Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0429

    Besluit 2011/429/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de Zevende Toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC)

    PB L 188 van 19.7.2011, p. 42–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/429/oj

    19.7.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 188/42


    BESLUIT 2011/429/GBVB VAN DE RAAD

    van 18 juli 2011

    met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de Zevende Toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Europese Raad heeft op 12 december 2003 de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen die er onder meer op gericht is het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) te versterken, de discussie over de verificatie ervan voort te zetten, de universalisering en de nationale uitvoering van dit verdrag te ondersteunen, onder andere via strafwetgeving, en de naleving te verbeteren.

    (2)

    De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 28 april 2004 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1540 (2004) aangenomen, waarin de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor als een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid wordt aangemerkt. Op 27 april 2006 heeft de VN-Veiligheidsraad unaniem Resolutie 1673 (2006) vastgesteld om de inspanningen ter bevordering van de volledige uitvoering van Resolutie 1540 (2004) aan te scherpen. Met de uitvoering van de bepalingen van deze resoluties wordt een bijdrage geleverd aan de uitvoering van het BTWC.

    (3)

    De VN-Veiligheidsraad heeft op 26 augustus 1988 Resolutie 620 (1988) aangenomen, waarin de secretaris-generaal er onder meer toe wordt aangemoedigd onverwijld een onderzoek in te stellen naar beschuldigingen betreffende het gebruik van chemische en bacteriologische (biologische) wapens of toxinewapens waardoor het Protocol van Genève van 1925 wordt geschonden. Op 8 september 2006 heeft de Algemene Vergadering de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties aangenomen, die gehecht is aan Resolutie 60/288, en op grond waarvan de lidstaten de secretaris-generaal aansporen de lijst van deskundigen en laboratoria alsmede de te zijner beschikking staande technische richtsnoeren en procedures te actualiseren voor het tijdig en doeltreffend onderzoeken van beschuldigingen.

    (4)

    De Zesde Toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het BTWC bepaalde dat de Zevende Toetsingsconferentie uiterlijk in 2011 in Genève zal plaatsvinden en de werking van het BTWC zal evalueren, met inachtneming van onder meer nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen met relevantie voor het BTWC, alsmede de vorderingen van de staten die partij zijn bij het BTWC (hierna de „verdragsstaten”) in de uitvoering van de verplichtingen krachtens het BTWC en in de uitvoering van de tijdens de Zesde Toetsingsconferentie overeengekomen besluiten en de aanbevelingen.

    (5)

    Op 27 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB (1) vastgesteld en op 10 november 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB (2) vastgesteld. In beide gemeenschappelijke optredens wordt het universele karakter van het BTWC bevorderd en worden de verdragsstaten gesteund bij de uitvoering ervan. Bovendien bevordert Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB het indienen van verklaringen inzake vertrouwenwekkende maatregelen (CBM) door de verdragsstaten, en verleent het steun aan het intersessionele proces van het BTWC.

    (6)

    Parallel aan Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GVB heeft de Europese Unie overeenstemming bereikt over een EU-actieplan inzake biologische en toxinewapens, dat het gemeenschappelijk optreden van de EU ter ondersteuning van het BTWC aanvult (3), waarin de lidstaten toezeggen jaarlijks in april CBM-verklaringen aan de VN voor te leggen, en lijsten van geschikte deskundigen en laboratoria bij de VN-secretaris-generaal in te dienen, teneinde onderzoeken naar beweerd gebruik van (chemische) biologische en toxinewapens te vergemakkelijken.

    (7)

    In het licht van de komende Zevende Conferentie ter toetsing van het BTWC van 5 tot en met 22 december 2011 dient het standpunt van de Europese Unie te worden geactualiseerd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De Unie stelt zich ten doel op de Zevende Toetsingsconferentie van de verdragsstaten bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) de werking van het BTWC te evalueren en opties te onderzoeken om het verder te versterken.

    Daartoe legt de Unie concrete voorstellen ter zake voor aan de Zevende Toetsingsconferentie die van 5 tot 22 december 2011 zal plaatsvinden.

    Artikel 2

    De Unie zal zich er tijdens de Zevende Toetsingconferentie met name voor inzetten dat de verdragsstaten bij het BTWC (hierna de „verdragsstaten”) de onderstaande prioriteiten bespreken:

    a)

    in naleving van het BTWC vertrouwen scheppen;

    b)

    de nationale implementatie ervan steunen; en

    c)

    de universalisering ervan bevorderen.

    Artikel 3

    Ter verwezenlijking van de in artikel 1 vervatte doelstellingen en de in artikel 2 vastgestelde prioriteiten moet de Unie:

    a)

    bijdragen aan een volledige evaluatie van de werking van het BTWC tijdens de Zevende Toetsingsconferentie, onder andere met betrekking tot de uitvoering van de toezeggingen die de verdragsstaten in het kader van het BTWC gedaan hebben;

    b)

    steun verlenen aan een omvangrijk proces ter voortzetting van de werkzaamheden in de periode tussen de Zevende en de Achtste Toetsingsconferentie, en specifieke gebieden en nadere werkwijzen bepalen voor verdere vooruitgang in het kader van dit proces;

    c)

    steun verlenen aan de Achtste Toetsingsconferentie, die uiterlijk in 2016 moet worden gehouden;

    d)

    bijdragen aan een consensus voor het welslagen van de Zevende Toetsingsconferentie op basis van het kader dat tijdens de voorgaande toetsingsconferenties is vastgesteld, en onder meer de volgende essentiële doelstellingen bevorderen:

    i)

    de verdragsstaten moeten ijveren voor de vaststelling en versterking van effectieve mechanismen om vertrouwen in de naleving te scheppen binnen het BTWC;

    ii)

    de verdragsstaten moeten kunnen aantonen dat zij aan de verplichtingen voldoen door middel van informatie-uitwisseling en grotere transparantie omtrent hun uitvoeringscapaciteiten en -maatregelen en hun nalevingsintenties. Dat kan geschieden middels verklaringen, overleg en activiteiten ter plaatse volgens een scala van transparantie- en toezichtniveaus, maar ook middels informatie-uitwisseling en evaluaties tijdens de bijeenkomsten tussen de toetsingsconferenties. De Unie erkent dat er momenteel geen consensus bestaat over de verificatie, die een centraal element blijft van een volledige en doeltreffende ontwapenings- en non-proliferatieregeling, maar is bereid te werken aan het in kaart brengen van opties waarmee soortgelijke doelen zouden kunnen worden verwezenlijkt;

    iii)

    daadwerkelijke uitvoering en volledige nakoming van alle verplichtingen krachtens het BTWC door alle verdragsstaten; ondersteuning en versterking, waar nodig, van nationale uitvoeringsmaatregelen, waaronder strafwetgeving, en van de controle op ziekteverwekkers en toxinen in het kader van het BTWC, onder meer door uitbreiding van de capaciteit van de Implementation Support Unit (ISU) van het VN-Bureau voor ontwapeningszaken (United Nations Office for Disarmament Affairs) om de nationale uitvoering te ondersteunen, en opvoering hiervan als punt van bespreking tijdens de bijeenkomsten tussen de toetsingsconferenties. Verdere maatregelen die besproken kunnen worden en beslissingen die genomen moeten worden, behelzen de werkwijzen en methoden ter versterking van de nationale implementatie. De Unie zal besprekingen aanmoedigen over mogelijke opties ter zake, vooral op het gebied van nationale wetgeving, coördinatie tussen nationale belanghebbenden en regionale en subregionale samenwerking; en toepassing van passende beheersnormen op het gebied van bioveiligheid en biobeveiliging ten behoeve van instellingen voor biowetenschappen;

    iv)

    universele toetreding van alle staten tot het BTWC, waarbij alle staten die nog geen partij zijn bij het BTWC worden opgeroepen onverwijld toe te treden en zich wettelijk te verbinden tot de ontwapening en non-proliferatie van biologische en toxinewapens, en, in afwachting van hun toetreding tot het BTWC, ertoe worden aangespoord als waarnemer deel te nemen aan de bijeenkomsten van de verdragsstaten en op vrijwillige basis de bepalingen van het BTWC uit te voeren. Ervoor ijveren dat de bepalingen betreffende het verbod op biologische en toxinewapens tot een wereldwijd bindende internationale rechtsregel worden uitgeroepen, onder meer door de universele toepassing van het BTWC; en derhalve aanbevelen een actieplan inzake universalisering aan te nemen, dat wordt gecoördineerd door de ISU, en geëvalueerd in speciale vergaderingen tijdens de bijeenkomsten tussen de toetsingsconferenties;

    v)

    inspanningen ter vergroting van de transparantie en voor het scheppen van vertrouwen in de naleving omvatten het mechanisme inzake vertrouwenwekkende maatregelen (Confidence Building Measures — CBM). De Unie is bereid aan de versterking van dit mechanisme te werken door maatregelen vast te stellen om de participatie, de kwaliteit en het integrale karakter van het CBM-mechanisme te versterken;

    vi)

    meer transparantie omtrent samenwerking en bijstand in samenhang met artikel X van het BTWC, rekening houdend met het werk en de deskundigheid van andere internationale organisaties. De Unie zal de concrete toepassing van artikel X van het BTWC via haar verschillende bijstandsprogramma's blijven steunen en is bereid verder te gaan met de uitwerking van gemeenschappelijke visies, die de basis vormt voor doeltreffende maatregelen met betrekking tot samenwerking voor vreedzame doeleinden in het kader van het BTWC. Verdere maatregelen die besproken kunnen worden en beslissingen die genomen moeten worden, behelzen het intensiveren van de internationale samenwerking, bijstand en uitwisseling op het gebied van de biowetenschappen en -technologie voor vreedzame doeleinden, en stimulering van capaciteitsopbouw op het gebied van controle, opsporing en diagnose van ziekten en beheersing van infectieziekten;

    vii)

    versterking van het mechanisme van de VN-secretaris-generaal voor het opsporen van vermeend gebruik van biologische en toxinewapens. Verdere maatregelen die te overwegen vallen en besluiten die kunnen worden genomen, behelzen het verlenen van bijstand en het verzorgen van coördinatie in het kader van artikel VII van het BTWC met relevante organisaties op verzoek van een verdragsstaat in geval van vermeend gebruik van biologische en toxinewapens, inclusief het verbeteren van de nationale capaciteit inzake controle, detectie en diagnose van ziekten en inzake de volksgezondheidsstelsels. Afzonderlijke werkzaamheden ter versterking van het mechanisme van de VN-secretaris-generaal voor het opsporen van vermeend gebruik van biologische en toxinewapens kunnen onrechtstreeks bijdragen tot het versterken van de artikelen VI en VII van het BTWC;

    viii)

    ondersteuning van een werkwijze met frequentere beoordelingen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het BTWC, zoals de toenemende convergentie tussen chemie en biologie, en op gebieden die zich snel ontwikkelen, zoals synthetische biologie en nanotechnologie;

    ix)

    naleving van de verplichtingen uit hoofde van de Resoluties 1540 (2004) en 1673 (2006) van de VN-Veiligheidsraad, met name voor het uitbannen van het risico dat biologische en toxinewapens worden aangeschaft of gebruikt voor terroristische doeleinden en dat terroristen toegang krijgen tot materialen, apparatuur en kennis die kunnen worden gebruikt bij de ontwikkeling en de productie van biologische en toxinewapens;

    x)

    de wereldpartnerschapsprogramma's van de G-8 inzake steun voor ontwapening, controle en beveiliging van gevoelig materiaal, gevoelige installaties en expertise;

    xi)

    bespreking van, en beslissingen over, verdere maatregelen op basis van de werkzaamheden die tot op heden in het kader van het tussentijdse programma voor de periode 2007-2010 zijn ondernomen, alsmede de inspanningen voor de bespreking en bevordering van een gemeenschappelijke visie en een effectief optreden ten aanzien van de aanneming van de nodige nationale maatregelen om het door het BTWC opgelegde verbod te handhaven.

    Artikel 4

    Teneinde de naleving van het BTWC te versterken, bevordert de Unie:

    a)

    maatregelen met betrekking tot de CBM-verklaringen:

    i)

    bespreking van de jaarlijkse CBM-verklaringen als het reguliere nationale instrument voor het afleggen van verklaringen over uitvoering en naleving, en verdere ontwikkeling ervan met dit doel voor ogen;

    ii)

    vergroting van de kwaliteit van de ingediende CBM-verklaringen is door middel van:

    maximale vermindering van de complexiteit van de CBM-formulieren en wegnemen van mogelijke dubbelzinnigheid. De gedetailleerde en concrete voorstellen voor wijziging van de CBM worden gebaseerd op de verslagen van de workshops van het Forum van Genève;

    hulp bieden bij het compileren van de in de CBM-formulieren verstrekte informatie. Daartoe zou de Unie de ISU ondersteunen om een grotere rol te spelen bij de ondersteuning van de nationale contactpunten en de met het toezicht op de naleving belaste nationale autoriteiten. Die ondersteuning zou bijvoorbeeld kunnen bestaan in het opzetten van een documentatiecentrum, een helpdeskfunctie, het aanbieden van de CBM-formulieren in meerdere talen, invoering van een elektronisch format en het houden van regionale seminars voor nationale contactpunten;

    instelling van stimulansen voor het indienen van CBM-verklaringen, bijvoorbeeld door het opnemen van nadere bijzonderheden over informatie in het kader van artikel X van het BTWC in het CBM-mechanisme (met gebruikmaking van het huidige formulier D of door middel van een nieuw formulier);

    iii)

    versterking van de relevantie en het integrale karakter van CBM-formulieren door:

    verwijzing naar alle betreffende BTWC-artikelen, waarbij zorgvuldig rekening wordt gehouden met het feit dat een passend evenwicht moet worden gevonden tussen het verstrekken van nuttige informatie en de moeite die het kost om die te verkrijgen, dit om de formulieren niet complexer en bewerkelijker te maken, wat de participatie zou kunnen belemmeren;

    de CBM zouden middels een tweeledige aanpak gewijzigd kunnen worden, waarbij wijzigingen die verder beraad behoeven, in een nieuw tussentijds proces geregeld zouden worden;

    b)

    maatregelen met betrekking tot het mechanisme van de VN-secretaris-generaal voor het opsporen van vermeend gebruik van biologische en toxinewapens; bevestiging dat de verdragsstaten de effectiviteit van de bepalingen van dat mechanisme dienen te waarborgen en daartoe praktische stappen dienen te zetten, zoals het verlenen van ondersteuning van opleidingsprogramma's en het ontwikkelen van een systeem van analytische laboratoria.

    Artikel 5

    Naast de doelstellingen van artikel 1 en de in artikel 2 vastgestelde prioriteiten steunt de Unie het versterken van de rol van de ISU. De Unie steunt in het bijzonder:

    a)

    de verlenging van het mandaat van de ISU met nog eens vijf jaar;

    b)

    de opneming van onderstaande verdere activiteiten in het mandaat van de ISU:

    i)

    oprichting van een communicatie- en informatieplatform inzake beleidsmatige, wetenschappelijke en andere activiteiten in verband met het verdrag (het opzetten van een documentatiecentrum/elektronische database voor bewustmaking van verdragsstaten, de academische wereld en de industrie);

    ii)

    het onderhouden van contacten en het uitwisselen van informatie met andere internationale organisaties op dit gebied;

    iii)

    verdere versterking van de nationale uitvoering van het BTWC door het faciliteren van de uitwisseling van informatie en adviezen op het gebied van nationale uitvoering;

    iv)

    verdere versterking van het CBM-systeem door deel te nemen aan de evaluatie van de CBM-verklaringen. Op basis van informatie via herziene CBM's zou de ISU kunnen worden opgedragen informatie in samenhang met artikel X van het BTWC in een online database in te voeren;

    v)

    ontwikkeling van een systeem voor het beoordelen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en de gevolgen ervan voor het BTWC;

    vi)

    ontwikkeling van een actieplan inzake universalisering;

    c)

    een passende uitbreiding van het huidige ISU-personeel, om ervoor te zorgen dat de ISU de onder b) genoemde werkzaamheden kan uitvoeren.

    Artikel 6

    Ter ondersteuning van de toetsing en ter versterking van het intersessionele proces steunt de Unie met name:

    a)

    onderstaande punten voor een nieuw intersessioneel proces, hetzij als intersessionele thema's hetzij via speciale werkgroepen:

    i)

    nationale uitvoering;

    ii)

    universalisering;

    iii)

    verdere werkzaamheden in verband met CBM na de toetsingsconferentie;

    iv)

    bijstand en samenwerking uit hoofde van de artikelen VII en X van het BTWC, waaronder vaststelling van de behoeften aan bijstand bij het opstellen en aannemen van passende regelgevingskaders (waarbij het accent in eerste instantie op bioveiligheid en biobeveiliging komt te liggen);

    v)

    wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen;

    b)

    ondersteuning van een werkwijze met frequentere beoordelingen van de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Met haar vernieuwde mandaat zou de ISU daarbij een rol kunnen spelen. Naast een uitvoerige bespreking gedurende het intersessionele proces, zouden de verdragsstaten ook andere vormen van beraad over wetenschappelijke en technologische vraagstukken kunnen overeenkomen (bijvoorbeeld oprichting van een nieuwe werkgroep, opneming van een punt betreffende wetenschap en technologie op de agenda van de vergaderingen van de verdragsstaten, het houden van een speciale deskundigenvergadering voor wetenschap en technologie, het opzetten van een adviespanel of van een open forum voor wetenschap en technologie);

    c)

    ondersteuning van het uitwerken van nationale regelgevingskaders, in het bijzonder inzake bioveiligheid en biobeveiliging. Door het vaststellen van passende beheersnormen inzake bioveiligheid en biobeveiliging voor laboratoria en de industrie, die echter in geen enkel opzicht in de plaats komen van een nalevingsregeling, kunnen de verdragsstaten op lange termijn geholpen worden bij de uitvoering van de verplichtingen van het BTWC. Zij zouden, naast andere maatregelen, ook een nuttig instrument kunnen blijken als bijdrage aan een toekomstige aangescherpte nalevingsregeling. Bespreking van deze ontwikkeling, bijvoorbeeld met de betrokken bedrijfstak, zou een onderdeel kunnen vormen van een nieuw intersessioneel proces;

    d)

    ondersteuning van een sterker besluitvormend karakter van het intersessionele proces door een aantal mogelijkheden te verkennen, zoals het bindend maken van het eindverslag van de vergadering van de verdragsstaten, het overeenkomen van routekaarten en het oprichten van werkgroepen voor bepaalde vraagstukken, actieplannen of aanbevelingen.

    Artikel 7

    Teneinde de universalisering kracht bij te zetten, ondersteunt de Unie:

    a)

    de aanneming van een door de ISU beheerd actieplan voor universalisering, dat concrete stappen en activiteiten bevat. Het actieplan kan activiteiten bevatten als stimuleringsevenementen, gezamenlijke demarches, de vertaling van documenten, alsmede prikkels als informatie-uitwisseling over het bijstandsaanbod, en bezoeken ter verlening van bijstand bij het invullen van het eerste CBM-formulier. Dit actieplan zou tijdens elke bijeenkomst van de verdragsstaten worden geëvalueerd en zo nodig gewijzigd;

    b)

    de organisatie van speciale bijeenkomsten of vergaderingen van werkgroepen over universalisering tijdens het intersessionele proces, teneinde de stimuleringsactiviteiten tussen diverse actoren te coördineren en regionale initiatieven te plannen.

    Artikel 8

    De Unie ondersteunt de toetsing van de uitvoering van artikel X van het BTWC tijdens de Zevende Toetsingsconferentie. De toetsing is erop gericht:

    a)

    na te gaan hoe informatie over bijstand in de CBM kan worden opgenomen, door herziening van formulier D of door invoering van een nieuw formulier voor informatie-uitwisseling tussen de verdragsstaten over activiteiten in verband met samenwerking en bijstand;

    b)

    de ISU op te dragen informatie in samenhang met artikel X van het BTWC in te voeren in een online database, die zich op het beveiligde gedeelte van de website zou kunnen bevinden.

    Artikel 9

    Het optreden van de Unie voor de in de artikelen 1 tot en met 8 bedoelde doelen omvat:

    a)

    op grond van het in de artikelen 1 tot en met 8 uiteengezette standpunt, voorstellen van de Unie voor specifieke, praktische en uitvoerbare regelingen voor een doeltreffende versterking van de uitvoering van het BTWC; deze voorstellen zullen tijdens de Zevende Toetsingsconferentie ter bespreking worden voorgelegd aan de verdragsstaten;

    b)

    demarches van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of de delegaties van de Unie; en

    c)

    verklaringen die de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of de delegatie van de Unie bij de VN vóór en tijdens de Zevende Toetsingsconferentie zal afleggen.

    Artikel 10

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel, 18 juli 2011.

    Voor de Raad

    De voorzitster

    C. ASHTON


    (1)  PB L 65 van 7.3.2006, blz. 51.

    (2)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 29.

    (3)  PB C 57 van 9.3.2006, blz. 1.


    Top