Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0421

2014/421/EU: Besluit van de Raad van 23 juni 2014 over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen van 14 mei 1973 , wat betreft de vervanging van Protocol nr. 3 bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, door een nieuw protocol waarin, wat de oorsprongsregels betreft, naar de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels wordt verwezen

PB L 196 van 3.7.2014, p. 15–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/421/oj

3.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/15


BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 juni 2014

over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen van 14 mei 1973, wat betreft de vervanging van Protocol nr. 3 bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, door een nieuw protocol waarin, wat de oorsprongsregels betreft, naar de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels wordt verwezen

(2014/421/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (1) („de overeenkomst”) heeft betrekking op de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking („Protocol nr. 3”).

(2)

De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (2) („de conventie”) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen worden verhandeld.

(3)

De Unie en Noorwegen hebben de conventie op 15 juni 2011 ondertekend.

(4)

De Unie en Noorwegen hebben hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012 en 9 november 2011 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor de Unie en Noorwegen respectievelijk op 1 mei 2012 en 1 januari 2012 in werking getreden.

(5)

In artikel 6 van de conventie is bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij de nodige maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Daartoe dient het bij de overeenkomst opgerichte Gemengde Comité een besluit vast te stellen om Protocol nr. 3 te vervangen door een nieuw protocol waarin, wat de oorsprongsregels betreft, naar de conventie wordt verwezen.

(6)

Het standpunt van de Europese Unie in het Gemengd Comité moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen, wat betreft de vervanging van Protocol nr. 3 bij deze overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, door een nieuw protocol waarin, wat de oorsprongsregels betreft, naar de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels wordt verwezen, moet worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Kleine wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het Gemengd Comité.

Artikel 2

Het besluit van het Gemengd Comité wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 23 juni 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 171 van 27.6.1973, blz. 2.

(2)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.


ONTWERP

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-NOORWEGEN Nr.

van

tot wijziging van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de op 14 mei 1973 in Brussel ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (1) („de overeenkomst”), en met name artikel 11,

Gezien Protocol nr. 3 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (2) („Protocol nr. 3”),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 11 van de overeenkomst wordt verwezen naar Protocol nr. 3 dat de oorsprongsregels bevat en voorziet in de cumulatie van oorsprong tussen de EU, Noorwegen, Zwitserland (inclusief Liechtenstein), IJsland, Turkije, de Faeröer en de deelnemers aan het Barcelonaproces (3).

(2)

Krachtens artikel 39 van Protocol nr. 3 kan het bij artikel 29 van de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.

(3)

De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels (4) („de conventie”) is opgesteld om de protocollen inzake de oorsprongsregels die momenteel van kracht zijn tussen de landen van het pan-Euro-mediterrane gebied door één rechtshandeling te vervangen.

(4)

De EU en Noorwegen hebben de conventie op 15 juni 2011 ondertekend.

(5)

De EU en Noorwegen hebben hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012 en 9 november 2011 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Vervolgens is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU en Noorwegen respectievelijk op 1 mei 2012 en 1 januari 2012 in werking getreden.

(6)

De conventie heeft de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces opgenomen in de pan-Euro-mediterrane zone voor oorsprongscumulatie.

(7)

Indien de overgang naar de conventie niet gelijktijdig is voor alle overeenkomstsluitende partijen binnen de cumulatiezone, mag dit niet leiden tot een minder gunstige situatie dan de eerdere situatie op grond van het protocol.

(8)

Protocol nr. 3 van de overeenkomst moet daarom worden aangepast om naar de conventie te verwijzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Protocol nr. 3 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 september 2014.

Gedaan te …,

Voor het Gemengd Comité,

De voorzitter


(1)  PB L 171 van 27.6.1973, blz. 2.

(2)  PB L 117 van 2.5.2006, blz. 2.

(3)  Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestina, Syrië en Tunesië.

(4)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.


BIJLAGE

Protocol nr. 3

betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden voor administratieve samenwerking

Artikel 1

Toepasselijke regels van oorsprong

Voor de toepassing van deze overeenkomst zijn aanhangsel I en de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (1) („de conventie”) van toepassing.

Alle verwijzingen naar de „desbetreffende overeenkomst” in aanhangsel I en in de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels gelden als verwijzingen naar deze overeenkomst.

Artikel 2

Geschillenregeling

Indien er een geschil ontstaat in verband met de controleprocedures in artikel 32 van aanhangsel I van de conventie dat niet kan worden opgelost door de douaneautoriteit die de controle heeft aangevraagd en de douaneautoriteit die de controle moet uitvoeren, wordt het aan het Gemengd Comité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 3

Wijzigingen van het protocol

Het Gemengd Comité kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 4

Opzegging van de conventie

1.   Indien ofwel de EU ofwel Noorwegen de depositaris van de conventie schriftelijk te kennen geeft de conventie op grond van artikel 9 te willen opzeggen, onderhandelen de EU en Noorwegen onmiddellijk over oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst.

2.   Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven op deze overeenkomst de op het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de conventie van toepassing. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de conventie echter zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de EU en Noorwegen toestaan.

Artikel 5

Overgangsbepalingen — cumulatie

1.   Niettegenstaande artikel 3 van aanhangsel I van de conventie blijven de in de artikelen 3 en 4 van Protocol nr. 3 bij deze overeenkomst, gewijzigd bij Besluit nr. 1/2005 van het Gemengd Comité EU-Noorwegen van 20 december 2005 (2), van toepassing tussen de EU en Noorwegen tot de conventie met betrekking tot alle in de artikelen 3 en 4 van Protocol nr. 3 bij de overeenkomst genoemde overeenkomstsluitende partijen in werking is getreden.

2.   Niettegenstaande artikel 16, lid 5, en artikel 21, lid 3, van aanhangsel I van de conventie, mag het bewijs van oorsprong een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn indien bij de cumulatie alleen EVA-landen, de Faeröer, de EU, Turkije en de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces zijn betrokken.


(1)  PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.

(2)  PB L 117 van 2.5.2006, blz. 2.


Top