EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R1261

Verordening (EU) nr. 1261/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India

PB L 343 van 29.12.2010, p. 57–75 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 30/12/2010

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1261/oj

29.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/57


VERORDENING (EU) Nr. 1261/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2010

tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) (de basisverordening), en met name artikel 12,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 1 april 2010 heeft de Commissie met een bericht (het bericht van inleiding) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding van een antisubsidieprocedure (de AS-procedure) betreffende de invoer in de Unie van bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India („India” of „het betrokken land”) aangekondigd.

(2)

Diezelfde dag heeft de Commissie met een bericht (het bericht van inleiding) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Unie van bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India aangekondigd en in dat verband een afzonderlijk onderzoek geopend (de AD-procedure).

(3)

De AS-procedure is ingeleid na een klacht die op 15 februari 2010 werd ingediend door de European Federation of Iron and Steel Industries (Eurofer) (de klager) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde roestvrijstalen staven in de Unie. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over subsidiëring van het product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

(4)

Voorafgaand aan de inleiding van de procedure heeft de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 7, van de basisverordening de Indiase overheid ervan in kennis gesteld dat zij een met bewijsmateriaal gestaafde klacht had ontvangen dat bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India met subsidiëring werden ingevoerd en dat de bedrijfstak van de Unie hierdoor aanmerkelijke schade leed. De Indiase overheid werd voor overleg uitgenodigd teneinde de in de klacht omschreven situatie op te helderen om overeenstemming te bereiken over een oplossing. In dit geval kon geen overeenstemming worden bereikt.

1.2.   Partijen bij de procedure

(5)

De Commissie heeft de producenten in de Unie die de klacht hebben ingediend, andere haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs, importeurs, de haar bekende betrokken gebruikers en de Indiase overheid van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(6)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

1.2.1.   Steekproef van producenten-exporteurs in India

(7)

Gezien het grote aantal producenten-exporteurs in India werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening voor de vaststelling van subsidiëring van een steekproef gebruik te maken.

(8)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, werd de producenten-exporteurs in India verzocht uiterlijk 15 dagen na de datum van opening van het onderzoek contact met haar op te nemen en basisinformatie te verstrekken over hun uitvoer en binnenlandse verkoop, hun exacte activiteiten met betrekking tot de productie van het betrokken product, alsmede de namen en activiteiten te verschaffen van alle met hen verbonden ondernemingen die betrokken waren bij de productie en/of verkoop van het betrokken product tijdens de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010.

(9)

Ook de desbetreffende Indiase autoriteiten werden geraadpleegd over de selectie van een representatieve steekproef.

(10)

Binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hebben in totaal 22 producenten-exporteurs, met inbegrip van groepen verbonden ondernemingen in India, de vereiste informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. 20 van deze medewerkende ondernemingen of groepen gaven aan het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie te hebben uitgevoerd. De steekproef is bijgevolg samengesteld op grond van de informatie die deze 20 producenten-exporteurs of groepen van producenten-exporteurs hebben verstrekt.

(11)

Producenten-exporteurs die zich niet binnen de eerder genoemde termijn kenbaar maakten of die de verlangde informatie niet op tijd leverden, werden geacht niet aan het onderzoek mee te werken. De vergelijking van de invoergegevens van Eurostat met de gegevens die de 20 medewerkende ondernemingen of groepen die het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie hebben uitgevoerd, hebben verstrekt over de hoeveelheden van het betrokken product die zij tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie hebben uitgevoerd, doet vermoeden dat de medewerking van de Indiase producenten-exporteurs erg hoog was.

1.2.2.   Samenstelling van de steekproef van medewerkende ondernemingen in India

(12)

Overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening heeft de Commissie, voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie, een steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve uitvoerhoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. In de steekproef zijn twee individuele ondernemingen en een groep van ondernemingen bestaande uit vier verbonden ondernemingen opgenomen, die samen meer dan 63 % van de totale uitvoerhoeveelheid van het betrokken product naar de Unie vertegenwoordigen.

1.2.3.   Individueel onderzoek van ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen

(13)

Een producent-exporteur die niet in de steekproef is opgenomen omdat hij niet aan de criteria van artikel 27, lid 1, van de basisverordening voldeed, heeft om de vaststelling van een individuele subsidiemarge overeenkomstig artikel 27, lid 3, van de basisverordening verzocht en heeft de vragenlijst beantwoord.

(14)

Zoals vermeld in overweging 12 is de steekproef beperkt tot een redelijk aantal ondernemingen, die binnen de beschikbare tijd konden worden onderzocht. De ondernemingen die in het kader van het subsidieonderzoek zijn onderzocht, zijn opgenomen in overweging 22. Gezien het aantal controles dat bij deze ondernemingen ter plaatse moest worden uitgevoerd, werd geoordeeld dat een individueel onderzoek een onredelijke belasting zou vormen en de tijdige afronding van het onderzoek in de weg zou hebben gestaan.

(15)

Daarom luidde de voorlopige conclusie dat het verzoek om een individueel onderzoek moest worden afgewezen.

1.2.4.   Steekproef van producenten in de Unie

(16)

Gezien het grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening voor de vaststelling van schade van een steekproef gebruik te maken.

(17)

Behalve de acht producenten die de klacht hebben ingediend, hebben er zich geen andere producenten kenbaar gemaakt noch, zoals gespecificeerd in het bericht van inleiding, basisinformatie verstrekt over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak. Vier van deze acht ondernemingen werden voor de steekproef geselecteerd op basis van de representativiteit van de omvang van hun verkoop, hun verschillende productsoorten en hun vestigingsplaats in de Unie. De klager en de betrokken producenten zijn over de samenstelling van de steekproef geraadpleegd.

(18)

De vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 62 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

1.2.5.   Steekproef van importeurs

(19)

Gezien het grote aantal in de klacht genoemde importeurs, werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening voor de importeurs van een steekproef gebruik te maken. Binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hebben vier importeurs de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Aangezien slechts weinig importeurs zich kenbaar hebben gemaakt, is besloten om van een steekproef af te zien.

(20)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar alle haar bekende betrokken partijen en naar alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn kenbaar hadden gemaakt. Bijgevolg zijn vragenlijsten toegestuurd aan de Indiase overheid, de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in India, de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de vier importeurs in de Unie die zich in het kader van de steekproefprocedure hebben gemeld, en alle gebruikers waarvan bekend was dat zij bij het onderzoek betrokken waren.

(21)

De Indiase overheid, de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, de producent-exporteur die om een individueel onderzoek heeft verzocht, de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en één importeur hebben de vragenlijst beantwoord. Geen gebruikers of andere belanghebbenden bij de procedure stuurden antwoorden op de vragenlijst in. Daarnaast heeft een groot deel van de producenten in de Unie de gevraagde algemene gegevens voor de schadeanalyse verstrekt.

(22)

De Commissie heeft alle gegevens van de belanghebbenden die zij voor de voorlopige vaststelling van subsidiëring, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. De Commissie heeft controlebezoeken gebracht aan de Indiase overheid in Delhi, de regering van Maharashtra in Mumbai, het regionale kantoor van de Indiase overheid in Mumbai en de volgende partijen:

 

Producenten in de Unie

Aceros Inoxidables Olarra SA, Spanje en verbonden verkoopmaatschappijen,

Rodaciai SPA, Italië en verbonden verkoopmaatschappijen,

Roldan SA, Spanje en verbonden verkoopmaatschappijen,

Ugitech France SA, Frankrijk en verbonden verkoopmaatschappijen,

 

Producenten-exporteurs in India

Viraj Profiles Vpl. Ltd, Thane, Maharashtra,

Chandan Steel Ltd, Mumbai, Maharashtra,

Venus-groep:

Venus Wire Industries Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra,

Precision Metals, Mumbai, Maharashtra,

Hindustan Inox Ltd, Mumbai, Maharashtra,

Sieves Manufacturer India Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra.

1.3.   Onderzoektijdvak

(23)

Het onderzoek naar de subsidiëring en schade had betrekking op de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2007 tot het eind van het onderzoektijdvak (de beoordelingsperiode).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(24)

Bij het betrokken product gaat het om alleen door koud bewerken of koud nabewerken verkregen roestvrijstalen staven, met uitzondering van staven met een cirkelvormige dwarsdoorsnede met een diameter van 80 mm of meer, van oorsprong uit India (het betrokken product), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7222 20 21, 7222 20 29, 7222 20 31, 7222 20 39, 7222 20 81 en 7222 20 89.

2.2.   Soortgelijk product

(25)

Uit het onderzoek is gebleken dat de producten die in India worden vervaardigd en daar op de binnenlandse markt worden verkocht en waarop dit onderzoek betrekking heeft, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik hebben als de producten die uit dat land naar de Unie worden uitgevoerd. Evenzo hebben de door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en op de markt van de Unie verkochte producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik als de producten die uit het betrokken land naar de Unie worden uitgevoerd. Deze producten worden derhalve voorlopig als gelijke producten in de zin van artikel 2, onder c), van de basisverordening beschouwd.

3.   SUBSIDIËRING

3.1.   Inleiding

(26)

Op basis van de informatie in de klacht en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werd een onderzoek ingesteld naar de hieronder genoemde regelingen in het kader waarvan subsidies zouden worden verstrekt:

a)

Duty Entitlement Passbook Scheme (kredietregeling voor invoerrechten);

b)

Advance Authorisation Scheme (regeling voorafgaande vergunningen);

c)

Export Promotion Capital Goods Scheme (regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering);

d)

Export Oriented Units Scheme (regeling exportgerichte bedrijven);

e)

Export Credit Scheme (regeling exportkredieten).

(27)

De regelingen a) tot en met d) zijn gebaseerd op de Foreign Trade (Development and Regulation) Act van 1992 (nr. 22), die op 7 augustus 1992 in werking is getreden („Foreign Trade Act”). Deze wet geeft de Indiase overheid het recht mededelingen te doen in verband met het in- en uitvoerbeleid. Deze mededelingen worden samengevat in documenten over het buitenlandse handelsbeleid, die om de vijf jaar door het ministerie van Handel worden uitgegeven en regelmatig worden bijgewerkt. Voor het OT van dit onderzoek zijn twee van die documenten van belang: FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14. Bovendien heeft de Indiase overheid de procedures voor FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14 vastgelegd in deel I van een procedurehandboek („HOP I 04-09” resp. „HOP I 09-14”). Ook het procedurehandboek wordt regelmatig bijgewerkt.

(28)

De onder e) genoemde regeling voor exportkredieten is gebaseerd op de afdelingen 21 en 35A van de Banking Regulation Act (bankwet) van 1949, die de Reserve Bank of India (RBI) machtigt handelsbanken instructies te geven op het gebied van exportkredieten.

3.2.   Duty Entitlement Passbook Scheme (kredietregeling voor invoerrechten -DEPBS)

a)   Rechtsgrond

(29)

De DEPBS wordt in detail beschreven in hoofdstuk 4.3 van FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14 en in hoofdstuk 4 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14.

b)   Subsidiabiliteit

(30)

Alle producenten-exporteurs of handelaren-exporteurs komen voor deze regeling in aanmerking.

c)   Toepassing van de DEPBS in de praktijk

(31)

Een exporteur kan een DEPBS-krediet aanvragen; dit krediet wordt berekend als percentage van de waarde van de in het kader van deze regeling uitgevoerde producten. De Indiase autoriteiten hebben voor de meeste producten, inclusief het betrokken product, een DEPBS-percentage vastgesteld. Deze percentages worden bepaald op basis van standaard-input-outputnormen (SION’s), waarbij wordt uitgegaan van een bepaalde hoeveelheid ingevoerde inputs die in het exportproduct zouden zijn verwerkt, en van de op die inputs toepasselijke douanerechten, ongeacht of deze invoerrechten daadwerkelijk zijn betaald.

(32)

Om voor de voordelen van deze regeling in aanmerking te komen, moet een onderneming exporteren. Op het ogenblik dat de uitvoertransactie plaatsvindt, moet de exporteur de Indiase autoriteiten een verklaring overleggen dat de uitvoer in het kader van de DEPBS plaatsvindt. Om de uitvoer van de goederen mogelijk te maken, geven de Indiase douaneautoriteiten tijdens de verzendingsprocedure een ladingsbrief voor de uitvoer af. Daarin is onder meer het bedrag aan DEPBS-krediet vermeld dat voor de uitvoertransactie moet worden toegekend. Op dat moment weet de exporteur dus welk voordeel hij zal ontvangen. Zodra de douaneautoriteiten een ladingsbrief voor de uitvoer afgeven, heeft de Indiase overheid geen zeggenschap meer over de toekenning van een DEPBS-krediet.

(33)

In overeenstemming met de Indiase standaarden voor jaarrekeningen kunnen DEPBS-kredieten op transactiebasis als inkomsten worden geboekt zodra aan de uitvoerverplichting is voldaan. Zij kunnen worden gebruikt om de douanerechten te betalen bij de latere invoer van goederen - met uitzondering van kapitaalgoederen waarop een invoerbeperking rust. Goederen die met gebruikmaking van DEPBS-kredieten worden ingevoerd, kunnen op de binnenlandse markt worden verkocht (waar zij aan omzetbelasting zijn onderworpen) of op andere wijze worden gebruikt. DEPBS-kredieten zijn vrij overdraagbaar en zijn vanaf de toekenning twaalf maanden geldig.

(34)

Aanvragen om DEPBS-kredieten worden elektronisch ingediend en kunnen een onbeperkt aantal uitvoertransacties betreffen. In feite gelden geen strikte termijnen voor DEPBS-kredieten. Het elektronische systeem dat voor het beheer van de DEPBS wordt gebruikt, sluit niet automatisch uit dat ook na afloop van de termijnen in hoofdstuk 4.47 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14 aanvragen voor uitvoertransacties kunnen worden ingediend. Zoals in hoofdstuk 9.3 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14 duidelijk wordt bepaald, kunnen aanvragen die na afloop van de indieningstermijnen worden ontvangen, altijd tegen betaling van een kleine boete (10 % van het recht) in overweging worden genomen.

(35)

Er is vastgesteld dat twee van de ondernemingen in de steekproef, Chandan Steel en de ondernemingen in de Venus-groep, in het OT van deze regeling gebruik hebben gemaakt.

d)   Conclusies betreffende de DEPBS

(36)

In het kader van de DEPBS worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Een DEPBS-krediet is een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien het krediet uiteindelijk zal worden gebruikt voor de vereffening van invoerrechten, waardoor de Indiase overheid inkomsten derft die haar anders zouden toekomen. Bovendien verlenen de DEPBS-kredieten een voordeel aan de exporteur, omdat zijn liquiditeit daardoor verbetert.

(37)

Voorts is de DEPBS-regeling rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties; daarom wordt zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening.

(38)

Deze regeling kan niet als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening worden aangemerkt, omdat zij niet voldoet aan de regels van bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor vervangende inputs) bij de basisverordening. De exporteur is met name niet verplicht de goederen die vrij van rechten werden ingevoerd, ook echt bij het productieproces te verbruiken en het kredietbedrag wordt niet berekend op basis van de werkelijk gebruikte inputs. Bovendien wordt geen regeling of procedure toegepast aan de hand waarvan kan worden nagegaan welke inputs bij de vervaardiging van het uitgevoerde product werden verbruikt, dan wel of te veel invoerrechten werden betaald in de zin van bijlage I, punt i), en de bijlagen II en III van de basisverordening. Ten slotte komt een exporteur ook als hij geen inputs invoert voor de DEPBS in aanmerking. Om het voordeel te verkrijgen, is het voldoende dat de exporteur goederen uitvoert; hij hoeft niet aan te tonen dat inputs werden ingevoerd. Zo komen zelfs exporteurs die al hun inputs op de binnenlandse markt aankopen en geen goederen invoeren die als inputs kunnen worden gebruikt, toch voor de DEPBS-regeling in aanmerking.

e)   Berekening van de hoogte van de subsidie

(39)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 5 van de basisverordening werd de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies berekend in termen van het door de ontvanger daarmee verkregen voordeel waarvan het bestaan in het OT werd vastgesteld. Er werd van uitgegaan dat de ontvanger het voordeel verkreeg op het ogenblik dat een uitvoertransactie in het kader van deze regeling plaatsvond. Op dat ogenblik is de Indiase overheid gehouden afstand te doen van de douanerechten, wat een financiële bijdrage is in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zodra de douaneautoriteiten een ladingsbrief voor de uitvoer afgeven waarin onder meer het voor de uitvoertransactie toe te kennen DEBPS-krediet is vermeld, heeft de Indiase overheid geen zeggenschap meer over het al dan niet verlenen van de subsidie. Gezien het bovenstaande lijkt het passend om voor de berekening van het door de DEPBS toegekende voordeel uit te gaan van alle kredieten die in het OT voor uitvoertransacties zijn verworven.

(40)

Indien verzoeken daartoe gerechtvaardigd waren, werden de kosten die moesten worden gemaakt om de subsidie te verkrijgen, overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening afgetrokken van de aldus vastgestelde kredieten om het als teller fungerende subsidiebedrag te bepalen. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over de totale waarde van de uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(41)

Met betrekking tot deze regeling werd voor het OT voor de betrokken ondernemingen een subsidiepercentage van 1,5 % tot 3,4 % vastgesteld.

3.3.   Advance Authorisation Scheme (regeling voorafgaande vergunningen — AAS)

a)   Rechtsgrond

(42)

De regeling wordt in detail beschreven in de punten 4.1.1 tot en met 4.1.14 van FT-policy 04-09 en FT-policy 2009-2014 en in de hoofdstukken 4.1 tot en met 4.30 van het HOP I 2004-2009 en het HOP I 2009-2014.

b)   Subsidiabiliteit

(43)

De AAS bestaat uit zes subregelingen, die in overweging 44 nader worden beschreven. Deze subregelingen verschillen onder meer wat de voorwaarden betreft. Producenten-exporteurs en handelaren-exporteurs die banden hebben met ondersteunende fabrikanten komen in aanmerking voor de regeling voorafgaande vergunningen voor fysieke uitvoer en voor de subregeling voorafgaande vergunningen voor jaarlijkse behoeften. Producenten-exporteurs die optreden als leverancier van de uiteindelijke exporteur komen in aanmerking voor de regeling voorafgaande vergunningen voor leveranties van halffabricaten. Hoofdcontractanten die aan de in punt 8.2 van FT-policy 2004-2009 vermelde categorieën „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” leveren, zoals de leveranciers van exportgerichte ondernemingen, komen in aanmerking voor de subregeling voorafgaande vergunningen voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop”. Tot slot komen de toeleveranciers van producenten-exporteurs in aanmerking voor de voordelen die gelden voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” op grond van de subregelingen Advance Release Order (ARO) en Back to back inland letter of credit (documentair krediet).

c)   Toepassing in de praktijk

(44)

Voorafgaande vergunningen kunnen worden verstrekt voor:

i)   fysieke uitvoer: dit is de belangrijkste subregeling. In het kader van deze subregeling mogen inputs voor de vervaardiging van een bepaald exportproduct vrij van rechten worden ingevoerd. „Fysieke uitvoer” betekent in deze context dat het exportproduct het Indiase grondgebied moet verlaten. Welke producten mogen worden ingevoerd en hoeveel moet worden uitgevoerd, alsmede het soort exportproduct zijn in de vergunning vermeld;

ii)   jaarlijkse behoefte: een dergelijke vergunning is niet gekoppeld aan een bepaald exportproduct, maar aan een ruimere groep producten (bijvoorbeeld chemische en aanverwante producten). De vergunninghouder kan — tot een zekere maximumwaarde die wordt bepaald door zijn uitvoer in het verleden - elke soort input rechtenvrij invoeren die bij de vervaardiging van een tot deze groep behorend product wordt gebruikt. Hij kan naar believen elk product uitvoeren dat onder de productgroep valt en waarin dergelijk rechtenvrij materiaal is verwerkt;

iii)   leveranties van halffabricaten: deze subregeling geldt wanneer twee producenten voornemens zijn één exportproduct te vervaardigen en het productieproces dus wordt opgesplitst. De producent-exporteur die het halffabricaat vervaardigt, mag inputs rechtenvrij invoeren en hiervoor kan hem een voorafgaande vergunning voor leveranties van halffabricaten worden verleend. De uiteindelijke exporteur werkt het product af en is verplicht het afgewerkte product uit te voeren;

iv)   met uitvoer gelijkgestelde verkoop: in het kader van deze subregeling kan een hoofdcontractant vrij van rechten inputs invoeren die hij nodig heeft voor de vervaardiging van goederen die hij zal verkopen als „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” aan categorieën afnemers die vermeld zijn in punt 8.2, onder b) tot en met f), g), i) en j), van FT-policy 04-09. Volgens de Indiase overheid gaat het bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop om transacties waarbij de geleverde goederen het land niet verlaten. Bepaalde categorieën transacties worden beschouwd als met uitvoer gelijkgestelde verkoop op voorwaarde dat de goederen in India zijn vervaardigd; dit geldt bijvoorbeeld voor de levering van goederen aan een exportgerichte onderneming of aan een onderneming die zich in een bijzondere economische zone bevindt;

v)   Advance Release Order (ARO): de houder van de voorafgaande vergunning die voornemens is inputs in het binnenland aan te kopen in plaats van deze rechtstreeks in te voeren, kan hierbij gebruikmaken van ARO’s. In dat geval worden de voorafgaande vergunningen beschouwd als ARO’s voor de binnenlandse leverancier bij levering van de hierin vermelde goederen. Dit geeft de binnenlandse leverancier recht op de voordelen die gelden bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop volgens punt 8.3 van FT-policy 04-09 (dat wil zeggen de voorafgaande vergunning voor leveranties van halffabricaten/met uitvoer gelijkgestelde verkoop, terugbetaling van rechten bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop en terugbetaling van accijnzen). Bij toepassing van de ARO-regeling worden rechten en heffingen terugbetaald aan de leverancier in plaats van aan de uiteindelijke exporteur. De terugbetaling van rechten en heffingen is zowel mogelijk voor binnenlandse als voor ingevoerde inputs;

vi)   documentair krediet: deze subregeling heeft ook betrekking op binnenlandse leveringen aan de houder van een voorafgaande vergunning. Deze kan bij een bank een binnenlands documentair krediet openen ten gunste van een binnenlandse leverancier. De bank zal op de vergunning de rechtstreekse invoer afboeken, maar slechts voor de waarde en de hoeveelheid goederen die in het binnenland worden aangekocht in plaats van te worden ingevoerd. De binnenlandse leverancier heeft recht op de voordelen die gelden voor met uitvoer gelijkgestelde verkoop volgens punt 8.3 van FT-policy 04-09 (voorafgaande vergunning leveranties van halffabricaten/met uitvoer gelijkgestelde verkoop, terugbetaling van rechten bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop en terugbetaling van accijnzen).

(45)

Twee ondernemingen hebben in het OT in het kader van de AAS voordelen ontvangen die aan het betrokken product gerelateerd zijn. Deze ondernemingen maakten gebruik van een subregeling, namelijk de regeling voorafgaande vergunningen voor fysieke uitvoer. Het is derhalve niet nodig na te gaan of de overige subregelingen aanleiding geven tot compenserende maatregelen.

(46)

Om verificatie door de Indiase autoriteiten mogelijk te maken, is de houder van een voorafgaande vergunning wettelijk verplicht een waarheidsgetrouwe boekhouding in een bepaalde vorm te voeren waaruit het verbruik van de rechtenvrij ingevoerde/in het binnenland aangekochte goederen blijkt (hoofdstukken 4.26 en 4.30 en aanhangsel 23 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14). Met andere woorden: hij moet een verbruiksregister bijhouden. Dit verbruiksregister moet worden gecontroleerd door een externe accountant, die een certificaat afgeeft waarin wordt verklaard dat de voorgeschreven registers en de relevante documentatie zijn onderzocht en dat de op grond van aanhangsel 23 verstrekte informatie in alle opzichten waarheidsgetrouw en correct is.

(47)

Voor de subregeling waarvan in het OT door de betrokken ondernemingen gebruik is gemaakt, namelijk fysieke uitvoer, legt de Indiase overheid in de vergunning de omvang en de waarde vast van de toegestane invoer en de verplichte uitvoer. Bovendien moeten de desbetreffende transacties op het moment van in- en uitvoer door overheidsambtenaren op de vergunning worden vermeld. Voor de hoeveelheden die in het kader van de regeling voorafgaande vergunningen mogen worden ingevoerd, baseert de Indiase overheid zich op standaard-input-output-normen (SION’s) die voor de meeste producten en ook voor het betrokken product bestaan.

(48)

Ingevoerde inputs zijn niet overdraagbaar en moeten voor de vervaardiging van het exportproduct worden gebruikt. De uitvoer moet plaatsvinden binnen een bepaalde termijn na de afgifte van de vergunning (24 maanden met twee mogelijke verlengingen van telkens 6 maanden).

(49)

Uit het onderzoek is gebleken dat de verificatievoorschriften van de Indiase autoriteiten ofwel niet in acht werden genomen, ofwel nog niet in de praktijk werden uitgetest.

(50)

Een van de onderzochte ondernemingen paste geen systeem toe aan de hand waarvan kon worden gecontroleerd welke inputs bij de vervaardiging van het uitgevoerde product werden verbruikt en in welke hoeveelheden, zoals bepaald in de FT-policy (aanhangsel 23) en in bijlage II, punt II.4, van de basisverordening. In feite werd geen register van het werkelijke verbruik bijgehouden. Wijzigingen in het beheer van de FT-policy 2004 tot en met 2009 die in het najaar van 2005 van kracht werden (verplichting om het verbruiksregister in het kader van de vrijmakingsprocedure naar de Indiase autoriteiten te sturen), zijn in het geval van deze onderneming nog niet toegepast. De feitelijke tenuitvoerlegging van deze bepaling kon in dit stadium derhalve niet worden gecontroleerd.

(51)

De andere onderneming hield een soort productie- en verbruiksregister bij. Het verbruiksregister voor het OT was evenwel niet beschikbaar, en het was dan ook niet mogelijk om onder meer de verbruiksgegevens te controleren om na te gaan welke inputs bij de productie van het uitgevoerde product werden verbruikt, en in welke hoeveelheden, zoals voorgeschreven in de FT-policy (aanhangsel 23). Wat de verificatievoorschriften betreft waarnaar in overweging 46 wordt verwezen, heeft de onderneming niet geregistreerd hoe deze certificatie heeft plaatsgevonden. Er was geen auditplan of ander bewijsmateriaal (zoals een auditverslag) voor de uitgevoerde audit beschikbaar en evenmin geregistreerde informatie over de gebruikte methode en de specifieke eisen die waren gesteld aan dit nauwgezette werk, waarvoor gedetailleerde technische kennis over productieprocessen nodig is. Kortom, er werd geconcludeerd dat de onderzochte exporteur niet kon aantonen dat aan de desbetreffende FT-policybepalingen was voldaan.

d)   Conclusie betreffende de AAS

(52)

De vrijstelling van invoerrechten is een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening: die vrijstelling is namelijk een financiële bijdrage van de Indiase overheid waardoor de onderzochte exporteurs een voordeel hebben verkregen.

(53)

Bovendien zijn de AAS voor fysieke uitvoer rechtens duidelijk afhankelijk van uitvoerprestaties en daarom worden zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen krachtens artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening. Een onderneming kan niet van deze regelingen gebruikmaken zonder uitvoerverbintenis.

(54)

De subregeling waarvan in dit geval gebruik werd gemaakt, kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de voorschriften in bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor vervangende inputs) van de basisverordening. De Indiase overheid heeft niet daadwerkelijk een verificatieregeling of procedure toegepast om na te gaan of, en in welke mate, de inputs bij de vervaardiging van het exportproduct zijn verbruikt (bijlage II, punt II.4, van de basisverordening en, in het geval van terugbetalingsregelingen voor vervangende inputs, bijlage III, punt II.2, van de basisverordening). De SION’s voor het betrokken product waren niet nauwkeurig genoeg en kunnen niet als verificatieregeling voor het werkelijke verbruik worden gebruikt omdat de Indiase overheid aan de hand van deze normen niet met voldoende nauwkeurigheid kan vaststellen hoeveel inputs verbruikt zijn bij de vervaardiging van de exportproducten. De Indiase overheid verrichtte ook geen verder onderzoek naar de werkelijk verbruikte inputs, hoewel dit normaliter vereist is als er geen effectieve verificatieregeling is (bijlage II, punt II.5, en bijlage III, punt II.3, van de basisverordening).

(55)

De subregeling geeft derhalve aanleiding tot compenserende maatregelen.

e)   Berekening van de hoogte van de subsidie

(56)

Daar de onderzochte subsidieregelingen geen toegestane terugbetalingsregelingen voor inputs of voor vervangende inputs zijn, bestaat het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende voordeel uit het bedrag aan kwijtgescholden invoerrechten dat in normale omstandigheden bij invoer van de inputs verschuldigd zou zijn geweest. In dit verband voorziet de basisverordening niet alleen in compenserende rechten voor een „teveel” aan kwijtgescholden rechten. Volgens artikel 3, lid 1, onder a), ii), en bijlage I, punt i), van de basisverordening kunnen compenserende maatregelen slechts worden genomen ten aanzien van het teveel aan terugbetaalde rechten indien aan de voorwaarden van de bijlagen II en III van de basisverordening is voldaan. Aan deze voorwaarden is in dit geval niet voldaan. Dit betekent dat, indien geen adequaat controlesysteem is aangetoond, de bovenstaande uitzondering inzake terugbetalingsregelingen niet van toepassing is en de normale regel geldt waarbij het bedrag aan niet-betaalde rechten (gederfde inkomsten) tot compenserende maatregelen aanleiding geeft, en niet alleen het beweerde teveel aan kwijtgescholden rechten. Volgens bijlage II, punt II, en bijlage III, punt II, van de basisverordening is het niet de taak van de onderzoekende autoriteit om dit teveel aan kwijtgescholden rechten te berekenen. Integendeel, volgens artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening dient de onderzoekende autoriteit alleen aan te tonen dat er geen adequate verificatieregeling is.

(57)

De hoogte van de subsidies die in het kader van de regeling voorafgaande vergunningen aan de ondernemingen zijn toegekend, werd berekend op basis van de gederfde invoerrechten (gewone douanerechten en bijzondere aanvullende douanerechten) op de materialen die op grond van de subregeling in het OT werden ingevoerd (de teller). Overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening werden de kosten die moesten worden gemaakt om de subsidie te verkrijgen, van het subsidiebedrag afgetrokken indien verzoeken daartoe gerechtvaardigd waren. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over het niveau van de uitvoer van het betrokken product in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van de uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(58)

Met betrekking tot deze regeling werd voor het OT voor de betrokken ondernemingen een subsidiepercentage van respectievelijk 0,8 % en 1,5 % vastgesteld.

3.4.   Export Promotion Capital Goods Scheme (regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering — EPCGS)

(59)

Uit het onderzoek is gebleken dat twee van de ondernemingen of groepen van ondernemingen die in de steekproef zijn opgenomen in het OT van deze regeling gebruik hebben gemaakt. Het aldus verkregen voordeel bleek evenwel verwaarloosbaar te zijn. Daarom werd het voor dit onderzoek niet nodig geacht verder te evalueren of deze regeling aanleiding tot compenserende maatregelen kon geven.

3.5.   Export Oriented Units Scheme (regeling exportgerichte bedrijven — EOUS)

(60)

Eén van de ondernemingen in de steekproef bleek de status van exportgericht bedrijf te hebben en in het OT subsidies te hebben ontvangen.

a)   Rechtsgrond

(61)

De EOU-regeling wordt in detail beschreven in hoofdstuk 6 van FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14 en in hoofdstuk 6 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14.

b)   Subsidiabiliteit

(62)

Met uitzondering van zuivere handelsondernemingen komen alle ondernemingen die er zich in principe toe verbinden hun gehele productie van goederen of diensten uit te voeren, voor de regeling exportgerichte bedrijven in aanmerking. Om voor de regeling exportgerichte bedrijven in aanmerking te komen, moeten ondernemingen in industriesectoren een minimumbedrag in vaste activa investeren.

c)   Praktische uitvoering

(63)

Exportgerichte bedrijven kunnen overal in India gevestigd zijn of worden opgericht.

(64)

In een aanvraag om als exportgericht bedrijf te worden erkend, moeten onder meer gegevens worden verstrekt over de geplande productie, de geraamde waarde van de uitvoer en de behoefte aan ingevoerde en binnenlandse inputs voor de volgende vijf jaar. Indien de aanvraag wordt aanvaard, worden de aan deze aanvaarding verbonden voorwaarden aan de onderneming meegedeeld. De erkenning als exportgericht bedrijf geldt voor vijf jaar. De overeenkomst kan worden verlengd.

(65)

Een belangrijke verplichting voor exportgerichte bedrijven is volgens de FT-policy 2004-2009 en de FT-policy 2009-2014 dat hun deviezenrekening een positief saldo moet vertonen, d.w.z. dat de totale waarde van hun uitvoer gedurende een referentieperiode van vijf jaar groter moet zijn geweest dan de totale waarde van hun invoer.

(66)

Exportgerichte bedrijven komen in aanmerking voor de volgende voordelen:

i)

vrijstelling van invoerrechten voor alle soorten goederen (waaronder kapitaalgoederen, grondstoffen en verbruiksgoederen) die nodig zijn voor de fabricage, productie of verwerking of die in verband daarmee worden gebruikt;

ii)

vrijstelling van accijnzen op in het binnenland aangekochte goederen;

iii)

terugbetaling van de nationale omzetbelasting op ter plaatse aangekochte goederen;

iv)

de mogelijkheid een deel van de productie, ter waarde van maximaal 50 % van de fob-waarde van de uitvoer, op de binnenlandse markt te verkopen, mits hun deviezenrekening een positief saldo vertoont na betaling van de verlaagde rechten, namelijk accijnzen op eindproducten;

v)

gedeeltelijke terugbetaling van de rechten die zijn betaald op brandstof die bij binnenlandse oliemaatschappijen wordt betrokken;

vi)

vrijstelling van de normaliter verschuldigde vennootschapsbelasting op de exportwinsten overeenkomstig artikel 10 B van de wet op de vennootschapsbelasting gedurende een periode van tien jaar vanaf het begin van de activiteiten van het bedrijf;

(67)

Bedrijven die van deze regelingen gebruikmaken, staan onder toezicht van douaneambtenaren.

(68)

Op deze bedrijven rust de wettelijke verplichting om een waarheidsgetrouwe boekhouding te voeren van alle ingevoerde goederen, van het gebruik dat daarvan is gemaakt en van de uitgevoerde goederen, overeenkomstig de desbetreffende bepaling van het HOP I 2009-2014. Deze documenten moeten periodiek aan de bevoegde autoriteiten in India worden overgelegd in driemaandelijkse en jaarlijkse voortgangsverslagen.

(69)

Overeenkomstig het desbetreffende artikel van het HOP 2009-2014 wordt echter van een exportgericht bedrijf niet verlangd dat het iedere invoer in verband brengt met zijn uitvoer, overdracht naar andere bedrijven, verkoop in het binnenlandse tariefgebied of voorraden.

(70)

Bij verkopen in het binnenland zorgt de producent zelf voor de verzending en registratie. Bij uitvoer door een exportgericht bedrijf ziet een douane- of accijnsambtenaar toe op de verzending van de goederen.

(71)

In dit geval heeft één van de medewerkende exporteurs in de steekproef van de regeling exportgerichte bedrijven gebruikgemaakt. Deze medewerkende exporteur heeft van deze regeling gebruikgemaakt om grondstoffen, verbruiksgoederen en kapitaalgoederen vrij van rechten in te voeren, goederen op de binnenlandse markt vrij van accijnzen aan te kopen, omzetbelasting terugbetaald te krijgen en een deel van zijn productie op de binnenlandse markt te verkopen. De medewerkende exporteur heeft daarbij geprofiteerd van alle voordelen die in overweging 66, onder i) tot en met vi), zijn beschreven. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat de onderneming vanaf 1 april 2010 niet meer in aanmerking komt voor de vrijstelling van vennootschapsbelasting overeenkomstig artikel 10 B van de wet op de vennootschapsbelasting. Bijgevolg zijn de bepalingen van de regeling exportgerichte bedrijven met betrekking tot de vrijstelling van vennootschapsbelasting in het kader van dit onderzoek verder buiten beschouwing gelaten.

d)   Conclusie over de regeling exportgerichte bedrijven

(72)

De voor een exportgericht bedrijf geldende vrijstellingen van drie soorten invoerrechten (het basisdouanerecht, de onderwijsbelasting op douanerecht en de belasting hoger secundair onderwijs) en de terugbetaling van de omzetbelasting zijn financiële bijdragen van de Indiase overheid in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. De overheid derft door deze regeling inkomsten en kent het exportgerichte bedrijf aldus een voordeel toe in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening, daar het hierdoor over meer liquide middelen beschikt omdat het normaal verschuldigde rechten niet hoeft te betalen en de omzetbelasting terugbetaald krijgt.

(73)

Door de vrijstelling van accijnzen en het invoerrechtenequivalent derft de Indiase overheid evenwel geen inkomsten. Indien accijnzen en aanvullend douanerecht worden betaald, kunnen deze later weer van toekomstige betalingen worden afgetrokken (het zogenaamde „CENVAT-mechanisme”); deze regeling is vergelijkbaar met btw en biedt Indiase bedrijven de mogelijkheid om belastingen op aankopen af te trekken van te betalen omzetbelasting. Deze rechten zijn bijgevolg niet definitief. Door het „CENVAT”-mechanisme wordt alleen op de toegevoegde waarde een definitief recht geheven, maar niet op de inputs.

(74)

Bijgevolg zijn alleen de vrijstelling van het basisdouanerecht, van de onderwijsbelasting op douanerecht en van de belasting hoger secundair onderwijs, alsook de terugbetaling van de nationale omzetbelasting subsidies in de zin van artikel 3 van de basisverordening. Deze regelingen zijn rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties; daarom worden zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening. Om voor deze voordelen in aanmerking te komen, moet een bedrijf volgens hoofdstuk 6.1 van de FT-policy 2009-2014 exportgericht zijn.

e)   Berekening van het subsidiebedrag

(75)

Het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende voordeel bestaat uit de kwijtschelding van invoerrechten, van het basisdouanerecht, van de onderwijsbelasting op douanerecht en van de belasting hoger secundair onderwijs die normalerwijze bij invoer verschuldigd zijn, en uit de terugbetaalde nationale omzetbelasting, in het OT.

i)   Vrijstelling van invoerrechten (basisdouanerecht, onderwijsbelasting op douanerecht, belasting hoger secundair onderwijs) en terugbetaling van nationale omzetbelasting op grondstoffen en verbruiksgoederen

(76)

De hoogte van de subsidies die zijn toegekend aan de exporteurs die exportgerichte bedrijven zijn, werd berekend op basis van de in het OT in totaal gederfde invoerrechten (basisdouanerecht, onderwijsbelasting op douanerecht, belasting hoger secundair onderwijs) op de voor het exportgerichte bedrijf ingevoerde materialen en van de omzetbelasting die in het OT is terugbetaald. De kosten die moesten worden gemaakt om de subsidie te verkrijgen, werden overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening van dit bedrag afgetrokken, waarna het resulterende bedrag als teller diende. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over het niveau van de uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. De subsidiemarge die in het kader van de regeling exportgerichte bedrijven voor het betrokken bedrijf werd berekend, bedraagt 4,3 %.

ii)   Vrijstelling van invoerrechten (basisdouanerecht, onderwijsbelasting op douanerecht, belasting hoger secundair onderwijs) op kapitaalgoederen

(77)

Kapitaalgoederen worden niet fysiek verwerkt in de eindproducten. Het voordeel voor het betrokken bedrijf werd overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de basisverordening berekend door het bedrag van de niet-betaalde douanerechten op ingevoerde kapitaalgoederen te spreiden over een tijdvak dat overeenstemt met de normale afschrijvingstermijn voor die kapitaalgoederen in het betrokken bedrijf. Het aldus berekende, aan het OT toe te rekenen bedrag werd gecorrigeerd door de toevoeging van rente over dit tijdvak, teneinde de waarde van het voordeel in de loop van de tijd en zo het volledige voordeel voor de ontvanger vast te stellen. Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over het niveau van de uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. De op deze wijze berekende subsidiemarge voor het betrokken bedrijf was verwaarloosbaar.

3.6.   Export Credit Scheme (regeling exportkredieten — ECS)

a)   Rechtsgrond

(78)

Deze regeling wordt in detail beschreven in Master Circular DBOD nr. DIR.(Exp).BC 01/04.02.02/2007-08 (exportkredieten in roepies/vreemde valuta) en Master Circular DBOD nr. DIR.(Exp).BC 09/04.02.02/2008-09 (exportkredieten in roepies/vreemde valuta) van de RBI, die alle handelsbanken in India hebben ontvangen.

b)   Subsidiabiliteit

(79)

Voor deze regeling komen producenten-exporteurs en handelaren-exporteurs in aanmerking.

c)   Praktische uitvoering

(80)

In het kader van deze regeling stelt de RBI verplichte maximumrentevoeten voor exportkredieten in Indiase roepies en in vreemde valuta vast die handelsbanken in rekening kunnen brengen aan exporteurs. De ECS bestaat uit twee subregelingen: een voor exportkrediet vóór verzending (Pre-Shipment Export Credit Scheme), dat vóór de uitvoer aan exporteurs wordt verstrekt voor de financiering van de aankoop, verwerking, productie, verpakking en/of verzending van goederen, en een voor exportkrediet na verzending (Post-Shipment Export Credit Scheme), waarbij bedrijfsleningen worden gegeven voor de financiering van vorderingen op buitenlandse debiteuren. De RBI geeft de banken ook opdracht om een bepaald gedeelte van hun nettobankkrediet voor exportfinanciering beschikbaar te stellen.

(81)

Dankzij deze Master Circulars van de RBI kunnen de exporteurs exportkredieten verkrijgen tegen preferentiële rentetarieven vergeleken met de tarieven van het gewone handelskrediet (kaskrediet), waarvoor uitsluitend marktvoorwaarden gelden. Voor ondernemingen met een goede kredietwaardigheid kan het verschil tussen de rentetarieven kleiner zijn. Zij kunnen een dusdanig goede kredietwaardigheid hebben dat zij in feite onder dezelfde voorwaarden exportkredieten en kaskredieten kunnen verkrijgen.

(82)

Een van de bedrijven bleek in het OT van deze regeling gebruik te hebben gemaakt.

d)   Conclusie betreffende de ECS

(83)

De preferentiële rentetarieven van een ECS-krediet die in de in overweging 78 vermelde Master Circulars van de RBI worden vastgesteld, kunnen de rentekosten van de exporteur lager doen uitvallen dan de louter door marktvoorwaarden bepaalde kredietkosten, waardoor de exporteur een voordeel verkrijgt in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Exportfinanciering is niet noodzakelijkerwijs veiliger dan binnenlandse financiering. In feite wordt exportfinanciering doorgaans als riskanter beschouwd en de voor een bepaald krediet verlangde zekerheid is, ongeacht het financieringsobject, een zuiver commerciële beslissing van de handelsbank. Verschillen in rentetarieven tussen verschillende banken vloeien voort uit het feit dat de RBI voor iedere handelsbank afzonderlijk maximumtarieven vaststelt waartegen deze geld kan uitlenen.

(84)

Hoewel deze preferentiële ECS-kredieten door handelsbanken worden verleend, gaat het bij dit voordeel om een financiële bijdrage van de overheid in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening. Om tot de conclusie te komen dat het om een subsidie gaat, is het volgens artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening en de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen niet vereist dat gebruik is gemaakt van overheidsmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een terugbetaling door de Indiase overheid aan de handelsbanken, maar is het voldoende dat de overheid opdracht geeft tot het vervullen van functies die zijn vermeld in artikel 3, lid 1, onder a), i), ii) of iii), van de basisverordening. De RBI is een overheidsorgaan en valt dus onder de definitie van „overheid” in artikel 2, onder b), van de basisverordening. Deze bank is voor 100 % in handen van de overheid, streeft doelstellingen van het overheidsbeleid na, bijvoorbeeld het monetaire beleid, en de bestuursleden worden door de Indiase overheid benoemd. De RBI heeft zeggenschap over particuliere instellingen in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), tweede streepje, van de basisverordening omdat de handelsbanken zich aan de door de RBI opgelegde voorwaarden moeten houden, onder meer wat betreft de instructies in de Master Circulars van de RBI betreffende maximumrentetarieven voor exportkredieten en de bepaling van de RBI dat de handelsbanken een bepaald bedrag van hun nettobankkrediet voor exportfinanciering moeten bestemmen. Daardoor zijn handelsbanken verplicht functies te vervullen die zijn vermeld in artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening, in dit geval de verstrekking van leningen in de vorm van preferentiële exportkredieten. Een dergelijke rechtstreekse overdracht van middelen in de vorm van leningen op bepaalde voorwaarden is een functie die de overheid normaliter zelf zou vervullen, en de praktijk wijkt in werkelijkheid niet af van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen, in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening. Deze subsidie wordt op grond van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen, aangezien de preferentiële rentetarieven uitsluitend gelden voor de financiering van uitvoertransacties en dus van uitvoerprestaties afhankelijk zijn.

e)   Berekening van het subsidiebedrag

(85)

Het subsidiebedrag is berekend op basis van het verschil tussen de rente die voor in het OT gebruikt exportkrediet is betaald en het bedrag dat de betrokken onderneming voor een gewoon handelskrediet zou hebben moeten betalen. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag (de teller) omgeslagen over het niveau van de totale uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(86)

Met betrekking tot deze regeling werd ten aanzien van de onderneming voor het OT een subsidiepercentage van 0,4 % vastgesteld.

3.7.   Hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

(87)

Op basis van de bevindingen blijkt het totale tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidiebedrag, zoals samengevat in de onderstaande tabel, tussen 3,3 % en 4,3 % ad valorem te bedragen:

REGELING

DEPBS (4)

AAS (4)

EOU (4)

ECS (4)

Totaal

ONDERNEMING

Chandan Steel Ltd

1,5 %

1,5 %

 

0,4 %

3,4 %

Venus-groep

2,6 % tot 3,4 %

0 tot 0,8 %

 

 

3,3 % (5)

Viraj Profiles Vpl. Ltd

 

 

4,3 %

 

4,3 %

(88)

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de basisverordening is de subsidiemarge voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen de gewogen gemiddelde subsidiemarge voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen, d.w.z. 4,0 %.

(89)

Wat alle andere exporteurs in India betreft, stelde de Commissie eerst de mate van medewerking vast. Zoals vermeld in overweging 10 blijkt uit de vergelijking van de invoergegevens van Eurostat met de gegevens die de medewerkende ondernemingen of groepen die het betrokken product tijdens het OT naar de Unie hebben uitgevoerd, hebben verstrekt over de hoeveelheden van het betrokken product die zij tijdens het OT naar de Unie hebben uitgevoerd, dat de medewerking van de Indiase producenten-exporteurs erg hoog was, namelijk 100 %. Gezien deze hoge mate van medewerking wordt het subsidiepercentage voor alle niet-medewerkende ondernemingen vastgesteld op het niveau voor de onderneming met het hoogste individuele recht, namelijk op 4,3 %.

4.   BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

4.1.   Productie in de Unie

(90)

De output van de volgende producenten in de Unie werd in aanmerking genomen om de omvang van de productie van de Unie vast te stellen:

acht producenten namens wie de klacht werd ingediend;

vier producenten die de procedure steunden;

twaalf andere in de klacht genoemde producenten in de Unie, die noch klager waren noch de procedure steunden, maar zich niet verzetten tegen het onderhavige onderzoek.

(91)

De productie in de Unie bestaat derhalve uit deze 24 ondernemingen voor de analyse van de schade als geheel.

4.2.   Steekproef van producenten in de Unie

(92)

Zoals vermeld in overweging 17 is een steekproef van vier ondernemingen samengesteld uit de producenten die zich bij de Commissie kenbaar hebben gemaakt en, zoals gespecificeerd in het bericht van inleiding, basisinformatie hebben verstrekt over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het OT.

(93)

Deze vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 62 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie in het OT.

5.   SCHADE

5.1.   Opmerkingen vooraf

(94)

De schade is beoordeeld op basis van trends met betrekking tot productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop, marktaandeel en groei, die op het niveau van de gehele bedrijfstak van de Unie waren verzameld, en trends met betrekking tot prijzen, werkgelegenheid, productiviteit, winstgevendheid, kasstroom, vermogen om kapitaal en investeringen aan te trekken, voorraden, rendement van investeringen en lonen, die op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren verzameld.

5.2.   Verbruik in de Unie

(95)

Het verbruik in de Unie is vastgesteld op basis van de omvang van de verkoop van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie, de gegevens over de verkoop van de andere producenten in de Unie als verstrekt door de indiener van de klacht, de Eurostat-gegevens over de omvang van de invoer op de markt van de Unie voor de periode 2007 tot 2009 en de antwoorden op de steekproefvragen voor het OT.

 

2007

2008

2009

OT

Verbruik in de Unie (t)

315 143

285 548

186 198

202 019

Index (2007 = 100)

100

91

59

64

(96)

Tijdens de beoordelingsperiode nam het verbruik met 36 % af. Tussen 2007 en 2009 is het verbruik met 41 % gedaald, maar tussen 2009 en het eind van het OT is het licht gestegen, namelijk met 5 procentpunten.

(97)

De economische neergang heeft bijgedragen tot de daling van het verbruik sinds 2008. In die periode werden de gebruikers van het betrokken product, zoals de automobielindustrie, de sector huishoudelijke apparaten, de chemische sector en de bouwsector, geconfronteerd met een sterke daling van de vraag naar hun producten. Tijdens de tweede helft van het OT begon de marktsituatie licht te verbeteren, waardoor de vraag naar het betrokken product in vergelijking met de eerste helft van het OT licht steeg.

5.3.   Invoer in de Unie uit het betrokken land

5.3.1.   Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel

 

2007

2008

2009

OT

Invoer uit India (t)

32 754

31 962

18 759

23 792

Index (2007 = 100)

100

98

57

73

Marktaandeel van de invoer

10,39 %

11,19 %

10,07 %

11,78 %

Index (2007 = 100)

100

108

97

113

(98)

Volgens de Eurostat-gegevens voor de periode 2007 tot 2009 en de antwoorden op de steekproefvragen voor het OT volgde de invoer van het betrokken product uit India de neerwaartse trend van het verbruik in de Europese Unie met een daling van 27 % tijdens de beoordelingsperiode. De grootste daling deed zich voor tussen 2008 en 2009, toen de invoer met 41 procentpunten daalde. De invoer nam vervolgens met 16 procentpunten toe tussen 2009 en het eind van het OT.

(99)

Aangezien deze daling kleiner is dan de daling van het verbruik in de Unie, is het marktaandeel van de Indiase producenten licht gestegen van 10,39 % in 2007 tot 11,78 % in het OT.

5.3.2.   Invoerprijzen en prijsonderbieding

 

2007

2008

2009

OT

Gemiddelde prijzen van de invoer uit India (EUR/ton)

3 504

2 908

2 138

1 971

Index (2007 = 100)

100

83

61

56

(100)

De gemiddelde invoerprijs van het betrokken product uit India is met 44 % gedaald. De sterkste daling deed zich voor tussen 2008 en 2009, toen de prijzen met 22 procentpunten daalden. Hoewel deze daling de neerwaartse trend van de grondstoffenprijzen volgde, is de gemiddelde invoerprijs per eenheid uit India tijdens de hele beoordelingsperiode aanzienlijk lager dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie, wat een sterke prijsdruk op de verkoopprijzen in de Unie tot gevolg had.

(101)

Uit een vergelijking voor het OT tussen de prijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie en de cif-prijzen grens Unie van de producenten-exporteurs in India, naar behoren gecorrigeerd voor de kosten van het lossen en de inklaring, bleek dat er sprake was een prijsonderbieding tussen 16,7 % en 18,2 %.

5.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(102)

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met subsidiëring uit India voor de bedrijfstak van de Unie een analyse van alle relevante economische factoren die van invloed zijn op de situatie van die bedrijfstak, vanaf 2007 tot het eind van het OT.

5.4.1.   Gegevens over de bedrijfstak van de Unie als geheel

a)   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2007

2008

2009

OT

Productieomvang (t)

296 576

262 882

159 397

170 557

Index (2007 = 100)

100

89

54

58

Productiecapaciteit (t)

478 174

491 016

486 755

476 764

Index (2007 = 100)

100

103

102

100

Bezettingsgraad

62 %

54 %

33 %

36 %

Index (2007 = 100)

100

86

53

58

(103)

Tussen 2007 en het eind van het OT nam de totale productie van de bedrijfstak van de Unie met 42 % af, terwijl de productiecapaciteit stabiel bleef, waardoor de bezettingsgraad met 26 procentpunten daalde. De productiedaling was groter dan die van het verbruik in de Unie, dat tijdens de beoordelingsperiode met 36 % daalde.

b)   Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

2007

2008

2009

OT

Verkoop in de Europese Unie (t)

255 300

230 344

154 602

164 191

Index (2007 = 100)

100

90

61

64

Marktaandeel (% van het verbruik in de Unie)

81 %

81 %

83 %

81 %

Index (2007 = 100)

100

100

102

100

(104)

De omvang van de verkoop van het betrokken product aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie door de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 36 % gedaald. De grootste daling, namelijk met 29 procentpunten, heeft zich tussen 2008 en 2009 voorgedaan. De verkoop nam vervolgens met 3 procentpunten licht toe tussen 2009 en het eind van het OT.

(105)

Tijdens de beoordelingsperiode bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie stabiel op ongeveer 81 %.

c)   Groei

(106)

Aangezien zowel het verbruik in de Unie als de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 36 % zijn gedaald, bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie stabiel op 81 %.

d)   Hoogte van de werkelijke subsidiemarge

(107)

Gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de gesubsidieerde invoer uit India kan het effect van de werkelijke subsidiemarges op de bedrijfstak van de Unie niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

5.4.2.   Gegevens over de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

a)   Voorraden

(108)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie hoofdzakelijk op bestelling produceert, kunnen voorraden als een belangrijke schade-indicator worden beschouwd. De voorraadtrends worden ter informatie gegeven. Onderstaande cijfers hebben alleen betrekking op de in de steekproef opgenomen ondernemingen en geven de omvang van de voorraden aan het eind van elke periode weer.

 

2007

2008

2009

OT

Eindvoorraad (t)

25 315

27 736

24 032

19 730

Index (2007 = 100)

100

110

95

78

(109)

Tijdens de beoordelingsperiode is de omvang van de voorraden met 22 % gedaald, maar uitgedrukt in percentage van de productie zijn de voorraden toegenomen van 16 % tot 19,5 %.

b)   Gemiddelde verkoopprijzen per eenheid op de markt van de Unie en productiekosten

 

2007

2008

2009

OT

Gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie (EUR)

4 478

3 615

2 507

2 521

Index (2007 = 100)

100

81

56

56

Productiekosten per eenheid

4 003

3 408

2 900

2 773

Index (2007 = 100)

100

85

72

69

(110)

De gemiddelde prijzen per eenheid van de verkoop van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie is tussen 2007 en het eind van het OT met 44 % gedaald; de sterkste daling van de prijzen, namelijk met 25 procentpunten, heeft zich tussen 2008 en 2009 voorgedaan. Deze daling was evenwel gedeeltelijk toe te schrijven aan de daling met 31 % tijdens de beoordelingsperiode van de productiekosten per eenheid van het betrokken product. De daling van de eenheidskosten was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de daling van de grondstoffenprijzen. Die daling werd licht gecompenseerd door de stijging van het aandeel van de vaste kosten per geproduceerde eenheid ingevolge de lagere bezettingsgraad.

c)   Werkgelegenheid, productiviteit en loonkosten

 

2007

2008

2009

OT

Aantal werknemers

1 044

1 007

947

885

Index

100

97

91

85

Productiviteit (ton/werknemer)

149

141

97

115

Index

100

94

65

77

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer

47 686

48 062

47 131

49 972

Index

100

101

99

105

(111)

Door het terugschroeven van de activiteiten van de bedrijfstak van de Unie is het aantal werknemers tijdens de beoordelingsperiode met 15 % verminderd.

(112)

De gemiddelde loonkosten per werknemer zijn tijdens de beoordelingsperiode licht gestegen, namelijk met 5 %. Dit wordt beschouwd als een natuurlijke toename, die lager ligt dan de inflatie over de beoordelingsperiode. Voorts maken de loonkosten geen belangrijk deel uit van de totale productiekosten van roestvrijstalen staven.

d)   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

 

2007

2008

2009

OT

Winstgevendheid verkoop bedrijfstak van de Europese Unie (% van nettoverkoop)

9,5 %

3,5 %

–12,8 %

–7,9 %

Index

100

37

– 135

–83

Kasstroom (EUR)

44 464 193

13 280 433

–12 678 708

–3 063 190

Index

100

30

–29

–7

Investeringen (× 1 000 EUR)

18 085 847

15 714 829

4 341 909

4 198 607

Index (2007 = 100)

100

87

24

23

Rendement van investeringen

101 %

25 %

–50%

–33%

Index (2007 = 100)

100

25

–49

–32

(113)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product uit te drukken als percentage van de omzet. Tijdens de beoordelingsperiode is de winstgevendheid aanzienlijk gedaald: een winst van meer dan 9 % in 2007 werd een verlies van bijna 8 % in het OT. De winst daalde het meest tussen 2008 en 2009, namelijk met meer dan 16 procentpunten.

(114)

De door het soortgelijke product gegenereerde netto kasstroom daalde met 107 % tussen 2007 en het eind van het OT.

(115)

De jaarlijkse investeringen in de productie van het soortgelijke product daalde in de beoordelingsperiode met 77 %.

(116)

Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, volgde de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid en daalde met 134 procentpunten.

(117)

Niets wees erop dat het vermogen van de bedrijfstak om kapitaal aan te trekken tijdens de beoordelingsperiode was verminderd.

5.5.   Conclusie inzake schade

(118)

Bijna alle schade-indicatoren betreffende de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich negatief tijdens de beoordelingsperiode.

(119)

Het verbruik in de Unie daalde met 36 %, de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde eveneens met 36 % en de bezettingsgraad daalde met 42 %. De verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie is met 44 % gedaald tot onder het kostenniveau. Zij volgden de prijsdaling van de invoer uit India om een bepaalde verkoop- en productiehoeveelheid te behouden en aldus de vaste kosten te dekken.

(120)

De winst van 9,5 % in 2007 veranderde in een verlies van bijna 8 % in het OT. Ook de investeringen, de kasstroom en het rendement van investeringen lieten een negatieve trend zien, met een afname van respectievelijk 77 %, 107 % en 246 procentpunten in de beoordelingsperiode.

(121)

Slechts één indicator, namelijk het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, bleef stabiel op 81 %.

(122)

Er wordt dan ook geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade in de zin van artikel 8, lid 5, van de basisverordening heeft geleden.

6.   OORZAKELIJK VERBAND

6.1.   Inleiding

(123)

Overeenkomstig artikel 8, leden 5 en 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met subsidiëring uit India zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Ook andere bekende factoren dan de invoer met subsidiëring waardoor de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade kon lijden, werden onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met subsidiëring werd toegeschreven.

6.2.   Gevolgen van de invoer met subsidiëring

(124)

De daling van de invoerprijzen met 44 % tijdens de beoordelingsperiode en de hoge onderbiedingsmarge tussen 16,7 % en 18,2 % die in het OT is vastgesteld, vielen samen met de achteruitgang van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(125)

Door de hoogte van de subsidiëring van de medewerkende exporteurs en de lage prijzen van de gesubsidieerde invoer die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderboden, heeft de aanwezigheid deze invoer op de markt van de Unie in aanzienlijke mate bijgedragen tot de verdere verslechtering van de negatieve trend van de verkoopprijzen op de markt van de Unie. De aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, komt het duidelijkst tot uiting in de lage verkoopprijzen en zware financiële verliezen van de bedrijfstak.

(126)

De gemiddelde prijzen bij invoer uit India zijn aanzienlijk gedaald, waardoor de bedrijfstak van de Unie ertoe werd genoopt haar prijzen te verlagen om, weliswaar tegen verliesgevende prijzen, een bepaalde omzet te blijven halen en minstens de vaste kosten te dekken. Als gevolg hiervan was er een sterke verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie sinds 2008.

(127)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met subsidiëring uit India, die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT in aanzienlijke mate onderbood, een beslissende rol speelde bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, wat blijkt uit zijn slechte financiële situatie en de verslechtering van bijna alle schade-indicatoren.

6.3.   Gevolgen van andere factoren

(128)

De andere factoren die in het kader van de bepaling van het oorzakelijk verband zijn onderzocht, zijn de economische crisis, de ontwikkeling van het verbruik in de Europese Unie, de productiekosten, de invoer uit andere derde landen en de uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie.

6.3.1.   De economische crisis, de ontwikkeling van het verbruik in de Europese Unie en de productiekosten

(129)

De economische neergang heeft bijgedragen tot de afname van het verbruik en tot de prijsdruk. De lage vraag naar bepaalde roestvrijstalen staven heeft tot een productiedaling bij de bedrijfstak van de Unie geleid en heeft mede bijgedragen tot de neerwaartse druk op de verkoopprijzen.

(130)

Onder normale economische omstandigheden en als de prijzen niet dermate onder druk van de invoer met subsidiëring hadden gestaan, zou de bedrijfstak van de Unie misschien wat problemen hebben gehad met de daling van het verbruik en de daarmee gepaard gaande stijging van de vaste productiekosten door de lage bezettingsgraad tussen 2007 en het eind van het OT. De invoer met subsidiëring heeft het effect van de economische neergang echter versterkt en heeft het onmogelijk gemaakt om tussen 2009 en het eind van het OT tegen of boven de kostprijs te verkopen.

(131)

Uit het bovenstaande blijkt dat de daling van de vraag in de Europese Unie, in combinatie met de economische crisis in de sector, heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Geoordeeld wordt evenwel dat het oorzakelijk verband met de goedkope gesubsidieerde invoer uit India daardoor niet wordt verbroken.

6.3.2.   Invoer uit andere derde landen

 

2007

2008

2009

OT

Invoer uit andere derde landen (t)

27 089

23 242

12 837

14 036

Index

100

86

47

52

Marktaandeel van de invoer uit andere derde landen

8,60 %

8,14 %

6,89 %

6,95 %

Index

100

95

80

81

Gemiddelde prijs van de ingevoerde goederen

4 820

4 487

3 756

3 501

Index

100

93

78

73

(132)

Volgens de gegevens van Eurostat nam de omvang van de invoer in de Unie van bepaalde roestvrijstalen staven uit derde landen die buiten dit onderzoek vallen, tijdens de beoordelingsperiode met 48 % af. Het overeenkomstige marktaandeel van de andere derde landen nam met 19 % af.

(133)

De gemiddelde prijzen van deze invoer lagen boven die van de Indiase producenten-exporteurs en boven die van de bedrijfstak van de Unie. Bijgevolg wordt voorlopig geoordeeld dat de invoer uit de andere derde landen niet tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade heeft bijgedragen.

6.3.3.   Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie

 

2007

2008

2009

OT

Uitvoer (t)

10 850

9 158

5 440

6 299

Index

100

84

50

58

Verkoopprijs per eenheid (EUR)

4 452

3 728

2 495

2 388

Index

100

84

56

54

(134)

Tijdens de beoordelingsperiode is de omvang van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie met 42 % gedaald en is de verkoopprijs per eenheid met 46 % gedaald. Hoewel deze uitvoer slechts 6 % van haar totale verkoop in het OT vertegenwoordigde, kan niet worden uitgesloten dat deze prestatie negatieve gevolgen had voor de bedrijfstak van de Unie. Gezien de kleine uitgevoerde hoeveelheden wordt geoordeeld dat het effect ervan niet volstaat om het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de vastgestelde schade te verbreken.

6.4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(135)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat andere bekende factoren, zoals invoer uit andere derde landen, uitvoer van de bedrijfstak van de Unie, en de daling van het verbruik, geen beslissende rol speelden bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

(136)

Aangezien de invoer met subsidiëring uit India en de vastgestelde prijsonderbieding samenvielen met de achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Unie, moet worden geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade in de zin van artikel 8, lid 5, van de basisverordening door de invoer met subsidiëring is veroorzaakt.

7.   BELANG VAN DE UNIE

7.1.   Algemene overwegingen

(137)

Ingevolge artikel 31 van de basisverordening werd nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende subsidiëring dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. De gevolgen van eventuele maatregelen voor alle bij deze procedure betrokken partijen en ook de gevolgen van het afzien van maatregelen werden onderzocht.

7.2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(138)

De bedrijfstak van de Unie heeft schade ondervonden van de invoer met subsidiëring van het betrokken product uit India. Bovendien lieten de meeste economische indicatoren van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling zien. Gezien de aard van de schade (aanzienlijke verliezen) lijkt een verdere aanzienlijke verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie onvermijdelijk wanneer er geen maatregelen worden getroffen.

(139)

De instelling van maatregelen zal, zo is de verwachting, verdere verstoring van de markt voorkomen en de eerlijke mededinging herstellen.

(140)

Als geen maatregelen worden ingesteld, zouden de prijzen verder onder de kostprijs blijven liggen en zou de winst van de producenten in de Unie verder afnemen. Dit zou op middellange tot lange termijn onhoudbaar zijn. Gezien de geleden verliezen en de grote investeringen in de productie kan worden verwacht dat de meeste producenten in de Unie niet in staat zijn hun investeringen terug te verdienen als er geen maatregelen worden ingesteld.

(141)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie bestaat uit middelgrote en grote ondernemingen verspreid over de Unie, zou het instellen van compenserende maatregelen bovendien helpen de werkgelegenheid in deze sector te behouden.

(142)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van compenserende rechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

7.3.   Belang van de importeurs

(143)

De Commissie heeft alle haar bekende importeurs verzocht zich kenbaar te maken en basisinformatie over hun activiteiten in verband met het betrokken product te verstrekken. Vier importeurs hebben bij de steekproefprocedure gereageerd. Zij ontvingen alle vier een vragenlijst, maar slechts één importeur heeft die beantwoord. Een controle ter plaatse bij deze importeur, die in Duitsland gevestigd is, is in een latere fase van het onderzoek gepland.

(144)

Wanneer compenserende rechten worden ingesteld, kan niet worden uitgesloten dat de invoer uit het betrokken land daalt en de economische situatie van de importeurs daaronder lijdt. Een stijging van de invoerprijzen van het betrokken product zal de concurrentie op de markt van de Unie echter alleen maar herstellen en de importeurs niet verhinderen het betrokken product te verkopen. Voorts moet het geringe aandeel van de kosten van het betrokken product in de totale kosten van de eindgebruikers het voor de importeurs gemakkelijker maken prijsstijgingen aan hen door te berekenen. Derhalve luidt de voorlopige conclusie dat compenserende rechten waarschijnlijk geen ernstige nadelige gevolgen zullen hebben voor de importeurs in de Unie.

7.4.   Belang van de gebruikers

(145)

Er zijn vragenlijsten toegezonden aan alle partijen die in de klacht als gebruiker worden genoemd. Geen van de 22 ondernemingen heeft geantwoord.

(146)

Het betrokken product wordt voor veel verschillende toepassingen gebruikt, zoals in de automobielindustrie, voor huishoudelijke apparaten, voor medische en laboratoriuminstrumenten, enz. In deze procedure zijn de gebruikers echter intermediaire ondernemingen die de onderdelen voor bovengenoemde toepassingen vervaardigen en leveren. Bijgevolg wordt verwacht dat deze gebruikers de uit de instelling van compenserende rechten voortvloeiende prijsstijging helemaal of bijna helemaal aan de eindgebruikers zullen kunnen doorberekenen, aangezien de gevolgen van dergelijke maatregelen voor deze laatsten verwaarloosbaar zullen zijn.

(147)

De voorlopige conclusie luidt dan ook dat de instelling van compenserende rechten geen gevolgen van betekenis zou hebben voor de kosten van de gebruikers.

7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(148)

Gelet op het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen compenserende rechten in te stellen op bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India.

8.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE COMPENSERENDE MAATREGELEN

8.1.   Schademarge

(149)

Gezien de conclusies inzake subsidiëring, schade, het oorzakelijke verband en het belang van de Unie moeten voorlopige compenserende maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met subsidiëring.

(150)

Om de hoogte van de voorlopige maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde subsidiemarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen, zonder de vastgestelde subsidiemarge te overschrijden.

(151)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende subsidiëring op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met subsidiëring, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak kan worden behaald. De winst die kan worden behaald in afwezigheid van de invoer met subsidiëring moet worden gebaseerd op de gemiddelde winstmarge vóór belastingen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in 2007. Dat is het laatste jaar vóór het OT waarin de bedrijfstak van de Unie er nog in is gelaagd een normale winstmarge te behalen. Bijgevolg wordt geoordeeld dat een winstmarge van 9,5 % op de omzet kon worden beschouwd als een passend minimum dat de bedrijfstak van de Unie in afwezigheid van schade veroorzakende subsidiëring had kunnen verwachten.

(152)

Op basis hiervan werd voor het soortgelijke product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt. Deze geen schade veroorzakende prijs is berekend door de productiekosten met de hierboven genoemde winstmarge van 9,5 % te vermeerderen.

(153)

De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens berekend door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in India, die bij de berekening van de prijsonderbieding was vastgesteld (zie overweging 101), met de geen schade veroorzakende prijs van producten die in het OT door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werden verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de gemiddelde totale cif-waarde bij invoer.

8.2.   Voorlopige maatregelen

(154)

Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat, overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de basisverordening, voorlopige compenserende maatregelen moeten worden ingesteld op invoer uit India die overeen moeten stemmen met de subsidiemarge of met de schademarge indien deze lager is.

(155)

Op grond van het voorgaande zijn compenserende rechten vastgesteld door de schademarges en de subsidiemarges met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende compenserende rechten voorgesteld:

Onderneming

Subsidiemarge

Schademarge

Voorlopig compenserend recht

Chandan Steel Ltd

3,4 %

28,6 %

3,4 %

Venus-groep

3,3 %

45,9 %

3,3 %

Viraj Profiles Vpl. Ltd

4,3 %

51,5 %

4,3 %

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen

4,0 %

44,4 %

4,0 %

Alle andere ondernemingen

4,3 %

51,5 %

4,3 %

(156)

De bij deze verordening vastgestelde individuele compenserende rechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen van onderhavig onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit India die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(157)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende compenserende rechten (bijv. na een naamswijziging van een bedrijf of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (6) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

9.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(158)

Bovenstaande voorlopige bevindingen worden meegedeeld aan alle belanghebbenden, die de gelegenheid zullen krijgen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te vragen te worden gehoord. Hun opmerkingen worden geanalyseerd en, wanneer dat gerechtvaardigd is, in aanmerking genomen vooraleer tot een definitieve vaststelling wordt overgegaan. Voorts dient te worden vermeld dat alle bevindingen betreffende de instelling van compenserende rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van definitieve bevindingen kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig compenserend recht ingesteld op alleen door koud bewerken of koud nabewerken verkregen roestvrijstalen staven, met uitzondering van staven met een cirkelvormige dwarsdoorsnede met een diameter van 80 mm of meer, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7222 20 21, 7222 20 29, 7222 20 31, 7222 20 39, 7222 20 81 en 7222 20 89, van oorsprong uit India.

2.   Het voorlopige compenserende recht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor het in lid 1 omschreven product dat door onderstaande ondernemingen is geproduceerd, is als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Chandan Steel Ltd, Mumbai, Maharashtra

3,4

AXXX

Venus Wire Industries Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra

3,3

AXXX

Precision Metals, Mumbai, Maharashtra

3,3

AXXX

Hindustan Inox Ltd, Mumbai, Maharashtra

3,3

AXXX

Sieves Manufacturer India Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra

3,3

AXXX

Viraj Profiles Vpl. Ltd, Thane, Maharashtra

4,3

AXXX

In de bijlage opgenomen ondernemingen

4,0

AXXX

Alle andere ondernemingen

4,3

AXXX

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Onverminderd artikel 30 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2.   Ingevolge artikel 31, lid 4, van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen indienen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van vier maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(2)  PB C 87 van 1.4.2010, blz. 17.

(3)  PB C 87 A van 1.4.2010, blz. 1.

(4)  De met een sterretje gemerkte subsidies zijn uitvoersubsidies.

(5)  Gewogen gemiddelde voor de groep.

(6)  Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, BELGIË.


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in India

Aanvullende Taric-code AXXX

Naam van de onderneming

Stad

Ambica Steel Ltd

New-Delhi

Bhansali Bright Bars Pvt. Ltd

Navi-Mumbai

Chase Bright Steel Ltd

Navi-Mumbai

D.H. Exports Pvt. Ltd

Mumbai

Facor Steels Ltd

Nagpur

Global smelters Ltd

Kanpur

Indian Steel Works Ltd

Navi-Mumbai

Jyoti Steel Industries Ltd

Mumbai

Laxcon Steels Ltd

Ahmedabad

Meltroll Engineering Pvt. Ltd

Mumbai

Mukand Ltd

Thane

Nevatia Steel & Alloys Pvt. Ltd

Mumbai

Panchmahal Steel Ltd

Kalol

Raajratna Metal Industries Ltd

Ahmedabad

Rimjhim Ispat Ltd

Kanpur

Sindia Steels Ltd

Mumbai

SKM Steels Ltd

Mumbai

Parekh Bright Bars Pvt. Ltd

Thane

Shah Alloys Ltd

Gandhinagar


Top