EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0282

2010/282/: Besluit van de Raad van 19 januari 2010 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk

PB L 125 van 21.5.2010, p. 32–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/06/2014; opgeheven door 32014D0404

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/282/oj

21.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 125/32


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 januari 2010

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk

(2010/282/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 126, lid 6, juncto artikel 126, lid 13 en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Oostenrijk,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure (BTP) van artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die wordt verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1) (die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact), voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Verordening (EG) nr. 1467/97 bevat ook bepalingen voor de uitvoering van artikel 104 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat nu artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden. Het aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de BTP. Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(5)

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat nu artikel 126, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden, moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, van het EG-Verdrag, dat nu artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden, en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, van het EG-Verdrag, dat nu artikel 126, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is geworden, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Oostenrijk een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 11 november 2009 een dergelijk advies over Oostenrijk aan de Raad uitgebracht (3).

(6)

In artikel 126, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Oostenrijk leidt deze algehele evaluatie tot de in dit besluit conclusies.

(7)

Volgens recentere gegevens die de Oostenrijkse autoriteiten in oktober 2009 hebben meegedeeld, wordt voor 2009 in Oostenrijk thans een overheidstekort van 3,9 % van het bbp gepland, een percentage dat nog steeds hoger blijft dan en niet in de buurt komt van de referentiewaarde van 3 % van het bbp. Op basis van de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie kan de geplande overschrijding van de referentiewaarde worden aangemerkt als uitzonderlijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. Zij vloeit met name voort uit een ernstige economische neergang in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. In de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie wordt ervan uitgegaan dat het reële bbp in Oostenrijk in 2009 fors zal krimpen, namelijk met – 3,7 %. De recessie is te wijten aan de abrupte terugval van de particuliere investeringen en de buitenlandse handel in de exportgerichte industriesector als gevolg van de financiële crisis en de wereldwijde vertraging, en met name de veel somberder groeivooruitzichten bij de belangrijkste handelspartners (in het eurogebied, Midden- en Oost-Europa). Evenmin kan de geplande overschrijding van de referentiewaarde als tijdelijk worden beschouwd. Volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie waarbij rekening is gehouden met de in het lopende jaar genomen begrotingsmaatregelen, zal bij ongewijzigd beleid het tekort groeien tot 5,5 % in 2010 en tot 5,3 % van het bbp in 2011. Er is derhalve niet voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

(8)

Volgens de in oktober 2009 door de Oostenrijkse autoriteiten meegedeelde gegevens ligt de bruto-overheidsschuld sinds 2008 boven de referentiewaarde van 60 % van het bbp en zal zij volgens de plannen in 2009 68,2 % van het bbp bedragen. In de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie wordt ervan uitgegaan dat de schuldquote verder zal stijgen tot 73,9 % in 2010 en tot 77 % van het bbp in 2011. Er kan niet worden gesteld dat de schuldquote in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. Er is derhalve niet voldaan aan het schuldcriterium van het Verdrag.

(9)

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen bij de stappen die leiden naar het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van Oostenrijk is niet aan deze tweeledige voorwaarde voldaan. Derhalve wordt in de stappen die tot dit besluit leiden, geen rekening gehouden met relevante factoren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Oostenrijk een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

E. SALGADO


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(2)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(3)  Alle BTP-documenten voor Oostenrijk zijn te vinden op de volgende website: http://ec.europa.eu/economy_finance/netstartsearch/pdfsearch/pdf.cfm?mode=_m2


Top