachines in gebruik zijn, hetzij productie van papier/karton uitsluitend op basis van pulp die in andere fabrieken is geproduceerd (marktpulp);

    12.   papieruitval: papiermateriaal dat tijdens het papiermachineproces wordt weggegooid maar dat de eigenschappen heeft om ter plaatse te kunnen worden hergebruikt door weer in hetzelfde fabricageproces te worden opgenomen waarin het is gemaakt. Voor de toepassing van dit besluit wordt deze term niet uitgebreid tot bewerkingsprocessen die als processen worden beschouwd die zich onderscheiden van de papiermachine;

    13.   pigmenten: gekleurde, zwarte, witte of fluorescerende, organische of anorganische, vaste deeltjes die gewoonlijk niet oplosbaar zijn in, en fysiek en chemisch niet worden aangetast door, het bindmiddel of substraat waarin zij zijn opgenomen. Zij ontlenen hun kleurwerking aan de selectieve absorptie en/of verstrooiing van licht. Pigmenten worden gewoonlijk gedispergeerd in bindmiddelen of substraten voor toepassing bij de vervaardiging van bijvoorbeeld inkten, verven, kunststoffen of andere polymere materialen. Gedurende het gehele kleuringsproces blijven pigmenten een kristallijne of vaste structuur behouden;

    14.   gerecyclede vezels: vezels verkregen uit de afvalstroom tijdens een productieproces of gegenereerd door huishoudens of door commerciële, industriële en institutionele inrichtingen in hun rol als eindgebruikers van het product. Deze vezels kunnen niet langer voor het beoogde doel worden gebruikt. Het hergebruik van materialen die in een proces zijn gegenereerd en die geschikt zijn om binnen datzelfde proces dat het materiaal genereerde, te worden geregenereerd (papieruitval van papierfabrieken — zelf geproduceerd of ingekocht), is hiervan uitgesloten;

    15.   TCF-pulp: totaal chloorvrij gebleekte pulp;

    16.   TMP: thermomechanische pulp.

    EU-MILIEUKEURCRITERIA

    Criterium 1 — Emissies in water en lucht

    Als eerste voorwaarde moet de pulp- en papierproductielocatie aan alle respectieve wettelijke eisen voldoen van het land waar deze zich bevindt.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit, die door relevante documentatie en verklaringen van de pulpleverancier(s) worden gestaafd.

    Criterium 1(a) Chemische zuurstofvraag (COD = Chemical Oxygen demand), zwavel (S), NOx, fosfor (P)

    Deze eis is gebaseerd op informatie over emissies in verhouding tot een gespecificeerde referentiewaarde. De verhouding tussen de werkelijke emissies en de referentiewaarde wordt in een emissiescore omgezet.

    De score voor een afzonderlijke emissieparameter mag niet meer dan 1,3 bedragen.

    In alle gevallen mag het totale aantal punten (Ptotaal = PCOD + PS + PNOx + PP) niet meer dan 4,0 bedragen.

    In geval van niet-geïntegreerde productie verstrekt de aanvrager een berekening waarin zowel de pulp- als de papierproductie is opgenomen.

    Voor de pulp- en papierproductie als geheel vindt de berekening van PCOD als volgt plaats (de berekeningen van PS, PNOx en PP moeten op precies dezelfde manier plaatsvinden).

    Voor elke pulp „i” die wordt gebruikt, worden de hiermee samenhangende COD-emissies (CODpulp„i” uitgedrukt in kg/luchtgedroogde ton — ADt) gewogen aan de hand van het aandeel van elke gebruikte pulp (pulp „i” met betrekking tot luchtgedroogde ton pulp) en opgeteld. Luchtgedroogde ton gaat uit van een gehalte van 90 % droge stof voor pulp en van 95 % voor papier.

    De gewogen COD-emissie voor de pulp wordt vervolgens opgeteld bij de gemeten COD-emissie van de papierproductie en deze som is de totale COD-emissie, CODtotaal.

    De gewogen COD-referentiewaarde voor de pulpproductie wordt op dezelfde manier berekend, dat wil zeggen dat de som van de gewogen referentiewaarden voor elke gebruikte pulpsoort, opgeteld bij de referentiewaarde voor de papierproductie de totale COD-referentiewaarde geeft, CODref,totaal. Tabel 1 bevat de referentiewaarden voor elke gebruikte pulpsoort en voor de papierproductie.

    Ten slotte wordt de totale COD-emissie gedeeld door de totale COD-referentiewaarde, als volgt:

    Formula

    Tabel 1

    Referentiewaarden voor emissies bij de productie van verschillende soorten pulp en papier

    Pulpkwaliteit/papier

    Emissies (kg/ADt)

    COD-referentie

    P-referentie

    S-referentie

    NOx-referentie

    Gebleekte chemische pulp (behalve sulfiet)

    16,00

    0,025

    0,09 (1)

    0,35

    1,60

    Gebleekte chemische pulp (sulfiet)

    24,00

    0,04

    0,75

    1,60

    Magnesiumpulp

    28,00

    0,056

    0,75

    1,60

    Ongebleekte chemische pulp

    6,50

    0,016

    0,35

    1,60

    CTMP/CMP

    16,00

    0,008

    0,20

    0,25/0,70 (2)

    TMP/houtpulp

    3,00/5,40 (3)

    0,008

    0,20

    0,25

    Niet-ontinkte gerecyclede vezelpulp

    1,10

    0,006

    0,20

    0,25

    Ontinkte gerecyclede vezelpulp

    2,40

    0,008

    0,20

    0,25

    Papierfabriek (kg/ton)

    1,00

    0,008

    0,30

    0,70

    In geval van gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit in dezelfde fabriek kunnen de S- en NOx-emissies ten gevolge van de opwekking van elektriciteit van de totale hoeveelheid worden afgetrokken. Het aandeel van de emissies ten gevolge van de opwekking van elektriciteit kan als volgt worden berekend:

    2 × (MWh(elektriciteit))/[2 × MWh(elektriciteit) + MWh(warmte)]

    In deze berekening staat elektriciteit voor de elektriciteit die in de warmte-krachtcentrale wordt geproduceerd. De warmte in deze berekening is de nettowarmte die door de warmte-krachtcentrale aan de pulp-/papierproductie wordt geleverd.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt gedetailleerde berekeningen en testgegevens waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving, waaronder testverslagen waarbij van de volgende standaardtestmethoden voor doorlopende of periodieke controle (of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit leveren) gebruik wordt gemaakt: COD: ISO 15705 of ISO 6060; NOx: EN 14792 of ISO 11564; S(oxid.): EN 14791 of EPA nr. 8; S(red.): EPA nr. 15A, 16A of 16B; S-gehalte in olie: ISO 8754; S-gehalte in kolen: ISO 19579; S-gehalte in biomassa: EN 15289; totaal P: EN ISO 6878.

    Er kunnen ook snelle tests worden gebruikt om emissies te controleren voor zover zij regelmatig (bv. maandelijks) worden vergeleken met de relevante bovengenoemde normen of geschikte equivalenten daarvan. In geval van COD-emissies wordt doorlopende controle op basis van de analyse van het totaal aan organische koolstof (TOC) aanvaard, zolang voor de desbetreffende productielocatie een correlatie tussen de TOC- en COD-resultaten is vastgesteld.

    De minimale meetfrequentie is dagelijks voor COD-emissies en wekelijks voor totale P-emissies, tenzij in de exploitatievergunning anders gespecificeerd. In elk geval worden S- en NOx-emissies doorlopend (voor emissies van ketels met een capaciteit van meer dan 50 MW) of periodiek (ten minste eenmaal per jaar voor ketels en drogers met een capaciteit van 50 MW of minder per stuk) gemeten.

    De gegevens worden gerapporteerd als jaarlijkse gemiddelden, behalve in de volgende gevallen:

    de productiecampagne vindt slechts gedurende een beperkte periode plaats;

    de productie-installatie is nieuw of herbouwd, dan is de grondslag voor de metingen een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd.

    In beide gevallen mogen de gegevens slechts worden aanvaard als deze representatief zijn voor de respectieve campagne en als voor elke emissieparameter voldoende metingen zijn gedaan.

    De documentatie ter staving bevat een indicatie van de meetfrequentie en de berekening van de punten voor COD, totaal P, S en NOx.

    Alle emissies van S en NOx die tijdens de productie van pulp en papier plaatsvinden, zijn in de emissies in lucht opgenomen, met inbegrip van stoom die buiten de productielocatie wordt geproduceerd, met aftrek van de emissies in verband met de productie van elektriciteit. De metingen omvatten terugwinningsinstallaties, kalkovens, stoomketels en verbrandingsovens voor sterk ruikende gassen. Ook met diffuse emissies wordt rekening gehouden. Gemelde emissiewaarden voor S in de lucht omvatten zowel geoxideerde als gereduceerde S-emissies. De S-emissies met betrekking tot warmteopwekking uit olie, kolen en overige externe brandstoffen met een S-gehalte dat bekend is, mogen worden berekend in plaats van gemeten en worden in aanmerking genomen.

    Metingen van emissies in water worden op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, verricht op het punt van lozing van de afvalwaterzuiveringsinstallatie van de fabriek. Indien het fabrieksafvalwater naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie van een gemeente of een andere derde partij toe gaat, worden de ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, op het punt van lozing van het fabrieksafvalwater op het riool geanalyseerd en worden de resultaten vermenigvuldigd met een verwijderingsrendementsfactor voor die gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie. De verwijderingsrendementsfactor wordt gebaseerd op de informatie die de exploitant van de gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie verstrekt.

    Indien bij geïntegreerde fabrieken alleen een gecombineerde waarde voor pulp- en papierproductie beschikbaar is vanwege moeilijkheden om afzonderlijke emissiewaarden voor pulp en papier te verkrijgen, worden de emissiewaarden voor pulp(soorten) op nul gezet en worden de gecombineerde emissies met de gecombineerde referentiewaarden voor de relevante pulp- en papierproductie vergeleken. Het gewogen gehalte van elke pulpsoort waaraan in tabel 1 een specifieke referentiewaarde is toegekend, komt in de berekening tot uiting.

    Criterium 1(b) — Adsorbeerbare gehalogeneerde organische verbindingen (AOX)

    Dit criterium heeft betrekking op elementair chloorvrije pulp (ECF).

    De AOX-emissies afkomstig van de productie van elke pulpsoort die in het grafisch papier met de EU-milieukeur wordt gebruikt, mogen niet meer dan 0,17 kg/ADt bedragen.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt testverslagen waarbij de testmethode AOX ISO 9562 of een gelijkwaardige methode wordt gebruikt, samen met gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving.

    De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, samen met een lijst van de verschillende ECF-pulpsoorten die in de pulpmix zijn gebruikt, het respectieve gewicht en de afzonderlijke AOX-emissies daarvan, uitgedrukt als kg AOX/ADt pulp.

    De documentatie ter staving bevat een indicatie van de meetfrequentie. AOX wordt alleen gemeten bij processen waarbij chloorverbindingen voor het bleken van de pulp worden gebruikt. AOX hoeft niet te worden gemeten in het effluent van niet-geïntegreerde papierproductie of in de effluenten van pulpproductie zonder bleking of waar de bleking met chloorvrije stoffen wordt uitgevoerd.

    Metingen van AOX-emissies in water worden op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, verricht op het punt van lozing van de afvalwaterzuiveringsinstallatie van de fabriek. Indien het fabrieksafvalwater naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie van een gemeente of een andere derde partij toe gaat, worden de ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, op het punt van lozing van het fabrieksafvalwater op het riool geanalyseerd en worden de resultaten vermenigvuldigd met een verwijderingsrendementsfactor voor die gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie. De verwijderingsrendementsfactor wordt gebaseerd op de informatie die de exploitant van de gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie verstrekt.

    Informatie over de emissies wordt uitgedrukt als het jaarlijkse gemiddelde van metingen die ten minste elke twee maanden worden gedaan. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie is de grondslag voor de metingen een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd. De metingen zijn representatief voor de desbetreffende productieperiode.

    Wanneer de aanvrager geen ECF-pulp gebruikt, voldoet een dienovereenkomstige verklaring aan de bevoegde instantie.

    Criterium 1(c) — CO2

    Kooldioxide-emissies uit fossiele brandstoffen die voor de productie van warmte en elektriciteit voor het productieproces (al dan niet op de productielocatie) worden gebruikt, mogen de volgende grenswaarden niet overschrijden:

    1.

    1 100 kg CO2/ton voor papier dat van 100 % ontinkte/gerecyclede pulp wordt gemaakt;

    2.

    1 000 kg CO2/ton voor papier dat van 100 % chemische pulp wordt gemaakt;

    3.

    1 600 kg CO2/ton voor papier dat van 100 % mechanische pulp wordt gemaakt.

    Voor papier dat uit een combinatie van chemische pulp, gerecyclede pulp en mechanische pulp wordt gemaakt, wordt een gewogen grenswaarde berekend op basis van het aandeel van elke pulpsoort in het mengsel. De werkelijke emissiewaarde wordt berekend als de som van de emissies van de pulp- en papierproductie, gelet op het mengsel van de gebruikte pulpsoorten.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt gegevens en gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving.

    Voor elke gebruikte pulpsoort verstrekt de pulpfabrikant de aanvrager een enkele CO2-emissiewaarde in kg CO2/ADt. De aanvrager verstrekt ook een enkele CO2-emissiewaarde per voor de productie van grafisch papier met de EU-milieukeur gebruikte papiermachine. Voor geïntegreerde fabrieken mogen de CO2-emissies voor de pulp- en papierproductie als een enkele waarde worden gerapporteerd.

    Om de maximaal toegestane CO2-emissies te bepalen, omschrijft de aanvrager de pulpmix naar pulpsoort (bv. chemische pulp, mechanische pulp en gerecyclede pulp).

    Om de werkelijke CO2-emissies te berekenen, omschrijft de aanvrager de pulpmix naar afzonderlijk geleverde pulpsoort, berekent hij de gemiddelde gewogen CO2-emissies voor pulpproductie en voegt hij deze waarde toe aan de CO2-emissies van de papiermachine(s).

    De gegevens over de CO2-emissies omvatten alle bronnen van niet-hernieuwbare brandstoffen bij de productie van pulp en papier, met inbegrip van de emissies bij de productie van elektriciteit (zowel op als buiten de productielocatie).

    Brandstofemissiefactoren worden gebruikt overeenkomstig bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 601/2012 (4).

    Voor elektriciteit van het net wordt een emissieberekeningsfactor van 384 (kg CO2/MWh) gebruikt overeenkomstig de MEErP-methode (5).

    De periode voor de berekeningen of de massabalansen is gebaseerd op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie zijn de berekeningen gebaseerd op een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd. De berekeningen zijn representatief voor de desbetreffende productieperiode.

    Voor elektriciteit van het net wordt de in hierboven vermelde waarde (het Europese gemiddelde) gebruikt, tenzij de aanvrager documentatie overlegt waarin de gemiddelde waarde voor zijn elektriciteitsleveranciers (contractleveranciers) is vastgelegd. In dat geval mag de aanvrager deze waarde gebruiken in plaats van de genoemde waarde. In de documentatie die als bewijs van naleving wordt gebruikt, zijn de technische specificaties opgenomen die de gemiddelde waarde aangeven (bv. een kopie van een contract).

    De hoeveelheid energie afkomstig van hernieuwbare bronnen die voor de productieprocessen wordt ingekocht en gebruikt, telt niet mee voor de berekening van de CO2-uitstoot. De aanvrager verstrekt passende documentatie waaruit blijkt dat deze energiesoort werkelijk in de fabriek wordt gebruikt of extern is ingekocht.

    Criterium 2 — Energieverbruik

    Deze eis is gebaseerd op informatie over het werkelijke energieverbruik tijdens de pulp- en papierproductie in verhouding tot gespecificeerde referentiewaarden.

    Het energieverbruik omvat het elektriciteits- en brandstofverbruik voor de productie van warmte en moet in punten (Ptotaal) worden uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

    Het totale aantal punten (Ptotaal = PE + PF) mag de 2,5 niet overschrijden.

    Tabel 2 bevat de referentiewaarden voor de berekening van het energieverbruik.

    In geval van een mengsel van pulpsoorten wordt de referentiewaarde voor het elektriciteits- en brandstofverbruik voor de productie van warmte gewogen aan de hand van het aandeel van elke gebruikte pulpsoort (pulp „i” met betrekking tot luchtgedroogde ton pulp) en opgeteld.

    Criterium 2(a) — Elektriciteit

    Het elektriciteitsverbruik betreffende de pulp- en papierproductie wordt in punten (PE) uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

    Berekening voor pulpproductie: Voor elke pulp i die wordt gebruikt, wordt het hiermee samenhangende elektriciteitsverbruik (Epulp,i uitgedrukt in kWh/ADt) als volgt berekend:

    Epulp,i = intern geproduceerde elektriciteit + gekochte elektriciteit — verkochte elektriciteit

    Berekening voor papierproductie: Op dezelfde manier wordt het elektriciteitsverbruik voor de papierproductie (Epapier) als volgt berekend:

    Epapier = intern geproduceerde elektriciteit + gekochte elektriciteit — verkochte elektriciteit

    Ten slotte worden de punten voor de productie van pulp en papier als volgt samengevoegd om het totale aantal punten (PE) te verkrijgen:

    Formula

    Indien bij geïntegreerde fabrieken alleen een gecombineerde waarde voor pulp- en papierproductie beschikbaar is vanwege moeilijkheden om afzonderlijke elektriciteitswaarden voor pulp en papier te verkrijgen, worden de elektriciteitswaarden voor pulp(soorten) op nul gezet en geldt de waarde voor de papierfabriek voor zowel de pulp- als de papierproductie.

    Criterium 2(b) — Brandstofverbruik voor warmteproductie

    Het brandstofverbruik betreffende de pulp- en papierproductie wordt in punten (PE) uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

    Berekening voor pulpproductie: Voor elke pulp i die wordt gebruikt, wordt het hiermee samenhangende brandstofverbruik (Fpulp,i uitgedrukt in kWh/ADt) als volgt berekend:

    Fpulp,i = intern geproduceerde brandstof + gekochte brandstof — verkochte brandstof — 1,25 × intern geproduceerde elektriciteit

    Opmerking:

    1.

    Fpulp,i (en de bijdrage ervan aan PF, pulp) hoeft voor mechanische pulp niet te worden berekend, tenzij het ingekochte luchtgedroogde mechanische pulp betreft met een drogestofgehalte van ten minste 90 %.

    2.

    De hoeveelheid brandstof die wordt gebruikt om de verkochte warmte te produceren, wordt in bovenstaande berekening opgeteld bij „verkochte brandstof”.

    Berekening voor papierproductie: Op dezelfde manier wordt het brandstofverbruik betreffende de papierproductie (Fpapier, uitgedrukt in kWh/ADt) als volgt berekend:

    Fpapier = intern geproduceerde brandstof + gekochte brandstof — verkochte brandstof — 1,25 × intern geproduceerde elektriciteit

    Ten slotte worden de punten voor de productie van pulp en papier als volgt samengevoegd om het totale aantal punten (PF) te verkrijgen:

    Formula

    Tabel 2

    Referentiewaarden voor elektriciteit en brandstof

    Pulpkwaliteit

    Brandstof kWh/ADt

    Freferentie

    Elektriciteit kWh/ADt

    Ereferentie

    Niet-admp

    Admp

    Niet-admp

    Admp

    Chemische pulp

    3 650

    4 650

    750

    750

    Thermomechanische pulp (TMP)

    0

    900

    2 200

    2 200

    Houtpulp (met inbegrip van onder druk verkregen houtpulp)

    0

    900

    2 000

    2 000

    Chemisch-thermomechanische pulp (CTMP)

    0

    800

    1 800

    1 800

    Gerecyclede pulp

    350

    1 350

    600

    600

    Papierkwaliteit

    kWh/ton

    Ongecoat fijnpapier, tijdschriftpapier (SC), krantenpapier

    1 700

    750

    Gecoat fijnpapier, tijdschriftpapier met coating (LWC, MWC)

    1 700

    800

    Admp = air dried market pulp (luchtdroge ingekochte pulp)

    Beoordeling en controle (voor zowel (a) als (b)): De aanvrager verstrekt gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede alle hiermee samenhangende documentatie ter staving. De nadere bijzonderheden die worden gegeven, hebben zodoende ook betrekking op het totale elektriciteits- en brandstofverbruik.

    De aanvrager berekent het gehele energieverbruik, onderverdeeld in warmte/brandstof en elektriciteit gebruikt voor de productie van pulp en papier, met inbegrip van de energie die bij het ontinkten van afvalpapier voor de productie van gerecyclede pulp wordt gebruikt. De energie die bij het transport van grondstoffen, alsmede bij de bewerking en verpakking wordt gebruikt, is niet begrepen in de berekeningen voor het energieverbruik.

    De totale warmte-energie is inclusief alle gekochte brandstoffen. Tevens omvat zij de warmte-energie die bij de verbranding van afvalloog en afval van processen op de productielocatie (bv. houtafval, zaagsel, afvalloog, -papier en papieruitval) wordt teruggewonnen, alsmede de warmte die bij de interne opwekking van elektriciteit wordt teruggewonnen. Bij de berekening van de totale warmte-energie hoeft de aanvrager evenwel slechts 80 % van de warmte-energie uit dergelijke bronnen mee te rekenen.

    Met elektrische energie wordt netto ingevoerde energie, afkomstig van het elektriciteitsnet en de interne opwekking van elektriciteit, gemeten als elektrisch vermogen, bedoeld. De voor de behandeling van afvalwater gebruikte elektriciteit hoeft niet te worden meegerekend.

    Daar waar stoom met gebruik van elektriciteit als warmtebron wordt opgewekt, wordt de warmtewaarde van de stoom berekend, vervolgens wordt deze gedeeld door 0,8 en bij het totale brandstofverbruik opgeteld.

    Indien bij geïntegreerde fabrieken alleen een gecombineerde waarde voor pulp- en papierproductie beschikbaar is vanwege moeilijkheden om afzonderlijke brandstof(warmte)waarden voor pulp en papier te verkrijgen, worden de brandstof(warmte)waarden voor pulp(soorten) op nul gezet en geldt de waarde voor de papierfabriek voor zowel de pulp- als de papierproductie.

    Criterium 3 — Vezels — instandhouding van hulpbronnen, duurzaam bosbeheer

    De vezelgrondstof mag uit gerecyclede of primaire vezels bestaan.

    Primaire vezels mogen niet van ggo-soorten afkomstig zijn.

    Voor alle vezels zijn geldige handelsketencertificaten vereist die op basis van een onafhankelijk certificatiesysteem van een derde partij zijn afgegeven, zoals de Forest Stewardship Council (FSC), het Programme for the Endorsement of Forest Certification (PEFC — programma ter ondersteuning van boscertificering) of gelijkwaardig, of leveringsbonnen van papier voor recycling overeenkomstig EN 643.

    Ten minste 70 % van al het vezelmateriaal dat voor het product of de productielijn bestemd is, is uit bossen of gebieden afkomstig die overeenkomstig beginselen van duurzaam bosbeheer worden beheerd die aan de eisen van de desbetreffende onafhankelijke handelsketenregeling voldoen en/of van gerecycled materiaal afkomstig zijn.

    Uitgesloten van de berekening van het gehalte gerecyclede vezels is het hergebruik van afvalmaterialen die geschikt zijn om binnen hetzelfde proces dat het materiaal genereerde, te worden geregenereerd (bv. papieruitval van papiermachines — zelf geproduceerd of ingekocht). Grondstof van (zelfgeproduceerde of ingekochte) uitval van bewerkingsoperaties mag wel als een bijdrage aan het gehalte aan gerecyclede vezels worden beschouwd als hiervoor leveringsbonnen overeenkomstig EN 643 zijn uitgegeven.

    Voor dergelijk ongecertificeerd primair materiaal is een controlesysteem vereist dat garandeert dat het materiaal van een legale bron afkomstig is en aan eventuele andere eisen van het certificatiesysteem met betrekking tot ongecertificeerd materiaal voldoet.

    De certificeringsinstanties die certificaten met betrekking tot bosbeheer en/of handelsketens afgeven, worden door die certificeringsregeling geaccrediteerd of erkend.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt de bevoegde instantie een verklaring van conformiteit die wordt gestaafd door een geldig handelsketencertificaat uitgegeven door een onafhankelijk certificatiesysteem van de fabrikant van grafisch papier met de EU-milieukeur en voor alle primaire vezels die in het product of de productielijn worden gebruikt. FSC, PEFC en gelijkwaardige systemen worden aanvaard als een onafhankelijk, door derden beheerd certificatiesysteem. Wanneer gerecyclede vezels zijn gebruikt en geen verklaringen van de FSC of PEFC of soortgelijke instanties betreffende recycling zijn gebruikt, wordt het bewijs geleverd door leveringsbonnen overeenkomstig EN 643.

    De aanvrager verstrekt extern gecontroleerde boekhoudkundige documenten die aantonen dat ten minste 70 % van het materiaal dat voor het product of de productielijn bestemd is, uit bossen of gebieden afkomstig is die overeenkomstig beginselen van duurzaam bosbeheer worden beheerd die aan de eisen van de desbetreffende onafhankelijke handelsketenregeling voldoen en/of van gerecycled materiaal afkomstig zijn.

    Indien het product of de productielijn ongecertificeerd primair materiaal bevat, worden bewijsstukken verstrekt die aantonen dat het gehalte aan ongecertificeerd primair materiaal maximaal 30 % bedraagt en onder een controlesysteem valt dat garandeert dat het materiaal van een legale bron afkomstig is en aan eventuele andere eisen van het certificatiesysteem met betrekking tot ongecertificeerd materiaal voldoet.

    Indien het certificatiesysteem niet specifiek vereist dat al het primair materiaal afkomstig is van niet-ggo-soorten, wordt dit met aanvullende bewijsstukken aangetoond.

    Criterium 4 — Beperking van gevaarlijke stoffen en mengsels

    De basis om aan te tonen dat aan elk van de subcriteria van criterium 4 wordt voldaan, is dat de aanvrager een lijst verstrekt van alle chemische stoffen die worden gebruikt, samen met de bijbehorende documentatie (veiligheidsinformatieblad of een verklaring van de leverancier van de chemische stof).

    Criterium 4(a) — Beperkingen van toepassing op zeer zorgwekkende stoffen

    Opmerking: Alle chemische stoffen die in het productieproces van de papierfabriek worden gebruikt en een werking hebben, moeten worden gescreend. Dit criterium is niet van toepassing op chemische stoffen die voor de behandeling van afvalwater worden gebruikt, tenzij het behandelde afvalwater in het papierproductieproces wordt hergebruikt.

    Het papierproduct mag stoffen die volgens de procedure van artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn vastgesteld en die in de kandidaatslijst voor zeer zorgwekkende stoffen zijn opgenomen, niet in hogere concentraties dan 0,10 gewichtsprocent bevatten. Geen enkele afwijking van deze eis wordt toegestaan.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat het papierproduct geen zeer zorgwekkende stoffen in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent bevat. De verklaring wordt gestaafd door veiligheidsinformatiebladen of passende verklaringen van leveranciers van alle chemische stoffen die in het productieproces van de papierfabriek worden gebruikt en een werking hebben, waaruit blijkt dat geen van de chemische stoffen zeer zorgwekkende stoffen in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent bevatten.

    De lijst van stoffen die worden beschouwd als zeer zorgwekkend en die zijn opgenomen in de lijst van stoffen die voor opneming in aanmerking komen overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, is via de volgende link te vinden:

    http://echa.europa.eu/chem_data/authorisation_process/candidate_list_table_en.asp

    Op de aanvraagdatum wordt naar deze lijst verwezen.

    Criterium 4(b) — Beperkingen betreffende indeling, etikettering en verpakking

    Opmerking: Alle chemische stoffen die in het productieproces van de papierfabriek worden gebruikt en een werking hebben, moeten worden gescreend. Dit criterium is niet van toepassing op chemische stoffen die voor de behandeling van afvalwater worden gebruikt, tenzij het behandelde afvalwater in het papierproductieproces wordt hergebruikt.

    Tenzij in tabel 3 uitgezonderd, mag het papierproduct geen stoffen of mengsels in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtspercenten bevatten die zijn ingedeeld volgens een van de volgende gevarenaanduidingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (7):

    Gevaren van groep 1: kankerverwekkend, mutageen en/of giftig voor de voortplanting (CMR) uit categorie 1A of 1B: H340, H350, H350i, H360, H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df.

    Gevaren van groep 2: CMR categorie 2: H341, H351, H361, H361f, H361d, H361fd, H362; aquatische toxiciteit categorie 1: H400, H410; acute toxiciteit categorie 1 en 2: H300, H310, H330; aspiratietoxiciteit categorie 1: H304; specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) categorie 1: H370, H372; huidallergeen categorie 1 (*1): H317.

    Gevaren van groep 3: aquatische toxiciteit categorie 2, 3 en 4: H411, H412, H413; acute toxiciteit categorie 3: H301, H311, H331; STOT categorie 2: H371, H373.

    Uitgesloten van bovenstaande eis is het gebruik van stoffen of mengsels waarvan de chemische samenstelling tijdens het papierproductieproces dusdanig verandert (bv. anorganische vlokmiddelen, middelen voor dwarsbinding, anorganische oxidatiemiddelen en reductiemiddelen) dat de desbetreffende gevarenbeperking niet meer van toepassing is.

    Tabel 3

    Afwijkingen van de gevarenbeperkingen betreffende de indeling en etikettering van chemische stoffen en toepasselijke voorwaarden

    Soort stof/mengsel

    Toepasselijkheid

    Afwijkende indeling(en)

    Uitzonderingsvoorwaarden

    Kleurstoffen en pigmenten

    Tijdens de productie van gekleurd papier voor toepassing in de natpartij of op het oppervlak.

    H411, H412, H413

    De leverancier van de chemische stoffen verklaart dat een hechtingsgraad van 98 % op het papier mogelijk is en geeft instructies hoe dit kan worden gewaarborgd.

    De papierproducent verstrekt een verklaring van conformiteit met desbetreffende instructies.

    Basische kleurstoffen

    Kleuren van papier dat vooral van mechanische pulp en/of ongebleekte chemische pulp is gemaakt.

    H400, H410, H411, H412, H413, H317

    Kationische polymeren (waaronder polyetheeniminen, polyamiden en polyaminen)

    Verschillende toepassingen mogelijk, onder meer als retentiehulpmiddelen, ter verbetering van de wet-web strength, droogsterkte en natsterkte.

    H411, H412, H413

    De papierproducent verstrekt een verklaring van conformiteit met relevante instructies voor de veilige behandeling en dosering volgens het veiligheidsinformatieblad.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een lijst met alle chemische stoffen die worden gebruikt, samen met het desbetreffende veiligheidsinformatieblad of de desbetreffende verklaring van de leverancier.

    Chemische stoffen die stoffen of mengsels bevatten die zijn ingedeeld als stoffen waarvoor beperkingen gelden, worden duidelijk aangegeven. De bij benadering aangegeven doseringssnelheid van de chemische stof, de concentratie van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, in die chemische stof (zoals aangegeven in het veiligheidsinformatieblad of de verklaring van de leverancier) en een veronderstelde retentiefactor van 100 % worden gebruikt om de hoeveelheid van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, te schatten die in het eindproduct overblijft.

    Een rechtvaardiging voor een mogelijke afwijking van een retentiefactor van 100 % of voor een chemische wijziging van een gevaarlijke stof of een gevaarlijk mengsel waarvoor een beperking geldt, moet schriftelijk aan de bevoegde instantie worden verstrekt.

    Voor stoffen of mengsels waarvoor een beperking geldt, die in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtspercent in het papieren eindproduct aanwezig zijn maar waarvoor een uitzondering geldt, moet een bewijs van conformiteit met de desbetreffende uitzonderingsbepalingen worden verstrekt.

    Criterium 4(c) — Chloor

    Opmerking: Deze eis geldt voor pulp- en papierfabrikanten. Hoewel deze eis ook van toepassing is op het bleken van gerecyclede vezels, wordt aanvaard dat de vezels in hun vorige levenscyclus met chloorgas kunnen zijn gebleekt.

    Chloorgas mag niet als bleekmiddel worden gebruikt. Deze eis geldt niet voor het gebruik van chloorgas in samenhang met de productie en de toepassing van chloordioxide.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat er tijdens het papierproductieproces geen chloorgas als bleekmiddel is gebruikt, samen met verklaringen van eventuele pulpleveranciers.

    Criterium 4(d) — Alkylfenolethoxylaten

    Opmerking: Deze eis geldt voor pulp- en papierfabrikanten.

    Alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten mogen niet worden toegevoegd aan reinigingschemicaliën, ontinktingschemicaliën, schuiminhibitoren, dispergeermiddelen of coatings. Alkylfenolderivaten worden gedefinieerd als stoffen die bij afbraak alkylfenolen produceren.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt (een) verklaring(en) van zijn leverancier(s) van chemicaliën waarin staat dat er geen alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten aan zijn (hun) producten zijn toegevoegd.

    Criterium 4(e) — Oppervlakteactieve stoffen in ontinktingsmiddelen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de producent(en) van ontinkte pulp.

    Alle oppervlakteactieve stoffen die bij het ontinkten worden gebruikt, zijn snel biologisch afbreekbaar of inherent uiteindelijk biologisch afbreekbaar (zie onderstaande testmethoden en passeerniveaus). De enige uitzondering op deze eis is het gebruik van oppervlakteactieve stoffen op basis van siliconenderivaten, op voorwaarde dat het papierslib van het ontinktingsproces wordt verbrand.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van naleving van dit criterium, samen met de desbetreffende veiligheidsinformatiebladen of testverslagen voor elke oppervlakteactieve stof. Hierin worden de testmethode, de drempelwaarde en de conclusie aangegeven, waarbij een van de volgende testmethoden en drempelniveaus wordt gebruikt:

    Voor snelle biologische afbreekbaarheid: OECD 301 A-F (of gelijkwaardige ISO-normen), met een afbreekpercentage (inclusief absorptie) binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 301 A en E en van ten minste 60 % voor 301 B, C, D en F.

    Voor inherente uiteindelijke biologische afbreekbaarheid: OECD 302 A-C (of gelijkwaardige ISO-normen), met een afbreekpercentage (inclusief adsorptie) binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 302 A en B en van ten minste 60 % voor 302 C.

    Wanneer oppervlakteactieve stoffen op siliconenbasis worden gebruikt, verstrekt de aanvrager voor de gebruikte chemische stoffen een veiligheidsinformatieblad en een verklaring dat papierslib dat van het ontinktingsproces afkomstig is, wordt verbrand, met vermelding van nadere gegevens over de verbrandingsinstallatie(s) van bestemming.

    Criterium 4(f) — Beperkingen van biociden voor slijmbestrijding

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant.

    De werkzame stoffen in biociden die worden gebruikt om slijmvormende organismen tegen te gaan in circulatiewatersystemen met vezels, zijn voor dit doel goedgekeurd of worden in afwachting van een besluit tot goedkeuring onderzocht overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) en mogen niet potentieel bioaccumulerend zijn.

    Voor de toepassing van dit criterium wordt het bioaccumulatievermogen gekenmerkt door een log Kow (log octanol/water-verdelingscoëfficiënt) ≤ 3,0 of een experimenteel bepaalde bioconcentratiefactor ≤ 100.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van naleving van dit criterium, samen met het desbetreffende informatieblad voor materiaalveiligheid of testverslagen. Hierin worden de testmethode, de drempelwaarde en de getrokken conclusie aangegeven, waarbij één van de volgende testmethoden wordt gebruikt: OECD 107, 117 of 305 A-E.

    Criterium 4(g) — Beperkingen voor azokleurstoffen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant.

    Azokleurstoffen die door reductieve splitsing van een of meer azogroepen een of meer van de in Richtlijn 2002/61/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) of Verordening (EG) nr. 1907/2006, bijlage XVII, aanhangsel 8, genoemde amines kunnen afgeven in aantoonbare concentraties, mogen bij de productie van grafisch papier met een EU-milieukeur niet worden gebruikt.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle kleurstoffen die in het productieproces van grafisch papier met een EU-milieukeur worden gebruikt, een verklaring van conformiteit met dit criterium, van de leverancier(s). De verklaring van de leverancier van de kleurstof wordt gestaafd door testverslagen overeenkomstig de passende methoden die in bijlage XVII, aanhangsel 10, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden omschreven of overeenkomstig gelijkwaardige methoden.

    Criterium 4(h) — Pigmenten en kleurstoffen op basis van metalen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant. Zie de definitie van pigmenten en kleurstoffen op basis van metalen in de inleiding van deze bijlage.

    Er mogen geen kleurstoffen of pigmenten worden gebruikt die zijn gebaseerd op aluminium (*2), zilver, arseen, barium, cadmium, kobalt, chroom, koper (*2), kwik, mangaan, nikkel, lood, seleen, antimoon, tin of zink.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle kleurstoffen die in het productieproces van grafisch papier met een EU-milieukeur worden gebruikt, een verklaring van conformiteit met de eisen van dit criterium, van de leverancier(s). De verklaring(en) van de leverancier(s) wordt (worden) gestaafd door veiligheidsinformatiebladen of andere relevante documentatie.

    Criterium 4(i) — Ionische verontreinigingen in kleurstoffen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant.

    Het gehalte ionische verontreinigingen in de gebruikte kleurstoffen mag niet hoger zijn dan de volgende grenswaarden: zilver 100 ppm; arseen 50 ppm; barium 100 ppm; cadmium 20 ppm; kobalt 500 ppm; chroom 100 ppm; koper 250 ppm; kwik 4 ppm; nikkel 200 ppm; lood 100 ppm; seleen 20 ppm; antimoon 50 ppm; tin 250 ppm; zink 1 500 ppm.

    De beperking voor koperverontreinigingen is niet van toepassing op kleurstoffen op basis van koperftalocyanine.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle kleurstoffen die in het productieproces van grafisch papier met een EU-milieukeur worden gebruikt, een verklaring van conformiteit met de eisen van dit criterium, van de leverancier(s). De verklaring(en) van de leverancier(s) wordt (worden) gestaafd door veiligheidsinformatiebladen of andere relevante documentatie.

    Criterium 5 — Afvalbeheer

    Alle locaties voor de productie van pulp en papier hebben een systeem voor de behandeling van afval dat uit het productieproces afkomstig is, en een afvalbeheers- en -minimaliseringsplan waarin het productieproces wordt beschreven en informatie over de volgende aspecten wordt gegeven:

    1.

    geldende procedures voor afvalpreventie;

    2.

    geldende procedures voor afvalscheiding, hergebruik en recycling;

    3.

    geldende procedures voor de veilige behandeling van gevaarlijk afval;

    4.

    doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van de afvalproductie en de toename van hergebruik en recycling.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle betrokken productielocaties een plan voor de minimalisering en het beheer van afval en een verklaring van conformiteit met dit criterium.

    Aanvragers die in het kader van het milieubeheer- en auditsysteem van de EU (EMAS) zijn geregistreerd en/of overeenkomstig ISO 14001 zijn gecertificeerd, worden geacht aan dit criterium te hebben voldaan, indien:

    1.

    het afvalbeheer in de EMAS-milieuverklaring voor de productielocatie(s) is gedocumenteerd, of

    2.

    het afvalbeheer in de ISO 14001-certificering voor de productielocatie(s) voldoende wordt behandeld.

    Criterium 6 — Geschiktheid voor gebruik

    Het papierproduct moet geschikt zijn voor gebruiksdoel.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, samen met passende ondersteunende documentatie.

    Producenten garanderen de geschiktheid van hun producten door documentatie te verstrekken waaruit blijkt dat de productkwaliteit aan de norm EN ISO/IEC 17050 voldoet. Deze norm bevat algemene criteria voor de verklaring van conformiteit met normatieve documenten, van leveranciers.

    Criterium 7 — Informatie op de verpakking

    Op de productverpakking moet ten minste een van de volgende verklaringen worden vermeld:

    „Gelieve dubbelzijdig te printen” (voor papier dat op kantoor wordt gebruikt)

    „Gelieve oud papier met het oog op hergebruik in te zamelen”

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, met een afbeelding van de productverpakking waarop de vereiste informatie is vermeld.

    Criterium 8 — Informatie op de EU-milieukeur

    De aanvrager volgt de instructies voor het juiste gebruik van het logo van de EU-milieukeur die in de richtsnoeren voor het logo van de EU-milieukeur worden gegeven:

    http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

    Als gebruik wordt gemaakt van het facultatieve etiket met tekstvak, dan bevat dit de volgende drie verklaringen:

    Lage emissies in lucht en water tijdens productie;

    Laag energiegebruik tijdens productie;

    xx % vezels uit duurzame bronnen/xx % gerecyclede vezels (naargelang het geval).

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, met een afbeelding van de verpakking van het product waarop duidelijk het etiket, het registratie/vergunningsnummer en, indien van toepassing, de verklaringen die samen met het etiket zijn aangebracht, zijn afgebeeld.


    (1)  De hoogste waarde slaat op fabrieken die eucalyptus gebruiken uit regio's die rijker zijn aan fosfor (bv. Iberische eucalyptus).

    (2)  NOx-emissiewaarde voor niet-geïntegreerde CTMP-fabrieken die pulp flash-drogen met stoom uit biomassa.

    (3)  COD-waarde voor sterk gebleekte houthoudende pulp (70-100 % vezels in het eindproduct).

    (4)  Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).

    (5)  Methodology for Ecodesign of Energy-related Products (methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten).

    (6)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

    (7)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

    (*1)  H317-beperkingen zijn alleen van toepassing op commerciële kleurstofformules, kleurstoffen, afwerkingsmiddelen en coatingmaterialen die voor papier worden gebruikt.

    (8)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

    (9)  Richtlijn 2002/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 tot negentiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (azokleurstoffen) (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 15).

    (*2)  De beperking voor koper is niet van toepassing op koperftalocyanine en de beperking van aluminium is niet van toepassing op aluminosilicaten.


    BIJLAGE II

    EU-MILIEUKEURCRITERIA VOOR DE TOEKENNING VAN DE EU-MILIEUKEUR AAN TISSUEPAPIER EN TISSUEPRODUCTEN

    KADER

    Doelstellingen van de criteria

    De criteria zijn er met name op gericht lozingen van toxische of eutrofische stoffen in water en milieuschade of met het gebruik van energie verbonden milieurisico's (klimaatverandering, verzuring, aantasting van de ozonlaag, uitputting van niet-hernieuwbare energiebronnen) te verminderen. Derhalve is het doel van de criteria:

    het energieverbruik en de daarmee verband houdende luchtemissies terug te dringen;

    milieuschade te verminderen door emissies in water en afvalproductie te verminderen;

    milieuschade of -risico's door het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen te verminderen; en

    bossen te beschermen door te eisen dat gerecyclede vezels of primaire vezels worden gebruikt die uit bossen en gebieden die op duurzame wijze worden beheerd, afkomstig zijn.

    Criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan tissuepapier en tissueproducten:

    1.

    emissies in water en lucht;

    2.

    energieverbruik;

    3.

    vezels: instandhouding van hulpbronnen, duurzaam bosbeheer;

    4.

    beperking van gevaarlijke stoffen en mengsels;

    5.

    afvalbeheer;

    6.

    eisen die aan het eindproduct worden gesteld;

    7.

    informatie op de EU-milieukeur.

    De milieucriteria hebben betrekking op de productie van pulp met inbegrip van alle subprocessen die daarvan deel uitmaken, vanaf het moment waarop de primaire vezels of gerecyclede vezels de productielocatie binnenkomen tot het moment waarop de pulp de pulpfabriek verlaat. Voor het papierproductieproces zijn de milieucriteria van toepassing op alle subprocessen in de papierfabriek, vanaf het maken van de pulp voor de productie van tissuepapier tot het moment waarop het papier op de moederrol wordt gewikkeld.

    Energieverbruik en emissies in water en lucht tijdens de bewerking van tissuepapier tot tissueproducten zijn niet inbegrepen. De milieucriteria hebben geen betrekking op het vervoer en de verpakking van de grondstoffen (bv. hout), pulp of het papieren eindproduct.

    Beoordeling en controle: Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

    Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt dat aan de criteria is voldaan, kunnen deze afkomstig zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leveranciers enz., naargelang het geval.

    De bevoegde instanties baseren zich bij voorkeur op verklaringen en controles die zijn afgegeven door instellingen die volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor test- en kalibratielaboratoria erkend zijn, en op controles door instellingen die erkend zijn volgens de toepasselijke geharmoniseerde norm voor instellingen die producten, processen en diensten certificeren.

    Eventueel mogen andere dan de bij elk criterium vermelde testmethoden worden gebruikt indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden aanvaard.

    Indien nodig, kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles of inspecties ter plaatse uitvoeren om te controleren of aan deze criteria wordt voldaan.

    Het tissueproduct moet aan alle respectieve eisen voldoen van het land waar het in de handel wordt gebracht. De aanvrager bevestigt in een verklaring dat het product aan deze eis voldoet.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    1.   luchtgedroogde ton: luchtgedroogde ton (ADt = air dry tonne) pulp met een gehalte van 90 % droge stof;

    2.   chemische pulp: vezelmateriaal dat is verkregen door uit de grondstof een aanzienlijk deel van de niet-cellulosehoudende bestanddelen door chemische behandeling te verwijderen (koken, lignineverwijdering, bleken);

    3.   CMP: mechano-chemische pulp;

    4.   CTMP: chemisch-thermomechanische pulp;

    5.   ontinkte pulp: pulp gemaakt van papier voor recycling waaruit inkt en andere verontreinigingen zijn verwijderd;

    6.   kleurstoffen: een intens gekleurd of fluorescerend organisch materiaal dat een substraat door selectieve absorptie kleur geeft. Kleurstoffen zijn oplosbaar en/of ondergaan bij de toepassing ervan een proces waarbij elke kristalstructuur van de kleurstof, althans tijdelijk, wordt vernietigd. Kleurstoffen worden in het substraat vastgehouden door absorptie, oplossen en mechanische retentie of door ionaire of covalente chemische bindingen;

    7.   ECF-pulp: elementair chloorvrij gebleekte pulp;

    8.   geïntegreerde productie: pulp en papier worden op dezelfde locatie geproduceerd. De pulp wordt vóór de papierproductie niet gedroogd. De papier/kartonproductie is rechtstreeks verbonden met de pulpproductie;

    9.   houthoudend papier of karton: papier of karton met een vezelsamenstelling waarvan houthoudende pulp een essentieel bestanddeel is;

    10.   pigmenten en kleurstoffen op basis van metalen: pigmenten en kleurstoffen die meer dan 50 gewichtspercenten van de desbetreffende metaalverbinding(en) bevatten;

    11.   moederrol: grote rol tissuepapier, waarbij het papier op een wikkeltoestel is gewikkeld dat zich hetzij over de volle breedte, hetzij over een deel van de breedte van de tissuepapiermachine uitstrekt;

    12.   niet-geïntegreerde productie: hetzij productie van marktpulp (voor verkoop) in fabrieken waar geen papiermachines in gebruik zijn, hetzij productie van papier/karton uitsluitend op basis van pulp die in andere fabrieken is geproduceerd (marktpulp);

    13.   papieruitval: papiermateriaal dat tijdens het papiermachineproces wordt weggegooid maar dat de eigenschappen heeft om ter plaatse te kunnen worden hergebruikt door weer in hetzelfde fabricageproces te worden opgenomen waarin het is gemaakt. Voor de toepassing van dit besluit wordt deze term niet uitgebreid tot bewerkingsprocessen die als processen worden beschouwd die zich onderscheiden van de papiermachine;

    14.   pigmenten: gekleurde, zwarte, witte of fluorescerende, organische of anorganische, vaste deeltjes die gewoonlijk niet oplosbaar zijn in, en fysiek en chemisch niet worden aangetast door, het bindmiddel of substraat waarin zij zijn opgenomen. Zij ontlenen hun kleurwerking aan de selectieve absorptie en/of verstrooiing van licht. Pigmenten worden gewoonlijk gedispergeerd in bindmiddelen of substraten voor toepassing bij de vervaardiging van bijvoorbeeld inkten, verven, kunststoffen of andere polymere materialen. Gedurende het gehele kleuringsproces blijven pigmenten een kristallijne of vaste structuur behouden;

    15.   gerecyclede vezels: vezels verkregen uit de afvalstroom tijdens een productieproces of gegenereerd door huishoudens of door commerciële, industriële en institutionele inrichtingen in hun rol als eindgebruikers van het product. Deze vezels kunnen niet langer voor het beoogde doel worden gebruikt. Het hergebruik van materialen die in een proces zijn gegenereerd en die geschikt zijn om binnen datzelfde proces dat het materiaal genereerde, te worden geregenereerd (papieruitval van papierfabrieken — zelf geproduceerd of ingekocht), is hiervan uitgesloten;

    16.   gestructureerd tissuepapier: papier dat wordt gekenmerkt door een grotere opdikking en groter absorptievermogen verkregen door oppervlakten met een hoge en lage vezeldichtheid in de vorm van vezelpockets in het basisvel, die door specifieke processen in de tissuepapiermachine worden gegenereerd;

    17.   TCF-pulp: totaal chloorvrij gebleekte pulp;

    18.   TMP: thermomechanische pulp.

    EU-MILIEUKEURCRITERIA

    Criterium 1 — Emissies in water en lucht

    Als eerste voorwaarde moet de pulp- en papierproductielocatie aan alle respectieve wettelijke eisen voldoen van het land waar deze zich bevindt.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit, die door relevante documentatie en verklaringen van de pulpleverancier(s) worden gestaafd.

    Criterium 1(a) Chemische zuurstofvraag (COD = Chemical Oxygen demand), zwavel (S), NOx, fosfor (P)

    Deze eis is gebaseerd op informatie over emissies in verhouding tot een gespecificeerde referentiewaarde. De verhouding tussen de werkelijke emissies en de referentiewaarde wordt in een emissiescore omgezet.

    De score voor een afzonderlijke emissieparameter mag niet meer dan 1,3 bedragen.

    In alle gevallen mag het totale aantal punten (Ptotaal = PCOD + PS + PNOx + PP) niet meer dan 4,0 bedragen.

    In geval van niet-geïntegreerde productie verstrekt de aanvrager een berekening waarin zowel de pulp- als de papierproductie is opgenomen.

    Voor de pulp- en papierproductie als geheel vindt de berekening van PCOD als volgt plaats (de berekeningen van PS, PNOx en PP moeten op precies dezelfde manier plaatsvinden).

    Voor elke pulp „i” die wordt gebruikt, worden de hiermee samenhangende COD-emissies (CODpulp„i” uitgedrukt in kg/luchtgedroogde ton — ADt) gewogen aan de hand van het aandeel van elke gebruikte pulp (pulp „i” met betrekking tot luchtgedroogde ton pulp) en opgeteld. Luchtgedroogde ton gaat uit van een gehalte van 90 % droge stof voor pulp en van 95 % voor papier.

    De gewogen COD-emissie voor de pulp wordt vervolgens opgeteld bij de gemeten COD-emissie van de papierproductie en deze som is de totale COD-emissie, CODtotaal.

    De gewogen COD-referentiewaarde voor de pulpproductie wordt op dezelfde manier berekend, dat wil zeggen dat de som van de gewogen referentiewaarden voor elke gebruikte pulpsoort, opgeteld bij de referentiewaarde voor de papierproductie de totale COD-referentiewaarde geeft, CODref,totaal. Tabel 1 bevat de referentiewaarden voor elke gebruikte pulpsoort en voor de papierproductie.

    Ten slotte wordt de totale COD-emissie gedeeld door de totale COD-referentiewaarde, als volgt:

    Formula

    Tabel 1

    Referentiewaarden voor emissies bij de productie van verschillende soorten pulp en papier

    Pulpkwaliteit/papier

    Emissies (kg/ADt)

    CODreferentie

    Preferentie

    Sreferentie

    NOxreferentie

    Gebleekte chemische pulp (behalve sulfiet)

    16,00

    0,025

    0,09 (1)

    0,35

    1,60

    Gebleekte chemische pulp (sulfiet)

    24,00

    0,04

    0,75

    1,60

    Magnesiumpulp

    28,00

    0,056

    0,75

    1,60

    Ongebleekte chemische pulp

    6,50

    0,016

    0,35

    1,60

    CTMP/CMP

    16,00

    0,008

    0,20

    0,25/0,70 (2)

    TMP/houtpulp

    3,00/5,40 (3)

    0,008

    0,20

    0,25

    Niet-ontinkte gerecyclede vezelpulp

    1,10

    0,006

    0,20

    0,25

    Ontinkte gerecyclede vezelpulp

    3,20

    0,012

    0,20

    0,25

     

    Emissies (kg/ADt)

    Tissuepapiervervaardiging

    1,20

    0,01

    0,30

    0,50

    Vervaardiging van gestructureerd tissuepapier

    1,20

    0,01

    0,30

    0,70

    In geval van gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit in dezelfde fabriek kunnen de S- en NOx-emissies ten gevolge van de opwekking van elektriciteit van de totale hoeveelheid worden afgetrokken. Het aandeel van de emissies ten gevolge van de opwekking van elektriciteit kan als volgt worden berekend:

    2 × (MWh(elektriciteit))/[2 × MWh(elektriciteit) + MWh(warmte)]

    In deze berekening staat elektriciteit voor de elektriciteit die in de warmte-krachtcentrale wordt geproduceerd. De warmte in deze berekening is de nettowarmte die door de warmte-krachtcentrale aan de pulp-/papierproductie wordt geleverd.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt gedetailleerde berekeningen en testgegevens waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving, waaronder testverslagen waarbij van de volgende standaardtestmethoden voor doorlopende of periodieke controle (of gelijkwaardige standaardmethoden die de bevoegde instantie aanvaard als methoden die gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit leveren) gebruik wordt gemaakt: COD: ISO 15705 of ISO 6060; NOx: EN 14792 of ISO 11564; S(oxid.): EN 14791 of EPA nr. 8; S(red.): EPA nr. 15A, 16A of 16B; S-gehalte in olie: ISO 8754; S-gehalte in kolen: ISO 19579; S-gehalte in biomassa: EN 15289; totaal P: EN ISO 6878.

    Er kunnen ook snelle tests worden gebruikt om emissies te controleren voor zover zij regelmatig (bv. maandelijks) worden vergeleken met de relevante bovengenoemde normen of geschikte equivalenten daarvan. In geval van COD-emissies wordt doorlopende controle op basis van de analyse van het totaal aan organische koolstof (TOC) aanvaard, zolang voor de desbetreffende productielocatie een correlatie tussen de TOC- en COD-resultaten is vastgesteld.

    De minimale meetfrequentie is dagelijks voor COD-emissies en wekelijks voor totale P-emissies, tenzij in de exploitatievergunning anders gespecificeerd. In elk geval worden S- en NOx-emissies doorlopend (voor emissies van ketels met een capaciteit van meer dan 50 MW) of periodiek (ten minste eenmaal per jaar voor ketels en drogers met een capaciteit van 50 MW of minder per stuk) gemeten.

    De gegevens worden gerapporteerd als jaarlijkse gemiddelden, behalve in de volgende gevallen:

    de productiecampagne vindt slechts gedurende een beperkte periode plaats;

    de productie-installatie is nieuw of herbouwd, dan is de grondslag voor de metingen een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd.

    In beide gevallen mogen de gegevens slechts worden aanvaard als deze representatief zijn voor de respectieve campagne en als voor elke emissieparameter voldoende metingen zijn gedaan.

    De documentatie ter staving bevat een indicatie van de meetfrequentie en de berekening van de punten voor COD, totaal P, S en NOx.

    Alle emissies van S en NOx die tijdens de productie van pulp en papier plaatsvinden, zijn in de emissies in lucht opgenomen, met inbegrip van stoom die buiten de productielocatie wordt geproduceerd, met aftrek van de emissies in verband met de productie van elektriciteit. De metingen omvatten terugwinningsinstallaties, kalkovens, stoomketels en verbrandingsovens voor sterk ruikende gassen. Ook met diffuse emissies wordt rekening gehouden. Gemelde emissiewaarden voor S in de lucht omvatten zowel geoxideerde als gereduceerde S-emissies. De S-emissies met betrekking tot warmteopwekking uit olie, kolen en overige externe brandstoffen met een S-gehalte dat bekend is, mogen worden berekend in plaats van gemeten en worden in aanmerking genomen.

    Metingen van emissies in water worden op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, verricht op het punt van lozing van de afvalwaterzuiveringsinstallatie van de fabriek. Indien het fabrieksafvalwater naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie van een gemeente of een andere derde partij toe gaat, worden de ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, op het punt van lozing van het fabrieksafvalwater op het riool geanalyseerd en worden de resultaten vermenigvuldigd met een verwijderingsrendementsfactor voor die gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie. De verwijderingsrendementsfactor wordt gebaseerd op de informatie die de exploitant van de gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie verstrekt.

    Indien bij geïntegreerde fabrieken alleen een gecombineerde waarde voor pulp- en papierproductie beschikbaar is vanwege moeilijkheden om afzonderlijke emissiewaarden voor pulp en papier te verkrijgen, worden de emissiewaarden voor pulp(soorten) op nul gezet en worden de gecombineerde emissies met de gecombineerde referentiewaarden voor de relevante pulp- en papierproductie vergeleken. Het gewogen gehalte van elke pulpsoort waaraan in tabel 1 een specifieke referentiewaarde is toegekend, komt in de berekening tot uiting.

    Criterium 1(b) — Adsorbeerbare gehalogeneerde organische verbindingen (AOX)

    Dit criterium heeft betrekking op elementair chloorvrije pulp (ECF).

    De AOX-emissies afkomstig van de productie van elke pulpsoort die in het tissuepapier met de EU-milieukeur wordt gebruikt, mogen niet meer dan 0,17 kg/ADt bedragen.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt testverslagen waarbij de testmethode AOX ISO 9562 of een gelijkwaardige methode wordt gebruikt, samen met gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving.

    De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, samen met een lijst van de verschillende ECF-pulpsoorten die in de pulpmix zijn gebruikt, het respectieve gewicht en de afzonderlijke AOX-emissies daarvan, uitgedrukt als kg AOX/ADt pulp.

    De documentatie ter staving bevat een indicatie van de meetfrequentie. AOX wordt alleen gemeten bij processen waarbij chloorverbindingen voor het bleken van de pulp worden gebruikt. AOX hoeft niet te worden gemeten in het effluent van niet-geïntegreerde papierproductie of in de effluenten van pulpproductie zonder bleking of waar de bleking met chloorvrije stoffen wordt uitgevoerd.

    Metingen van AOX-emissies in water worden op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, verricht op het punt van lozing van de afvalwaterzuiveringsinstallatie van de fabriek. Indien het fabrieksafvalwater naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie van een gemeente of een andere derde partij toe gaat, worden de ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, op het punt van lozing van het fabrieksafvalwater op het riool geanalyseerd en worden de resultaten vermenigvuldigd met een verwijderingsrendementsfactor voor die gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie. De verwijderingsrendementsfactor wordt gebaseerd op de informatie die de exploitant van de gemeentelijke of andere afvalwaterzuiveringsinstallatie verstrekt.

    Informatie over de emissies wordt uitgedrukt als het jaarlijkse gemiddelde van metingen die ten minste elke twee maanden worden gedaan. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie is de grondslag voor de metingen een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd. De metingen zijn representatief voor de desbetreffende productieperiode.

    Wanneer de aanvrager geen ECF-pulp gebruikt, voldoet een dienovereenkomstige verklaring aan de bevoegde instantie.

    Criterium 1(c) — CO2

    Opmerking: Het criterium heeft betrekking op de totale som van CO2-emissies van de pulp- en papierpoductieprocessen. De bewerking is niet inbegrepen.

    Kooldioxide-emissies uit fossiele brandstoffen die voor de productie van warmte en elektriciteit voor het productieproces (al dan niet op de productielocatie) worden gebruikt, mogen de volgende grenswaarden niet overschrijden:

    1.

    1 200 kg CO2/ton voor conventioneel tissuepapier,

    2.

    1 850 kg CO2/ton voor gestructureerd tissuepapier.

    De werkelijke emissiewaarde wordt berekend als de som van de emissies van de pulp- en papierproductie, gelet op het mengsel van de gebruikte pulpsoorten.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt gegevens en gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving.

    Voor elke gebruikte pulpsoort verstrekt de pulpfabrikant de aanvrager een enkele CO2-emissiewaarde in kg CO2/ADt. De aanvrager verstrekt ook een enkele CO2-emissiewaarde per voor de productie van tissuepapier met de EU-milieukeur gebruikte papiermachine. Voor geïntegreerde fabrieken mogen de CO2-emissies voor de pulp- en papierproductie als een enkele waarde worden gerapporteerd.

    De gegevens over de CO2-emissies omvatten alle bronnen van niet-hernieuwbare brandstoffen bij de productie van pulp en papier, met inbegrip van de emissies bij de productie van elektriciteit (zowel op als buiten de productielocatie).

    Brandstofemissiefactoren worden gebruikt overeenkomstig bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 601/2012.

    Voor elektriciteit van het net wordt een emissieberekeningsfactor van 384 (kg CO2/MWh) gebruikt overeenkomstig de MEErP-methode (4).

    De periode voor de berekeningen of de massabalansen is gebaseerd op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of een herbouwde productie-installatie zijn de berekeningen gebaseerd op een periode van ten minste 45 opeenvolgende dagen waarin de installatie stabiel heeft gefunctioneerd. De berekeningen zijn representatief voor de desbetreffende productieperiode.

    Voor elektriciteit van het net wordt de in hierboven vermelde waarde (het Europese gemiddelde) gebruikt, tenzij de aanvrager documentatie overlegt waarin de gemiddelde waarde voor zijn elektriciteitsleveranciers (contractleveranciers) is vastgelegd. In dat geval mag de aanvrager deze waarde gebruiken in plaats van de genoemde waarde. In de documentatie die als bewijs van naleving wordt gebruikt, zijn de technische specificaties opgenomen die de gemiddelde waarde aangeven (bv. een kopie van een contract).

    De hoeveelheid energie afkomstig van hernieuwbare bronnen die voor de productieprocessen wordt ingekocht en gebruikt, telt niet mee voor de berekening van de CO2-uitstoot. De aanvrager verstrekt passende documentatie waaruit blijkt dat deze energiesoort werkelijk in de fabriek wordt gebruikt of extern is ingekocht.

    Criterium 2 — Energieverbruik

    Deze eis is gebaseerd op informatie over het werkelijke energieverbruik tijdens de pulp- en papierproductie in verhouding tot gespecificeerde referentiewaarden.

    Het energieverbruik omvat het elektriciteits- en brandstofverbruik voor de productie van warmte en moet in punten (Ptotaal) worden uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

    Het totale aantal punten (Ptotaal = PE + PF) mag de 2,5 niet overschrijden.

    Tabel 2 bevat de referentiewaarden voor de berekening van het energieverbruik.

    In geval van een mengsel van pulpsoorten wordt de referentiewaarde voor het elektriciteits- en brandstofverbruik voor de productie van warmte gewogen aan de hand van het aandeel van elke gebruikte pulpsoort (pulp „i” met betrekking tot luchtgedroogde ton pulp) en opgeteld.

    Criterium 2(a) — Elektriciteit

    Het elektriciteitsverbruik betreffende de pulp- en papierproductie wordt in punten (PE) uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

    Berekening voor pulpproductie: Voor elke pulp i die wordt gebruikt, wordt het hiermee samenhangende elektriciteitsverbruik (Epulp,i uitgedrukt in kWh/ADt) als volgt berekend:

    Epulp,i = intern geproduceerde elektriciteit + gekochte elektriciteit — verkochte elektriciteit

    Berekening voor papierproductie: Op dezelfde manier wordt het elektriciteitsverbruik voor de papierproductie (Epapier) als volgt berekend:

    Epapier = intern geproduceerde elektriciteit + gekochte elektriciteit — verkochte elektriciteit

    Ten slotte worden de punten voor de productie van pulp en papier als volgt samengevoegd om het totale aantal punten (PE) te verkrijgen:

    Formula

    Indien bij geïntegreerde fabrieken alleen een gecombineerde waarde voor pulp- en papierproductie beschikbaar is vanwege moeilijkheden om afzonderlijke elektriciteitswaarden voor pulp en papier te verkrijgen, worden de elektriciteitswaarden voor pulp(soorten) op nul gezet en geldt de waarde voor de papierfabriek voor zowel de pulp- als de papierproductie.

    Criterium 2(b) — Brandstofverbruik voor warmteproductie

    Het brandstofverbruik betreffende de pulp- en papierproductie wordt in punten (PE) uitgedrukt, zoals hieronder nader wordt beschreven.

    Berekening voor pulpproductie: Voor elke pulp i die wordt gebruikt, wordt het hiermee samenhangende brandstofverbruik (Fpulp,i uitgedrukt in kWh/ADt) als volgt berekend:

    Fpulp,i = intern geproduceerde brandstof + gekochte brandstof — verkochte brandstof — 1,25 × intern geproduceerde elektriciteit

    Opmerking:

    1.

    Fpulp,i (en de bijdrage ervan aan PF, pulp) hoeft voor mechanische pulp niet te worden berekend, tenzij het ingekochte luchtgedroogde mechanische pulp betreft met een drogestofgehalte van ten minste 90 %.

    2.

    De hoeveelheid brandstof die wordt gebruikt om de verkochte warmte te produceren, wordt in bovenstaande berekening opgeteld bij „verkochte brandstof”.

    Berekening voor papierproductie: Op dezelfde manier wordt het brandstofverbruik betreffende de papierproductie (Fpapier, uitgedrukt in kWh/ADt) als volgt berekend:

    Fpapier = intern geproduceerde brandstof + gekochte brandstof – verkochte brandstof – 1,25 × intern geproduceerde elektriciteit

    Ten slotte worden de punten voor de productie van pulp en papier als volgt samengevoegd om het totale aantal punten (PF) te verkrijgen:

    Formula

    Tabel 2

    Referentiewaarden voor elektriciteit en brandstof

    Pulpkwaliteit

    Brandstof kWh/ADt

    Freferentie

    Elektriciteit kWh/ADt

    Ereferentie

    Niet-admp

    Admp

    Niet-admp

    Admp

    Chemische pulp

    3 650

    4 650

    750

    750

    Thermomechanische pulp (TMP)

    0

    900

    2 200

    2 200

    Houtpulp (met inbegrip van onder druk verkregen houtpulp)

    0

    900

    2 000

    2 000

    Chemisch-thermomechanische pulp (CTMP)

    0

    800

    1 800

    1 800

    Gerecyclede pulp

    350

    1 350

    700

    700

    Papierkwaliteit

    kWh/ton

    Tissuepapier

    1 950

    950

    Gestructureerd tissue

    3 000

    1 500

    Admp = air dried market pulp (luchtdroge ingekochte pulp)

    Beoordeling en controle (voor zowel (a) als (b)): De aanvrager verstrekt gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede alle hiermee samenhangende documentatie ter staving. De nadere bijzonderheden die worden gegeven, hebben zodoende ook betrekking op het totale elektriciteits- en brandstofverbruik.

    De aanvrager berekent het gehele energieverbruik, onderverdeeld in warmte/brandstof en elektriciteit gebruikt voor de productie van pulp en papier, met inbegrip van de energie die bij het ontinkten van afvalpapier voor de productie van gerecyclede pulp wordt gebruikt. De energie die bij het transport van grondstoffen, alsmede bij de bewerking en verpakking wordt gebruikt, is niet begrepen in de berekeningen voor het energieverbruik.

    De totale warmte-energie is inclusief alle gekochte brandstoffen. Tevens omvat zij de warmte-energie die bij de verbranding van afvalloog en afval van processen op de productielocatie (bv. houtafval, zaagsel, afvalloog, -papier en papieruitval) wordt teruggewonnen, alsmede de warmte die bij de interne opwekking van elektriciteit wordt teruggewonnen. Bij de berekening van de totale warmte-energie hoeft de aanvrager evenwel slechts 80 % van de warmte-energie uit dergelijke bronnen mee te rekenen.

    Met elektrische energie wordt netto ingevoerde energie, afkomstig van het elektriciteitsnet en de interne opwekking van elektriciteit, gemeten als elektrisch vermogen, bedoeld. De voor de behandeling van afvalwater gebruikte elektriciteit hoeft niet te worden meegerekend.

    Daar waar stoom met gebruik van elektriciteit als warmtebron wordt opgewekt, wordt de warmtewaarde van de stoom berekend, vervolgens wordt deze gedeeld door 0,8 en bij het totale brandstofverbruik opgeteld.

    Indien bij geïntegreerde fabrieken alleen een gecombineerde waarde voor pulp- en papierproductie beschikbaar is vanwege moeilijkheden om afzonderlijke brandstof(warmte)waarden voor pulp en papier te verkrijgen, worden de brandstof(warmte)waarden voor pulp(soorten) op nul gezet en geldt de waarde voor de papierfabriek voor zowel de pulp- als de papierproductie.

    Criterium 3 — Vezels — instandhouding van hulpbronnen, duurzaam bosbeheer

    De vezelgrondstof mag uit gerecyclede of primaire vezels bestaan.

    Primaire vezels mogen niet van ggo-soorten afkomstig zijn.

    Voor alle vezels zijn geldige handelsketencertificaten vereist die op basis van een onafhankelijk certificatiesysteem van een derde partij zijn afgegeven, zoals de Forest Stewardship Council (FSC), het Programme for the Endorsement of Forest Certification (PEFC — programma ter ondersteuning van boscertificering) of gelijkwaardig, of leveringsbonnen van papier voor recycling overeenkomstig EN 643.

    Ten minste 70 % van al het vezelmateriaal dat voor het product of de productielijn bestemd is, is uit bossen of gebieden afkomstig die overeenkomstig beginselen van duurzaam bosbeheer worden beheerd die aan de eisen van de desbetreffende onafhankelijke handelsketenregeling voldoen en/of van gerecycled materiaal afkomstig zijn.

    Uitgesloten van de berekening van het gehalte gerecyclede vezels is het hergebruik van afvalmaterialen die geschikt zijn om binnen hetzelfde proces dat het materiaal genereerde, te worden geregenereerd (bv. papieruitval van papiermachines — zelf geproduceerd of ingekocht). Grondstof van (zelfgeproduceerde of ingekochte) uitval van bewerkingsoperaties mag wel als een bijdrage aan het gehalte aan gerecyclede vezels worden beschouwd als hiervoor leveringsbonnen overeenkomstig EN 643 zijn uitgegeven.

    Voor dergelijk ongecertificeerd primair materiaal is een controlesysteem vereist dat garandeert dat het materiaal van een legale bron afkomstig is en aan eventuele andere eisen van het certificatiesysteem met betrekking tot ongecertificeerd materiaal voldoet.De certificeringsinstanties die certificaten met betrekking tot bosbeheer en/of handelsketens afgeven, worden door die certificeringsregeling geaccrediteerd of erkend.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt de bevoegde instantie een verklaring van conformiteit die wordt gestaafd door een geldig handelsketencertificaat uitgegeven door een onafhankelijk certificatiesysteem van de fabrikant van tissuepapier met de EU-milieukeur en voor alle vezels die in het product of de productielijn worden gebruikt. FSC, PEFC en gelijkwaardige systemen worden aanvaard als een onafhankelijk, door derden beheerd certificatiesysteem. Wanneer gerecyclede vezels zijn gebruikt en geen verklaringen van de FSC of PEFC of soortgelijke instanties betreffende recycling zijn gebruikt, wordt het bewijs geleverd door leveringsbonnen overeenkomstig EN 643.

    De aanvrager verstrekt extern gecontroleerde boekhoudkundige documenten die aantonen dat ten minste 70 % van het materiaal dat voor het product of de productielijn bestemd is, uit bossen of gebieden afkomstig is die overeenkomstig beginselen van duurzaam bosbeheer worden beheerd die aan de eisen van de desbetreffende onafhankelijke handelsketenregeling voldoen en/of van gerecycled materiaal afkomstig zijn.

    Indien het product of de productielijn ongecertificeerd primair materiaal bevat, worden bewijsstukken verstrekt die aantonen dat het gehalte aan ongecertificeerd primair materiaal maximaal 30 % bedraagt en onder een controlesysteem valt dat garandeert dat het materiaal van een legale bron afkomstig is en aan eventuele andere eisen van het certificatiesysteem met betrekking tot ongecertificeerd materiaal voldoet.

    Indien het certificatiesysteem niet specifiek vereist dat al het primair materiaal afkomstig is van niet-ggo-soorten, wordt dit met aanvullende bewijsstukken aangetoond.

    Criterium 4 — Beperking van gevaarlijke stoffen en mengsels

    De basis om aan te tonen dat aan elk van de subcriteria van criterium 4 wordt voldaan, is dat de aanvrager een lijst verstrekt van alle chemische stoffen die worden gebruikt, samen met de bijbehorende documentatie (veiligheidsinformatieblad of een verklaring van de leverancier van de chemische stof).

    Criterium 4(a) — Beperkingen van toepassing op zeer zorgwekkende stoffen

    Opmerking: Alle chemische stoffen die in het productieproces van de papierfabriek en, indien van toepassing, in het bewerkingsproces van tissuepapier worden gebruikt en een werking hebben, moeten worden gescreend. Dit criterium is niet van toepassing op chemische stoffen die voor de behandeling van afvalwater worden gebruikt, tenzij het behandelde afvalwater in het papierproductieproces wordt hergebruikt.

    Het papierproduct mag stoffen die volgens de procedure van artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn vastgesteld en die in de kandidaatslijst voor zeer zorgwekkende stoffen zijn opgenomen, niet in hogere concentraties dan 0,10 gewichtsprocent bevatten. Geen enkele afwijking van deze eis wordt toegestaan.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat het papierproduct geen zeer zorgwekkende stoffen in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent bevat. De verklaring wordt gestaafd door veiligheidsinformatiebladen of passende verklaringen van leveranciers van alle chemische stoffen die in het productieproces van de papierfabriek worden gebruikt en een werking hebben, waaruit blijkt dat geen van de chemische stoffen zeer zorgwekkende stoffen in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtsprocent bevatten.

    De lijst van stoffen die worden beschouwd als zeer zorgwekkend en die zijn opgenomen in de lijst van stoffen die voor opneming in aanmerking komen overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, is via de volgende link te vinden:

    http://echa.europa.eu/chem_data/authorisation_process/candidate_list_table_en.asp

    Op de aanvraagdatum wordt naar deze lijst verwezen.

    Criterium 4(b) — Beperkingen betreffende indeling, etikettering en verpakking

    Opmerking: Alle chemische stoffen die in het productieproces van de papierfabriek en, indien van toepassing, in het bewerkingsproces van tissuepapier worden gebruikt en een werking hebben, moeten worden gescreend. Dit criterium is niet van toepassing op chemische stoffen die voor de behandeling van afvalwater worden gebruikt, tenzij het behandelde afvalwater in het papierproductieproces wordt hergebruikt.

    Tenzij in tabel 3 uitgezonderd, mag het papierproduct geen stoffen of mengsels in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtspercenten bevatten die zijn ingedeeld volgens een van de volgende gevarenaanduidingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008:

    Gevaren van groep 1: kankerverwekkend, mutageen en/of giftig voor de voortplanting (CMR) uit categorie 1A of 1B: H340, H350, H350i, H360, H360F, H360D, H360FD, H360Fd, H360Df.

    Gevaren van groep 2: CMR categorie 2: H341, H351, H361, H361f, H361d, H361fd, H362; aquatische toxiciteit categorie 1: H400, H410; acute toxiciteit categorie 1 en 2: H300, H310, H330; aspiratietoxiciteit categorie 1: H304; specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) categorie 1: H370, H372; huidallergeen categorie 1 (*1): H317.

    Gevaren van groep 3: aquatische toxiciteit categorie 2, 3 en 4: H411, H412, H413; acute toxiciteit categorie 3: H301, H311, H331; STOT categorie 2: H371, H373.

    Uitgesloten van bovenstaande eis is het gebruik van stoffen of mengsels waarvan de chemische samenstelling tijdens het papierproductieproces dusdanig verandert (bv. anorganische vlokmiddelen, middelen voor dwarsbinding, anorganische oxidatiemiddelen en reductiemiddelen) dat de desbetreffende gevarenbeperking niet meer van toepassing is.

    Tabel 3

    Afwijkingen van de gevarenbeperkingen betreffende de indeling en etikettering van chemische stoffen en toepasselijke voorwaarden

    Soort stof/mengsel

    Toepasselijkheid

    Afwijkende indeling(en)

    Uitzonderingsvoorwaarden

    Kleurstoffen en pigmenten

    Tijdens de productie van gekleurd papier voor toepassing in de natpartij of op het oppervlak.

    H411, H412, H413

    De leverancier van de chemische stoffen verklaart dat een hechtingsgraad van 98 % op het papier mogelijk is en geeft instructies hoe dit kan worden gewaarborgd.

    De papierproducent verstrekt een verklaring van conformiteit met desbetreffende instructies.

    Natsterktevergroters op basis van polyaminoamide-epichloorhydrine

    Worden als retentiemiddel gebruikt om de verwerkbaarheid op de pers te verbeteren of het product natsterkte te geven.

    H411, H412, H413

    Het gecombineerde residuele monomeergehalte aan epichloorhydrine (ECH, CAS-nummer 106-89-8) en de afbraakproducten 1,3-dichloor-2-propanol (DCP, CAS-nummer 96-23-1) en 3-monochloor-1,2-propaandiol (MCPD, CAS-nummer 96-24-2) mag niet meer bedragen dan 0,35 gewichtspercenten van het gehalte aan actieve vaste stof in de formule.

    Glyoxal (gerecyclede vezel)

    Verontreiniging in gerecyclede vezels.

    H341, H317

    Alleen toegestaan in concentraties van meer dan 0,10 gewichtspercenten indien als gevolg van verontreinigingen van gerecycled materiaal dat in het papierproductieproces is gebruikt. In dat geval moet worden aangetoond dat de in criterium 6(c) vastgestelde grenswaarde wordt nageleefd.

    Chemische hulpstoffen op basis van polyaminoamide-epichloorhydrine voor de Yankee-cilinder

    Gebruikt als hulpmiddel bij crêpen.

    H411, H412, H413

    Het gecombineerde residuele monomeergehalte aan epichloorhydrine (ECH, CAS-nummer 106-89-8) en de afbraakproducten 1,3-dichloor-2-propanol (DCP, CAS-nummer 96-23-1) en 3-monochloor-1,2-propaandiol (MCPD, CAS-nummer 96-24-2) mag niet meer bedragen dan 0,05 gewichtspercenten van het gehalte aan actieve vaste stof in de formule.

    Kationische polymeren (waaronder polyetheeniminen, polyamiden en polyaminen)

    Verschillende toepassingen mogelijk, onder meer als retentiehulpmiddelen, ter verbetering van de wet-web strength, droogsterkte en natsterkte.

    H411, H412, H413

    De papierproducent verstrekt een verklaring van conformiteit met relevante instructies voor de veilige behandeling en dosering volgens het veiligheidsinformatieblad.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een lijst met alle chemische stoffen die worden gebruikt, samen met het desbetreffende veiligheidsinformatieblad of de desbetreffende verklaring van de leverancier.

    Chemische stoffen die stoffen of mengsels bevatten die zijn ingedeeld als stoffen waarvoor beperkingen gelden, worden duidelijk aangegeven. De bij benadering aangegeven doseringssnelheid van de chemische stof, de concentratie van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, in die chemische stof (zoals aangegeven in het veiligheidsinformatieblad of de verklaring van de leverancier) en een veronderstelde retentiefactor van 100 % worden gebruikt om de hoeveelheid van de stof of het mengsel waarvoor een beperking geldt, te schatten die in het eindproduct overblijft.

    Een rechtvaardiging voor een mogelijke afwijking van een retentiefactor van 100 % of voor een chemische wijziging van een gevaarlijke stof of een gevaarlijk mengsel waarvoor een beperking geldt, moet schriftelijk aan de bevoegde instantie worden verstrekt.

    Voor stoffen of mengsels waarvoor een beperking geldt, die in een hogere concentratie dan 0,10 gewichtspercent in het papieren eindproduct aanwezig zijn maar waarvoor een uitzondering geldt, moet een bewijs van conformiteit met de desbetreffende uitzonderingsbepalingen worden verstrekt.

    Criterium 4(c) — Chloor

    Opmerking: Deze eis geldt voor pulp- en papierfabrikanten. Hoewel deze eis ook van toepassing is op het bleken van gerecyclede vezels, wordt aanvaard dat de vezels in hun vorige levenscyclus met chloorgas kunnen zijn gebleekt.

    Chloorgas mag niet als bleekmiddel worden gebruikt. Deze eis geldt niet voor het gebruik van chloorgas in samenhang met de productie en de toepassing van chloordioxide.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring dat er tijdens het papierproductieproces geen chloorgas als bleekmiddel is gebruikt, samen met verklaringen van eventuele pulpleveranciers.

    Criterium 4(d) — Alkylfenolethoxylaten

    Opmerking: Deze eis geldt voor pulp- en papierfabrikanten.

    Alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten mogen niet worden toegevoegd aan reinigingschemicaliën, ontinktingschemicaliën, schuiminhibitoren of dispergeermiddelen. Alkylfenolderivaten worden gedefinieerd als stoffen die bij afbraak alkylfenolen produceren.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt (een) verklaring(en) van zijn leverancier(s) van chemicaliën waarin staat dat er geen alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten aan zijn (hun) producten zijn toegevoegd.

    Criterium 4(e) — Oppervlakteactieve stoffen in ontinktingsmiddelen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de producent(en) van ontinkte pulp.

    Alle oppervlakteactieve stoffen die bij het ontinkten worden gebruikt, zijn snel biologisch afbreekbaar of inherent uiteindelijk biologisch afbreekbaar (zie onderstaande testmethoden en passeerniveaus). De enige uitzondering op deze eis is het gebruik van oppervlakteactieve stoffen op basis van siliconenderivaten, op voorwaarde dat het papierslib van het ontinktingsproces wordt verbrand.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van naleving van dit criterium, samen met de desbetreffende veiligheidsinformatiebladen of testverslagen voor elke oppervlakteactieve stof. Hierin worden de testmethode, de drempelwaarde en de conclusie aangegeven, waarbij een van de volgende testmethoden en drempelniveaus wordt gebruikt:

    Voor snelle biologische afbreekbaarheid: OECD 301 A-F (of gelijkwaardige ISO-normen), met een afbreekpercentage (inclusief absorptie) binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 301 A en E en van ten minste 60 % voor 301 B, C, D en F.

    Voor inherente uiteindelijke biologische afbreekbaarheid: OECD 302 A-C (of gelijkwaardige ISO-normen), met een afbreekpercentage (inclusief adsorptie) binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 302 A en B en van ten minste 60 % voor 302 C.

    Wanneer oppervlakteactieve stoffen op siliconenbasis worden gebruikt, verstrekt de aanvrager voor de gebruikte chemische stoffen een veiligheidsinformatieblad en een verklaring dat papierslib dat van het ontinktingsproces afkomstig is, wordt verbrand, met vermelding van nadere gegevens over de verbrandingsinstallatie(s) van bestemming.

    Criterium 4(f) — Beperkingen van biociden voor slijmbestrijding

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant.

    De werkzame stoffen in biociden die worden gebruikt om slijmvormende organismen tegen te gaan in circulatiewatersystemen met vezels, zijn voor dit doel goedgekeurd of worden in afwachting van een besluit tot goedkeuring onderzocht overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 en mogen niet potentieel bioaccumulerend zijn.

    Voor de toepassing van dit criterium wordt het bioaccumulatievermogen gekenmerkt door een log Kow (log octanol/water-verdelingscoëfficiënt) ≤ 3,0 of een experimenteel bepaalde bioconcentratiefactor ≤ 100.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van naleving van dit criterium, samen met het desbetreffende informatieblad voor materiaalveiligheid of testverslagen. Hierin worden de testmethode, de drempelwaarde en de getrokken conclusie aangegeven, waarbij één van de volgende testmethoden wordt gebruikt: OECD 107, 117 of 305 A-E.

    Criterium 4(g) — Beperkingen voor azokleurstoffen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant.

    Azokleurstoffen die door reductieve splitsing van een of meer azogroepen een of meer van de in Richtlijn 2002/61/EG of Verordening (EG) nr. 1907/2006, bijlage XVII, aanhangsel 8, genoemde amines kunnen afgeven in aantoonbare concentraties, mogen bij de productie van tissuepapier met een EU-milieukeur niet worden gebruikt.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle kleurstoffen die in het productieproces van tissuepapier en tissueproducten met een EU-milieukeur worden gebruikt, een verklaring van conformiteit met dit criterium, van de leverancier(s). De verklaring van de leverancier van de kleurstof wordt gestaafd door testverslagen overeenkomstig de passende methoden die in bijlage XVII, aanhangsel 10, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden omschreven of overeenkomstig gelijkwaardige methoden.

    Criterium 4(h) — Pigmenten en kleurstoffen op basis van metalen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant of, indien van toepassing, voor de bewerker van tissuepapier. Zie de definitie van pigmenten en kleurstoffen op basis van metalen in de inleiding van deze bijlage.

    Er mogen geen kleurstoffen of pigmenten worden gebruikt die zijn gebaseerd op aluminium (*2), zilver, arseen, barium, cadmium, kobalt, chroom, kwik, mangaan, nikkel, lood, seleen, antimoon, tin of zink.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle kleurstoffen die in het productieproces van tissueproducten met een EU-milieukeur worden gebruikt, een verklaring van conformiteit met de eisen van dit criterium, van de leverancier(s). De verklaring(en) van de leverancier(s) wordt (worden) gestaafd door veiligheidsinformatiebladen of andere relevante documentatie.

    Criterium 4(i) — Ionische verontreinigingen in kleurstoffen

    Opmerking: Deze eis geldt voor de papierfabrikant of, indien van toepassing, voor de bewerker van tissuepapier.

    Het gehalte ionische verontreinigingen in de gebruikte kleurstoffen mag niet hoger zijn dan de volgende grenswaarden: zilver 100 ppm; arseen 50 ppm; barium 100 ppm; cadmium 20 ppm; kobalt 500 ppm; chroom 100 ppm; kwik 4 ppm; nikkel 200 ppm; lood 100 ppm; seleen 20 ppm; antimoon 50 ppm; tin 250 ppm; zink 1 500 ppm.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle kleurstoffen die in het productieproces van tissuepapier met een EU-milieukeur worden gebruikt, een verklaring van conformiteit met de eisen van dit criterium, van de leverancier(s). De verklaring(en) van de leverancier(s) wordt (worden) gestaafd door veiligheidsinformatiebladen of andere relevante documentatie.

    Criterium 4(j) — Lotions

    Stoffen die als H317, H334 of CMR zijn ingedeeld of in de kandidaatslijst voor zeer zorgwekkende stoffen zijn opgenomen, mogen niet aan lotionformules worden toegevoegd die tijdens de bewerking van tissueproducten met de EU-milieukeur worden gebruikt. Bovendien mogen geen parabenen, triclosan, formaldehyde, formaldehyde afgevende producten of methylisothiazolinone aan lotionformules worden toegevoegd.

    Daarnaast mogen geen van de gebruikte lotionformules in hoeveelheden worden gedoseerd die ertoe leiden dat een afzonderlijke stof die is ingedeeld als stof waarvoor beperkingen gelden en die in criterium 4(b) is vermeld, in een grotere hoeveelheid dan 0,010 gewichtspercenten van het uiteindelijke tissueproduct aanwezig is. De som van stoffen waarvoor beperkingen gelden, mag niet meer dan 0,070 gewichtspercenten van het tissueproduct bedragen.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een lijst van lotionformules die bij de productie van tissueproducten met de EU-milieukeur worden gebruikt, samen met een verklaring van conformiteit van de respectieve leveranciers van die lotionformules, desbetreffende veiligheidsinformatiebladen en, om conformiteit met de grenswaarden in het eindproduct aan te tonen, op de door de aanvrager gebruikte dosering gebaseerde berekeningen waarmee de concentratie van stoffen waarvoor beperkingen gelden, in de formulering kan worden geschat die in het uiteindelijke tissueproduct met de EU-milieukeur achterblijven.

    Criterium 5 — Afvalbeheer

    Alle locaties voor de productie van pulp en papier, met inbegrip van de productielocaties voor de bewerking van tissuepapier, hebben een systeem voor de behandeling van afval dat uit het productieproces afkomstig is, en een afvalbeheers- en -minimaliseringsplan waarin het productieproces wordt beschreven en informatie over de volgende aspecten wordt gegeven:

    1.

    geldende procedures voor afvalpreventie;

    2.

    geldende procedures voor afvalscheiding, hergebruik en recycling;

    3.

    geldende procedures voor de veilige behandeling van gevaarlijk afval;

    4.

    doelstellingen voor voortdurende verbetering en streefcijfers voor de vermindering van de afvalproductie en de toename van hergebruik en recycling.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt voor alle betrokken productielocaties een plan voor de minimalisering en het beheer van afval en een verklaring van conformiteit met dit criterium.

    Aanvragers die in het kader van het milieubeheer- en auditsysteem van de EU (EMAS) zijn geregistreerd en/of overeenkomstig ISO 14001 zijn gecertificeerd, worden geacht aan dit criterium te hebben voldaan, indien:

    1.

    het afvalbeheer in de EMAS-milieuverklaring voor de productielocatie(s) is gedocumenteerd, of

    2.

    het afvalbeheer in de ISO 14001-certificering voor de productielocatie(s) voldoende wordt behandeld.

    Criterium 6 — Eisen die aan het eindproduct worden gesteld

    Criterium 6(a) — Kleurstoffen en witmakers

    Voor gekleurd tissuepapier moet een goede kleurechtheid (niveau 4 of hoger) worden aangetoond overeenkomstig de korte procedure die in EN 646 wordt omschreven.

    Voor tissuepapier dat met witmakers is behandeld, moet een goede kleurechtheid (niveau 4 of hoger) worden aangetoond overeenkomstig de korte procedure die in EN 648 wordt omschreven.

    Beoordeling en controle: De aanvrager of de leverancier(s) van chemische stoffen verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, met de desbetreffende testverslagen overeenkomstig de normen EN 646 en/of EN 648, al naargelang het geval.

    Of de aanvrager verstrekt een verklaring dat geen kleurstoffen of witmakers zijn gebruikt.

    Criterium 6(b) — Slijmwerende en antimicrobiële stoffen

    Monsters van het uiteindelijke tissueproduct mogen niet leiden tot groeivertraging bij micro-organismen overeenkomstig EN 1104.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, met de desbetreffende testverslagen overeenkomstig EN 1104.

    Criterium 6(c) — Productveiligheid

    Uiteindelijke tissueproducten die gerecyclede vezels bevatten, mogen geen van de onderstaande gevaarlijke stoffen bevatten boven de gespecificeerde grenswaarde en overeenkomstig de gespecificeerde testnormen:

    formaldehyde: 1 mg/dm2 overeenkomstig EN 1541 (extractie met koud water);

    gloxal: 1,5 mg/dm2 overeenkomstig DIN 54603;

    pentachloorfenol: 2 mg/kg overeenkomstig EN ISO 15320 (extractie met koud water).

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, samen met desbetreffende testverslagen overeenkomstig de respectieve normen.

    Criterium 6(d) — Geschiktheid voor gebruik

    Het tissueproduct met de EU-milieukeur moet aan alle respectieve eisen voldoen van het land waar het in de handel wordt gebracht.

    Voor gestructureerd tissuepapier is het absorptievermogen van een afzonderlijk basisvel tissuepapier vóór bewerking gelijk aan of hoger dan 10,0 g water/g tissuepapier.

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, samen met relevante ondersteunende documentatie.

    Producenten garanderen de geschiktheid van hun producten door documentatie te verstrekken waaruit blijkt dat de productkwaliteit aan de norm EN ISO/IEC 17050 voldoet. Deze norm bevat algemene criteria voor de verklaring van conformiteit met normatieve documenten, van leveranciers.

    Voor gestructureerd tissuepapier verstrekt de aanvrager een verklaring van conformiteit met deze eis, met een desbetreffend testverslag overeenkomstig EN ISO 12625-8:2010.

    Criterium 7 — Informatie op de EU-milieukeur

    De aanvrager volgt de instructies voor het juiste gebruik van het logo van de EU-milieukeur die in de richtsnoeren voor het logo van de EU-milieukeur worden gegeven:

    http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

    Als gebruik wordt gemaakt van het facultatieve etiket met tekstvak, dan bevat dit de volgende drie verklaringen:

    Lage emissies in lucht en water tijdens productie;

    Laag energiegebruik tijdens productie;

    xx % vezels uit duurzame bronnen/xx % gerecyclede vezels (naargelang het geval).

    Beoordeling en controle: De aanvrager verstrekt een verklaring van conformiteit met dit criterium, met een afbeelding van de verpakking van het product waarop duidelijk het etiket, het registratie/vergunningsnummer en, indien van toepassing, de verklaringen die samen met het etiket zijn aangebracht, zijn afgebeeld.


    (1)  De hoogste waarde slaat op fabrieken die eucalyptus gebruiken uit regio's die rijker zijn aan fosfor (bv. Iberische eucalyptus).

    (2)  NOx-emissiewaarde voor niet-geïntegreerde CTMP-fabrieken die pulp flash-drogen met stoom uit biomassa.

    (3)  COD-waarde voor sterk gebleekte houthoudende pulp (70 - 100 % vezels in het eindproduct).

    (4)  Methodology for Ecodesign of Energy-related Products (methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten).

    (*1)  H317-beperkingen zijn alleen van toepassing op commerciële kleurstofformules, kleurstoffen, afwerkingsmiddelen en coatingmaterialen die voor papier worden gebruikt.

    (*2)  De beperking van aluminium is niet van toepassing op aluminosilicaten.


    Top