This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32015R2272
Commission Implementing Regulation (EU) 2015/2272 of 7 December 2015 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of certain seamless pipes and tubes of iron or steel originating in the People's Republic of China following an expiry review pursuant to Article 11(2) of Council Regulation (EC) No 1225/2009
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2272 van de Commissie van 7 december 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2272 van de Commissie van 7 december 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
PB L 322 van 8.12.2015, p. 21–41
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 09/12/2020: This act has been changed. Current consolidated version: 10/12/2015
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32015R2272R(01) | (HR) | |||
Modified by | 32019R0251 | vervanging | artikel 1 lid 2 | 09/12/2015 | |
Modified by | 32019R0251 | vervanging | bijlage tabel | 09/12/2015 |
8.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 322/21 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2272 VAN DE COMMISSIE
van 7 december 2015
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
A. DE PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) |
Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening, heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) bij Verordening (EG) nr. 926/2009 (2) („de oorspronkelijke maatregelen”). De oorspronkelijke maatregelen waren gebaseerd op een vaststelling van dreigende schade en werden nietig verklaard in een arrest van het Gerecht (3) voor zover het de uitvoer van producten door Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd betrof. Dit arrest is momenteel in beroep in behandeling bij het Hof van Justitie (4). |
(2) |
De opgelegde maatregelen bestonden uit de volgende ad-valoremrechten: 17,7 % voor de onderneming Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd, 27,2 % (andere medewerkende ondernemingen) en 39,2 % (alle andere ondernemingen). |
2. Geldende maatregelen ten aanzien van andere derde landen
(3) |
Op het ogenblik zijn er maatregelen van kracht tegen de invoer van NBP van oorsprong uit Rusland en Oekraïne (5). De antidumpingmaatregelen tegen Kroatië waren afgelopen op 26 juni 2012 (6). |
3. Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
(4) |
Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (7), heeft de Commissie een op artikel 11, lid 2, van de basisverordening gebaseerd verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in te stellen, ontvangen. |
(5) |
Het verzoek werd ingediend door het Defence Committee of the Seamless Steel Tubes Industry of the European Union („de indiener van het verzoek”) namens producenten die goed zijn voor meer dan 25 % van de totale productie van naadloze buizen en pijpen in de Unie. |
(6) |
Het verzoek werd ingediend omdat gevreesd werd dat het vervallen van de maatregelen zou leiden tot voortzetting van de dumping en voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
(7) |
Op 3 oktober 2014 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geopend. Het bericht is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (8) („bericht van opening”). |
4. Bij het onderzoek betrokken partijen
(8) |
In het bericht van opening werden belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Bovendien heeft de Commissie de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, producenten-exporteurs, importeurs en haar bekende betrokken gebruikers in de Unie en de Chinese autoriteiten specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek en hun verzocht eraan deel te nemen. |
(9) |
De Commissie heeft ook producenten in de Verenigde Staten van Amerika („de VS”) van de opening van het onderzoek op de hoogte gesteld en hen uitgenodigd eraan deel te nemen. In het bericht van opening heeft de Commissie de belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat zij de intentie had de VS te gebruiken als derde land met markteconomie („het referentieland”) in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. |
(10) |
Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek en te verzoeken om te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. |
4.1. Steekproeven
(11) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
a) Steekproef van producenten in de Unie
(12) |
In het bericht van opening heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld en heeft zij de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken. De steekproef werd samengesteld aan de hand van de omvang van de verkoop van het soortgelijke product tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek in de Unie, waarbij werd gezorgd voor een geografische spreiding. De steekproef bestond uit zes ondernemingen in Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Roemenië en Slowakije die samen goed waren voor ongeveer 55 % van de totale verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers. Er werden geen opmerkingen ontvangen en dus werden de voorlopig geselecteerde ondernemingen in de definitieve steekproef opgenomen. |
b) Steekproef van importeurs
(13) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden alle niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken. |
(14) |
Gezien het feit dat slechts vier niet-verbonden importeurs zich aanmeldden en de in het bericht van opening gevraagde informatie verstrekten, werd een steekproef niet nodig geacht. Slechts een van de vier niet-verbonden importeurs verleende echter medewerking aan het onderzoek en antwoordde op de opgestuurde vragenlijst. |
c) Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC
(15) |
Gezien het grote aantal producenten-exporteurs in de VRC, werd in het bericht van opening overwogen een steekproef samen te stellen. |
(16) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of met hen contact op te nemen. |
(17) |
Aangezien slechts drie producenten-exporteurs in de VRC de Commissie de gevraagde informatie hebben verstrekt, werd een steekproef niet nodig geacht. |
4.2. Vragenlijsten en controles ter plaatse
(18) |
De Commissie heeft alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen. |
(19) |
Er werden vragenlijsten verstuurd aan de drie Chinese producenten-exporteurs die zich tijdens de steekproef hadden gemeld, aan de zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, aan de vier niet-verbonden importeurs die zich tijdens de steekproef hadden gemeld en aan zeven gebruikers. Tweeëntwintig mogelijke referentieproducenten in zes landen, te weten Argentinië, Brazilië, Japan, Mexico, Oekraïne en de VS, werden geïdentificeerd en ontvingen een vragenlijst. |
(20) |
Er werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van één Chinese producent-exporteur, drie referentieproducten in de VS, de zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, één importeur en drie gebruikers. |
(21) |
Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
5. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(22) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van het voortduren of opnieuw optreden van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot het eind van het tijdvak van het nieuwe onderzoek („de beoordelingsperiode”). |
6. Mededeling van feiten en overwegingen
(23) |
Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen aan de hand waarvan werd beoogd de definitieve antidumpingmaatregelen te handhaven. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. Alleen de indiener van het verzoek heeft na de mededeling opmerkingen gemaakt. |
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(24) |
Het betrokken product is hetzelfde product als dat in het in overweging 1 bedoelde oorspronkelijke onderzoek, d.w.z. naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm en een koolstofequivalent (Carbon Equivalent Value, CEV) van niet meer dan 0,86 volgens de formule en chemische analyse van het Internationaal Instituut voor lastechniek (IIL) (9), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 19 10, ex 7304 19 30, ex 7304 23 00, ex 7304 29 10, ex 7304 29 30, ex 7304 31 20, ex 7304 31 80, ex 7304 39 10, ex 7304 39 52, ex 7304 39 58, ex 7304 39 92, ex 7304 39 93, ex 7304 51 81, ex 7304 51 89, ex 7304 59 10, ex 7304 59 92 en ex 7304 59 93, van oorsprong uit de VRC. |
2. Soortgelijk product
(25) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
|
(26) |
De Commissie heeft geconcludeerd dat deze producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
1. Inleidende opmerkingen
(27) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is nagegaan of er sprake was van dumping en of het vervallen van de geldende maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping zou leiden. |
(28) |
Zoals hiervoor aangegeven, meldden drie Chinese producenten-exporteurs zich na de opening van het onderzoek en ontvingen zij een vragenlijst. Er werd echter slechts één antwoord ontvangen. De producent-exporteur die zijn medewerking verleende, was goed voor meer dan 25 % van de Chinese invoer in de Unie en deze invoer werd representatief geacht voor de totale invoer vanuit de VRC in de Unie. De bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van een voortzetting of herhaling van dumping zoals hierna uiteengezet, werden dus gebaseerd op de gegevens van de medewerkende producent-exporteur. |
2. Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
2.1. Referentieland
(29) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. Daartoe moest een derde land met een markteconomie worden gekozen („het referentieland”). |
(30) |
In het bericht van opening deelde de Commissie de belanghebbenden mee dat zij de intentie had om, evenals in het oorspronkelijke onderzoek, de VS als mogelijk referentieland te gebruiken en nodigde zij de belanghebbenden uit opmerkingen in te dienen. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. |
(31) |
De Commissie nam evenwel contact op met een aantal andere mogelijke referentielanden (Argentinië, Brazilië, India, Japan, de Republiek Korea, Mexico, de Russische Federatie en Oekraïne) om hun om medewerking en informatie te verzoeken. |
(32) |
Drie producenten uit de VS verleenden medewerking en beantwoordden de vragenlijst. |
(33) |
Er werd vastgesteld dat de concurrentie op de Amerikaanse markt zeer sterk was, met een groot aantal producenten dat op de binnenlandse markt verkocht en een aanzienlijke invoer (ondanks de van kracht zijnde antidumpingrechten tegen de VRC). De hoeveelheden die op de Amerikaanse markt werden verkocht, waren aanzienlijk en ook het productaanbod was vergelijkbaar met de Chinese markt. Bovendien bleken de gebruikte grondstoffen en het productieproces van de medewerkende producenten in een referentieland vergelijkbaar met die op de Chinese markt. Op grond daarvan en gezien de verleende medewerking, werd de VS geacht een geschikt referentieland te zijn overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. |
2.2. Normale waarde
(34) |
De informatie die is verkregen van de medewerkende producenten in de VS werd gebruikt als basis voor de vaststelling van de normale waarde voor producenten-exporteurs in de VRC. |
(35) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop voor de medewerkende producenten in de VS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek representatief was. De binnenlandse verkoop werd als representatief beschouwd indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt ten minste 5 % vertegenwoordigde van de totale omvang van de Chinese uitvoer van het betrokken product naar de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Op basis hiervan werd de binnenlandse verkoop in de VS representatief geacht. |
(36) |
Verder heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product kon worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Dit onderzoek werd verricht door het aandeel winstgevende verkopen van de productsoort in kwestie aan onafhankelijke afnemers te bepalen. In gevallen waarin de binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort in voldoende hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde van alle binnenlandse verkopen van die soort tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(37) |
Voor de productsoorten waarbij meer dan 80 % van het verkoopvolume op de binnenlandse markt van de productsoort werd verkocht tegen prijzen die hoger lagen dan de productiekosten en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde, naar productsoort, berekend als het gewogen gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkopen van de soort in kwestie, ongeacht of die verkoop al dan niet winstgevend was. |
(38) |
Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
2.3. Uitvoerprijs
(39) |
De medewerkende producent-exporteur voerde rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. De uitvoerprijs was de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het onderzochte product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening. |
2.4. Vergelijking
(40) |
De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs vergeleken in het stadium af fabriek. Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, is overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor verschillen in vervoerskosten (binnenlands en zeevracht), kosten voor verzekering, bankkosten en commissies. |
2.5. Dumpingmarge
(41) |
De Commissie heeft de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product in het referentieland vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige betrokken productsoort voor de medewerkende producent-exporteur, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening. Op basis hiervan bedroeg de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de medewerkende producent-exporteur, uitgedrukt als percentage van kosten, verzekering en vracht (cif-prijs), grens Unie, vóór inklaring, 158,3 %. |
3. Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken
(42) |
De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk is dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen komen te vervallen. De volgende elementen zijn onderzocht: de prijs van uitvoer naar andere bestemmingen, de productie- en reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. |
3.1. De uitvoer vanuit de VRC naar andere bestemmingen
(43) |
Volgens de Chinese databank voor uitvoerstatistieken bedroeg de Chinese uitvoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal in 2013 wereldwijd (124 landen, exclusief de Unie) 4,6 miljoen ton. De prijzen varieerden van 400 EUR/ton tot 4 500 EUR/ton. De Chinese invoer in de Unie bedroeg 68 000 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, met een gemiddelde prijs van minder dan 700 EUR/ton (op basis van gegevens van Eurostat). De Commissie was van mening dat als gevolg van dergelijke aanzienlijke prijsverschillen geen eenduidige conclusie kon worden getrokken ten aanzien van het Chinese prijsbeleid bij uitvoer naar andere derde landen. Uit het onderzoek bleek echter dat de gemiddelde uitvoerprijs van de medewerkende producent-exporteur in de VRC naar derde markten (Chili, Iran, Korea, VAE en Turkije) lager was dan de gemiddelde Chinese uitvoerprijs naar de Unie. Bovendien worden de door de Chinese producenten-exporteurs uitgevoerde hoeveelheden en de aangerekende prijzen op sommige belangrijke uitvoermarkten zoals de Unie, Canada, de VS, Colombia, Mexico, Brazilië, Rusland, Belarus en Kazachstan beïnvloed door van kracht zijnde maatregelen zoals antidumpingrechten of vrijwaringsmaatregelen. |
3.2. Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit
(44) |
Uit het onderzoek bleek dat de productiecapaciteit in de VRC aanzienlijk was gegroeid sinds het oorspronkelijke onderzoek. Uit openbaar beschikbare gegevens die tijdens de controle ter plaatse werden verzameld, is gebleken dat de productiecapaciteit 32 miljoen ton bedroeg (10). De door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens duiden op een nog hogere productiecapaciteit van tot 43 miljoen ton. Beide bronnen bevestigen dat de productiecapaciteit van de Chinese producenten sinds het oorspronkelijke onderzoek aanzienlijk is gestegen, nl. met ten minste 60 %. |
(45) |
Alle verzamelde informatie bevestigt dat er sprake is van overcapaciteit in de Chinese industrie. Er werd geen informatie ingediend waaruit bleek dat het binnenlandse verbruik in de VRC in de volgende jaren zou toenemen, in zodanige mate dat de bestaande overcapaciteit in de VRC zou kunnen worden opgenomen. |
(46) |
Uit het onderzoek bleek dat de productie in de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek rond de 30 miljoen ton bedroeg, zodat er een reservecapaciteit van ten minste 2 miljoen ton was. Deze reservecapaciteit vormt meer dan 100 % van het verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek en werd derhalve aanzienlijk geacht. Er is dus een belangrijke reserveproductiecapaciteit beschikbaar in de VRC, die, gezien de conclusies met betrekking tot de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de problemen op de binnenlandse markt wat het opnemen van de reservecapaciteit betreft, waarschijnlijk zal worden gebruikt om de uitvoer naar de markt van de Unie op te voeren indien de maatregelen worden ingetrokken. |
3.3. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(47) |
Volgens Eurostat daalde de invoer vanuit de VRC in de Unie eerst van 78 000 ton in 2011 tot meer dan 47 000 ton in 2012 en steeg deze weer naar bijna 68 000 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De afname van de invoer in 2012 viel samen met een krimpende vraag op de markt van de Unie. Hoewel de vraag verder kromp tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, steeg het invoervolume, waardoor het marktaandeel van de Chinese invoer steeg tot 3,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(48) |
Zoals vastgesteld in overweging 41, vond de invoer uit de VRC plaats met dumping tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, terwijl maatregelen van kracht waren. De vastgestelde dumpingmarge was zelfs aanzienlijk hoger dan de dumpingmarge die tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld. Als de invoer met dumping bleef plaatsvinden toen maatregelen van kracht waren, is er geen reden om aan te nemen dat de prijzen van de invoer uit de VRC zouden stijgen wanneer de maatregelen zouden worden ingetrokken, laat staan tot een niveau dat voldoende is om een einde te maken aan de dumping. |
(49) |
Zoals opgemerkt in overweging 43 wordt de mogelijkheid tot uitbreiding of voortzetting van de Chinese uitvoer naar een aantal belangrijke uitvoermarkten aanzienlijk beperkt door bestaande maatregelen met betrekking tot de invoer van Chinese naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal op deze markten. Er werd tegelijkertijd vastgesteld dat de uitvoerprijs naar de Unie van de medewerkende Chinese producent-exporteur hoger was dan zijn uitvoerprijs naar derde markten, wat erop duidt dat de markt van de Unie, ondanks de van kracht zijnde rechten, aantrekkelijk is. Daarnaast werd aangetoond dat de markt van de Unie een eenvoudig doel zou zijn voor het opnemen van een aanzienlijk deel van de Chinese reservecapaciteit, die vrijwel zeker tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie zou worden gebracht wanneer geen antidumpingmaatregelen van kracht zouden zijn. |
(50) |
Bovendien bedroeg de Chinese uitvoer naar de Unie voor de invoering van de maatregelen in 2009 542 840 ton, d.w.z. bijna acht keer meer dan tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Hieruit blijkt dat de markt van de Unie wat marktomvang betreft aantrekkelijk is voor Chinese invoer en dat er op de markt van de Unie capaciteit bestaat om een toegenomen invoer uit de VRC op te nemen. De van kracht zijnde antidumpingmaatregelen verhinderden dat Chinese producenten-exporteurs hun verkopen naar de Unie konden uitbreiden. Die verkoop zou waarschijnlijk weer stijgen wanneer de maatregelen komen te vervallen, met name gezien de beschikbaarheid van een aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC, zoals hierna wordt uitgelegd. |
(51) |
Bovendien is het, zoals toegelicht in overweging 45, zelfs wanneer het verbruik op de Chinese markt significant zou zijn gegroeid sinds het oorspronkelijke onderzoek, onwaarschijnlijk dat de aanzienlijke reserveproductiecapaciteit van de Chinese producenten op de binnenlandse markt kan worden opgenomen. |
(52) |
Daarom zouden de Chinese producenten-exporteurs hun uitvoer naar de markt van de Unie tegen dumpingprijzen zeer waarschijnlijk uitbreiden wanneer de huidige maatregelen komen te vervallen. |
3.4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping
(53) |
Uit het onderzoek blijkt dat de Chinese verkoop van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal aan de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen plaatsvond. Met het oog op de aanzienlijke reservecapaciteit die beschikbaar is in de VRC (en die groter is dan het totale verbruik in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek), de maatregelen die op andere derde markten van toepassing zijn op de Chinese invoer en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, concludeerde de Commissie dat het zeer waarschijnlijk is dat de dumping wordt voorgezet wanneer de maatregelen worden ingetrokken. |
D. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE
1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
(54) |
In de bedrijfstak van de Unie hebben sinds het oorspronkelijke onderzoek geen belangrijke structurele veranderingen plaatsgevonden. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product vervaardigd door ongeveer twintig bekende producenten in de Unie. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(55) |
De totale productie in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op basis van de informatie verkregen van de medewerkende producenten in de Unie en door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. |
(56) |
Zoals aangegeven in overweging 12, werd vanwege het grote aantal producenten in de Unie een steekproef van zes producenten in de Unie samengesteld. De steekproef werd representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie en vertegenwoordigde ongeveer 60 % van de totale verkoop in de Unie. |
2. Verbruik in de Unie
(57) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van i) het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie op basis van door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en ii) de invoervolumes uit derde landen in de Unie op basis van de gegevens van Eurostat. De indiener van het verzoek verzamelde de verkoopgegevens van zestien producenten in de Unie en voegde deze samen en maakte een schatting van de gegevens voor de rest. |
(58) |
Het aldus vastgestelde verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 1 Verbruik in de Unie
|
(59) |
Tijdens de beoordelingsperiode nam het verbruik in de Unie af met 19 %. Meer specifiek kromp de markt van de Unie voor het onderzochte product en het soortgelijke product gestaag tot 2013 (met 22 %) en vond vervolgens een lichte verbetering plaats in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (van 3,4 %). |
(60) |
De dalende trend in het verbruik in de Unie kan voornamelijk worden verklaard door de inkrimping van de vraag vanuit de bouw-, industrie- en elektriciteitsproductiesector, die zich niet herstelde tot de niveaus van voor de crisis, d.w.z. van voor 2009. |
3. Invoer uit het betrokken land
3.1. Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land
Tabel 2
Omvang van de invoer en marktaandeel
Land |
|
2011 |
2012 |
2013 |
TNO |
VRC |
Volume (ton) |
78 153 |
47 279 |
55 777 |
67 977 |
Index |
100 |
60 |
71 |
87 |
|
Marktaandeel (%) |
3,3 |
2,3 |
3 |
3,6 |
|
Bron: Eurostat. |
(61) |
Gedurende de beoordelingsperiode daalde het invoervolume van het onderzochte product vanuit de VRC naar de Unie met 13 %, van ongeveer 78 000 ton in 2011 tot 68 000 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Het invoervolume vanuit de VRC daalde aanzienlijk in 2012 (met 40 %) en steeg sindsdien gestaag (met 18 % in 2013 ten opzichte van 2012 en vervolgens met 22 % ten opzichte van 2013 in het tijdvak van het nieuwe onderzoek). |
(62) |
De invoer van het onderzochte product vanuit de VRC in de Unie daalde minder sterk dan het verbruik in de Unie, wat resulteerde in een marginale toename van het marktaandeel van de Chinese invoer van 3,3 % in 2011 tot 3,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Meer specifiek daalde het marktaandeel in 2012 tot 2,3 % en nam dit daarna toe tot 3 % respectievelijk 3,6 % in 2013 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
3.2. Invoerprijs uit het betrokken land
(63) |
Onderstaande tabel bevat de gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC: Tabel 3 Invoerprijzen
|
(64) |
Tussen 2011 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalde de gemiddelde prijs van de invoer van het onderzochte product uit de VRC met 14 %, van 801 EUR/ton in 2011 tot 692 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Meer specifiek steeg de Chinese invoerprijs met 3 % in 2012 en daalde deze vervolgens met meer dan 16 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producent-exporteur lag op hetzelfde niveau als de gemiddelde invoerprijzen van Eurostat en volgde tijdens de beoordelingsperiode dezelfde trend. |
3.3. Prijsonderbieding
(65) |
De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde verkoopprijs die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie aanrekenden, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, met de gemiddelde prijs van de invoer uit het betrokken land aangerekend aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau (kosten, verzekering en vracht) op basis van de gecontroleerde gegevens van de medewerkende Chinese producent-exporteur. |
(66) |
Voor de berekening van de prijsonderbieding werd de informatie van alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek gebruikt. De vergelijking toonde aan dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge, uitgedrukt in procenten van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek 28,4 % bedroeg. Wanneer hiervan de antidumpingheffing van 17,7 % die van toepassing is op de medewerkende Chinese producent-exporteur zou worden afgetrokken, zou de prijsonderbiedingsmarge 39,2 % bedragen. |
4. Invoer uit derde landen
(67) |
De omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer uit andere derde landen ontwikkelden zich als volgt: Tabel 4 Invoer uit andere derde landen
|
(68) |
Tijdens de beoordelingsperiode stegen de invoervolumes vanuit Oekraïne met 34 % tot 59 656 ton tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, terwijl de invoervolumes vanuit Japan, Rusland en Belarus in dezelfde periode daalden met respectievelijk 59 %, 58 % en 12 % tot respectievelijk 21 426 ton, 7 977 ton en 29 600 ton. De invoervolumen vanuit andere derde landen stegen met 31 % van 43 230 ton tot 56 509 ton. Oekraïne en andere derde landen hadden een aandeel van rond 3 % van de markt van de Unie, terwijl Japan en Belarus een aandeel van respectievelijk ongeveer 1 % en 2 % hadden. Het marktaandeel van Rusland was marginaal en bedroeg 0,4 % tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(69) |
In de invoerprijzen vanuit Oekraïne, Belarus en Rusland was een dalende lijn zichtbaar tijdens de beoordelingsperiode, terwijl in de invoerprijzen vanuit Japan en andere derde landen sprake was van een stijgende tendens. Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek lag de invoerprijs van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal vanuit Belarus en Oekraïne op ongeveer 780 EUR/ton, terwijl deze voor Japan en andere derde landen rond de 2 330 EUR/ton en 1 327 EUR/ton bedroeg. De invoerprijs voor Rusland bedroeg ongeveer 900 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Er zijn momenteel antidumpingmaatregelen van toepassing op de invoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal vanuit Oekraïne en Rusland. |
5. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
5.1. Algemene opmerkingen
(70) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie van de invoer met dumping een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. |
(71) |
Voor het onderzoek naar de schade heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro- en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie beoordeelde de macro-economische indicatoren aan de hand van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens, die bestonden uit gegevens over de zestien producenten in de Unie en schattingen voor de rest, zoals aangegeven in overweging 57; die gegevens hebben betrekking op alle bekende producenten in de Unie. Bij het beoordelen van de micro-economische indicatoren is de Commissie uitgegaan van de gegevens met betrekking tot de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. |
(72) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden. |
(73) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
5.2. Macro-economische indicatoren
a) Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(74) |
De totale productie, de totale productiecapaciteit en de totale bezettingsgraad in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 5 Productie in de Unie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(75) |
De productie van de bedrijfstak van de Unie daalde met 10 % tijdens de beoordelingsperiode, van een niveau van 3 746 432 ton in 2011 tot een niveau van 3 361 226 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Meer specifiek daalde de productie eerst met 12 % tot 2013 en steeg zij vervolgens licht met 2 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(76) |
De productiecapaciteit bleef in het algemeen stabiel tijdens de beoordelingsperiode en bedroeg ongeveer 5 miljoen ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(77) |
De bezettingsgraad ontwikkelde zich, als gevolg van de daling van het productievolume en de stabiele productiecapaciteit, in overeenstemming met het productievolume, namelijk eerst een daling tot 65 % tot 2013 en vervolgens een lichte stijging tot 67 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In totaal daalde de bezettingsgraad van 73 % in 2011 tot 67 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
b) Verkoopvolume en marktaandeel
(78) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 6 Verkoopvolume en marktaandeel
|
(79) |
Het totale verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie zoals vermeld in tabel 6 omvat verkopen aan verbonden en niet-verbonden afnemers die marktconform bleken te zijn. |
(80) |
De totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 20 %. De verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde tot 2013 met 22 % en verbeterde zich vervolgens marginaal tot 1,6 miljoen ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De daling in de verkoop van de bedrijfstak van de Unie is voornamelijk een gevolg van de inkrimping van de vraag in de Unie naar naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal (zie overweging 60). Als gevolg hiervan verloor de bedrijfstak van de Unie 2 procentpunten van het marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode en kwam dit uit op 87 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
c) Groei
(81) |
Terwijl het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 19 % is gedaald, is het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 20 % afgenomen, wat neerkwam op een verlies van marktaandeel met 2 procentpunten. |
d) Werkgelegenheid en productiviteit
(82) |
De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 7 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(83) |
De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 2 % en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren 20 768 werknemers in de bedrijfstak werkzaam. |
(84) |
De productiviteit daalde in de beoordelingsperiode met 9 % doordat het personeelsbestand in de Unie langzamer daalde dan de productie in de Unie. Onder normale economische omstandigheden duurt het inderdaad langer totdat de bedrijfstak van de Unie zich heeft aangepast aan de inkrimping van de vraag, waardoor er meestal sprake is van een na-ijleffect wat de afname van de productie en de daling van het aantal werknemers betreft. |
e) Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(85) |
De voor de VRC vastgestelde dumpingmarge lag aanzienlijk boven de de-minimisdrempel, terwijl de volumes van de invoer uit de VRC tijdens de hele beoordelingsperiode klein bleven. Uit het onderzoek bleek dat naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal vanuit de VRC nog steeds tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie werden ingevoerd en dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk verslechterde, zoals geconcludeerd in de overwegingen 99 tot en met 102. |
5.3. Micro-economische indicatoren
a) Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
(86) |
De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 8 Gemiddelde verkoopprijs
|
(87) |
De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 10 % tot 1 170 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De prijsdaling kan worden gezien als een gevolg van de inspanningen van de bedrijfstak van de Unie om de kosten te beperken en daarnaast van de prijsdruk die uitging van de laaggeprijsde Chinese invoer. |
(88) |
Ook de gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Unie daalden met 10 % tijdens de beoordelingsperiode, van 1 257 EUR/ton in 2011 tot 1 128 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De daling van de productiekosten kan voornamelijk worden verklaard door een efficiënter productieproces en efficiëntere apparaten. |
b) Loonkosten
(89) |
De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 9 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(90) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer bleven relatief stabiel tijdens de beoordelingsperiode, met een marginale daling van 1 % tijdens de beoordelingsperiode. Meer specifiek daalden de gemiddelde loonkosten in 2012 met 1 %, stegen deze vervolgens met 0,5 %, om vervolgens weer met 1 % te dalen. |
c) Voorraden
(91) |
De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 10 Voorraden
|
(92) |
De eindvoorraden stegen tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 6 %. Van 2011 tot 2012 daalden de eindvoorraden na een afname van het productievolume en een toename van de omvang van de uitvoer. Van 2012 tot 2013 namen de voorraden toe na een afname van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie. Vanaf 2013 tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalden de eindvoorraden wederom, voornamelijk vanwege een stijging van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie zowel op de markt van de Unie als daarbuiten. |
(93) |
Uit het onderzoek bleek dat de productie in deze bedrijfstak voornamelijk plaatsvindt op basis van kortetermijnbestellingen van afnemers en dat de voorraden derhalve een relatief laag percentage van de productie vertegenwoordigen. De eindvoorraden als percentage van de productie volgden de trend van de eindvoorraden en stegen marginaal van 3,9 % in 2011 naar 4,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, met name vanwege de afname van de totale verkoop in de Unie. Meer specifiek daalde het percentage tussen 2011 en 2012 met 0,3 procentpunten en steeg het vervolgens met 1,5 procentpunt in 2013, om de in overweging 92 genoemde redenen. |
d) Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(94) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 11 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(95) |
De Commissie stelde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet. De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie schommelde van het ene op het andere jaar, afhankelijk van de marktomstandigheden en steeg in het totaal van 2,9 % tot 3,6 % tijdens de beoordelingsperiode, voornamelijk vanwege de verkochte productmix, d.w.z. de bedrijfstak van de Unie verkocht meer producten met een relatief hogere winstmarge. De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie steeg tot 5,7 % in 2012, daalde vervolgens tot 1,7 % in 2013 en steeg weer tot 3,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(96) |
De netto kasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. In de beoordelingsperiode is de netto kasstroom meer dan verviervoudigd. De significante stijging in de netto kasstroom kan voornamelijk worden uitgelegd door veranderingen in het werkkapitaal. |
(97) |
De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode marginaal toe met 3 %. Dit waren vooral investeringen voor het vervangen van de productieapparatuur. |
(98) |
Het rendement van investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product steeg tijdens de beoordelingsperiode van 3,7 % tot 7,6 %. Net als de winst, was de trend van het rendement van investeringen instabiel, aangezien dit eerst steeg tot 8,2 % in 2012, vervolgens daalde tot 5,9 % in 2013 en daarna weer steeg tot 7,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
5.4. Conclusie inzake schade
(99) |
Een aantal indicatoren, met name de financiële indicatoren, is tijdens de beoordelingsperiode verbeterd. De winstgevendheid steeg marginaal van 2,9 % naar 3,6 %, wat net iets hoger is dan de nagestreefde winst van 3 % die werd vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek. Het rendement van investeringen verbeterde zich van 3,7 % tot 7,6 %, terwijl de netto kasstroom zich meer dan verviervoudigde. Uit deze ontwikkelingen blijkt dat de geldende antidumpingmaatregelen effectief waren, aangezien de bedrijfstak van de Unie werd beschermd tegen de mogelijk schadelijke gevolgen van de invoer met dumping van Chinese naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal. |
(100) |
Aan de andere kant bleek uit enkele van de belangrijkste schade-indicatoren, en met name uit de macro-economische indicatoren, dat desalniettemin een negatieve ontwikkeling plaatsvond tijdens de beoordelingsperiode. Het productievolume nam af met 10 %, het volume van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde met 20 %, de bezettingsgraad daalde tot 67 %, het marktaandeel van de Unie nam af met 2 procentpunten en de werkgelegenheid daalde met 2 %. Gezien de afnemende vraag naar naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal, produceerde de bedrijfstak van de Unie minder en werd minder verkocht op de markt van de Unie, wat leidde tot relatief lage bezettingsgraden die een negatieve invloed hadden op de vaste prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Opgemerkt moet worden dat de bezettingsgraad aanzienlijk daalde na het oorspronkelijke onderzoek, van 90 % tijdens het oorspronkelijke onderzoek tot 67 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
(101) |
Het beeld van de bedrijfstak van de Unie was dus gemengd. Enkele van de belangrijkste schade-indicatoren, zoals verkoop, productievolumes en marktaandeel duidden op negatieve trends tijdens de beoordelingsperiode. Tegelijkertijd duidden tijdens dezelfde periode andere factoren, zoals winstgevendheid, rendement van investeringen en de kasstroom, juist op positieve trends. Uit het onderzoek bleek niettemin dat ondanks deze positieve ontwikkelingen ten aanzien van sommige schadefactoren, de bedrijfstak van de Unie zich in een situatie bevindt waarin deze een toename van de invoer met dumping vanuit de VRC niet het hoofd zou kunnen bieden. Wat nog belangrijker is, is dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie in het algemeen een duidelijke verslechtering vertoonde in vergelijking met het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. Hoewel de bedrijfstak van de Unie dus winstgevend was tijdens de beoordelingsperiode, waren de winstniveaus aanzienlijk lager dan tijdens het oorspronkelijke onderzoek (3,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ten opzichte van 15,4 % tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek) en varieerden deze sterk van het ene op het andere jaar als gevolg van de marktomstandigheden voor naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal (bv. van 5,7 % in 2012 tot 1,7 % in 2013 en vervolgens tot 3,6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek). |
(102) |
Op grond van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade had geleden als bedoeld in artikel 3, lid 5, van de basisverordening en dat deze niet was blootgesteld aan een dreiging van schade zoals bedoeld in artikel 3, lid 9, van de basisverordening, met name vanwege het feit dat de antidumpingmaatregelen die van kracht waren de bedrijfstak van de Unie beschermden tegen de schadelijke gevolgen van de Chinese invoer met dumping. De situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde echter aanzienlijk in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek, met instabiele winstniveaus en lage bezettingsgraden. |
6. Waarschijnlijkheid van een herhaling van schade
(103) |
Zoals geconcludeerd in de overwegingen 99 tot en met 102, leed de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, maar verslechterde de situatie aanzienlijk in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek. Zoals uiteengezet in overweging 41, vond de invoer uit China in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met dumping plaats en, zoals geconcludeerd in overweging 53, is het zeer waarschijnlijk is dat de dumping wordt voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(104) |
Uit het oorspronkelijke onderzoek bleek dat een dreiging van schade bestond als bedoeld in artikel 3, lid 9, van de basisverordening. Tijdens het huidige onderzoek werd vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat een dreiging van schade zich herhaalt wanneer de maatregelen komen te vervallen. Dit is vastgesteld op basis van de beoordeling van de volgende factoren: a) de waarschijnlijke ontwikkeling van het volume van de invoer met dumping, b) de beschikbaarheid van reservecapaciteit bij de exporteurs, c) het prijsniveau van de Chinese invoer en de verwachte vraag naar meer invoer en d) de omvang van de voorraden. |
a) Waarschijnlijke ontwikkeling van het volume van de invoer met dumping
(105) |
Zoals opgemerkt in overweging 50, bedroeg de Chinese invoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal in de Unie 542 840 ton tijdens het oorspronkelijke onderzoek en daalde deze tot 68 000 ton (d.w.z. acht keer minder) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Het is waarschijnlijk dat de Chinese invoer met dumping van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal, gezien de lage prijzen hiervan, het niveau van de invoer van het oorspronkelijke onderzoek (542 840 ton) zou kunnen halen wanneer de maatregelen komen te vervallen. Met het oog op de afnemende vraag in de Unie naar naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal (van 3,2 miljoen ton tijdens het oorspronkelijke onderzoek tot 1,9 miljoen ton tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek), zou deze verwachte stijging van de invoer van Chinese naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal tegen dumpingprijzen waarschijnlijk betekenen dat het Chinese marktaandeel zou stijgen van de huidige 3,6 % tot ongeveer 30 %. Uit het onderzoek bleek ook dat de afnemers in de Unie hun kortetermijnbestellingen bij producenten in de Unie relatief gemakkelijk bij de Chinese producenten-exporteurs zouden kunnen plaatsen wanneer de maatregelen komen te vervallen. Dit zou negatieve gevolgen hebben voor de producenten in de Unie, aangezien minder bestellingen een lager productieniveau betekent en het werken met een economisch onhoudbare bezettingsgraad. Om deze redenen en rekening houdend met het feit dat de Chinese productiecapaciteit voor naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal aanzienlijk is gegroeid (met ongeveer 60 %) sinds het oorspronkelijke onderzoek, is het waarschijnlijk dat de Chinese invoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal tegen dumpingprijzen de markt van de Unie zal dreigen te overspoelen en dat het Chinese marktaandeel aanzienlijk zou stijgen ten koste van de bedrijfstak van de Unie wanneer de maatregelen komen te vervallen. |
b) Beschikbaarheid van reservecapaciteit bij de exporteurs
(106) |
Zoals vastgesteld in overweging 46, werd de totale reservecapaciteit voor naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal in de VRC tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek op ongeveer 2 miljoen ton geschat. Dat was meer dan het totale verbruik van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal in de Unie in dezelfde periode. De VRC zou dus aanzienlijke extra hoeveelheden kunnen exporteren naar de markt van de Unie. Bovendien zijn in Canada, de VS, Colombia, Mexico en Brazilië antidumpingmaatregelen van kracht voor Chinese naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal, terwijl in Rusland, Belarus en Kazachstan voorlopige maatregelen zijn vastgesteld ten aanzien van de oneerlijk geprijsde Chinese invoer. Deze landen waren belangrijke uitvoerlanden voor de Chinese producenten-exporteurs voordat deze maatregelen werden ingesteld (11). Bovendien blijkt uit het verzamelde bewijs dat de grote Chinese overcapaciteit en de recente verslechtering van de Chinese economie zorgen voor een grote druk op de Chinese producenten van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal om te produceren met een hoge bezettingsgraad. In het licht hiervan werd tijdens het onderzoek vastgesteld dat het zeer waarschijnlijk is dat de Chinese producenten-exporteurs, wanneer de maatregelen worden ingetrokken, hun productie op de markt van de Unie zouden richten, die, zoals vastgesteld in de overwegingen 47 tot en met 52, nog steeds aantrekkelijk is. |
c) Waarschijnlijke ontwikkeling van het niveau van de Chinese prijzen
(107) |
Zoals uitgelegd in de overwegingen 64 tot en met 66 liggen de huidige Chinese prijzen ver onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, met een gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 28,4 % tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Zoals vastgesteld in overweging 52, zal de Chinese invoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie worden voortgezet wanneer de maatregelen worden ingetrokken. Bovendien zouden de prijzen van de Chinese invoer, zoals opgemerkt in overweging 66, de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie met 39,2 % onderbieden wanneer geen antidumpingmaatregelen van kracht zouden zijn. Mochten de maatregelen worden ingetrokken, dan zou dit hoogstwaarschijnlijk leiden tot een aanzienlijke prijsdruk op de markt van de Unie, die zal worden versterkt door de waarschijnlijke dreigende toename van de invoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal vanuit de VRC. Uit het onderzoek bleek dat de producenten in de Unie hun prijzen niet kunnen verlagen om te concurreren met de Chinese dumpingprijzen. De prijzen worden normaal gesproken overeengekomen met de afnemers op basis van het productsoort en de bestelde hoeveelheid. Zoals toegelicht in de overwegingen 92 en 93, produceren de producenten in de Unie voornamelijk op basis van kortetermijnbestellingen. Hierdoor kunnen de afnemers relatief gemakkelijk overstappen op de goedkopere Chinese invoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal. De te verwachten negatieve gevolgen zouden dus tweeledig zijn: a) aan de ene kant zou het aanzienlijke prijsverschil leiden tot een verschuiving in de richting van de laaggeprijsde, met dumping ingevoerde producten uit de VRC. Er is geen reden om aan de nemen dat het verbruik in de Unie op de korte of middellange termijn zal toenemen. De toename van met dumping ingevoerde producten uit de VRC zal dus waarschijnlijk leiden tot een groter marktaandeel op de markt van de Unie, ten koste van de bedrijfstak van de Unie. Dit zou voor de bedrijfstak van de Unie bovendien leiden tot een nog lagere bezettingsgraad, een van de cruciale elementen die tot de huidige algemene negatieve situatie van de bedrijfstak van de Unie hebben gevoerd; b) aan de andere kant zullen de laaggeprijsde, met dumping ingevoerde Chinese producten zorgen voor een aanzienlijke prijsdruk op de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie dwingen zijn verkoopprijzen verder te verlagen tot economisch onhoudbare niveaus, wat uiteindelijk tot verliezen zou leiden. |
(108) |
Het is derhalve zeer waarschijnlijk dat, gezien de grote Chinese reservecapaciteit, de bestaande antidumping- en vrijwaringsmaatregelen die op enkele van de belangrijke uitvoermarkten voor naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal van toepassing zijn op de Chinese invoer van het onderzochte product en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, zoals omschreven in overwegingen 47 tot en met 52, de invoer met dumping van laaggeprijsde Chinese producten in de Unie aanzienlijk zou toenemen wanneer de maatregelen komen te vervallen. |
d) Omvang van de voorraden
(109) |
Zoals uitgelegd in de overwegingen 92 en 93, is de omvang van de voorraden niet van bijzonder belang voor de analyse, gezien het feit dat de producenten in de Unie voornamelijk produceren op basis van kortetermijnbestellingen van afnemers en de voorraden slechts een onbeduidend percentage van de productie van de producenten in de Unie vertegenwoordigen. |
7. Conclusie
(110) |
In het licht van de bevindingen van het onderzoek, namelijk de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, de situatie op andere belangrijke exportmarkten, de waarschijnlijke dreigende significante toename van de Chinese invoer tegen dumpingprijzen en de verwachte prijsniveaus van deze met dumping ingevoerde producten, en rekening houdend met de algemene verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie sinds de instelling van de oorspronkelijke maatregelen en de inkrimping van de vraag naar naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal op de markt van de Unie, wordt ervan uitgegaan dat het intrekken van de maatregelen zeer waarschijnlijk zouden leiden tot een herhaling van een dreiging van schade. |
(111) |
Derhalve moet worden geconcludeerd dat het intrekken van de bestaande maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en een herhaling van een dreiging van schade. |
E. BELANG VAN DE UNIE
(112) |
Ingevolge artikel 21 van de basisverordening ging de Commissie na of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC tegen het belang van de Unie in haar geheel zou indruisen. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
(113) |
Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten. |
(114) |
Op basis hiervan onderzocht de Commissie of er, ondanks het feit dat de dumping waarschijnlijk zou worden voortgezet en de dreiging van schade zich zou herhalen, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie is. |
1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(115) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in een kwetsbare situatie bevond. Zoals aangegeven in overweging 60 duiden de inkrimping van de vraag in de Unie en de instabiele winstmarges en lage bezettingsgraden van de bedrijfstak van de Unie erop dat de bedrijfstak van de Unie de oneerlijk geprijsde Chinese invoer niet het hoofd zou kunnen bieden. Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat herhaling van een dreiging van schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen tegen de invoer uit China komen te vervallen. Er wordt met name verwacht dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade zou lijden en mogelijk zou verdwijnen wanneer de Chinese invoer van naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal in de Unie tegen dumpingprijzen zou worden voortgezet, gezien het feit dat verkoopverliezen zouden leiden tot hogere vaste kosten. |
(116) |
Indien de maatregelen worden gehandhaafd, zal de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ten volle profiteren van de gevolgen van de opgelegde maatregelen: het marktaandeel op de markt van de Unie zou behouden blijven en de bezettingsgraden zouden worden verbeterd. Het zou uiteindelijk mogelijk moeten zijn om de winstniveaus aan de positieve kant te houden. |
(117) |
Derhalve wordt geconcludeerd dat handhaving van de geldende maatregelen ten aanzien van de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn. |
2. Belang van de importeurs/handelaren
(118) |
Van de vier importeurs die zich meldden tijdens de publicatie van het bericht van opening antwoordde slechts één niet-verbonden importeur op de vragenlijst. |
(119) |
Uit een analyse van de gecontroleerde gegevens blijkt dat naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal slechts ongeveer 5 % tot 10 % van hun totale verkopen uitmaken. De medewerkende importeur maakte winst tijdens de onderzochte periode. De winstmarge van de medewerkende importeur voor de werkzaamheden in verband met naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal lag in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tussen de 1 % en 7 %. Op basis hiervan kan worden gesteld dat wanneer de maatregelen worden gehandhaafd, dit de activiteiten van de medewerkende importeur niet op significante wijze zou beïnvloeden. Bovendien kan uit de niet-medewerking van andere importeurs worden geconcludeerd dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de rest van de importeurs onevenredig zwaar zou worden getroffen wanneer de maatregelen zouden worden verlengd. |
3. Belang van de gebruikers
(120) |
Drie gebruikers hebben aan het onderzoek medegewerkt. Twee van de drie medewerkende gebruikers kochten naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal van de producenten in de Unie en de derde kocht Chinese naadloze buizen en pijpen van ijzer of van staal van een handelaar. Geen van de drie gebruikers voerde argumenten aan tegen de handhaving van de van kracht zijnde maatregelen. Op basis van de verstrekte informatie en in overeenstemming met de conclusies die tijdens het oorspronkelijke onderzoek werden getrokken, wordt verwacht dat de handhaving van de maatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor gebruikers. Er wordt daarentegen verwacht dat de handhaving van de maatregelen de concurrentie op de EU-markt zal waarborgen, omdat de mogelijkheid blijft bestaan om te kiezen tussen verschillende leveranciers, waaronder Europese leveranciers en leveranciers uit andere derde landen. |
4. Conclusie inzake het belang van de Unie
(121) |
Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer vanuit de VRC niet te handhaven. |
F. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(122) |
Uit de bovenstaande overwegingen volgt dat de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 926/2009 werden ingesteld op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd. |
(123) |
Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het Comité, zoals bepaald door artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm en een koolstofequivalent (Carbon Equivalent Value, CEV) van niet meer dan 0,86 volgens de formule en chemische analyse van het Internationaal Instituut voor Lastechniek (IIL) (12), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 19 10, ex 7304 19 30, ex 7304 23 00, ex 7304 29 10, ex 7304 29 30, ex 7304 31 20, ex 7304 31 80, ex 7304 39 10, ex 7304 39 52, ex 7304 39 58, ex 7304 39 92, ex 7304 39 93, ex 7304 51 81, ex 7304 51 89, ex 7304 59 10, ex 7304 59 92 en ex 7304 59 93 (13) (Taric-codes 7304191020, 7304193020, 7304230020, 7304291020, 7304293020, 7304312020, 7304318030, 7304391010, 7304395220, 7304395830, 7304399230, 7304399320, 7304518120, 7304518930, 7304591010, 7304599230 en 7304599320), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.
2. De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:
Onderneming |
Antidumpingrecht (%) |
Aanvullende Taric-code |
Shandong Luxing Steel Pipe Co., Ltd, Qingzhou City, VRC |
17,7 |
A949 |
Andere medewerkende ondernemingen, opgenomen in de bijlage |
27,2 |
A950 |
Alle andere ondernemingen |
39,2 |
A999 |
3. Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 december 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) Verordening (EG) nr. 926/2009 van de Raad van 24 september 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 262 van 6.10.2009, blz. 19).
(3) Arrest van het Gerecht van 29 januari 2014 in zaak T-528/09, Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd tegen Raad van de Europese Unie.
(4) Zaak C-186/14 P, ArcelorMittal Tubular Products Ostrava e. a./Hubei Xinyegang Steel Co.
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009, en tot beëindiging van de procedure van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië (PB L 174 van 4.7.2012, blz. 5).
(6) Zie voetnoot 5.
(7) Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 49 van 21.2.2014, blz. 6).
(8) Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 347 van 3.10.2014, blz. 6).
(9) De CEV wordt bepaald volgens het Technisch Verslag van 1967, IIW doc. IX-535-67, gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor Lastechniek (International Institute of Welding — IIW).
(10) China Industry Data Website (www.chyxx.com), China Steel News Web (www.csteelnews.com) en China Business Info Web (www.askci.com).
(11) De antidumpingmaatregelen die in deze landen van toepassing zijn op de invoer van buizen en pijpen van ijzer of van staal vanuit China variëren van 32,7 % tot 429,95 %.
(12) Het CEV wordt bepaald volgens het Technisch Verslag van 1967, IIW doc. IX-555-67, gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor Lastechniek (International Institute of Welding — IIW).
(13) Zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1101/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 312 van 31.10.2014, blz. 1). De productomschrijving wordt bepaald door een combinatie van de beschrijving van het product in artikel 1, lid 1, en die in de desbetreffende GN-codes.
BIJLAGE
Lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde medewerkende producenten die onder de aanvullende Taric-code A950 vallen
Naam van de onderneming |
Stad |
Hebei Hongling Seamless Steel Pipes Manufacturing Co., Ltd |
Handan |
Hengyang Valin MPM Co. Ltd |
Hengyang |
Hengyang Valin Steel Tube Co. Ltd |
Hengyang |
Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd |
Huangshi |
Jiangsu Huacheng Industry Group Co. Ltd |
Zhangjiagang |
Jiangyin City Seamless Steel Tube Factory |
Jiangyin |
Jiangyin Metal Tube Making Factory |
Jiangyin |
Pangang Group Chengdu Iron & Steel Co. Ltd |
Chengdu |
Shenyang Xinda Co. Ltd |
Shenyang |
Suzhou Seamless Steel Tube Works |
Suzhou |
Tianjin Pipe (Group) Corporation (TPCO) |
Tianjin |
Wuxi Dexin Steel Tube Co. Ltd |
Wuxi |
Wuxi Dongwu Pipe Industry Co. Ltd |
Wuxi |
Wuxi Seamless Oil Pipe Co. Ltd |
Wuxi |
Zhangjiagang City Yiyang Pipe Producing Co. Ltd |
Zhangjiagang |
Zhangjiagang Yichen Steel Tube Co. Ltd |
Zhangjiagang |