Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R0244

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/244 van de Commissie van 16 februari 2015 tot verlening van een vergunning voor chinolinegeel als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor niet-voedselproducerende dieren Voor de EER relevante tekst

PB L 41 van 17.2.2015, p. 8–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/244/oj

17.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 41/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/244 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2015

tot verlening van een vergunning voor chinolinegeel als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor niet-voedselproducerende dieren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor chinolinegeel is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor niet-voedselproducerende dieren en voor voedselproducerende dieren wat bepaalde verwerkte diervoeders betreft, in de groep „kleurstoffen”. Deze stof is vervolgens overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het bij artikel 17 van die verordening opgestelde repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, juncto artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van chinolinegeel als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor niet-voedselproducerende dieren, en de aanvrager heeft overeenkomstig artikel 7 van die verordening verzocht dit toevoegingsmiddel in te delen in de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 10 juli 2013 geconcludeerd dat chinolinegeel onder de voorgestelde voorwaarden voor gebruik in diervoeding geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu heeft. Op grond van het door de aanvrager aangeleverde bewijsmateriaal heeft de EFSA tevens geconcludeerd dat de werkzaamheid van chinolinegeel met betrekking tot de dosering en de aard van de diervoeders en de verwerking daarvan niet kan worden beoordeeld. Zij heeft evenwel ook verklaard dat de werkzaamheid van dit toevoegingsmiddel, dat is toegestaan in levensmiddelen, niet meer hoeft te worden aangetoond wanneer de functie ervan in diervoeders dezelfde is als in levensmiddelen. Aangezien het aanbevolen maximumgehalte dat de EFSA voor dit toevoegingsmiddel heeft voorgesteld, gelijk is aan het gehalte dat voor verschillende soorten levensmiddelen is toegestaan, was de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijs voorhanden is voor de werkzaamheid van deze stof. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van chinolinegeel blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van die stof, zoals gespecifieerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan.

(6)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage beschreven stof, die behoort tot de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „kleurstoffen: stoffen die diervoeders kleur geven of daaraan kleur teruggeven”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

De in de bijlage beschreven stof en de diervoeders die die stof bevatten die vóór 9 maart 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 9 maart 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).


BIJLAGE

Identificatie- nummer van het toevoegings-middel

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: sensoriële toevoegingsmiddelen. Functionele groep: kleurstoffen. i) stoffen die diervoeders kleur geven of daaraan kleur teruggeven

2a104

Chinolinegeel

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Chinolinegeel

Chinolinegeel wordt beschreven als het natriumzout (hoofdbestanddeel)

Karakterisering van de werkzame stof

Het percentage van de bestanddelen van chinolinegeel bedraagt:

2-(2-chinolyl)indaan-1,3-dion-disulfonaten: ≥ 80 %;

2-(2-chinolyl)indaan-1,3-dion-monosulfonaten: ≤ 11 %;

2-(2-chinolyl)indaan-1,3-dion-trisulfonaten: ≤ 7 %.

Chemische formule: C18H9N Na2O8S2 (natriumzout)

CAS-nr.: 8004-92-0 (hoofdbestanddeel)

Chinolinegeel, vaste vorm, geproduceerd door chemische synthese

Zuiverheidscriteria:

 

kleurstoffen ≥ 70 %, berekend als het natriumzout;

 

calcium- en kaliumzouten ≤ 30 %

Analysemethoden  (1):

Voor de kwantificatie van het totaal aan kleurstoffen van chinolinegeel in het toevoegingsmiddel en in diervoeders: spectrofotometrie bij 411 nm (FAO JECFA monographs No. 1, Vol. 4).

Niet-voedselproducerende dieren

25

1.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslag- en stabiliteitsvoorwaarden aangeven.

2.

Voor de veiligheid: bij hantering moeten ademhalingsbescherming, veiligheidsbril en -handschoenen worden gedragen.

9 maart 2025


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


Top