EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0070

Verordening (EU) nr. 70/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2012 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (herschikking) Voor de EER relevante tekst

PB L 32 van 3.2.2012, p. 1–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/07/2013

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/70/oj

3.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/1


VERORDENING (EU) Nr. 70/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 januari 2012

betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (2) is herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen nodig zijn, moet die verordening duidelijkheidshalve worden herschikt.

(2)

De Commissie moet voor de uitvoering van de taken die haar in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid zijn toevertrouwd, beschikken over vergelijkbare, betrouwbare, synchrone, regelmatige en volledige statistieken over de omvang en de ontwikkeling van het goederenvervoer over de weg met in de Unie geregistreerde voertuigen, alsmede over de benuttingsgraad van de voertuigen waarmee dit vervoer wordt verricht.

(3)

Het is nodig om volledige regionale statistieken samen te stellen met betrekking tot zowel het goederenvervoer en van de voertuigritten.

(4)

Bijgevolg moet ervoor worden gezorgd dat de regionale oorsprong en de regionale bestemming van het vervoer binnen de Unie op dezelfde basis worden beschreven als het binnenlands vervoer, en dat een koppeling wordt gemaakt tussen het goederenvervoer en de voertuigritten door de benuttingsgraad te meten van de voertuigen waarmee dit vervoer wordt verricht.

(5)

In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel is de totstandbrenging van gemeenschappelijke statistische normen aan de hand waarvan geharmoniseerde gegevens kunnen worden opgesteld, een maatregel die alleen op Unieniveau beter kan worden verwezenlijkt, terwijl de gegevens in elke lidstaat worden verzameld onder het gezag van de organisaties en instellingen die voor het opstellen van officiële statistieken verantwoordelijk zijn.

(6)

Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (3) voorziet in een referentiekader voor de in deze verordening neergelegde bepalingen, in het bijzonder voor de bepalingen betreffende de toegang tot de administratieve bestanden, de kosteneffectiviteit van de beschikbare middelen en de statistische geheimhouding.

(7)

Verstrekking van afzonderlijke, geanonimiseerde gegevens is noodzakelijk voor het schatten van de algehele nauwkeurigheid van de uitkomsten.

(8)

Het is van belang een doelmatige verspreiding van de statistische gegevens te waarborgen.

(9)

Gezien de specifieke geografische situatie van Malta, de korte afstanden voor vervoersritten over de weg en het beperkte wegennet aldaar, en de onevenredige last die het verzamelen van die gegevens voor de Maltese autoriteiten zou meebrengen, moet aan Malta een vrijstelling worden verleend.

(10)

Teneinde rekening te houden met economische en technische ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van het actualiseren van deel 1 van bijlage I, met uitzondering van wijzigingen betreffende het facultatieve karakter van de vereiste informatie, en het wijzigen van de bijlagen II tot en met VII. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(11)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (4),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

1.   Iedere lidstaat stelt statistieken voor de Unie op aangaande het goederenvervoer over de weg met in die lidstaat geregistreerde gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer, alsmede aangaande de ritten met die voertuigen.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op het goederenvervoer over de weg dat plaatsvindt met:

a)

gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer waarvan het toegestane gewicht of de toegestane afmetingen de in de betrokken lidstaten normaliter toegelaten grenzen overschrijden;

b)

landbouwvoertuigen, militaire voertuigen en voertuigen die toebehoren aan centrale of plaatselijke overheidsinstellingen, met uitzondering van gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer die toebehoren aan overheidsbedrijven, en in het bijzonder spoorwegmaatschappijen.

Het staat elke lidstaat vrij om gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer waarvan het laadvermogen of het maximaal toegestane gewicht onder een bepaalde grens blijft, van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. Deze grens mag niet hoger liggen dan 3,5 ton laadvermogen of 6 ton maximaal toegestaan gewicht voor enkelvoudige gemotoriseerde wegvoertuigen.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op Malta, zolang het aantal in Malta geregistreerde gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer met een vergunning voor deelname aan het internationaal vervoer van goederen over de weg niet meer dan 400 voertuigen bedraagt. Te dien einde deelt Malta jaarlijks aan Eurostat het aantal gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer met een vergunning voor deelname aan het internationaal vervoer van goederen over de weg mee, en wel uiterlijk aan het einde van de maand maart volgende op het jaar waarop het aantal gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer betrekking heeft.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „goederenvervoer over de weg”: iedere verplaatsing van goederen met een gemotoriseerd wegvoertuig voor goederenvervoer;

b)   „gemotoriseerd wegvoertuig”: een wegvoertuig met een motor als enig middel van aandrijving, dat gewoonlijk dient voor het vervoer over de weg van personen of goederen of voor het trekken over de weg van voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen;

c)   „wegvoertuig voor het goederenvervoer”: een wegvoertuig dat uitsluitend of voornamelijk is ontworpen voor het vervoer van goederen (vrachtwagen, aanhangwagen, oplegger);

d)   „gemotoriseerd wegvoertuig voor het goederenvervoer”: ieder enkelvoudig gemotoriseerd wegvoertuig of combinatie van wegvoertuigen, dat wil zeggen samenstel of geleed voertuig, ontworpen om goederen te vervoeren;

e)   „vrachtwagen”: een voertuig met een stijve constructie, dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen voor het vervoer van goederen;

f)   „trekker”: een gemotoriseerd wegvoertuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen voor het trekken van andere, niet-gemotoriseerde wegvoertuigen (voornamelijk opleggers);

g)   „aanhangwagen”: een wegvoertuig voor het goederenvervoer, dat is ontworpen om te worden getrokken door een gemotoriseerd wegvoertuig;

h)   „oplegger”: een wegvoertuig voor het goederenvervoer zonder vooras, dat zodanig is ontworpen dat een gedeelte van het voertuig en een belangrijk gedeelte van zijn lading op de trekker rusten;

i)   „geleed voertuig”: een trekker waaraan een oplegger is gekoppeld;

j)   „samenstel”: een gemotoriseerd wegvoertuig voor het goederenvervoer waaraan een aanhangwagen is gekoppeld of een geleed voertuig waaraan een extra aanhangwagen is aangehangen;

k)   „geregistreerd”: het ingeschreven zijn in een register van gemotoriseerde wegvoertuigen dat wordt bijgehouden door een officiële instantie in een lidstaat, ongeacht of deze inschrijving al dan niet gepaard gaat met de aflevering van een kentekenplaat.

Indien het vervoer plaatsvindt met een combinatie van gemotoriseerde wegvoertuigen, dat wil zeggen een samenstel of een geleed voertuig, waarvan het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer en de aanhangwagen of de oplegger in verschillende landen zijn geregistreerd, wordt het volledige voertuig geacht te zijn geregistreerd in het land van registratie van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer;

l)   „laadvermogen”: maximaal gewicht aan goederen dat door de bevoegde autoriteiten van het land van registratie van het voertuig toelaatbaar wordt geacht.

Wanneer het gemotoriseerde voertuig voor het goederenvervoer een samenstel is, dat bestaat uit een vrachtwagen met aanhangwagen, is het laadvermogen van het samenstel de som van het laadvermogen van de vrachtwagen en de aanhangwagen;

m)   „maximaal toegestaan gewicht”: totaal van het gewicht van het voertuig (of van een voertuigcombinatie) in stilstand en in bedrijfsklare toestand en van het gewicht van de lading, dat door de bevoegde autoriteiten van het land van registratie van het voertuig toelaatbaar wordt geacht;

n)   „Eurostat”: de dienst van de Commissie die instaat voor de uitvoering van de taken die de Commissie te vervullen heeft op het gebied van de productie van uniale statistieken.

Artikel 3

Verzamelen van gegevens

1.   De lidstaten verzamelen statistische gegevens voor de volgende gebieden:

a)

het voertuig,

b)

de rit,

c)

de goederen.

2.   De statistische variabelen per gebied, hun definitie en de classificatieniveaus voor hun indeling zijn opgenomen in de bijlagen I tot en met VII.

3.   Bij het vaststellen van de methode die voor de registratie van statistische gegevens moet worden gehanteerd, zien de lidstaten af van formaliteiten die bij het overschrijden van de grenzen tussen lidstaten moeten worden vervuld.

4.   De Commissie is bevoegd om, indien nodig en uitsluitend om rekening te houden met economische en technische ontwikkelingen, overeenkomstig artikel 8 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het actualiseren van deel 1 van bijlage I, met uitzondering van wijzigingen betreffende het facultatieve karakter van de vereiste informatie.

De Commissie is ook bevoegd om, indien nodig, overeenkomstig artikel 8 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het aanpassen van bijlagen II tot en met VII aan de economische en technische ontwikkelingen.

Bij de uitoefening van haar bevoegdheid krachtens dit lid zorgt de Commissie ervoor dat vastgestelde gedelegeerde handelingen de lidstaten en de respondenten geen aanmerkelijke aanvullende administratieve lasten opleggen.

Artikel 4

Nauwkeurigheid van statistische uitkomsten

De lidstaten zorgen ervoor dat hun methoden voor het verzamelen en verwerken van de statistische gegevens zodanig zijn ontworpen dat de overeenkomstig deze verordening ingediende statistische uitkomsten nauwkeurig genoeg zijn om de Commissie te voorzien van vergelijkbare, betrouwbare, synchrone, regelmatige en volledige statistieken; zij houden tevens rekening met de structurele kenmerken van het wegvervoer in de afzonderlijke lidstaten.

Voor de toepassing van de eerste alinea stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen gedetailleerde technische voorschriften vast met betrekking tot de nauwkeurigheid van de vereiste statistische gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 5

Toezending van de statistische uitkomsten aan Eurostat

1.   De lidstaten zenden Eurostat elk kwartaal de individuele, naar behoren gecontroleerde gegevens betreffende de in artikel 3 genoemde en in bijlage I vermelde variabelen toe, zonder vermelding van naam, adres of registratienummer.

Zo nodig, voegen zij daarbij ook statistische gegevens over eerdere kwartalen toe, waarvoor gegevens van voorlopige aard waren verstrekt.

2.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de wijze van toezending vast van de in lid 1 bedoelde gegevens, in voorkomend geval met inbegrip van de op die gegevens gebaseerde statistische tabellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   De toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens geschiedt binnen een termijn van vijf maanden te rekenen vanaf het einde van ieder kwartaal van waarneming.

De eerste toezending heeft betrekking op het eerste kwartaal van 1999.

Artikel 6

Verspreiding van de statistische uitkomsten

Statistische uitkomsten met betrekking tot het goederenvervoer over de weg worden verspreid uiterlijk twaalf maanden na afloop van de periode waarop de uitkomsten betrekking hebben.

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast betreffende de verspreiding van de statistische uitkomsten over het goederenvervoer over de weg, alsmede betreffende de structuur en inhoud van de te verspreiden uitkomsten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 7

Verslagen

1.   De lidstaten verstrekken Eurostat uiterlijk op het moment van indiening van de eerste kwartaalcijfers een verslag over de methoden die worden gebruikt voor het samenstellen van statistische gegevens.

Voorts verstrekken de lidstaten Eurostat informatie over elke wezenlijke wijziging in de methoden die worden gebruikt voor het verzamelen van statistische gegevens.

2.   De lidstaten verstrekken Eurostat jaarlijks informatie over de omvang van de steekproeven, over de non-respons en, in de vorm van een standaardafwijking of betrouwbaarheidsinterval, over de betrouwbaarheid van de belangrijkste statistische uitkomsten.

3.   Uiterlijk op 31 december 2014 en daarna om de drie jaar, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze verordening. In dat verslag worden in het bijzonder de kwaliteit van de toegezonden statistische gegevens en de methoden voor het verzamelen van de gegevens geëvalueerd, alsook de administratieve lasten voor de lidstaten en de respondenten. Dit verslag gaat, in voorkomend geval, vergezeld van voorstellen tot wijziging van de lijst van de variabelen, waarbij rekening wordt gehouden met de bevindingen op daaraan gerelateerde projecten, in het bijzonder die met betrekking tot de luchtverontreinigende emissies veroorzaakt door het vervoer van goederen over de weg.

Artikel 8

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 3, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 23 februari 2012. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 3, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 9

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Europees statistisch systeem ingesteld bij Verordening (EG) nr. 223/2009. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 10

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1172/98 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage IX.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 18 januari 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 1 december 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 december 2011.

(2)  PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1.

(3)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(4)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.


BIJLAGEN

Bijlage I

LIJST VAN DE VARIABELEN EN METHODOLOGISCH AANHANGSEL

Bijlage II

CLASSIFICATIE VAN DE ASSENCONFIGURATIES

Bijlage III

CLASSIFICATIE VAN DE RITSOORTEN

Bijlage IV

GOEDERENCLASSIFICATIE

Bijlage V

CLASSIFICATIE VAN DE CATEGORIEËN GEVAARLIJKE GOEDEREN

Bijlage VI

CLASSIFICATIE VAN DE VRACHTSOORTEN

Bijlage VII

CODERING VAN DE PLAATSEN VAN LADING EN LOSSING PER LAND EN REGIO

Bijlage VIII

INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Bijlage IX

CONCORDANTIETABEL

BIJLAGE I

Deel 1

LIJST VAN DE VARIABELEN

A1.

variabelen betreffende het voertuig;

A2.

variabelen betreffende de rit;

A3.

variabelen betreffende de goederen (tijdens de elementaire vervoerverrichting).

A1.   VARIABELEN BETREFFENDE HET VOERTUIG

Volgens de definitie in artikel 2, onder d), is het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer ieder enkelvoudig gemotoriseerd wegvoertuig of wegvoertuigcombinatie, dat wil zeggen samenstel of geleed voertuig ontworpen om goederen te vervoeren.

De volgende variabelen betreffende het voertuig moeten worden verstrekt:

1.

mogelijkheid om de voertuigen te gebruiken voor gecombineerd vervoer (facultatief);

2.

assenconfiguratie, overeenkomstig bijlage II (facultatief);

3.

leeftijd van het gemotoriseerde wegvoertuig (vrachtwagen of trekker), in jaren (sedert de eerste registratie);

4.

maximaal toegestaan gewicht, in 100 kg;

5.

laadvermogen, in 100 kg;

6.

NACE Rev. 2 op vierdigitniveau (klassen) van de exploitant van het voertuig (facultatief) (1);

7.

vervoerssoort (beroepsvervoer/eigen vervoer);

8.

in totaal afgelegd aantal kilometers gedurende de enquêteperiode:

8.1.

met lading;

8.2.

leeg (met inbegrip van terugkeerritten van trekkers) (facultatief);

9.

weging van het voertuig ten behoeve van het verkrijgen van volledige uitkomsten op basis van elementaire gegevens, indien de gegevens steekproefsgewijs worden verzameld.

Opeenvolgende configuraties

Wanneer het voor de enquête geselecteerde gemotoriseerde wegvoertuig een enkelvoudige vrachtwagen is (dat wil zeggen zonder aanhangwagen) tijdens de enquêteperiode, is de vrachtwagen zelf het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer.

Wanneer het voor de enquête geselecteerde gemotoriseerde wegvoertuig evenwel een trekker is — en er dus een oplegger aan gekoppeld is — of wanneer het gaat om een vrachtwagen met aanhangwagen, hebben de uit hoofde van deze verordening gevraagde gegevens betrekking op het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer in zijn geheel. In dat geval kan er sprake zijn van veranderingen in de configuratie tijdens de enquêteperiode (een vrachtwagen die tijdens de periode een aanhangwagen krijgt of van aanhangwagen verandert; een trekker die van oplegger verandert). In dergelijk geval moeten de opeenvolgende configuraties worden opgetekend en moeten de gegevens betreffende het voertuig voor iedere rit worden verstrekt. Is het evenwel niet mogelijk de opeenvolgende configuraties op te tekenen, dan moet worden gekozen voor de waarden van de variabelen betreffende het voertuig die betrekking hebben op de configuratie aan het begin van de eerste rit met lading tijdens de enquêteperiode, of op de configuratie die tijdens die periode het meest gebruikt werd.

Wijziging in het type van vervoer

Ook kan het bij de ene rit gaan om eigen vervoer en bij een andere rit om beroepsvervoer; het type van vervoer moet dan ook voor iedere rit worden meegedeeld. Indien het evenwel niet mogelijk is deze veranderingen op te tekenen, geldt als „type van vervoer” die welke overeenkomt met de belangrijkste gebruikswijze.

A2.   VARIABELEN BETREFFENDE DE RIT

Tijdens de enquêteperiode maakt het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer ritten, hetzij leeg (de vrachtwagen, de aanhangwagen of de oplegger bevatten geen goederen noch lege verpakkingen: zij zijn „volledig leeg”), hetzij met lading (de vrachtwagen, de aanhangwagen of de oplegger hebben hetzij goederen, hetzij lege verpakkingen aan boord, waarbij lege verpakkingen als een bijzondere soort goederen worden beschouwd). De afstand met lading van gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer is de afstand tussen de eerste plaats van lading en de laatste plaats van lossing (waar het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer volledig gelost wordt). Een rit met lading kan dus diverse elementaire vervoerverrichtingen omvatten.

Voor iedere rit moeten de volgende variabelen worden verschaft:

1.

ritsoort, volgens de classificatie in bijlage III;

2.

gewicht van de goederen die tijdens de rit of tijdens elke etappe van de rit worden vervoerd, brutogewicht in 100 kg;

3.

plaats van lading (van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer, voor een rit met lading):

definitie: de plaats van lading is de eerste plaats waar goederen worden geladen op het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer, dat voordien volledig leeg was (of de plaats waar een oplegger met lading aan de trekker wordt gekoppeld). Voor een lege rit gaat het om de plaats van lossing van de rit met lading die eraan voorafging (begrip „plaats van het begin van de lege rit”),

codering: de plaats van lading wordt gecodeerd overeenkomstig bijlage VII;

4.

plaats van lossing (van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer, voor een rit met lading):

definitie: de plaats van lossing is de laatste plaats waar de goederen worden gelost van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer dat daarna volledig leeg is (of de plaats waar de oplegger met lading van de trekker wordt losgemaakt). Voor een lege rit gaat het om de plaats van lading van de rit met lading die erop volgt (begrip „plaats van het einde van de lege rit”),

codering: de plaats van lossing wordt gecodeerd overeenkomstig bijlage VII;

5.

afgelegde afstand: de werkelijke afstand met uitzondering van de afstand die is afgelegd terwijl het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer door een ander vervoermiddel werd vervoerd;

6.

het aantal ton per km voor de rit;

7.

in doorvoer gepasseerde landen (niet meer dan vijf), gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII;

8.

in voorkomend geval, de plaats waar het gemotoriseerde wegvoertuig op een ander vervoermiddel is geladen, overeenkomstig bijlage VII (facultatief);

9.

in voorkomend geval, de plaats waar het gemotoriseerde wegvoertuig van een ander vervoermiddel is gelost, overeenkomstig bijlage VII (facultatief);

10.

het kenmerk „volledig beladen” (mogelijkheid 2) of „niet volledig beladen” (mogelijkheid 1) van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer tijdens de in aanmerking genomen rit, als de maximale omvang van de gebruikte ruimte tijdens de rit (mogelijkheid 0 staat volgens afspraak voor lege ritten) (facultatief).

A3.   VARIABELEN BETREFFENDE DE GOEDEREN (per elementaire vervoerverrichting)

Een rit met lading kan uit diverse elementaire vervoerverrichtingen bestaan; een elementaire vervoerverrichting is het vervoer van een soort goederen (gedefinieerd aan de hand van een bepaald classificatieniveau) tussen de plaats van lading en de plaats van lossing ervan.

Voor een elementaire vervoerverrichting tijdens een rit met lading moeten de volgende variabelen worden verstrekt:

1.

type van de vervoerde goederen, overeenkomstig het niveau van de goederengroepen in de desbetreffende classificatie (zie bijlage IV);

2.

gewicht van de goederen: brutogewicht in 100 kg;

3.

in voorkomend geval, de classificatie van de goederen als gevaarlijk in overeenstemming met de hoofdcategorieën van Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (2), aangegeven in bijlage V bij deze verordening;

4.

vrachtsoort, als aangegeven in bijlage VI (facultatief);

5.

plaats van lading van de goederen, gecodeerd overeenkomstig bijlage VII;

6.

plaats van lossing van de goederen, gecodeerd overeenkomstig bijlage VII;

7.

afgelegde afstand, de werkelijke afstand met uitzondering van de afstand die is afgelegd terwijl het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer door een ander vervoermiddel werd vervoerd.

Vervoerverrichtingen tijdens een rit van het type „ophaal- of distributiecircuit” (mogelijkheid 3 van de ritsoort)

Voor deze ritsoort, met verscheidende plaatsen van lading en/of lossing, is het praktisch onmogelijk om van de vervoerders te verlangen dat zij de elementaire vervoerverrichtingen beschrijven.

Voor deze ritten, wanneer als zodanig geregistreerd, moet men in het algemeen een enkele — fictieve — elementaire vervoerverrichting creëren aan de hand van de informatie over de rit.

Iedere lidstaat deelt de Commissie zijn definitie van dit type van rit mee en geeft een toelichting bij de vereenvoudigde hypotheses die hij toepast bij het verzamelen van gegevens over dergelijke vervoerverrichtingen.

Deel 2

METHODOLOGISCH AANHANGSEL

Rit met lading en elementaire vervoerverrichtingen

Afhankelijk van de desbetreffende lidstaat, wordt de informatie over het vervoer verzameld op basis van:

hetzij een beschrijving van iedere elementaire vervoerverrichting voor goederen (met aanvullende gegevens over lege ritten),

hetzij een beschrijving van de ritten die door het voertuig worden gemaakt ter uitvoering van deze elementaire vervoerverrichtingen voor goederen.

In verreweg de meeste gevallen, wanneer een rit met lading is gemaakt, vertegenwoordigt dit één elementaire vervoerverrichting enkel met:

een enkelvoudige type geladen goederen (overeenkomstig de gebruikte goederenclassificatie, in casu de 20 van de NST-nomenclatuur afgeleide afdelingen) (3),

een enkelvoudige plaats van lading van de goederen,

een enkelvoudige plaats van lossing van de goederen.

Beide gebruikte methoden zijn in dit geval volkomen gelijkwaardig en de bij elk van beide verzamelde informatie beschrijft zowel:

het goederenvervoer (alle elementaire goederenvervoerverrichtingen tezamen), als

de ritten van de voertuigen die dit vervoer verzorgen, met informatie over de vervoercapaciteit en de benutting van deze capaciteit (ritten met lading met gebruikscoëfficiënt; lege ritten).

In het kader van deze verordening moeten zowel het goederenvervoer als de voertuigritten worden beschreven; het is evenwel niet wenselijk de vervoerders te veel met de statistiek te belasten door hen te vragen zowel het goederenvervoer als de voertuigritten uitvoerig te beschrijven.

De statistische diensten van de lidstaten moeten derhalve bij de codering van de vragenlijsten de gegevens die niet expliciet aan de vervoerders worden gevraagd, reconstrueren aan de hand van de gegevens die zij verzamelen hetzij vanuit het oogpunt „elementaire vervoerverrichting”, hetzij vanuit dat van de „voertuigritten”.

Problemen doen zich voor wanneer tijdens een rit met lading een aantal elementaire vervoerverrichtingen plaatsvinden, hetgeen het geval kan zijn omdat:

er verschillende plaatsen van lading en/of lossing van de goederen zijn (het gaat hier om een beperkt aantal plaatsen, omdat er anders sprake is van ophaal- of distributiecircuits, die een speciale behandeling vereisen). In dit geval worden de verschillende plaatsen van lading en/of lossing opgetekend zodat het aantal ton per km voor de rit rechtstreeks kan worden berekend, en de statistische dienst de elementaire vervoerverrichtingen kan reconstrueren,

en/of

er tijdens de rit met lading verschillende typen goederen worden vervoerd, welk feit in het algemeen niet in de statistieken wordt opgetekend, omdat alleen wordt gevraagd naar de (enkelvoudige of hoofd-) aard van de goederen. In dit geval wordt het verlies aan informatie aanvaard en lidstaten die een dergelijke vereenvoudiging doorvoeren, brengen de Commissie hiervan expliciet op de hoogte.


(1)  Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Unie.

(2)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.

(3)  NST: eenvormige goederennomenclatuur voor de vervoersstatistieken.

BIJLAGE II

CLASSIFICATIE VAN DE ASSENCONFIGURATIES

Bij voertuigcombinaties wordt het aantal assen berekend voor het geheel, vrachtwagen en aanhangwagen of trekker en oplegger.

De volgende categorieën zijn mogelijk:

 

Code

1.   

Aantal assen van enkelvoudige voertuigen (vrachtwagens):

2

120

3

130

4

140

Andere

199

2.   

Aantal assen van voertuigcombinaties: vrachtwagen en aanhangwagen:

2+1

221

2+2

222

2+3

223

3+2

232

3+3

233

Andere

299

3.   

Aantal assen van voertuigcombinaties: trekker en oplegger:

2+1

321

2+2

322

2+3

323

3+2

332

3+3

333

Andere

399

4.

Trekker alleen

499

BIJLAGE III

CLASSIFICATIE VAN DE RITSOORTEN

1.

Rit met lading bestaande uit een enkelvoudige elementaire vervoerverrichting.

2.

Rit met lading bestaande uit een aantal vervoerverrichtingen, voor zover niet beschouwd als een ophaal- of distributiecircuit.

3.

Rit met lading, van het type ophaal- of distributiecircuit.

4.

Lege rit.

BIJLAGE IV

GOEDERENCLASSIFICATIE

Afdeling

Omschrijving

01

Producten van de landbouw, jacht en bosbouw; vis en andere visserijproducten

02

Steenkool en bruinkool; ruwe aardolie en aardgas

03

Metaalertsen en andere delfstoffen; turf; uranium en thorium

04

Voedings- en genotmiddelen

05

Textiel en textielproducten; leder en lederwaren

06

Hout; hout- en kurkwaren (meubelen uitgezonderd); vlecht- en mandenmakerswerk; pulp, papier en papierwaren; drukwerk en opgenomen media

07

Cokes en geraffineerde aardolieproducten

08

Chemische producten en synthetische of kunstmatige vezels; producten van rubber of kunststof; splijt- en kweekstoffen

09

Overige niet-metaalhoudende minerale producten

10

Metalen in primaire vorm; producten van metaal, andere dan machines en apparaten

11

Machines, apparaten en werktuigen, n.e.g.; kantoormachines en computers; elektrische machines en apparaten, n.e.g.; radio-, televisie- en telecommunicatieapparatuur; medische apparatuur en instrumenten, precisie- en optische instrumenten, uurwerken

12

Transportmiddelen

13

Meubelen; overige industrieproducten, n.e.g.

14

Secundaire grondstoffen; gemeentelijk afval en overig afval

15

Brieven, pakketten

16

Uitrusting en materiaal voor het vervoer van goederen

17

Vervoerde goederen in het kader van particuliere of bedrijfsverhuizingen; separaat van passagiers vervoerde bagage; voor reparatiedoeleinden vervoerde voertuigen; overige niet voor de markt bestemde goederen, n.e.g.

18

Gegroepeerde goederen: diverse soorten goederen die gezamenlijk worden vervoerd

19

Niet identificeerbare goederen: goederen die om de een of andere reden niet te identificeren zijn en daarom ook niet in de groepen 1 tot en met 16 kunnen worden opgenomen

20

Overige goederen, n.e.g.

BIJLAGE V

CLASSIFICATIE VAN DE CATEGORIEËN GEVAARLIJKE GOEDEREN

1

Ontplofbare stoffen en voorwerpen

2

Samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen

3

Brandbare vloeistoffen

4.1

Brandbare vaste stoffen

4.2

Voor zelfontbranding vatbare stoffen

4.3

Stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen

5.1

Stoffen die de verbranding bevorderen

5.2

Organische peroxiden

6.1

Giftige stoffen

6.2

Besmettelijke stoffen

7

Radioactieve stoffen

8

Corrosieve stoffen

9

Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen

BIJLAGE VI

CLASSIFICATIE VAN DE VRACHTSOORTEN  (1)

0

Vloeistoffen in bulk (geen vrachteenheid)

1

Vaste stoffen in bulk (geen vrachteenheid)

2

Grote containers

3

Andere containers

4

Goederen op pallets

5

Goederen in stroppen

6

Mobiele eenheden, met eigen aandrijving

7

Andere mobiele eenheden

8

(Gereserveerd)

9

Andere typen van vracht


(1)  Verenigde Naties, Economische Commissie voor Europa — Codes voor de soorten vracht, verpakkingen en verpakkingsmaterialen, Aanbeveling nr. 21, goedgekeurd door de werkgroep Vereenvoudiging van procedures in de internationale handel, Genève, maart 1986.

BIJLAGE VII

CODERING VAN DE PLAATSEN VAN LADING EN LOSSING PER LAND EN REGIO

1.

De plaatsen van lading en lossing worden als volgt gecodeerd:

a)

voor de lidstaten: niveau 3 van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS);

b)

voor niet-lidstaten die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), namelijk IJsland, Liechtenstein en Noorwegen: lijst van de administratieve regio's die door het betrokken land worden verstrekt;

c)

voor de andere derde landen: de tweelettercodes van ISO 3166. In punt 2, onder b) van deze bijlage worden de meest gebruikte codes gegeven.

2.

Voor de codering van de in doorvoer gepasseerde landen (bijlage I, onder A2, punt 7) worden de volgende landencodes gebruikt:

a)

voor de lidstaten: de twee letters in de NUTS-codes, opgenomen in onderstaande tabel;

b)

voor alle andere derde landen: de tweelettercodes van ISO 3166. De meest gebruikte codes gegeven worden in de onderstaande tabel gegeven.

TABEL VAN LANDENCODES

a)   Lidstaten (overeenstemmend met NUTS 2-alpha-landencodes)

Naam van het land

Code

België

BE

Bulgarije

BG

Tsjechië

CZ

Denemarken

DK

Duitsland

DE

Estland

EE

Ierland

IE

Griekenland

GR

Spanje

ES

Frankrijk

FR

Italië

IT

Cyprus

CY

Letland

LV

Litouwen

LT

Luxemburg

LU

Hongarije

HU

Malta

MT

Nederland

NL

Oostenrijk

AT

Polen

PL

Portugal

PT

Roemenië

RO

Slovenië

SI

Slowakije

SK

Finland

FI

Zweden

SE

Verenigd Koninkrijk

UK

Opmerking: landen in de officiële volgorde van de Europese Unie


b)   Andere landen (ISO 3166 2-alpha-codes)

Naam van het land

Code

Albanië

AL

Bosnië en Herzegovina

BA

Belarus

BY

Zwitserland

CH

Kroatië

HR

IJsland

IS

Liechtenstein

LI

Republiek Moldavië

MD

Montenegro

ME

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

MK (1)

Noorwegen

NO

Russische Federatie

RU

Servië

RS

Turkije

TR

Oekraïne

UA

Opmerking: landen in alfabetische volgorde van de code


(1)  Voorlopige code die geen invloed heeft op de definitieve naam van het land, die aan het eind van de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties zal worden vastgesteld.

BIJLAGE VIII

INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad

(PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 2691/1999 van de Commissie

(PB L 326 van 18.12.1999, blz. 39)

 

Punt 10.15 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 561)

 

Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1)

Uitsluitend bijlage II, punt 27

Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1)

Uitsluitend punt 8.5 van de bijlage

Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1)

Uitsluitend artikel 13

Verordening (EG) nr. 1304/2007 van de Commissie

(PB L 290 van 8.11.2007, blz. 14)

Uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 399/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 126 van 21.5.2009, blz. 9)

 

BIJLAGE IX

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1172/98

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, eerste tot en met veertiende streepje

Artikel 2, onder a) tot en met n)

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, leden 1, 2 en 3

Artikel 5, leden 1, 2 en 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, lid 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, leden 1 en 2

Artikel 7, leden 1 en 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 12

Artikel 11

Bijlagen A tot en met G

Bijlage I tot en met VII

Bijlage VIII

Bijlage IX


Top