Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015L1955

    Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/1955 van de Commissie van 29 oktober 2015 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 284 van 30.10.2015, p. 142–145 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir_impl/2015/1955/oj

    30.10.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 284/142


    UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2015/1955 VAN DE COMMISSIE

    van 29 oktober 2015

    tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaigranen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (1), en met name artikel 21 ter,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In de afgelopen jaren is een groeiend aantal hybriderassen van gerst die door middel van de techniek van cytoplasmatische mannelijke steriliteit zijn geteeld, overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad (2) opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen.

    (2)

    Cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS) is wereldwijd aanvaard als kweektechniek voor de teelt van hybriderassen van gerst. Deze techniek betreft een genetische eigenschap die van nature in het cytoplasma van planten voorkomt. Die eigenschap kan door kruising in planten worden geïntroduceerd. Op basis van deze techniek kan de genetische diversiteit van twee of meer ouderlijnen worden gecombineerd. Derhalve kan de prestatie van die rassen, wat bijvoorbeeld ziekteresistentie en opbrengst betreft, worden verbeterd. Gezien deze technische ontwikkeling is het wenselijk om specifieke voorwaarden voor hybriderassen van gerst vast te stellen.

    (3)

    Gezien de technische overeenkomsten met de productie van zaaizaad van hybriden van rogge en de behoeften van de gebruikers van zaaizaad van hybriden van gerst, is het wenselijk om voor dit zaaizaad voorwaarden vast te stellen die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden voor zaaizaad van hybriden van rogge.

    (4)

    Uit ervaring is gebleken dat, wanneer de CMS-techniek wordt toegepast, voor het specifieke mengteeltsysteem dat in het veld wordt toegepast, in combinatie met de weergerelateerde risico's tijdens de bloeiperiode, een verlaging van de raszuiverheidsnorm tot 85 % noodzakelijk is om in minder gunstige weersomstandigheden een stabiele zaadproductie mogelijk te maken. Derhalve is het wenselijk een lager niveau van raszuiverheid toe te staan dan voor andere hybriden vereist is.

    (5)

    De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (6)

    De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Richtlijn 66/402/EEG

    De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

    Artikel 2

    Omzetting

    1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

    Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2016.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 3

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 4

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 29 oktober 2015.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

    (2)  Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1).


    BIJLAGE

    De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden als volgt gewijzigd:

    1)

    Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 5, eerste zin, wordt vervangen door: „Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende xTriticosecale en gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare door middel van een andere techniek dan cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)”;

    b)

    na punt 5 wordt het volgende punt ingevoegd:

    „5 bis.

    Gewassen voor de productie van basiszaad en gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare door middel van de CMS-techniek:

    a)

    Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:

    Gewassen

    Minimumafstand

    Voor de productie van basiszaad

    100 m

    Voor de productie van gecertificeerd zaad

    50 m

    b)

    Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft.

    Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen:

    i)

    Het percentage aan planten die duidelijk rasafwijkend zijn, mag niet meer bedragen dan:

    voor de gewassen voor de productie van basiszaad: 0,1 % voor de instandhouder en de hersteller en 0,2 % voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS);

    voor de gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad: 0,3 % voor de hersteller en de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) en 0,5 % voor het geval de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) een enkele hybride is.

    ii)

    De mannelijke steriliteit van de vrouwelijke kruisingspartner bedraagt ten minste:

    99,7 % voor gewassen voor de productie van basiszaad;

    99,5 % voor gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad.

    iii)

    De eisen van de punten i) en ii) worden via officiële nacontroles onderzocht.

    c)

    Gecertificeerd zaad mag in gemengde teelt worden geproduceerd van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de fertiliteit herstelt.”.

    2)

    Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1.C wordt vervangen door:

    „C.   Hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende xTriticosecale.

    De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie „gecertificeerd zaad” moet 90 % bedragen.

    Voor Hordeum vulgare die met CMS is geproduceerd, bedraagt deze 85 %. Andere onzuiverheden dan de hersteller mogen niet meer dan 2 % bedragen.

    De minimale raszuiverheid wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.”;

    b)

    de titel van bijlage II, punt 1.E, wordt vervangen door:

    „E.   

    Hybriden van Secale cereale en CMS-hybriden van Hordeum vulgare ”.


    Top